Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over De verklaring van het KNAW-bestuur over de situatie in Gaza
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D43484, datum: 2025-10-03, bijgewerkt: 2025-10-03 18:02, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2025Z16781:
- Gericht aan: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: B.J. Eerdmans, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
---|
Datum | 3 oktober 2025 |
---|---|
Betreft | Antwoord op schriftelijke vragen van lid Eerdmans over de verklaring van het KNAW-bestuur over de situatie in Gaza |
Onderzoek en Wetenschapsbeleid Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl |
Onze referentie 54636962 |
Uw brief 12 september 2025 |
Uw referentie 2025Z16781 |
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Eerdmans (JA21) over de verklaring van het KNAW-bestuur over de situatie in Gaza. De vragen werden ingezonden op 12 september 2025 met kenmerk 2025Z16781.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gouke Moes
De antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Eerdmans (JA21) over De verklaring van het KNAW-bestuur over de situatie in Gaza met kenmerk 2025Z16781, ingezonden op 12 september 2025.
Vraag 1
Bent u bekend met de verklaring van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) over de situatie in Gaza?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bezorgd over de wijze waarop het KNAW-bestuur oproept tot boycot van IsraĂ«lische wetenschappers uit Europese onderzoeksprogrammaâs?
Antwoord 2
Het staat de KNAW vrij om uit eigen beweging een oproep te doen aan de minister van OCW in het kader van haar rol om te adviseren over aangelegenheden op het gebied van de wetenschapsbeoefening, zoals dit ook staat vastgelegd in artikel 1.5, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW). In hoeverre er gehoor wordt gegeven aan deze oproep is aan het kabinet.
Vraag 3
Deelt u de mening dat wetenschap, sport en cultuur juist dé sectoren zijn waar ondanks politieke verschillen en omstandigheden het mogelijk moet blijven om onderling samen te werken?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de selectieve manier waarmee het KNAW-bestuur zijn referenties heeft gekozen om hun politieke oproep te onderbouwen, waarbij onderzoek met andere conclusies, zoals bijvoorbeeld het onderzoek van de Begin-Sadat Center for Strategic Studies, wordt genegeerd en hoe verhoudt zich dat tot de positie van KNAW als hoeder van de wetenschappelijke integriteit en âhet wetenschappelijk geweten van Nederlandâ?2
Antwoord 4
Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de wijze waarop het KNAW-bestuur zijn referenties heeft gekozen of de wijze waarop zij tot een oproep komt.
Vraag 5
Bent u bereid om na te vragen bij het KNAW-bestuur of de leden zijn geconsulteerd over deze stellingname en de Tweede Kamer hierover op korte termijn te informeren, zodat bekend is of en in welke mate het KNAW-bestuur spreekt namens de leden van de academie?
Antwoord 5
De KNAW heeft aangegeven dat er geen brede consultatie heeft plaatsgevonden bij de leden. Het KNAW-bestuur heeft op basis van de artikelen 1.5 en 13.1 van de WHW de bevoegdheid om namens de KNAW te adviseren en werkzaamheden te verrichten in het kader van de wetenschapsbeoefening. Voor het publiceren van verklaringen en adviezen hoeft het KNAW-bestuur niet eerst de leden te consulteren.
Vraag 6
Kunt u garanderen dat andersdenkende leden van de KNAW zich nog durven uitspreken binnen de academie?
Antwoord 6
Ik vind het belangrijk dat er ruimte is voor verschillende wetenschappelijke inzichten en dat wetenschappers de ruimte en veiligheid ervaren om zich uit te spreken. Het is de verantwoordelijkheid van de KNAW om ervoor te zorgen dat leden zich kritisch durven uit te spreken.
Vraag 7
Hoe garandeert u als stelselverantwoordelijke een open discussie binnen
het stelsel als geheel en hoe bewaakt u de academische vrijheid wanneer
de hoeder ervan zich zo eenzijdig politiek profileert?
Antwoord 7
In artikel 1.6 van de WHW staat dat instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen de academische vrijheid in acht moeten nemen. Academische vrijheid draagt bij aan een open discussie binnen het stelsel. Dat geldt ook voor de onafhankelijkheid van wetenschappers en hun instellingen; dit is een van de kernwaarden van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (hierna: NGWI). Alle wetenschappers en kennisinstellingen zijn vrij om vanuit hun wetenschappelijke rol maatschappelijke dialogen aan te gaan. Vanuit mijn rol als minister vind ik het belangrijk om de staat van academische vrijheid te blijven monitoren. Zo heeft mijn ambtsvoorganger in 2023 onderzoek gedaan naar academische zelfcensuur in Nederland en zal mijn ministerie in 2028 nogmaals onderzoek doen naar de wijze waarop onderzoekers, docenten en onderwijzers hun academische vrijheid ervaren. Academische vrijheid vereist dat zij zich veilig voelen. Instellingen zijn verantwoordelijk voor het borgen van een veilige leer- en werkomgeving. Het hierbij behorende (wettelijk) handelingsperspectief voor instellingen, toezicht en mij als minister is toegelicht in de escalatieladder die uw Kamer voor de zomer heeft ontvangen.3
KNAW, 11 september 2025, 'Verklaring KNAW-bestuur over de situatie in Gaza' (https://www.knaw.nl/nieuws/verklaring-knaw-bestuur-over-de-situatie-gaza)â©ïž
Begin-Sadat Center for Strategic Studies, 2 september 2025, 'Debunking the Genocide Allegations: A Reexamination of the Israel-Hamas War from October 7, 2023 to June 1, 2025' '(https://besacenter.org/debunking-the-genocide-allegationsa-reexamination-of-the-israel-hamas-war-2023-2025/)â©ïž
Kamerstuk 29 240, nr. 175â©ïž