Fiche: Verordening Europese statistieken over visserij en aquacultuur
Brief regering
Nummer: 2025D43444, datum: 2025-10-03, bijgewerkt: 2025-10-03 16:39, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Beslisnota bij Kamerbrief Fiche: Verordening Europese statistieken over visserij en aquacultuur
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van zaak 2025Z18711:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-11-18 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Fiche 1: Verordening Europese statistieken over visserij en
aquacultuur
1. Algemene gegevens
Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1921/2006, (EG) nr. 762/2008, (EG) nr. 216/2009, (EG) nr. 217/2009 en (EG) nr. 218/2009
Datum ontvangst Commissiedocument
30 juli 2025
Nr. Commissiedocument
COM (2025) 435
EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52025PC0435
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2025) 232 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=comnat:SWD_2025_0232_FIN
SWD(2025) 233 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=comnat:SWD_2025_0233_FIN
Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken
Rechtsbasis
Artikel 338, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
Inhoud voorstel
Op 30 juli jl. heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel aangaande de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken gepubliceerd (hierna: het voorstel). Het voorstel maakt onderdeel uit van het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT).1 In dat kader heeft de Commissie het bestaande rechtskader voor Europese visserij- en aquacultuurstatistieken geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Commissie een verordening voorgesteld waarin de bestaande verordeningen worden ingetrokken en volledig geïntegreerd worden in één nieuw gestroomlijnd rechtskader.
De Europese visserij- en aquacultuurstatistieken zijn gekoppeld aan andere rechtshandelingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Teneinde de consistentie en nauwkeurigheid te waarborgen acht de Commissie het van belang dat dit voorstel nauw aansluit bij de definities en de methoden vastgelegd in andere wetgeving in het kader van het GVB, zoals onder meer de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid,2 de controleverordening visserij3 en de verordening voor de verzameling van gegevens in de visserijsector.4
Het doel van het voorstel is om een geïntegreerd rechtskader vast te stellen voor Europese statistieken over de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen door visserijactiviteiten en het in de handel brengen daarvan, alsmede over de visserijvloot van de Europese Unie (hierna: de Unie), de aquacultuurproductie en aquacultuurinrichtingen. Op basis van het voorstel moeten de lidstaten gegevens verzamelen over het domein visserijstatistieken waaronder de onderwerpen vangsten, aanvoer en visserijvloot en het domein aquacultuurstatistieken waaronder de onderwerpen aquacultuurproductie, met uitzondering van broederijen en kwekerijen, stromen in de aquacultuur en aquacultuurbedrijven, teneinde in de huidige en toekomstige behoefte aan Europese visserij- en aquacultuurstatistieken te kunnen voorzien. Dit hangt onder meer samen met het gebruik van statistieken voor de beleidsvorming, monitoring en evaluaties van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Dit voorstel draagt daarnaast bij om lasten en kosten van de bestaande verordeningen op het gebied van Visserij en Aquacultuur te herzien. De Commissie stelt voor vijf bestaande Verordeningen (EG) nr. 1921/2006,5 (EG) nr. 762/2008,6 (EG) nr. 216/2009,7 (EG) nr. 217/2009,8 en (EG) nr. 218/20099 van het Europees Parlement en de Raad op het terrein van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken in te trekken, gezien deze in de nieuwe verordening worden geïntegreerd.
Tevens voorziet het voorstel in een uitbreiding van het toepassingsgebied en de reikwijdte van de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken met nieuwe informatieverplichtingen aan de Commissie (Eurostat). Voor de visserijstatistieken heeft deze uitbreiding betrekking op teruggooi,10 recreatieve vangsten11 de aangelande producten door niet-EU schepen in Nederlandse havens. Daarnaast heeft de uitbreiding betrekking op additionele vertrouwelijkheids- en kwaliteitscontroles van de gegevens over de visserijvloot, de verstrekking van gegevens over kwetsbare vissoorten (voor commerciële- en recreatieve vangsten en teruggooi), uitbreiding van de verstrekking van de gegevens naar wereldwijd en regionale detaillering volgens de gebiedsindeling van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), alsmede de verstrekking van de aangelande vissoorten in Nederlandse havens naar regionale NUTS-2 indeling.12 Voor de aquacultuurstatistieken worden uitbreidingen voorgesteld voor de verzameling van gegevens over de voor consumptie bestemde biologische productie en verstrekking van alle gegevens over aquacultuur naar regionale NUTS-2 indeling. Ten aanzien van de verstrekking van structuurgegevens over aquacultuur voorziet het voorstel in een frequentieverhoging van eens om de drie jaar naar eens om de twee jaar.
De Commissie introduceert met het voorstel maatregelen die ervoor zorgen dat Eurostat voor de productie van Europese statistieken over vangsten en de vloot, tenzij een lidstaat bezwaar maakt, toegang krijgt tot de relevante gegevens van de lidstaten uit databanken of registers die zijn opgezet krachtens het Unierecht en worden onderhouden door de Commissie. Het voorstel voorziet eveneens in maatregelen dat Eurostat, tenzij een lidstaat bezwaar maakt, toegang krijgt tot de relevante gegevens van de lidstaten uit registraties die op nationaal niveau zijn opgezet waartoe de Commissie toegang heeft. Bovendien voorziet het voorstel in de mogelijkheid om in de toekomst op dezelfde wijze Europese statistieken over aanlandingen en aquacultuur op te stellen. De zes onderwerpen en de tien gedetailleerde onderwerpen waarover de lidstaten gegevens moeten verzamelen staan in de bijlage bij het voorstel en betreffen de frequentie van indiening, de referentieperiode en de toepasselijke dimensies, zoals kwetsbare soorten, biologische productie en regionale uitsplitsing. Het voorstel schrijft de definities, de waarnemingseenheden en de gegevensvereisten voor. Het voorstel bevat ook voorschriften met betrekking tot de gegevensbronnen en methoden waarop de lidstaten de gegevens kunnen verzamelen. Verder schrijft het voorstel voor dat de lidstaten gegevens op ad-hoc basis moeten verzamelen, wanneer de Commissie het verzamelen van aanvullende statistische informatie voor haar beleidsvorming noodzakelijk acht. Het voorstel regelt eveneens de uitwisseling van gegevens met internationale organisaties en de kwaliteitseisen en de kwaliteitsrapportage.
Het voorstel bevat eveneens bepalingen dat de Commissie op basis van de geldende regels een
financiële bijdrage, van maximaal 90% van de subsidiabele kosten, uit de begroting van de Unie aan de
nationale statistische instanties van de lidstaten kan verlenen, zoals bijvoorbeeld voor de ad-hoc
gegevensverzamelingen en het gebruik van innovatieve methoden en benaderingen, zoals digitale
instrumenten en teledetectie.
Verder regelt het voorstel dat de lidstaten worden vrijgesteld van de verplichting om statistische gegevens over de vangsten van kwetsbare vissoorten en over de recreatievisserij te verstrekken totdat de desbetreffende gegevens langs elektronische weg beschikbaar zijn overeenkomstig de artikelen 14 en 55 van Verordening (EG) 1224/2009 (controleverordening visserij) van de Raad. Bovendien regelt het voorstel dat indien voor de toepassing van de verordening grote aanpassingen van het nationaal statistisch systeem van een lidstaat nodig zijn, de mogelijkheid voor de lidstaten bestaat om in aanmerking te kunnen komen voor een afwijkingsbepaling voor een periode van maximaal twee jaar.
Impact assessment Commissie
Het onderhavige voorstel geeft uitvoering aan de gekozen voorkeursoptie: een nieuw, gestroomlijnd wettelijk kader voor Europese visserijstatistieken waarin vijf bestaande verordeningen worden geïntegreerd in één rechtskader. Door een efficiëntere inrichting van de verzamel- en productieprocessen verwacht de Commissie dat de nieuwe verordening op de middellange- en lange termijn tot een jaarlijkse kostenbesparing voor de lidstaten en de Commissie van 1,2 miljoen euro kan leiden door de Europese visserij- en aquacultuur op basis van de op EU-niveau beschikbare administratieve gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid te kunnen produceren. De Commissie geeft in haar impact assessment geen nadere kwantificering van de eventueel te verwachten jaarlijkse kostenbesparing per lidstaat.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het visserijbeleid in Nederland wordt grotendeels bepaald door Europese regelgeving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Het GVB regelt de visserij- en aquacultuursector in de Unie door een kader te creëren dat richting geeft aan de sector, de regels voor het beheer van de vissersvloot van de Unie vaststelt en streeft naar de economische, ecologische en sociale duurzaamheid van de Europese visserij op lange termijn, alsmede het externe beleid (afspraken en samenwerking met derde landen over visserij en visrechten buiten de Unie). Naast de Europese kaders zijn er ook nationale regels voor de kust- en binnenwateren, en aquacultuur (inclusief cultures waarbij het uitgangsmateriaal uit wilde bestanden gewonnen wordt). De visserij- en aquacultuurstatistieken zijn met name nodig voor de beleidsvorming, monitoren en evalueren van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), met inbegrip van aquacultuur; en EU-beleid en -wetgeving inzake bijvoorbeeld het beleid inzake de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen, het milieu, aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering, regio's, volksgezondheid, voedselveiligheid en de Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor Sustainable Development Goals (SDG) en ook de financiële en economische gegevens die aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en te zijner tijd aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO) geleverd moeten worden. Deze statistieken worden ook gebruikt voor het monitoren van de impact van de visserij op kwetsbare soorten en habitats, en van de aquacultuur op de waterkwaliteit. In dat kader zijn volgens het kabinet kwalitatief hoogwaardige Europese visserij- en aquacultuurstatistieken essentieel.
Op dit moment verstrekt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds gegevens aan de Commissie (Eurostat) op basis van bestaande Europese wetgeving voor de productie van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken. In Nederland is de productie van visserij- en aquacultuurstatistieken efficiënt en kosteneffectief ingericht. De statistieken zijn gebaseerd op een combinatie van informatie die het CBS ontvangt uit registraties, zoals de vangstregistratie13 beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en ook bestaande enquêtes van het CBS, bijvoorbeeld de enquête naar de oesterproductie.14 RVO wint de gegevens reeds in op basis van Verordening (EG) 1224/2009 (controleregeling van de Unie) die de naleving van diverse administratieve verplichtingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Het is voor het kabinet van essentieel belang dat het CBS bij de uitvoering van EU-regelgeving gebruik kan blijven maken van bestaande registraties en productieprocessen.
Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel en onderschrijft het doel van dit voorstel. Het kabinet is echter kritisch op de wijze waarop de Commissie dit doel wenst te bereiken en op de reikwijdte van het toepassingsgebied. Het kabinet staat positief tegenover het voorstel om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande administratieve gegevens om bij productie van deze statistiek de responslast te beperken. De basisgegevens om de statistieken te kunnen produceren worden namelijk reeds ingewonnen uit de bestaande registraties. Voor het kabinet is het van essentieel belang dat extra regeldruk bij bedrijven en instellingen wordt voorkomen.
Het kabinet staat positief tegenover het voorstel om de bestaande vijf verordeningen te integreren en te stroomlijnen in één nieuwe kaderverordening, omdat het onder meer een vereenvoudiging betekent van de bestaande juridische architectuur van de statistieken op het gebied van visserij en aquacultuur. Het kabinet onderkent het belang van het verzamelen van geharmoniseerde statistieken over de visserij en aquacultuur op EU-niveau ten behoeve van beleidsafwegingen en onderschrijft daarom het doel van het voorstel. Geharmoniseerde statistieken zijn van belang voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals het monitoren van de stand van de visserij en aquacultuur in wateren van de gehele Europese Unie en in de wateren buiten de Unie waar EU-gevlagde vaartuigen visserijen uitoefenen en/of waar vaartuigen uit derde landen de visserij uitoefenen en hieruit aanlanden in EU-havens. Daarbij hecht Nederland ten aanzien van visserijproducten aan correcte handelsstatistieken die gebaseerd zijn op eenduidige definities.
Het kabinet is echter kritisch op twee onderdelen van het voorstel. De Commissie presenteert het voorstel als onderdeel van het REFIT programma. Daarom had het kabinet verwacht dat de Commissie met dit voorstel zou inzetten op het verminderen van statistiekverplichtingen. Het kabinet constateert echter op onderdelen van het voorstel uitbreidingen van het toepassingsgebied en de reikwijdte van de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken met verschillende nieuwe leveringsverplichtingen15 aan de Commissie (Eurostat).
Het kabinet staat kritisch tegenover deze uitbreidingen, omdat deze leiden tot aanvullende uitvoeringskosten voor de Rijksoverheid en ook zouden kunnen leiden tot een hogere enquêtedruk voor bedrijven, in het geval dat de door de Commissie gevraagde informatie niet uit bestaande registers kan worden gehaald, maar zou moeten worden ingewonnen op basis van enquêtes. Het kabinet is tegen extra enquêtes voor bedrijven en instellingen om informatie aan te leveren en is van mening dat het doel van het voorstel moet kunnen worden bereikt door gebruik te maken van informatie beschikbaar in registraties en het optimaal hergebruik van reeds beschikbare data.
De concrete invulling van de onderwerpen en de gedetailleerde onderwerpen die zijn opgenomen in de bijlage bij het voorstel is daarmee op dit moment onbekend. Omdat het voorstel nog veel onduidelijkheden en open einden bevat, bieden de voorgestelde gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden volgens het kabinet onvoldoende waarborg aan zowel bedrijven als aan de nationale statistische instituten van de lidstaten, die te maken zouden kunnen krijgen met extra verplichtingen om gegevens aan te leveren.
Bovendien laat dit voorstel naar het oordeel van het kabinet te veel ruimte aan de Commissie bij het vaststellen van de toekomstige verplichtingen. De reikwijdte van de toekomstige verplichtingen, zoals de beschrijving van variabelen alsmede de mate van detaillering voor de lidstaten, is niet bekend en niet duidelijk afgebakend.
Zonder duidelijke afbakening kan de Commissie onbeperkt tot nieuwe gegevensverzamelingen besluiten, indien de Commissie deze noodzakelijk acht. Daarnaast is het kabinet ook kritisch over de bevoegdheid die in het voorstel is opgenomen voor de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen ad-hoc statistieken te laten produceren.
Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen kritisch zijn ten aanzien van de reikwijdte van de toekenning van bevoegdheden om nadere regelgeving vast te stellen. Zo zal het kabinet zich ervoor inzetten dat er in de verordening duidelijke verwijzingen komen naar de noodzaak om extra administratieve lasten en uitvoeringskosten te vermijden. Tevens zal het kabinet zich voor de noodzaak inzetten om eerst proefstudies te laten uitvoeren voordat er gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen worden voorgesteld alsmede dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld beter worden gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering van de informatie-verplichtingen eveneens rekening houdt met de noodzaak van nieuwe verplichtingen voor adequate beleidsvorming en -evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Het kabinet zal bij de behandeling van het voorstel hierbij per geval een afweging maken en rekening houden met het gegeven juridisch kader, de administratieve lasten, de financiële consequenties, beleidsmatige standpunten, het voorziene krachtenveld en haalbaarheid. Voor een verdere appreciatie hiervan en toelichting hierop wordt verwezen naar onderdeel 6b.
Wat betreft de aard van de data heeft het kabinet vragen over de definities die gehanteerd worden in de Verordening (EU) 2019/2152 (Europese bedrijfsstatistieken)16 ofwel de internationale handel in goederen in combinatie met de definities die gehanteerd worden in dit voorstel.
Het kabinet onderschrijft het belang van het optimaal hergebruiken van reeds beschikbare gegevens
voor de productie van Europese statistieken, om dubbele rapportage door de lidstaten te voorkomen, zoals opgenomen in artikel 7. Het hergebruik van reeds beschikbare gegevens kan een bijdrage leveren aan de kosteneffectiviteit, inclusief een vermindering van informatieverplichtingen van de lidstaten aan de Commissie, omdat gegevens niet of niet langer meermaals door de lidstaten aan de Commissie moeten worden verstrekt. Omdat de Commissie in haar voorstel geen duidelijkheid geeft over de concretisering van de voorgestelde maatregelen, zoals onder meer de kwaliteitsbeoordeling door de lidstaten op basis van de uit administratieve bronnen op Unieniveau verkregen gegevens en meetgegevens, zal het kabinet de Commissie om opheldering vragen.
Daarnaast heeft het kabinet een aandachtspunt ten aanzien van de uitwisseling van gegevens met internationale, intergouvernementele en regionale visserijbeheerorganisaties, zoals opgenomen in artikel 9. In het voorstel ontbreekt het aan duidelijkheid over de maatregelen die van toepassing zijn ten aanzien van de statistische geheimhouding en bescherming van vertrouwelijke gegevens betreffende individuele statistische eenheden, zoals vastgelegd in hoofdstuk V van Verordening (EG) 223/2009 betreffende de Europese statistiek.17 In dat kader zal het kabinet het belang benadrukken dat wetgeving aangaande de uitwisseling van gegevens buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en landen zonder adequaatheidsbesluit wordt omkleed met sterke waarborgen ten aanzien van statistische geheimhouding en de bescherming van vertrouwelijke gegevens. Het kabinet zal in de onderhandelingen de Commissie over dit onderwerp om verduidelijking vragen.
Eerste inschatting van krachtenveld
Het voorstel is nog niet besproken tussen de lidstaten. De inschatting is echter dat een meerderheid van de lidstaten, evenals Nederland, het belang van het verzamelen van geharmoniseerde statistieken over visserij- en aquacultuur op EU-niveau ten behoeve van beleidsvorming, monitoring en evaluatie van het gemeenschappelijke visserijbeleid onderschrijft, maar wel zorgen kenbaar zal maken over het voorstel in zijn huidige vorm. Daarnaast zullen naar verwachting meerdere lidstaten de bevoegdheidstoekenning voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen als te ruim beschouwen en dit tijdens de onderhandelingen aankaarten. De Commissie Visserij (PECH) van het Europees Parlement zal het voorstel gaan behandelen. Er is op dit moment door het Europees Parlement nog geen formeel standpunt ingenomen en de rapporteur is op dit moment nog niet bekend. De inschatting is dat het Europees Parlement positief zal staan tegenover het initiatief van de Commissie.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel is gebaseerd op artikel 338, lid 1 VWEU. Artikel 338, lid 1, VWEU geeft de EU de bevoegdheid tot het aannemen van maatregelen voor de opstelling van statistieken, voor zover dat nodig is voor de vervulling van de taken van de Unie. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken is er sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten op grond van artikel 4, lid 1,VWEU. Het oordeel van het kabinet is positief.
Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft tot doel het vaststellen van gemeenschappelijke voorschriften over de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken. Gezien dit niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, is een EU-aanpak nodig. Het voorstel regelt de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken over de ontwikkelingen ten aanzien van het gemeenschappelijk visserijbeleid, inclusief aquacultuur. Deze statistieken zijn met name nodig voor de beleidsvorming, voor het evalueren en monitoren van het beleid van de Unie en haar lidstaten op het gebied van visserij en aquacultuur. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet is positief, met een kanttekening. Het voorstel heeft tot doel het vaststellen van gemeenschappelijke voorschriften voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken over visserij en aquacultuur. Het voorgestelde optreden is wel geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het intrekken, het stroomlijnen en integreren van bestaande statistieken in één juridisch kader bijdraagt aan de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare statistieken, teneinde in de huidige en toekomstige behoeften aan deze statistieken te kunnen voorzien.
Het voorgestelde optreden gaat echter deels verder dan noodzakelijk om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van Europese statistieken over visserij en aquacultuur te borgen. Het kabinet vindt het belangrijk dat de informatieverplichtingen als gevolg van de toekomstige gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen niet zullen leiden tot nieuwe enquêtes bij het bedrijfsleven, maar deze kunnen worden uitgevoerd op basis van gegevens die reeds beschikbaar zijn in bestaande registraties van gegevenshouders van, bijvoorbeeld (semi) overheden.
Het kabinet is van mening dat de voorgestelde ruime bevoegdheidsdelegatie verder gaat dan noodzakelijk om het doel van het voorstel te bereiken en de productie van statistieken te borgen en dat is wat het kabinet betreft onwenselijk.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Consequenties EU-begroting
Het voorstel omvat bepalingen dat de Commissie aan de lidstaten een financiële bijdrage van 90% van de subsidiabele kosten kan verlenen in de vorm van een subsidie, volgens de vigerende EU-regels, voor ad-hoc gegevensverzamelingen en het gebruik van innovatieve methoden en benaderingen, zoals digitalisering en teledetectie. De bedragen voor subsidies die de lidstaten van de Unie kunnen ontvangen zijn thans onbekend omdat de Commissie hiervoor nog geen middelen in haar begroting voor heeft opgenomen. Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021-2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) en de integrale afweging van middelen na 2027.
Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
Het onderhavige voorstel is een kaderverordening en beschrijft op hoofdlijnen de doelstellingen. De aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken informatie is in de kaderverordening summier beschreven. In de bijlage van de verordening worden slechts de onderwerpen en de gedetailleerde onderwerpen aangegeven waarover gegevens aan de Commissie (Eurostat) moeten worden verstrekt. De concretisering, zoals de omvang, de beschrijving en de mate van detaillering van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens zijn niet in dit voorstel opgenomen, maar worden pas later op basis van toekomstige gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vastgesteld.
Omdat het voorstel voorziet in een uitbreiding van het toepassingsgebied en de reikwijdte van de bestaande Europese statistieken over visserij en aquacultuur met nieuwe statistiekverplichtingen heeft het voorstel eventuele financiële gevolgen voor het CBS. Het is verder mogelijk dat er ook voor de RVO, en voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) eventuele financiële gevolgen kunnen voorkomen. Op basis van het onderhavige voorstel heeft het kabinet echter nog geen realistisch inzicht met betrekking tot de omvang van de eventuele additionele capaciteit en uitvoeringskosten die benodigd zullen zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.
De voorstellen om de lidstaten op basis van toekomstige gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen ad-hoc gegevens te laten verzamelen, zullen naar verwachting leiden tot extra uitvoeringskosten voor het CBS ten opzichte van de bestaande uitvoeringskosten voor de productie van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken. De uiteindelijke omvang (inclusief ordegrootte) hiervan is echter op dit moment niet bekend.
In het geval dat de door de Commissie gevraagde gegevens niet uit reeds beschikbare registraties gehaald kunnen worden, maar moeten worden ingewonnen op basis van enquêtes, kunnen de financiële consequenties hoger uitvallen dan momenteel het geval is. Aan alle toekomstige voorgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen daarnaast additionele en incidentele dan wel structurele uitvoeringskosten voor Nederland verbonden zijn, omdat de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen tot een uitbreiding van de informatieverplichtingen kan besluiten. Daarom is de uiteindelijke omvang (inclusief ordegrootte) van de extra uitvoeringskosten onduidelijk. De budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting moeten worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor budgetdiscipline. Bij de onderhandelingen in Brussel zal de Nederlandse inzet erop gericht zijn de kosten zo laag mogelijk te houden om het gestelde doel te bereiken.
Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk bedrijfsleven en burger
Dit voorstel leidt als zodanig niet tot een additionele verzwaring van de regeldruk voor bedrijven, instellingen en burgers omdat de brongegevens voor de productie van de statistieken kunnen worden ingewonnen uit bestaande basisregistraties van overheden, zoals de vangstregistratie van RVO en de bestaande enquête oesterproductie. Indien de gevraagde informatie voortkomend uit de toekomstige gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen niet uit de genoemde bestaande basisregistraties kan worden ingewonnen, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes kan het bedrijfsleven daarentegen als gevolg hiervan wel een verzwaring van de administratieve lastendruk ervaren. Het kabinet is tegen extra enquêtes en andere mogelijke nieuwe verplichtingen voor bedrijven en instellingen om informatie aan te leveren en is van mening dat het doel van het voorstel moet kunnen worden bereikt door gebruik te maken van informatie in bestaande registraties. Het kabinet zal zodra de voorstellen van de Commissie voor de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen beschikbaar zijn op basis daarvan de effecten voor het bedrijfsleven van deze gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen toetsen.
Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing.
Juridische implicaties
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen (juridische) gevolgen voor nationale regelgeving omdat het CBS voor de productie van de nieuwe/toegevoegde statistieken naast bestaande nationale gegevensbronnen van overheidsinstanties op basis van artikel 33 lid 1 van de Wet op het CBS, de reeds aangewezen gegevensbronnen van aangewezen bedrijven kan benutten op basis van artikel 33 lid 2 Wet op het CBS en de artikelen 2 en 3 van het Besluit gegevensverwerving CBS. Het voorstel heeft geen invloed op de toepassing van de lex silencio positivo.
Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om voor onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen vast te stellen (artikel 4, lid 4 , en artikel 5, lid 1). Op grond van artikel 4, lid 4 betreft het de bevoegdheid tot het wijzigen van de bijlage door toevoeging, schrapping of wijziging van de gedetailleerde onderwerpen, met inbegrip van de beschrijvingen daarvan, en door wijziging van de frequentie van de indiening, de referentieperioden en de toepasselijke dimensies van gedetailleerde onderwerpen zoals vastgesteld in de bijlage. Op grond van artikel 5, lid 1 betreft het de bevoegdheid om het voorstel aan te vullen met nieuwe ad hoc gegevensverzamelingen, indien de Commissie deze noodzakelijk acht.
Het toekennen van deze bevoegdheden is volgens het kabinet mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft en de bevoegdheid voor de Commissie tot wijziging van het basisinstrument, waartoe ook de bijlage behoort, kan alleen via delegatie worden verleend.
Het kabinet acht echter dat deze bevoegdheidsdelegatie qua inhoud en duur niet voldoende afgebakend en daarom niet wenselijk. De bevoegdheid heeft voor wat betreft de reikwijdte geen inhoudelijke afbakening, wat tot zorgen leidt over de mogelijke uitvoeringslasten zoals toegelicht onder 5b en 5c. Het kabinet is van mening dat de bevoegdheidsdelegatie, zoals voor het wijzigen van de inhoud van de verordening, zonder inhoudelijke afbakening te veel open einden bevat omdat het voor de nationale instanties, zoals het CBS, onvoldoende waarborgen biedt ten aanzien van de toekomstige te verzamelen gegevens. Het kabinet zal er daarom voor pleiten dat er in de basisverordening een duidelijke afbakening van de reikwijdte van deze bevoegdheid komt. Zo zal het kabinet zich ervoor inzetten dat er in de verordening een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld beter worden gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering van de statistiekverplichtingen eveneens rekening houdt met de noodzaak van de verplichtingen voor adequate beleidsvorming en -evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Met betrekking tot de duur van de bevoegdheidsdelegatie voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen zal het kabinet er ook voor pleiten deze bevoegdheidsdelegatie te verlenen voor de duur van vijf jaar met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie geëvalueerd wordt.
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen (artikel 4, lid 5, en artikel 5, lid 3, artikel 11, lid 6 en artikel 14, lid 2). Op grond van artikel 4, lid 5 (gegevensvereisten) en artikel 5, lid 3 (verzamelen van ad-hoc gegevens) betreft het de bevoegdheid om in het kader vanhet verzamelen van gegevens bepaalde technische elementen vast te stellen, en de bevoegdheid om in het kader van het verzamelen van ad hoc gegevens bepaalde technische elementen te specificeren.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekennen van deze bevoegdheid acht het kabinet mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk mits de reikwijdte wordt afgebakend omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft en daarmee niet belastend werkt voor de wetgevingsprocedure.
Het kabinet vraagt zich wel af of gedelegeerde handelingen niet meer voor de hand zouden liggen, omdat het lijkt te gaan over de vaststelling van nadere, aanvullende regels die voortbouwen op de inhoud van de basishandeling en niet zozeer op de uitvoering volgens eenvormige voorwaarden. Het kabinet zal de Commissie om opheldering vragen.
Verder geldt ook voor deze voorgestelde uitvoeringshandelingen dat de reikwijdte van de bevoegdheden onvoldoende is afgebakend. De beschrijving en de mate van detaillering van de toekomstige informatie-verplichtingen die via uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, zijn daarmee nog onbekend. Hierdoor bestaat er een risico op hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten. De bevoegdheden zijn op dit moment zo ruim geformuleerd dat de daadwerkelijke uitvoering van het basisinstrument, onbekend zijn. Het kabinet zet daarom tijdens de onderhandelingen erop in dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende uitvoeringsbevoegdheden moet uitoefenen.
Als laatste bevat het voorstel bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin praktische regelingen voor de kwaliteitsrapportages en de inhoud ervan worden bepaald (artikel 11, lid 6) en om, indien nodig, bevoegd uitvoeringshandelingen voor afwijkingsbepalingen van individuele lidstaten vast te stellen (artikel 14, lid 2). Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het gaat om de vaststelling van niet-essentiële onderdelen. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand, omdat deze de bevoegdheden erop gericht zijn uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de verordening.
De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van de verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is op zijn plaats, omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie art. 2, lid 2, onder a, van Verordening (EU) 182/2011).
Voorgestelde datum inwerkingtreding met commentaar t.a.v. haalbaarheid.
Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie stelt voor de verordening van toepassing wordt met ingang van 1 januari van het jaar volgend op 18 maanden na de vaststelling van de verordening.
Ten aanzien van de verstrekking van gegevens over de vangsten van kwetsbare soorten en de recreatievisserij wordt een overgangsregeling voorgesteld. De verstrekking van deze gegevens zijn uitgezonderd van verstrekking totdat er op basis van artikel 15 en 55 van Verordening (EG) 1224/2009 (controle verordening visserij) een elektronisch systeem dat op nationaal of Unieniveau is ontwikkeld en operationeel is. De haalbaarheid voor Nederland is momenteel nog niet in te schatten, omdat de daadwerkelijke hoeveelheid en de mate van detaillering van de toekomstige aan de Commissie (Eurostat) te leveren gegevens op dit moment onbekend is.
Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatiebepaling. Het kabinet acht het wenselijk dat deze wel wordt opgenomen.
Constitutionele Toets
Niet van toepassing
Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Het CBS dient de statistische resultaten in bij de Commissie (Eurostat). De onderhavige voorstellen leiden vanwege de voorgestelde uitbreidingen tot extra rapportageverplichtingen voor het CBS aan de Commissie (Eurostat). Het is verder mogelijk dat er voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uitvoeringsimplicaties kunnen voortkomen als gevolg van de onderhavige voorstellen (incl. toekomstige gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Commissie). Daarnaast dient te worden opgemerkt dat er met betrekking tot gegevensleveringen in het kader van de voorgestelde uitbreidingen van een aantal statistieken, mogelijk aanvullende of nieuwe werkafspraken moeten worden gemaakt tussen de RVO, de NVWA en het CBS.
Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
Het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT)
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52012DC0746↩︎
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad↩︎
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006.↩︎
Richtlijn (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (herschikking)↩︎
Verordening (EG) nr. 1921/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende de indiening van statistische gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad↩︎
Verordening (EG) nr. 762/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over aquacultuur en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 788/96 van de Raad↩︎
Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (herschikking)↩︎
Verordening (EG) nr. 217/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (herschikking)↩︎
Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (herschikking)↩︎
De gegevens hebben betrekking op het gewicht van de commerciële vangsten die per vissoort worden teruggegooid.↩︎
De gegevens hebben betrekking op het gewicht van de recreatievangsten, per soort, ongeacht de nationaliteit van de natuurlijke personen die aan recreatievisserij doen.↩︎
De NUTS 2-gebieden in Nederland zijn de provincies. Dit is de statistische indeling die door Eurostat wordt voorgeschreven voor de regionalisering van gegevens binnen de Europese Unie.↩︎
https://www.cbs.nl/nl-nl/deelnemers-enquetes/bedrijven/overzicht-bedrijven/oesterproductie↩︎
Deze uitbreidingen hebben voor de visserijstatistieken betrekking op teruggooi, recreatieve vangsten de aangelande producten door niet-EU schepen in Nederlandse havens. Daarnaast heeft de uitbreiding betrekking op additionele vertrouwelijkheids- en kwaliteitscontroles van de gegevens over de visserijvloot, de verstrekking van gegevens over kwetsbare vissoorten (voor commerciële- en recreatieve vangsten en teruggooi), uitbreiding van de verstrekking van de gegevens naar wereldwijd en regionale detaillering volgens de gebiedsindeling van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), alsmede de verstrekking van de aangelande vissoorten in Nederlandse havens naar regionale NUTS-2 indeling. Voor de aquacultuurstatistieken worden uitbreidingen voorgesteld voor de verzameling van gegevens over de voor consumptie bestemde biologische productie en verstrekking van alle gegevens over aquacultuur naar regionale NUTS-2 indeling.↩︎
Verordening (EU) nr 2009/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (Voor de EER relevante tekst)↩︎
Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (Voor de EER en Zwitserland relevante tekst).↩︎