1. Doel(en) |
Welke doelen worden nagestreefd met het voorstel in termen van
beoogde prestaties en effecten? Op welke termijn worden doelen naar
verwachting gerealiseerd?
Doelstelling
Middels een derde en flink aangepaste ronde van de Ukraine
Partnership Facility (UPF3) wordt beoogd het aandeel van de private
sector in de herstel-en wederopbouw van Oekraïne te vergroten, door
Nederlandse bedrijven te stimuleren om met hun kennis, expertise en
financiële middelen hieraan bij te dragen. Het gaat hierbij om
activiteiten die gericht zijn op de publieke sector van Oekraïne
(Business to Government, (B2G) en die zonder een subsidie niet zouden
worden ondernomen, omdat Oekraïne hiervoor onvoldoende middelen heeft,
de projectomvang te klein is voor financiering vanuit IFI’s en de
verwachte risico’s en kosten voor bedrijven te hoog zijn en deze niet
worden afgedekt door private financieringsinstanties. De risico’s zijn
een direct effect van de oorlogssituatie. In tegenstelling tot UPF2
richt UPF3 zich niet langer (mede) op commerciële projecten (Business to
Business (B2B)) die a.g.v. oorlogsrisico’s geen volledig rendabele
business case hebben, ondanks de bredere maatschappelijke en economische
meerwaarde van deze projecten voor de wederopbouw van Oekraïne. Voor dit
soort projecten is ander financieringsinstrumentarium beschikbaar
gekomen in de vorm van DGGF al dan niet i.c.m. (verruimde) export- en
investeringsgaranties. UPF3 subsidieert uitsluitend projecten die
gericht zijn op de publieke sector.
Tevens is een bijdrage ter ondersteuning bij de hervormingsagenda
voor toetreding tot de EU en het versterken van de capaciteitsopbouw van
Oekraïense (overheids-)instellingen die betrokken zijn bij de
wederopbouw voorzien via het OESO-landenprogramma.
Gezien de enorme hulpbehoefte van Oekraïne is het ondersteunen van de
private sector om een bijdrage te leveren aan de wederopbouwopgave een
van de prioriteiten van de Oekraïense regering. Dit wordt onderschreven
door de Rapid Damage and Needs Assessment (RDNA) die is
opgesteld door de Wereldbank i.s.m. met de Oekraïense overheid en andere
multilaterale instituties. De publieke sector kan de kritieke herstel-
en wederopbouwopgave niet alleen dragen, noch financieel, noch qua
kennis en kunde.
Hoofdlijnen:
Het voorstel UPF3 draagt bij aan het vergroten van het aandeel
van de Nederlandse private sector aan herstel en wederopbouw in
Oekraïne, cf. Nederlandse beleidsinzet om het verdienvermogen van
Nederland te vergroten;
Alle gesubsidieerde projecten zullen zijn gericht op de
Oekraïense publieke sector. De Oekraïense overheid krijgt een rol in het
vaststellen van de selectiecriteria van de projecten. Daarmee garanderen
we dat alle projecten bijdragen aan de door Oekraïne als prioritair
aangemerkte wederopbouw- en herstelactiviteiten;
Oekraïense actoren nemen actief deel: elk project dient tenminste
één Oekraïense uitvoerende partner te hebben. UPF draagt daarmee ook bij
aan de ondersteuning en het verdienvermogen van het lokale bedrijfsleven
en duurzame economische ontwikkeling van Oekraïne. Op deze manier wordt
een win-win situatie gecreëerd voor zowel Oekraïne als
Nederland;
UPF-biedt ondersteuning aan bedrijven om de Oekraïense markt te
betreden, dan wel bestaande activiteiten uit te breiden, die tegemoet
komen aan Oekraïense noden en niet op een andere manieren gefinancierd
kunnen worden;
Ondersteuning bij de hervormingsagenda voor toetreding tot de EU
en het versterken van de capaciteitsopbouw van Oekraïense
(overheids-)instellingen die betrokken zijn bij de wederopbouw (bijdrage
aan OESO-landenprogramma, EUR 1 mln.). Dit programma legt het
economische fundament voor de toekomst van Oekraïne volgens OESO-waarden
en -standaarden. Daarnaast helpt het Oekraïne de absorptiecapaciteit van
wederopbouwfondsen te vergroten en zorgt het daarmee voor meer
mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om een substantiële bijdrage te
leveren aan de wederopbouw van Oekraïne.
UPF en OESO-bijdrage als onderdeel van de
bedrijfslevenstrategie
Zowel UPF3 als de bijdrage aan de OESO zijn onderdeel van een breder
pallet aan private sector ondersteuning om bij te dragen aan de herstel-
en wederopbouwopgave van Oekraïne, waaronder het bieden van leningen,
verzekeringen en garanties aan het NL bedrijfsleven maar ook bijdragen
aan lokale private sector ontwikkeling. UPF is een hieraan complementair
subsidie-instrument. De minister van BHO heeft in 2024 een
bedrijfslevenstrategie Oekraïne vastgesteld, waarin de specifieke inzet
van zowel bestaand als nieuw instrumentarium gericht op het versterken
van de Oekraïense economie in samenhang is beschreven. Garanties en
verzekeringen zijn noodzakelijk om de disproportionele risico’s op
bedrijfsschade door de oorlog te kunnen afdekken. Subsidies zijn nodig
om voor herstel en wederopbouw relevante businesscases mogelijk te maken
die op dit moment niet rendabel zijn door de sterk gestegen risico’s en
kosten door de oorlog op het gebied van financiering, personeel,
werkmateriaal en kapitaal of door de maatschappelijke aard van het
project. UPF past in dit pallet. |
2. Beleidsinstrument(en) |
Welke beleidsinstrumenten worden ingezet om deze doelen te
realiseren?
Financiële steun aan partnerschappen van NL en Oekraïense bedrijven
en organisaties in de vorm van een subsidie op projectkosten, ter
realisatie van concrete projecten die bijdragen aan het versterken en
waar relevant wederopbouwen van de Oekraïense economie en maatschappij.
Het betreft projecten die gericht zijn op de Oekraïense publieke sector.
Dit specifieke bestedingsvoorstel gaat over een 3e ronde van de Ukraine
Partnership Facility (UPF) t.w.v. EUR 30 mln. en over een bijdrage ter
ondersteuning bij de hervormingsagenda voor toetreding tot de EU en het
versterken van de capaciteitsopbouw van Oekraïense
(overheids-)instellingen die betrokken zijn bij de wederopbouw (bijdrage
aan OESO-landenprogramma, EUR 1 mln.).
Het voorstel is om een 3e UPF-ronde zo spoedig mogelijk open te
stellen met doorvoeren van de volgende wijzigingen ten opzichte van
UPF2:
Het subsidiëren van uitsluitend activiteiten die zijn gericht op
de publieke sector van Oekraïne (B2G). Redenen hiervoor zijn (a) meer
duidelijkheid scheppen in het instrumentarium en (b) doelmatiger inzet
van de beleidsmiddelen (niet over-subsidiëren van projecten die in de
basis een goede businesscase hebben). Er zal een incentive komen voor
aansluiting bij publieke investeringsprojecten die door de Oekraïense
overheid zijn opgenomen in de centrale database DREAM. Middels deze
database prioriteert de overheid wederopbouwprojecten en kanaliseert zij
de diverse donorgeldstromen en eigen publieke investeringen.
Het verlagen van het maximale subsidiepercentage naar 90%. Er zal
daarnaast een incentive komen voor organisaties die – financieel of
in kind – een grotere eigen bijdrage doen. Gezien de focus op
uitsluitend projecten die zich richten op de publieke sector, zal een
eigen bijdrage van meer dan 10% voor veel bedrijven en organisaties niet
haalbaar zijn. Dit is in lijn met recente door Frankrijk (100%) en
Zwitserland (90%) opgerichte fondsen die zich eveneens richten op
private activiteiten t.b.v. de Oekraïense publieke sector. Zwitserland
heeft het percentage gebaseerd op uitgebreide marktconsultatie bij
Zwitserse bedrijven die in OEK actief zijn.
Het invoeren van een verplichte conceptnote fase met als doel het
verbeteren van de kwaliteit van de ingediende projectvoorstellen, wat
naar verwachting tevens zal leiden tot een efficiëntere
beoordelingsfase.
De Oekraïense overheid een rol te geven bij het vaststellen van
de selectiecriteria waaraan voorstellen moeten voldoen, in het bijzonder
gericht op nog verder aanscherpen van de projectrelevantie voor de
Oekraïense wederopbouwprioriteiten. Op dit gebied zijn er interessante
voorbeelden van samenwerking tussen de Oekraïense overheid met Frankrijk
en Zwitserland, waarbij het Zwitserse model het meest aantrekkelijke is.
De exacte inrichting moet nog worden gedefinieerd.
|
3. Samenhang eerdere steuninitiatieven |
Hoe verhoudt het steunvoorstel zich tot eerdere steuninitiatieven
op het betreffende thema?
Wat zijn de resultaten tot dusver geweest en de geleerde lessen?
Lessons learned
In het begin van de oorlog is de keuze gemaakt om niet het bestaande
instrumentarium aan te passen aan de specifieke oorlogssituatie in
Oekraïne, maar een separaat instrument in te richten waarmee snel tot
concrete activiteiten t.b.v. ondersteuning van de Oekraïense economie
kon worden overgegaan.
Inmiddels zijn er op diverse wijzen lessen geleerd:
Uit UPF rondes 1 en 2: de eerste geleerde lessen uit UPF ronde 1
vormden de basis voor aanpassingen t.b.v. UPF 2 en inmiddels zijn de
nodige ervaringen opgedaan met ronde 2 die duidelijke aanwijzingen
vormen voor wijzigingen in een derde ronde;
De speciaal gezant voor Oekraïne heeft met een groot aantal
andere Europese landen gesproken over hoe zij de ondersteuning van de
wederopbouw in Oekraïne met hulp van hun private sectoren hebben
vormgegeven;
Er is een marktonderzoek gedaan naar de ondersteuningsbehoefte
van bedrijven voor het zakendoen in Oekraïne.
Lessons learned UPF1 en UPF2
UPF1 is in 2023 opengesteld en toekenning van de middelen werd in het
voorjaar van 2024 voltooid (EUR 25 mln). Hierbij zijn 7 projecten
gesubsidieerd. Momenteel vindt uitvoering van de projecten plaats (3 op
terrein van landbouw, 3 op terrein van gezondheidszorg en 1 op terrein
van water).
UPF2 is op 30 oktober jl. opengesteld voor aanvragen in de sectoren
landbouw, water, gezondheidszorg, energie en circulaire bouw. De termijn
voor indiening van aanvragen liep tot 30 januari 2025. Er zijn 75
aanvragen ontvangen t.w.v. ruim EUR 190 mln. (er is EUR 32,5 mln.
beschikbaar).
UPF ontwikkelt zich door opvolging te geven aan geleerde lessen uit
eerdere rondes. Uit lessons learned van UPF1 zijn aanpassingen
voortgekomen voor UPF2 die toezagen op strengere eisen aan de
aanvragende partijen, strengere eisen aan de projectvoorstellen,
strengere eisen aan risicoanalyse en -mitigatie en een organisatorisch
strakker en in de tijd ruimer ingericht voorbereidings- en
uitvoeringsproces. Daarnaast is het maximale subsidiepercentage met 5%
verlaagd.
Alhoewel het nog te vroeg is om een volledig beeld van de lessons
learned van de tweede ronde op te stellen, zijn een aantal zaken wel
heel duidelijk geworden:
De aanscherping van de criteria heeft tot beter uitgewerkte
projectvoorstellen en sterkere partnerschappen geleid. Partijen zijn
beter gaan nadenken over hun partnerschappen. Er zijn amper meer
partijen waarvan de omvang te klein en kwetsbaar is om betrokken te zijn
bij het uitvoeren van een meerjarig project.
Binnen UPF2 lukt het goed om te sturen op de bredere
maatschappelijke en economische impact.
Door die strenge sturing op maatschappelijke meerwaarde is er
frustratie bij bedrijven die onduidelijkheid ervaren over waar het
instrument voor is bedoeld. Er wordt tot nu toe een groter percentage
van de beoordeelde voorstellen afgewezen dan bij UPF1 (ongeveer 80% tot
nu toe bij UPF2, tegen 60% bij UPF1).
Een deel van de bedrijven denkt dat de regeling voor het
bedrijfsleven is, terwijl het doel is om bij te dragen aan de
wederopbouw met het Nederlands bedrijfsleven. De oorzaak
hiervan ligt in het feit dat UPF momenteel zowel B2B-projecten
subsidieert als B2G-projecten. Bij de B2B-projecten is de
handelscomponent groter en zijn bedrijven naar eigen zeggen
(marktonderzoek) bereid een grotere eigen bijdrage te doen, maar daar
staat tegenover dat ze projecten willen doen waarmee ze ook winst kunnen
maken. Er is weinig begrip voor dat in geval van een subsidie
uitsluitend tegen kostprijzen geleverd mag worden.
Het blijkt dat veel voorstellen qua idee heel goed zijn maar nog
onvoldoende zijn uitgewerkt. Deze voorstellen zouden gebaat zijn bij
ofwel een langere voorbereidingstijd ofwel bij het kunnen meenemen van
gerichte adviezen alvorens een compleet projectvoorstel in te dienen.
Dit is mogelijk met een verplichte conceptnote fase met een
niet-bindend advies. Er zal voldoende tijd worden gepland voor bedrijven
om de adviezen te verwerken alvorens complete voorstellen in te
dienen.
Lessons learned van internationale aanpak
Uit de vele bezoeken van de Speciaal Gezant aan andere Europese
landen is gebleken dat zij in hun financieringsinstrumentarium een
duidelijker onderscheid maken naar B2B en B2G: voor de business to
business projecten die voornamelijk een handelscomponent hebben worden
diverse de-risking instrumenten beschikbaar gesteld in de vorm
van concessionele leningen en garanties. Voor publieke projecten worden
subsidies beschikbaar gesteld, met veelal tussen de 90% en 100%
subsidie. Dit is een duidelijke scheiding die wij over willen nemen: UPF
als subsidie voor B2G projecten enerzijds en concessionele leningen en
exportkredietverzekeringen voor investeringen anderzijds.
Marktonderzoek
Van december 2024 t/m februari 2025 is een marktonderzoek uitgevoerd
naar de behoeftes en benodigdheden van het bedrijfsleven als onderdeel
van de door de Minister van BHO goedgekeurde bedrijfslevensstrategie. De
uitkomsten van het onderzoek laten zien dat:
het verlenen van een subsidie de drempel voor bedrijven verlaagt
om activiteiten op de risicovolle Oekraïense markt te kunnen
ontplooien.
bij bedrijven verwarring heerst over de doelstelling van UPF; is
het een humanitair
instrument of gericht op private sectorontwikkeling? Een duidelijkere
afbakening is nodig;
ondanks de nog altijd grote onzekerheden als gevolg van de
oorlog, bedrijven thans beter inzicht hebben in de risico’s. Ook maakt
het verschil of bedrijven voor de oorlog reeds actief waren in Oekraïne
waardoor zij het land en de risico’s beter kennen en een grotere
risicobereidheid hebben. Mede hierdoor zijn lagere subsidiepercentages
mogelijk (NB dit betreft dan voornamelijk B2B projecten die wij niet
langer via UPF willen bekostigen).
|
4. Internationale context |
Hoe verhoudt het voorstel zich tot internationale en
EU-steuninitiatieven? Wat is de additionaliteit? Waarom dient Nederland
dit voorstel te financieren?
Pillar II van de EU-financiering biedt mogelijkheden voor Europese
investeerders om op bedrijfs- of projectniveau in te schrijven voor het
realiseren van projecten t.b.v. ondersteunen en wederopbouwen van de
Oekraïense economie, echter met een instapbedrag van EUR 50 mln. is de
drempelwaarde te hoog voor het overgrote deel van NLse bedrijven. Ook de
tenders van IFI’s zijn (niet uniek voor Oekraïne) vaak te groot. UPF is
daarmee een alternatief instrument dat beter aansluit bij de structuur
van onze eigen economie en in het bijzonder ook kansen biedt aan NL mkb.
UPF voorziet in een behoefte, omdat er voor projecten van kleinere
omvang geen programma’s zijn bij multilaterale instellingen zoals de
Wereldbank en het IMF.
Andere landen bieden eveneens regelingen om de rol van het eigen
bedrijfsleven te stimuleren. Zo heeft FRA een schenkingsbedrag van 200
mln. euro beschikbaar gesteld voor publieke projecten met deelname van
FRA bedrijven waarbij de overheid van Oekraïne de projecten heeft
geselecteerd. Zij hanteerden een 100% subsidiepercentage. Zwitserland
heeft recentelijk een aanbesteding geopend van CHF 100 mln t.b.v.
publieke projecten waar in Oekraïne gevestigde Zwitserse bedrijven op in
kunnen schrijven. De Oekraïense overheid is betrokken bij de selectie.
Zwitserland hanteert hierbij een 90% subsidiepercentage. Landen als
Noorwegen en Zweden hebben een speciale investeringsfaciliteit voor
Oekraïne gecreëerd. Denemarken heeft een investerings- en exportfonds
waarmee voor 88 miljoen euro aan leningen en garanties aan Deense
bedrijven gegeven kan worden om risico’s af te dekken. Ook is een
Oekraïne Fonds ingesteld van EUR 115 miljoen om een staatsgarantie te
faciliteren van 382 miljoen euro voor een windproject in Oekraïne
waaraan Deense bedrijven werken.
|
5. A. Financiële gevolgen voor het Rijk |
Welke financiële gevolgen heeft het voorstel voor de
Rijksbegroting?
Het geschatte uitgavenritme is:
2026: EUR 15 mln
2027: EUR 10 mln
2028: EUR 5 mln.
Toelichting:
Gelet op de benodigde voorbereidingstijd van uitvoerder RVO
(opstellen van het beleidskader, uitvoeren van de risico-analyse,
publicatie en openstelling van de regeling), is de verwachting dat UPF 3
in het voorjaar van 2026 tot committeringen en uitgaven zal leiden. Het
verplichtingenbudget staat daarom geraamd in 2026. Het zwaartepunt van
de uitgaven zal in 2026 liggen, een substantieel resterend deel in 2027
en nog een klein bedrag in 2028. Dit heeft te maken met de aard en
doorlooptijd van de projecten. |
B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke
sectoren |
Welke financiële gevolgen heeft het voorstel voor maatschappelijke
sectoren (als van toepassing)?
N.v.t.
|
6. Nagestreefde doeltreffendheid |
Op welke wijze en in welke mate wordt verwacht dat het
beleidsinstrumentarium gaat bijdragen aan de beoogde prestaties en
effecten?
De projecten zullen allemaal een publiek karakter hebben en voldoen
aan de mede door de Oekraïense overheid vastgestelde selectiecriteria.
Daarmee dragen de projecten direct bij aan de door de Oekraïense
overheid gestelde prioriteiten van wederopbouw en herstel.
Afhankelijk van de ingediende projectvoorstellen zal het instrument
bijdragen aan energievoorziening, reconstructie van economisch relevante
infrastructuur, verbetering van kwaliteit en toegang tot zorg,
verbeterde en verhoogde toegang tot drinkwatervoorzieningen,
werkgelegenheid, niveau van kennis en expertise van Oekraïense inwoners,
e.d.
Omdat niet op voorhand bekend is wat voor projecten worden
aangevraagd is een kwantificering van de impact vooraf niet mogelijk. Er
is geen kwantitatieve ondergrens opgenomen om de beoogde impact van een
project te beoordelen omdat de regeling veel ruimte laat voor
verschillende typen projecten. De selectiecriteria, de puntentoekenning
per criterium en de ondergrens per categorie en voor het totaal sturen
gezamenlijk op het behalen van value for money.
Daarnaast draagt een subsidie onder UPF3 ertoe bij dat:
meer NLse bedrijven de Oekraïense markt betreden, terwijl zij
middels de projecten bijdragen aan de noden in Oekraïne;
reeds aanwezige NLse bedrijven activiteiten en ondernemingen
t.b.v. wederopbouw verder uitbouwen;
op de langere termijn het aandeel van de bijdrage van de NLse
private sector in de prioriteitssectoren (water, landbouw, LSH, energie,
circulaire bouw) aan de wederopbouw in OEK wordt vergroot en de
(economische) veerkracht van Oekraïense partners in deze projecten wordt
versterkt.
|
7. Nagestreefde doelmatigheid |
Waarom is het voorgestelde instrumentarium een efficiënte manier om
de beoogde prestaties en effecten te bereiken?
De publieke sector kan de benodigde inspanningen niet alleen
bekostigen, het mobiliseren van privaat kapitaal is nodig. Voor de
3e ronde van UPF worden de volgende maatregelen genomen om de
efficiency te verhogen: we verlagen het subsidiepercentage en we gaan
middels een getrapte aanvraagprocedure de kwaliteit van de aanvragen
vergroten waardoor de beoordelingsfase sneller zal verlopen. Dit
bevordert de doelmatigheid van de middelen doordat het aandeel van
bedrijven in dede cofinanciering wordt versterkt en ook zal de
beoordelingsfase naar verwachting sneller en efficiënter verlopen.
Daarnaast subsidiëren we uitsluitend nog projecten die gericht zijn op
de publieke sector en we geven de Oekraïense overheid een stem bij de
selectie van de projecten. Hierdoor zullen de projecten maximaal
aansluiten bij de prioriteit van Oekraïne.
|
8. Evaluatieparagraaf |
Hoe wordt het voorstel gemonitord en geëvalueerd?
Gedurende de implementatiefase van de projecten monitort de
Nederlandse ambassade in Oekraïne en de verantwoordelijke themadirectie
op het Ministerie van Buitenlandse Zaken de voortgang, mede op basis van
inhoudelijke en financiële rapportage door de uitvoerder. Na afsluiting
van een project vindt een evaluatie van de behaalde resultaten plaats.
Na realisatie van alle projecten wordt een programma-evaluatie
uitgevoerd.
|
9. Risicoparagraaf |
Hoe worden anti-fraude en anti-corruptie risico’s gemitigeerd?
In de beoordelingsfase zitten diverse controles ingebouwd waarbij RVO
en de ambassade betrokken organisaties én het ingediende projectvoorstel
beoordelen op (mogelijke) risico’s. Zo wordt er bijv. gebruik gemaakt
van een database om bedrijfsregistratie- en activiteiten van
organisaties in Oekraïne te controleren en is voor het leveren van
goederen (hardware) juridisch advies ingewonnen bij een Oekraïense
accountant hoe dit proces te borgen. Ook is er een medewerker van de
ambassade specifiek ingezet op het beoordelen van de betrokken
Oekraïense partners.
Tot slot zullen de selectiecommissie en het selectieproces zodanig
worden ingericht en geleid dat de Oekraïense overheid niet eigenhandig
kan besluiten welke projecten financiering gaan ontvangen.
|
10. Publiekscommunicatie |
Hoe kan het voorstel gebruikt worden in de bredere
publiekscommunicatie rondom de steun aan Oekraïne zowel in Nederland,
Oekraïne en internationaal?
Een belangrijk communicatief aspect van de UPF regeling is de
betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven. Door de betrokkenheid
van Nederlandse bedrijven kan het Nederlandse aandeel in de
internationale hulpinspanning expliciet zichtbaar gemaakt worden. Er
wordt regelmatig een artikel gepubliceerd en via diverse mediakanalen
gedeeld over gerealiseerde UPF-projecten.
Daarnaast zijn wij voornemens om – na besluitvorming over de
beschikbaarstelling van middelen voor een 3e ronde – een MoU
te tekenen met Oekraïne waarin de totale ondersteuning aan wederopbouw
via UPF (1, 2 en 3) wordt meegenomen en breed bekend gemaakt.
|
Indien relevant: |
|
11. Rol participatie private sector |
Wat zijn de mogelijkheden om de Nederlandse (private) partners te
betrekken bij het voorstel?
100%, de regeling dient mede dat doel.
|
12. Mogelijke rol terugkeer ontheemden |
Draagt het voorstel bij aan het voorbereiden van Oekraïense
vluchtelingen om bij te kunnen dragen aan de herstelopgave bij
terugkeer?
Ja. De projectindieners zal worden gevraagd om de deelname van
Oekraïense ontheemden aan de bedrijfsactviteiten te expliciteren. De
mate waarin het bedrijf dan wel de organisatie Oekraïense ontheemden bij
de activiteiten betrekt, zal meewegen in de beoordeling van het
project.
|
|
|