Onderzoek naar de Nederlandse Grondwet en nieuwe technologie
Brief regering
Nummer: 2025D43428, datum: 2025-10-03, bijgewerkt: 2025-10-03 16:10, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2025Z18707:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Onze samenleving verandert snel door de opkomst en inzet van digitale technologie. Het kabinet houdt een vinger aan de pols of de Grondwet nog bij deze ontwikkelingen aansluit en de bescherming biedt die nodig is. In 2000 en 2010 deden de Commissie Franken en de Staatscommissie Thomassen al voorstellen om de Grondwet aan te passen aan de ontwikkeling van de informatietechnologie. Het ging destijds nog over de opkomst van de mobiele telefoon en de smartphone. Sindsdien is de wereld flink veranderd. De snelle ontwikkeling van digitale technologie verandert ons leven, ons werk, en onze democratie. Na technologieën als smartphones en sociale media, dringt nu kunstmatige intelligentie en het ‘internet of things’ in bijna elk aspect van het leven door. Deze technologieën veranderen niet alleen ons leven ingrijpend, maar zorgen op hun beurt weer voor doorbraken in andere technologieën, zoals neurotechnologie. Zowel de burger als de overheid zijn bovendien steeds afhankelijker geworden van digitale technologie.
Gelet op deze ontwikkelingen heeft mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer toegezegd om opnieuw onderzoek te (laten) doen naar digitalisering en grondrechten.1 Naar aanleiding van deze toezegging is een verkenning gestart naar hoe nieuwe technologie invloed heeft op de grondrechten en de grondwettelijke waarborgen op het institutionele vlak. Deze verkenning sluit aan bij bestaande initiatieven om te zorgen voor de versterking van de rechtsbescherming van burgers en de bevordering van een grondwettelijke cultuur. Een levende grondwet die bij de tijd is, is bovendien belangrijk nu wordt gewerkt aan een opheffing van het toetsingsverbod uit artikel 120 Grondwet.
In september 2024 verscheen daarom de essaybundel ‘De Grondwet en nieuwe technologie: klaar voor de toekomst?’. De essays gaan onder meer over een nieuwe formulering van bestaande grondrechten, over de noodzaak van nieuwe grondrechten, over de balans tussen de staatsmachten en over behoorlijk bestuur.2 Deze essays zijn ook aan uw Kamer aangeboden.3 Als vervolgstap vond in het najaar van 2024 met wetenschappers verdere verdieping en reflectie plaats.
Hierna schets ik vier grondwettelijk relevante rode draden en beschrijf ik per rode draad het benodigde vervolgonderzoek.
Menselijke waardigheid in een technologische samenleving
Technologie beheerst steeds meer facetten van ons leven. Mensen communiceren met en via technologie, de mens wordt steeds meer behandeld als een samenstel van (genetische en gedrags-) gegevens, (de voorbereiding van) beslissingen en de verwerking van informatie worden steeds meer aan technologie toevertrouwd, en er ontstaan nieuwe mogelijkheden om menselijk gedrag beter en verfijnder te beïnvloeden. Er ontstaan nieuwe normen en verwachtingen.
Menselijke waardigheid kan een opdracht zijn voor de wetgever,4 een grondslag zijn waaruit andere rechten kunnen worden afgeleid,5 richtinggevend zijn voor de interpretatie van specifiekere grondrechten,6 een rol spelen in de beperkingssystematiek van grondrechten,7 of soms als een autonoom recht fungeren.8 Op dit moment geldt de menselijke waardigheid als een grondslag voor alle grondrechten.9 Een aantal auteurs stelt daarom voor, in navolging van de Staatscommissie Thomassen,10 om – net als in een aantal andere landen – de bescherming van de menselijke waardigheid een meer expliciete plek te geven in onze Grondwet,11 toen via de opname van een algemene bepaling. Daarin is waardigheid toen niet door de regering opgenomen, omdat de regering met die bepaling de belangrijkste beginselen van het staatsbestel wilde belichten.12 In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hierna: EU-handvest) is menselijke waardigheid ook als grondrecht opgenomen, maar dat is alleen inroepbaar op terreinen die het EU recht beslaat.13 Inhoudelijk ziet het onder meer op de bescherming van de fysieke en psychologische integriteit, de individuele autonomie, de bescherming van de materiële levensomstandigheden en van de gelijkheid.
In de technologische context speelt de menselijke waardigheid vooral een rol in het beschermen van ‘mens’ zijn in discussies over zelfbeschikking en autonomie. Naast menselijke waardigheid wijzen auteurs op de mogelijkheid om expliciet autonomie of mentale of persoonlijke integriteit te beschermen,14 zoals ook gebeurt in het EU-handvest (zie ook onder het kopje ‘de veranderende privésfeer’).15 Dit sluit aan op een eerder voorstel van het Rathenau Instituut voor een ‘recht om niet gemeten, geanalyseerd of beïnvloed te worden, om online profilering, tracking en beïnvloeding te kunnen weigeren,’ 16 op een recenter voorstel dat het Rathenau Instituut doet om naar een nieuw recht te kijken dat de mentale integriteit beschermt,17 en bij ideeën om het recht op privacy ook te zien als een recht op een onberekenbaar zelf.18
Tegen de achtergrond van de hierboven beschreven ideeën stel ik voor om op twee vlakken verder onderzoek te doen rondom het thema menselijke waardigheid.
In de eerste plaats een onderzoek naar de toekomst van maatschappelijke normen en verwachtingen en hoe die als gevolg van nieuwe technologie verschuiven. Bij de codificatie van grondrechten kijkt men doorgaans naar bestaande normen en binnen het juridisch kader. De technologie ontwikkelt zich echter snel, en maatschappelijke verhoudingen kunnen in de toekomst verschuiven. Dat vraagt om een andere blik. Daarom willen we in de eerste plaats in kaart brengen hoe technologie de samenleving in de komende jaren verder kan veranderen, op basis daarvan met een breder niet-juridisch perspectief kijken wat dat betekent voor waarden in onze maatschappij, en daarna bezien of we de vertaling naar juridische normen zouden kunnen maken. Eerder al hebben wetenschappers bijvoorbeeld nieuwe rechten bepleit (zoals een recht op een digitale schone lei).19 In de bundel doet een essayist bovendien een voorstel om grondrechtelijke beperkingen alleen te laten plaatsvinden door een mens,20 en een ander stelt voor om graadmeters te ontwikkelen van effectiviteit van technologie, om zo beperkingen van grondrechten beter te kunnen normeren.21 We willen graag verder vooruit kijken om te bepalen welke nieuwe normen we kunnen identificeren die mogelijk grondwettelijke bescherming verdienen.
In de tweede plaats wil ik verder onderzoek laten doen naar de wenselijkheid en reikwijdte van menselijke waardigheid, autonomie en mentale of persoonlijke integriteit in onze Grondwet in relatie tot nieuwe technologie. Dit onderzoek zou een vervolg zijn op de voorstudie voor de staatscommissie Thomassen, waarin is gekeken naar de menselijke waardigheid in brede zin en de mogelijke functies daarvan in onze grondwet.22 Die studie, in combinatie met het andere onderzoek dat hierboven wordt genoemd, kan samengevoegd en bij de tijd worden gebracht gezien de ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld genetica, kunstmatige intelligentie en neurotechnologie. In hoeverre zijn belangen als autonomie en waardigheid nu beschermd, zouden ze meer bescherming nodig moeten hebben, hoe zou dat eruitzien, en wat zijn de voor- en nadelen daarvan?
Een behoorlijk technologisch bestuur
Het bestuur kreeg de afgelopen decennia meer taken en ging voor de uitvoering daarvan steeds meer gebruik maken van data, algoritmen en geautomatiseerde besluitvorming, vaak gefaciliteerd door private partijen.
In de literatuur wijzen auteurs hierbij op een mogelijke disbalans in de trias: het is vooral de uitvoerende macht die gebruik maakt van digitale technologie, en het ondoorzichtige karakter daarvan in combinatie met de afhankelijkheid van private partijen bemoeilijkt de controle door het parlement en de rechter.23 Deze ontwikkeling gaat volgens auteurs in de bundel gepaard met verminderde transparantie, complexere regels (inclusief algoritmische beslisregels), gebrekkige rechtsbescherming, onduidelijke verantwoordelijkheden, en weinig ruimte voor menselijk contact. In de uitvoering en het beleid kunnen onwenselijke en onzichtbare patronen optreden die in het ergste geval kunnen leiden tot maatschappelijke misstanden met grote gevolgen voor individuele burgers. De toeslagenaffaire wordt aangehaald als voorbeeld van de uitwassen van het nieuwe technologie gebruik door de overheid.24
Tegen deze achtergrond pleiten meerdere auteurs ervoor om het bestuur steviger te normeren in de Grondwet. Het gaat dan in de eerste plaats om diverse voorstellen om een recht op goed of behoorlijk bestuur op te nemen in de Grondwet, met expliciete aandacht voor transparantie van bestuurlijk handelen, waaronder de besluitvorming.25 Deze voorstellen zijn niet geheel nieuw: al eerder hebben verschillende wetenschappers geopperd om een variant van het recht op behoorlijk bestuur in de Grondwet op te nemen.26 Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met artikel 41 van het EU-Handvest, waarin een grondrecht op behoorlijk bestuur is opgenomen, dat alleen geldt jegens de instellingen, organen en instanties van de EU.27 Een aantal auteurs raadt ook aan om eisen te stellen aan technologiegebruik door de overheid, onder andere op het gebied van effectiviteit, transparantie, of de bescherming van het menselijk oordeelsvermogen.28
Naast het beter normeren van het bestuur in de Grondwet zijn er ook voorstellen gedaan om de (informatie)positie van de burger richting het bestuur te versterken, bijvoorbeeld door een versterking van de toegang tot overheidsinformatie en de invoering van een recht op zinvol contact.29 Ook die voorstellen zijn niet nieuw: de Commissie Franken deed in 2000 al (in meerderheid) de aanbeveling om een subjectief recht op toegang tot bij de overheid berustende informatie in de Grondwet op te nemen, evenals een zorgplicht voor de overheid voor de toegankelijkheid van die informatie.30 In 2010 waren drie leden van de staatscommissie Thomassen eveneens van mening dat de toegang tot overheidsinformatie onvoldoende in de Grondwet is gewaarborgd en adviseerden zij een recht op toegang tot bestuurlijke documenten daarin op te nemen. Daarnaast heeft de Afdeling advisering van de Raad van State in 2018 geadviseerd om het recht op toegang tot en zinvol contact met het bestuur als nieuw beginsel van behoorlijk bestuur nader te ontwikkelen en te operationaliseren.31
Hoewel deze adviezen niet hebben geleid tot wijziging van de Grondwet, blijft het belang van toegang tot informatie en contact met de overheid onverminderd actueel. Dat wordt bevestigd door het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat uit 2024, waarin is aanbevolen om het contact met de burger te verbeteren omdat burgers in een rechtsstaat recht hebben op begrijpelijke communicatie en adequate informatie.32 Daarbij is de vraag of dat primair juridisch moet worden geborgd of vooral feitelijk moet worden georganiseerd.
Tegen de achtergrond van de hierboven beschreven ideeën stel ik voor een vervolgonderzoek te doen op het thema behoorlijk bestuur. Dat thema kent twee kanten van dezelfde medaille, enerzijds kan het gaan over verplichtingen voor het bestuur jegens de burger in algemene zin, anderzijds kan het gaan over (afdwingbare) rechten voor de burger jegens het bestuur. Dit nader onderzoek moet zich richten op de meerwaarde en de mogelijke vormgeving van een recht op behoorlijk bestuur in de Grondwet ten opzichte van andere wettelijke en beleidsmatige initiatieven. Belangrijke vragen daarbij zijn op welke wijze een dergelijk recht kan worden geformuleerd met normatieve waarde, welke elementen daarin zouden moeten worden opgenomen, wat de toegevoegde waarde is van afdwingbare rechten in dit verband, wat de uitvoeringsconsequenties zijn, en hoe het bestuur ‘behoorlijk’ technologie zou moeten gebruiken.
Een veranderende privésfeer
Over privacy en nieuwe technologie vindt al jaren een levendig debat plaats. Dat is niet gek: er is meer privé-informatie beschikbaar gekomen, van onze reisbewegingen tot hersenscans, er zijn nieuwe manieren om privé-informatie te verzamelen, en er zijn nieuwe mogelijkheden gekomen om die informatie te analyseren en een gedetailleerd beeld te krijgen van ons leven.
In de essaybundel worden verschillende technologische ontwikkelingen beschreven, zoals de opkomst van AI, de data-economie, de geautomatiseerde besluitvorming op basis van algoritmes, micro-targeting en neurotechnologie. Bij zowel de (door)ontwikkeling als de inzet van deze nieuwe technologieën worden persoonsgegevens verwerkt.
Mede daardoor verschuift de persoonlijke levenssfeer waarbinnen burgers het meeste risico lopen van de fysieke privésfeer naar de informationele persoonlijke levenssfeer. Een betere bescherming daarvan kan tot gevolg hebben dat andere grondrechten ook beter bestand zijn tegen risico’s die nieuwe technologie met zich meebrengt. Het verkeerd gebruik van gegevens kan immers tot discriminatie leiden.
Enkele auteurs laten zien dat de risico’s voor de privacy van burgers ondervangen zouden kunnen worden door bijvoorbeeld een afzonderlijk recht op gegevensbescherming op te nemen,33 door de formulering en reikwijdte van fysieke privacy-grondrechten in artikel 11 en 12 van de Grondwet (het beschermen van de lichamelijke integriteit en tegen het binnentreden van een woning) aan te passen,34 of door privacy-rechten uit te breiden naar de informationele en mentale privésfeer.35 Andere mogelijkheden zijn om rechten van betrokkenen uit te breiden en afdwingbaar te maken. In de bundel wordt ook voorgesteld te werken met een breder artikel over privacy, met een gelaagde beperkingssystematiek.36
Naast aanpassing van de bestaande privacy rechten, stellen auteurs voor aandacht te besteden aan de bescherming van de mentale privacy en mentale integriteit, en aan de bescherming tegen manipulatie, zoals ook onder het kopje Menselijke waardigheid in een technologische samenleving is genoemd. Een dergelijke grondrechtelijke bescherming bestaat al in sommige landen, en ook in het EU-handvest. Ook het Rathenau Instituut stelde onlangs voor om in reactie op neurotechnologie de Grondwet te moderniseren en rechten die de mentale integriteit beschermen hierin op te nemen, naar het voorbeeld van Chili.37 Internationaal gebeurt er al veel op dit gebied. Zo werkt UNESCO aan een aanbeveling over hoe lidstaten kunnen omgaan met de kansen en risico’s van neurotechnologie. Nederland onderhandelt mee.
Tegen de achtergrond van de hierboven beschreven ideeën stel ik een vervolgonderzoek voor op het gebied van het privacyrecht. Dit onderzoek zou zich moeten richten op de vraag hoe deze verschillende oplossingsrichtingen zich tot elkaar verhouden door middel van een integrale analyse van eerdere voorstellen met als oogmerk te onderzoeken of er een gemene deler is. Is het beter om met één algemeen artikel over privacy te werken? Of moeten bestaande privacy rechten uitgebreid worden met een databeschermingsrecht? In hoeverre zou het helpen om de catalogus uit te breiden met een meer op waardigheid geënt persoonlijk of mentaal integriteitsrecht? Wat zou de reikwijdte zijn van dergelijke rechten, en wat zijn de voor-en nadelen van de verschillende opties?
De invloed van Big Tech op de vrijheid van meningsuiting en de democratie
Big Tech speelt een steeds grotere rol in ons leven en onze samenleving. Ons medialandschap is veranderd, en mensen maken zich zorgen over de verspreiding van desinformatie en de opkomst van ‘synthetische media’ en ‘deepfakes.’ In wetenschappelijke literatuur wordt veel gewezen op de impact van nieuwe technologie op het functioneren van onze democratie, op de vrijheid van meningsuiting, en met name op de vrije en democratische meningsvorming.
In navolging van de staatscommissies Franken en Thomassen wezen diverse auteurs op de formulering van de vrijheid van meningsuiting in de Grondwet, en zijn er allerhande wijzigingsvoorstellen gedaan. Samengevat komen die voorstellen onder meer neer op: het techniekneutraal formuleren van artikel 7, het aanpassen van het censuurverbod, en het expliciet opnemen van het recht om informatie te ontvangen.38 Auteurs wijzen op de nieuwe verhoudingen die technologie creëert: technische middelen en infrastructuur zijn in private handen, en bieden bedrijven en burgers de mogelijkheid om zich in de grondrechten van anderen te mengen. Daarom pleiten verschillende auteurs voor een explicietere overheidsrol op dit terrein. Zo bepleiten essayisten net als eerder beide staatscommissies deden een bepaling waarmee de overheid de pluriformiteit in het media-aanbod waarborgt.39
Een aantal auteurs stelt bovendien voor dat de overheid zelf actiever vorm moet geven aan de digitale infrastructuur, met de waarborgen die daarbij horen, via bijvoorbeeld een recht op een schoon digitaal milieu,40 of door een plicht voor de overheid om de digitale leefomgeving te beschermen,41 bijvoorbeeld door de reikwijdte van het huidige artikel 21 Grondwet te verbreden, zodat niet alleen de fysieke maar ook de digitale leefomgeving daaronder valt.
Ook over het kiesrecht is geschreven.42 Tegenwoordig vinden verkiezingscampagnes ook plaats op online platforms. Hoewel de schadelijke effecten van desinformatie vooralsnog niet direct aantoonbaar zijn, rijst de vraag of er sprake is van ongeoorloofde beïnvloedingen van een vrije meningsvorming. Wetgeving zoals de Kieswet, de voorgenomen Wet op de politieke partijen (Wpp) en de EU-verordening inzake politieke reclame (2024/900) speelt hierbij al een rol. Grondwettelijke verankering van het beginsel van vrije en eerlijke verkiezingen zou daarnaast kunnen bijdragen aan de waarborgfunctie van de Grondwet. Vrij kiesrecht is een belangrijke pijler van onze democratische rechtsstaat, en wijziging van artikel 53, tweede lid, van de Grondwet kan die verstevigen.
Tegen de achtergrond van de hierboven beschreven ideeën stel ik voor om twee thema’s verder te verdiepen. In de eerste plaats wil ik laten onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van de opname van een zorgplicht voor de overheid in relatie tot de pluriformiteit van het media-aanbod en het digitaal milieu. Daarnaast zal mijn ministerie een verdiepingssessie over de grondwettelijke verankering van het beginsel van de vrije en eerlijke verkiezingen organiseren.
Conclusie
Technologische ontwikkelingen stellen onze samenleving voor allerlei vragen en uitdagingen, ook op het gebied van het constitutionele recht. In deze brief heb ik een reeks van ideeën en voorstellen beschreven, die recentelijk in dit verband op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn gepresenteerd door een groep vooraanstaande wetenschappers. Aan de hand van deze ideeën heb ik een aantal vervolgonderzoeken geïdentificeerd die ik in gang wil zetten. Een volgend kabinet kan vervolgens bezien of de uitkomsten van deze onderzoeken aanleiding geven tot voorstellen om de Grondwet te wijzigen en bij de tijd te brengen. De Grondwet is het fundament van de Nederlandse democratische rechtsstaat. Zij bevat de Nederlandse basisregels: de grondrechten en de regels over staatsinrichting en democratie. De Grondwet waarborgt dat machtsuitoefening door de overheid alleen mag plaatsvinden binnen de grenzen van de wet, en is een uitdrukking van de belangrijkste waarden in Nederland.
Om deze belangrijke functie te beschermen, is het van fundamenteel belang dat onze Grondwet de bescherming biedt die nodig is in deze gedigitaliseerde wereld.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
Er is toegezegd om een onderzoek te doen naar digitalisering en grondrechten tijdens het Tweede Kamer debat op Woensdag 30 maart 2022 over de verandering van de Grondwet. Handelingen TK 2021/2022, nr. 66, item 2.↩︎
De essays zijn de verdienste en verantwoordelijkheid van de desbetreffende auteurs, en reflecteren niet de opvattingen of aanbevelingen van het Kabinet.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 31570, nr. 38, De Grondwet en nieuwe technologie: klaar voor de toekomst? Twaalf pleidooien voor modernisering van de Grondwet, Ministerie BZK, 2024 (hierna: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024). Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/08/01/essaybundel-de-grondwet-en-nieuwe-technologie-klaar-voor-de-toekomst↩︎
Zie bijvoorbeeld artikel 84 van de Grondwet van Ecuador, uit: E. Brems en J. Vrielink, Menselijke waardigheid in de Nederlandse grondwet? Voorstudie ten behoeve van de Staatscommissie Grondwet, 2009. Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-64308.pdf↩︎
Zie bijvoorbeeld artikel 30 van de Poolse grondwet en artikel 23 van de Belgische grondwet, uit: Brems en Vrielink.↩︎
Zie bijvoorbeeld artikel 54 van de Hongaarse grondwet, uit: Brems en Vrielink.↩︎
Zie bijvoorbeeld onderdeel 36 van de Zuid-Afrikaanse grondwet, uit: Brems en Vrielink.↩︎
Zie bijvoorbeeld sectie 10 van de Zuid-Afrikaanse grondwet, en bijvoorbeeld artikel 1 van de Duitse grondwet (meer geformuleerd als overheidsplicht), uit: Brems en Vrielink.↩︎
Zie Kamerstukken II, 2015-2016, 34 516, nr. 3 (memorie van toelichting op de Algemene bepaling) en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens van 1948: "...overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld."↩︎
Zie Brems en Vrielink, 2009, en Staatscommissie Thomassen 2010.↩︎
B. van Beers, Menselijke waardigheid in tijden van big data en Big Tech, en: A.W. Heringa, De Grondwet voor de toekomst, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
Kamerstukken II, 2016–2017, 34 516, nr. 6.↩︎
Artikel 1 Handvest van de Grondrechten van de Europese unie.↩︎
S. Ligthart, B. van Beers, B.J. Koops, Bescherming van de persoon in de Grondwet: een voorstel tot modernisering, Nederlands Juristenblad 2025 (in druk).↩︎
S. Ligthart & G. Meynen, Grondwettelijke bescherming van de geest, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
Rathenau Instituut, Mensenrechten in het Robottijdperk, 2018. (Auteurs: R. van Est, & J.B.A. Gerritsen, met L. Kool).↩︎
Rathenau Instituut, Neurotechnologie, 2025. (Auteurs: S. van Baalen, R. Edelenbosch, L. Ex, B. Hijstek en F. Van der Weij).↩︎
Hildebrandt, M. Privacy As Protection of the Incomputable Self: From Agnostic to Agonistic Machine Learning, Theoretical Inquiries in Law, 20, 2, (2019), pp. 83-121, https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/204498/204498.pdf?sequence=1&isAllowed=y↩︎
B.H.M. Custers, Nieuwe digitale (grond)rechten, NJB 2019, afl. 44, p. 3288-3295.↩︎
E. Dommering, De Grondwet en Artificiële Intelligentie, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
B. van der Sloot, Een grondwet van en voor de 21e eeuw, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
E. Brems en J. Vrielink, Menselijke waardigheid in de Nederlandse grondwet? Voorstudie ten behoeve van de Staatscommissie Grondwet, 2009. Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-64308.pdf↩︎
J. Goossens, Het opvullen van een lacune in de Grondwet: naar een grondrechten op toegang tot en zinvol contact met het bestuur, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024. Zie ook R. Passchier (2021), Artificiële intelligentie en de rechtsstaat: Over verschuivende overheidsmacht, Big Tech en de noodzaak van constitutioneel onderhoud. Den Haag: Boom juridisch.↩︎
A. Meijer, Pleidooi voor de invoering van een 'monitorende macht,' In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
J. Wolswinkel, Behoorlijk bestuur in een digitale leefomgeving: naar een recht op algoritmische besluitvorming? En: A.W. Heringa, De Grondwet voor de toekomst, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
Zie o.a. M. Julicher, Hoe behoorlijk is de Grondwet, NTB 2019/44, 2019; P.J. Huisman & N. Jak, Constitutionalisering van het bestuursrecht: naar een verdere grondwettelijke verankering van grondslagen en rechtsbeginselen, NTB 2023/172, p.263-273.↩︎
Behoorlijk bestuur is door het Hof van Justitie van de EU ook erkend als een algemeen beginsel van Unierecht, dat wel geldt voor het handelen van de lidstaten, maar dan alleen voor zover dat handelen binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt.↩︎
van der Sloot, B, Een grondwet van en voor de 21e eeuw, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
J. Goossens, Het opvullen van een lacune in de Grondwet: naar een grondrechten op toegang tot en zinvol contact met het bestuur, In: De Grondwet en nieuwe technologie 2024.↩︎
De regering had dit voorstel aanvankelijk overgenomen, maar na een kritisch advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is een kabinetsreactie door verschillende omstandigheden nooit uitgebracht. In 2021 werd een inhoudelijke reactie van het kabinet op het advies niet meer opportuun geacht (Stcrt. 2021, 27291).↩︎
Kamerstukken II 2017/18, 26643, nr. 557. De regering is daar niet toe overgegaan, omdat algemene beginselen van behoorlijk bestuur geleidelijk worden ontwikkeld in de rechtspraak en niet door het bestuur. Wel kan de overheid beleid ontwikkelen waarbij dit beginsel het uitgangspunt is en verder wordt bevorderd (bijvoegsel bij Handelingen II 2022/23, nr 12, item 3).↩︎
De gebroken belofte van de rechtsstaat, rapport van de Staatscommissie rechtsstaat, (juni 2024), aanbeveling 4. De reactie hierop is naar de Kamer verstuurd, zie: Kamerstukken II 2024/25, 29279, nr. 981.↩︎
Zie o.a. de staatscommissie Thomassen, 2010, p. 81.↩︎
B.J. Koops, H. van Schooten & M. Prinsen, Recht naar binnen kijken. Een toekomstverkenning van huisrecht, lichamelijke integriteit en opsporingstechnieken, 2004, ITeR sel 70.↩︎
S. Ligthart & G. Meynen, Grondwettelijke bescherming van de geest, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
B.J. Koops, Een grondwettelijk recht op privacy voor de 21e eeuw, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
Rathenau Instituut, Neurotechnologie, 2025. (Auteurs: S. Van Baalen, R. Edelenbosch, L. Ex, B. Hijstek en F. Van der Weij).↩︎
Zie o.a. de Commissie Franken (2000), de Staatscommissie Thomassen (2010), en: W. Hins, Een toekomstgerichte vrijheid van meningsuiting, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
W. Hins, Een toekomstgerichte vrijheid van meningsuiting, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
B.H.M. Custers, Nieuwe digitale (grond)rechten, Nederlands Juristenblad, afl. 44, p. 3288-3295, 2019.↩︎
J. Wolswinkel, Behoorlijk bestuur in een digitale leefomgeving: naar een recht op algoritmische besluitvorming? In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎
L. Trapman, Het recht op vrije verkiezingen, In: De Grondwet en nieuwe technologie, 2024.↩︎