Verslag van een schriftelijk overleg over Jaarverslag Beheer staatsdeelnemingen 2024 (Kamerstuk 28165-461)
Deelnemingenbeleid Rijksoverheid
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D43678, datum: 2025-10-07, bijgewerkt: 2025-10-07 13:50, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.A. van der Steur, adjunct-griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota's bij Verslag van een schriftelijk overleg over Jaarverslag Beheer staatsdeelnemingen 2024 (Kamerstuk 28165-461)
Onderdeel van kamerstukdossier 28165 -468 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid.
Onderdeel van zaak 2025Z18774:
- Indiener: E. Heinen, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
II Reactie van de minister van Financiën en de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Inleiding
Met interesse hebben wij kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld in het schriftelijke overleg staatsdeelnemingen. Hieronder vindt u de beantwoording van de vragen. De vragen uit de hoofdstukken 2 t/m 12 worden beantwoord door de minister van Financiën. Dit betreft de vragen over de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 (hierna: Nota), benoemingen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en de financiële positie van de staatsdeelnemingen en vragen per staatsdeelneming. De vragen in hoofdstuk 13, over de kansspeldeelnemingen, worden beantwoord door de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane. De beantwoording is geclusterd per thema. Binnen de thema’s is de volgorde van het verslag aangehouden.
Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022
De fractie van NSC vraagt zich af of de minister de mening deelt dat het makkelijker is om aan een staatsbedrijf nieuwe opdrachten en taken te geven dan aan een privaat bedrijf. Daarnaast vraagt de fractie van NSC zich af hoe de minister in dit licht de weigering van het geprivatiseerde PostNL om de postdienst uit te voeren ziet en of de minister de mening deelt dat dit een laat gevolg is van de privatisering van de PTT en TPG, de TNT Post Groep en PostNL. Daarbij vraagt de fractie van NSC zich af of het klopt dat sturing op het publieke belang met alleen maar wet- en regelgeving onvoldoende is en of het klopt dat publiek eigendom hierbij een wenselijke aanvullende functie kan hebben. Ook gezien de bescherming van privaat eigendom middels het 1e Protocol van artikel 1 van het EVRM.
Nee, ik deel deze mening niet. Het verlenen van nieuwe taken en opdrachten aan ondernemingen vergt bij zowel een private onderneming als een deelneming van de overheid eenzelfde zorgvuldige afweging. Het belang hiervan is ook onderschreven door de Algemene Rekenkamer in het rapport In publieke handen1.
Er is momenteel geen sprake van weigering maar van een verzoek tot intrekken van de UPD-aanwijzing. Het verzoek tot het intrekken van de UPD-aanwijzing is een afweging van het bestuur van PostNL dat handelt naar het vennootschappelijk belang. Dit was met de Rijksoverheid als aandeelhouder geen andere afweging geweest.
Ik zie het signaal van PostNL om de postdienst niet langer tegen de huidige voorwaarden te willen uitvoeren niet als gevolg van privatisering, maar als gevolg van verouderde wetgeving. Op maandag 30 juni 2025 heeft de minister van Economische Zaken een Kamerbrief verstuurd inzake deze verouderde wetgeving2. Nederlanders versturen steeds minder brieven en kaarten. Sinds 2009 daalt het aantal met zo’n zeven procent per jaar. Tegelijkertijd stijgen de kosten voor het bezorgen van post. Verouderde kaders voor de universele postdienst (UPD) in combinatie met dalende volumes, arbeidstekorten en stijgende kosten, hebben tot gevolg dat een operationeel haalbare en rendabele uitvoering van de UPD steeds verder onder druk komt te staan. De minister van Economische Zaken werkt aan een wijziging van de UPD.
De minister van Economische zaken en ik zijn ervan overtuigd dat het publieke belang van post met wet- en regelgeving voldoende kan worden geborgd. Wij zien geen aanleiding voor aanvullende sturing via aandeelhouderschap, ook niet in het licht van het 1e Protocol van artikel 1 van het EVRM. Het onderbrengen van de postvoorziening bij een staatsdeelneming zie ik daarom niet als een passend antwoord op het geschetste probleem.
De leden van de NSC-fractie vragen of de doelinstructie en de statuten bij alle overheidsvennootschappen inmiddels zijn aangepast zodat het publieke belang dat de staatsdeelnemingen dienen erin tot uiting komt. Ook vragen de leden van de fractie van NSC of het klopt dat de Raad van Commissarissen zich altijd richt op het “belang van de vennootschap” en indien de doelinstructie van de vennootschap en het publiek belang samenvallen, vallen dan ook het publieke belang en het belang van de vennootschap samenvallen en zo niet, waarom niet.
In de statutaire doelomschrijving wordt opgenomen wat de belangrijkste activiteiten, kerntaken en handelingen zijn die binnen de onderneming worden verricht. Deze doelomschrijving geeft daarmee de handelingsmogelijkheden en grenzen aan de raden van bestuur en commissarissen waarbinnen zij kunnen opereren. Het doel dient voldoende ruim geformuleerd te zijn, zodat de deelneming de ruimte heeft om op afstand van de staat bedrijfsmatig te opereren. Het is niet de bedoeling dat er met regelmaat discussie ontstaat over een eventuele doeloverschrijding en/of de statuten moeten worden aangepast. Het publieke belang is aan verandering en nadere invulling onderhevig. Het publieke belang komt dan ook niet letterlijk tot uiting in de statutaire doelomschrijving, maar bij de deelnemingen waarvan de staat 100 procent dan wel meerderheidsaandeelhouder is, is bij de implementatie van de standaardstatuten wel gekeken of de doelomschrijving logisch aansluit op het publiek belang.
De leden van de fractie van NSC vragen zich daarnaast af op welke manier commissarissen die op voordracht van de overheid zijn benoemd beter in staat kunnen worden gesteld om zich te richten op het publieke belang en of daarvoor artikel 2:142 van het BW kan worden aangepast.
De bestuurders en commissarissen dienen zich te richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Het is niet zo dat het publieke belang één op één samenvalt met het belang van de vennootschap. Hoewel voor het vaststellen van het vennootschappelijk belang aansluiting kan worden gezocht bij het statutair doel, is het vennootschappelijke belang breder. De invulling van het ‘vennootschappelijk belang’ bestaat uit verschillende, wisselende deelbelangen en hangt af van de omstandigheden van het geval. Naast die van de aandeelhouder, zijn dat ook de belangen van andere stakeholders van de vennootschap, zoals werknemers en crediteuren.
Een commissaris wordt niet op voordracht van de overheid benoemd, maar op voordracht van de raad van commissarissen. Commissarissen dienen zich te richten op het belang van de vennootschap. Het benoemen van een zogenoemde overheidscommissaris vind ik daarom onwenselijk, omdat een commissaris zonder last of ruggespraak zitting neemt in een raad van commissarissen. Wel wordt in het benoemingsproces getoetst of een kandidaat voldoende oog heeft voor de publieke context waarin de onderneming functioneert.
Een overheidscommissaris is niet beter in staat om zich te richten op het publieke belang. Een commissaris dient zich immers conform het vennootschapsrecht te richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden ondernemingen. Een commissaris kan daarmee niet enkel het (publieke) belang dienen van de staat als aandeelhouder als dit niet in het belang van de vennootschap is. Artikel 2:142 BW (Burgerlijk Wetboek) hoeft in mijn optiek dan ook niet te worden aangepast, omdat met het stellen van specifieke eisen aan commissarissen deze zich nog steeds dienen te richten op het belang van de vennootschap.
De leden van de fractie van NSC vragen ook waarom er nog maar zelden gebruik wordt gemaakt van art. 2:129 leden 3 en 4, van het BW, dat de overheidsaandeelhouder een passief respectievelijk een actief instructierecht geeft en of de aanwezige aandeelhoudersbevoegdheden wel volledig en optimaal worden benut.
De aandeelhoudersbevoegdheden worden ingevuld zoals voorgeschreven in de Nota 2022. Ik vind het daarom niet wenselijk om, als aandeelhouder op afstand, al dan niet vanwege politieke redenen instructies te geven aan het bestuur van de onderneming en zo op de stoel van de bestuurder te gaan zitten. Daarnaast is het op grond van artikel 2:129 lid 4 BW ook niet mogelijk om een statutaire bepaling op te nemen, waarbij voor bijvoorbeeld de aandeelhouder de mogelijkheid wordt gecreëerd om concrete, dan wel bindende, instructies aan de onderneming te geven. Wel zijn bepaalde besluiten van het bestuur (bijvoorbeeld investeringen boven een bepaald drempelniveau) op grond van artikel 2:129/2:239 lid 3 BW aan de goedkeuring van de aandeelhouder(s) onderhevig.
De leden van de NSC-fractie vragen of de minister een nadere toelichting kan geven op het Dashboard Staatsdeelnemingen. Wat is de reden dat bijna alle doelstellingen uit de Nota Staatsdeelnemingen 2022 niet gehaald zijn?
Het dashboard Staatsdeelnemingen geeft inzicht in hoe de staat haar rol op dit moment vervult en laat zien hoe de progressie van de implementatie van het beleid in de Nota 2022 verloopt. Een groot deel van de indicatoren die toeziet op hoe de staat momenteel haar rol vervult, kent dan ook geen streefwaarde. De indicatoren die toezien op de implementatie van de Nota 2022 vragen om nadere uitwerking die enige tijd vergt, en vervolgens ook implementatie bij de deelnemingen waarbij ik ook afhankelijk ben van factoren waar ik minder invloed op heb. Ik doe mijn best om deze doelstellingen alsnog zo snel mogelijk te realiseren.
Ook vragen de leden van de NSC-fractie of toegelicht kan worden waarom slechts zeven procent van de deelnemingen een algemene profielschets heeft voor de Raad van Bestuur, terwijl de doelstelling van de Nota Staatsdeelnemingen 2022 100 procent is?
Specifiek ten aanzien van de algemene profielschets voor de raad van bestuur geldt dat dit – in tegenstelling tot de algemene profielschets voor de raad van commissarissen – nieuw is ten opzichte van het voorgaande beleid. Veel staatsdeelnemingen hadden nog geen algemene profielschets voor de raad van bestuur, daarom werkt het ministerie van Financiën momenteel aan uniforme uitgangspunten voor deze profielschetsen op basis van de Nota 2022. En ik wil hierop wachten, voordat de algemene profielschetsen worden opgesteld voor de raad van bestuur door de deelnemingen zodat deze gelijk in lijn zijn met het beleid van de staat. Daarom is het eerdere tussendoel voor 2024 dat 100% van de raden van bestuur een algemene profielschets heeft, vervallen. Het doel is dat eind 2025 alle deelnemingen een algemene profielschets hebben die aan de uitgangspunten voldoet.
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie waarom slechts 66 procent het Charter Diversiteit ondertekend heeft, terwijl de doelstelling 100 procent is, en waarom er nog geen enkele strategie beoordeeld is.
De doelstelling van de staat is dat deelnemingen brede diversiteit bevorderen als onderdeel van Goed Werkgeverschap, niet het ondertekenen van het Charter Diversiteit op zichzelf. Inmiddels heeft 94% het Charter Diversiteit of een vergelijkbaar Europees initiatief ondertekend en is COVRA (de enige resterende deelneming) voornemens om het Nederlandse Charter Diversiteit te tekenen.
In 2024 zijn twee strategieën herijkt aan de hand van de Nota 2022, namelijk de Nederlandse Loterij en Holland Casino. Dit is ook zichtbaar in het dashboard.
MVO-beleid
De leden van de PVV-fractie lezen in het jaarverslag: “Met het nieuwe voorstel van de Europese Commissie (Omnibuswet) van begin 2025 wordt mogelijk de reikwijdte van de CSRD en CSDDD beperkt, waardoor deze voor een deel van de staatsdeelnemingen niet meer van toepassing is.” Deze leden vragen zich af waarom de minister van deze staatsdeelnemingen verwacht dat zij desondanks blijven rapporteren volgens de vrijwillige standaard die de Europese Commissie zal opstellen.
Financiële transparantie is één van de vier voor de staat belangrijke thema’s op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Hierbij gaat het om ketentransparantie en transparante verantwoording richting stakeholders. Financiële transparantie is essentieel voor het vertrouwen van burgers, het waarborgen van eerlijke ketens en het kunnen afleggen van verantwoording over de maatschappelijke impact van ondernemingen.
De Europese Commissie heeft een vrijwillige duurzaamheidsstandaard voor het midden- en kleinbedrijf voorgesteld3, om hen te helpen voldoen aan verzoeken om duurzaamheidsinformatie van grotere bedrijven.
Om richting hun stakeholders transparante verantwoording af te kunnen leggen verwacht ik van staatsdeelnemingen dat ze aan deze vrijwillige standaard van de Europese Commissie voldoen. Deze is minder omvangrijk dan de reguliere CSRD-duurzaamheidstandaard.
Ook vragen deze leden hoeveel extra kosten het met zich meebrengt voor de desbetreffende deelnemingen om alsnog aan deze vrijwillige rapportage te voldoen.
Het is mij niet bekend of dit tot extra kosten voor de deelneming leidt. Het bestuur van de deelneming is verantwoordelijk voor de invulling. Mogelijk zouden deelnemingen ook zonder de verwachting van de staat als aandeelhouder ervoor gekozen hebben om conform de vrijwillige standaard of een vergelijkbare wijze te rapporteren.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de minister in het jaarverslag stelt dat de Staat zich ervoor inzet dat alle deelnemingen de Tax Governance Code onderschrijven of de daarin opgenomen principes toepassen. Deze leden vragen de minister om toe te lichten welke concrete acties de Staat onderneemt om dit doel te bereiken.
Financiële transparantie is voor mij als aandeelhouder belangrijk. Tegelijkertijd valt het onder de verantwoordelijkheid van het bestuur hoe een deelneming dit realiseert. De staat is in gesprek met de deelnemingen over de toepassing van de Tax Governance Code en de daarin verankerde principes. Daarbij verwacht ik dat het bestuur toelicht hoe de deelneming invulling geeft aan de principes, of – indien zij de Tax Governance Code niet onderschrijven – welke alternatieve richtlijnen of maatregelen zij hanteert (comply or explain).
De leden van de PVV-fractie constateren dat enkele deelnemingen, waaronder de NS, Invest-NL, Stedin en Thales, de principes van de Code toepassen, maar de Code nog niet onderschrijven. Deze leden vragen de minister wat de redenen zijn dat deze deelnemingen de Tax Governance Code nog niet onderschrijven en welke stappen worden gezet om dit alsnog te realiseren.
De leden van de PVV-fractie constateren dat deelnemingen COVRA, de Nederlandse Loterij en UCN/Urenco, de Tax Governance Code niet toepassen en ook niet onderschrijven, terwijl de Staat hier een meerderheidsbelang in heeft. Deze leden vragen de minister om te verklaren waarom deze deelnemingen (nog) geen invulling geven aan de Code en wat de Staat doet om dit te bevorderen.
Zoals in het antwoord op de vorige vraag omschreven is de staat in gesprek met de deelnemingen over de (toepassing van de principes uit de) Tax Governance Code. De redenen waarom het bestuur van een deelneming de afweging maakt om zich wel of niet aan te sluiten bij een initiatief als de Tax Governance Code verschilt per deelneming en is de verantwoordelijkheid van het bestuur.
De leden van de VVD-fractie waarderen dat in het jaarverslag niet alleen de financiële posities, maar ook de maatschappelijke waarden van de verschillende staatsdeelnemingen worden belicht. Deze leden zijn wel van mening dat de prioriteit altijd moet liggen op financieel verstandig beleid. Kan de minister inzicht geven in de verwachtingen die hij voor de toekomst heeft met betrekking tot zaken als MVO en CO2-uitstootvermindering?
De staat verwacht dat deelnemingen zelf MVO-doelstellingen opstellen, die waar mogelijk, de bijdrage aan het publieke belang versterken. Het publieke belang is daarbij leidend. Zoals in het Handboek Maatschappelijk verantwoord ondernemen4 uiteengezet verwacht de staat van zijn deelnemingen dat zij serieus invulling geven aan de MVO-regelgeving en hierbij passend MVO-beleid uitvoeren. Goed MVO-beleid is een belangrijke voorwaarde om langetermijnwaardecreatie te garanderen. Om hier uitvoering aan te geven gaat de staat ervan uit dat deelnemingen relevante (inter)nationale standaarden en raamwerken naleven, beleid voeren, transparant zijn en zelf doelstellingen opstellen. Het bestuur van de deelnemingen is zelf verantwoordelijk voor het MVO-beleid en goede resultaten en verslaglegging.
De leden van de VVD-fractie vragen of de minister het met deze leden eens dat deze zaken de financiële positie van de staatsbedrijven niet op een negatieve manier mogen raken.
Het publieke belang van de deelnemingen is leidend bij het bepalen van de MVO-doelstellingen. Voor veel deelnemingen ligt MVO al in het verlengde van de kerntaken en de publieke belangen die zij borgen. In deze gevallen valt MVO direct samen met strategische prioriteiten van de deelneming. MVO kan anderzijds ook gaan over de wijze waarop een deelneming haar publieke belangen borgt en strategische prioriteiten nastreeft. MVO-doelstellingen en het publieke belang kunnen elkaar op deze manier ook versterken.
De overheid stuurt actief op diversiteit in besturen en raden van commissarissen en op goed ondernemingsbestuur volgens de Nederlandse Corporate Governance Code, zo lezen de leden van de BBB-fractie. Daarnaast stuurt de het kabinet op maatschappelijk verantwoord ondernemen: de deelnemingen moeten bijdragen aan duurzaamheid, klimaatdoelen, goed werkgeverschap en het respecteren van mensenrechten in de keten. Kan de minister aangeven met hoeveel procent de overheadkosten voor staatsdeelnemingen zijn gestegen over de afgelopen tien jaar als gevolg van bovenstaande politiek maatschappelijke doelen?
De verantwoordelijkheid voor de wijze waarop de onderneming invulling geeft aan haar MVO-beleid ligt bij het bestuur zelf, niet de aandeelhouder. Deelnemingen publiceren geen cijfers over de kosten hiervan.
Benoemingen, Beloningen en Financiële Positie
De leden van de PVV-fractie vragen de minister om te verduidelijken, aan de hand van meetbare resultaten, op welke manier de geslachtsverdeling bijdraagt aan de kwaliteit van het besluitvormingsproces. Ook vraagt de fractie van de PVV hoe deze wettelijke vereiste zich verhoudt tot het principe van benoeming op basis van kwaliteit en geschiktheid. Daarnaast wil de fractie van de PVV weten of er signalen bekend zijn dat dit beleid heeft geleid tot praktische bezwaren of ongewenste neveneffecten. Tot slot vraagt de fractie van de PVV de minister om aan te geven of er evaluaties gepland zijn om te toetsen of het diversiteitsbeleid daadwerkelijk het beoogde effect heeft.
Voor de verduidelijking van op welke manier geslachtsverdeling bijdraagt aan de kwaliteit van het besluitvormingsproces verwijs ik graag naar het advies van de Sociaal Economische Raad: ‘Diversiteit in de top, tijd voor versnelling’5. In dit advies wordt verwezen naar wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat diversiteit bijdraagt aan de kwaliteit van besluitvorming.
Daarnaast verhouden diversiteit in geslacht en kwaliteit zich goed tot elkaar. Er zijn geen signalen dat dit beleid heeft geleid tot praktische bezwaren of ongewenste neveneffecten. Het diversiteitsbeleid is onderdeel van de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 (hierna: Nota 2022). Uiterlijk in 2029 zal er een beleidsdoorlichting van het deelnemingenbeleid plaatsvinden.
De leden van de PVV-fractie vragen welke maatregelen de minister overweegt te nemen als blijkt dat de huidige beloningen disproportioneel zijn.
Zoals de leden van de PVV-fractie reeds aangeven, loopt er momenteel een onderzoek naar bestuurdersbeloningen. Omdat dit onderzoek nog gaande is, wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten.
De leden van de VVD-fractie vragen welke risico’s de minister ziet voor de verschillende staatsdeelnemingen en waar er mogelijk in de komende jaren kapitaalinjecties nodig zullen zijn, en hoe groot deze zijn.
Er is naar verwachting een aantal deelnemingen dat op termijn een financieringsbehoefte kent, waaronder Stedin, Invest-NL en Invest International. De manier waarop de financieringsbehoefte wordt ingevuld is nog onduidelijk. Er zijn momenteel in de Rijksbegroting voor de jaren 2025 t/m 2028 nog kapitaalstortingen in Invest International en Invest-NL voorzien.
De leden van de NSC-fractie willen weten in hoeverre de overheidsdeelnemingen voldoen aan de man-vrouw verhoudingen zoals neergelegd in Boek 2 van het BW. Daarbij vragen zij zich af waarom het percentage vrouwen onder de bestuurders (33 procent) veel lager is dan bij de commissarissen (44 procent) en in hoeverre wordt voldaan aan het Nederlandse Charter Diversiteit.
De Wet inzake evenwichtige man/vrouw-verhouding6 schrijf voor dat een raad van commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen voor ten minste een derde deel uit vrouwen en voor ten minste een derde deel uit mannen bestaat. Vanwege de bijzondere maatschappelijke positie van deelnemingen vindt de staat het echter passend om deze standaard ook toe te passen op deelnemingen die niet beursgenoteerd zijn. Dertien van de veertien staatsdeelnemingen, waar de staat doorslaggevende invloed heeft op benoemingen, voldeden eind 2024 aan de vereiste van ten minste één derde vrouwen in de raad van commissarissen. Het percentage vrouwelijke bestuurders bij staatsdeelnemingen was eind 2024 44%, tegenover 45% vrouwelijke commissarissen.
Daarbij bevorderen bijna alle deelnemingen diversiteit via het Nederlandse Charter Diversiteit of zijn zij aangesloten bij een vergelijkbaar Europees initiatief.
NLFI
De leden van de PVV-fractie vragen de minister welke vervolgstappen hij ziet om de Volksbank, tegenwoordig opererend onder de naam ASN Bank, te behouden als nationale bank.
Indien met een nationale bank, een bank bedoeld wordt die volledig eigendom blijft van de Nederlandse staat, dan ben ik hier geen voorstander van. In haar onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank (nu ASN Bank) concludeert NLFI dat alleen een onderhandse verkoop of beursintroductie naar voren komen als realistisch. Deze conclusie kan ik volgen. Ik heb daarbij ook geconcludeerd dat er in de financiële sector belangen zijn die aandacht nodig hebben, maar dat het niet doeltreffend is dit te regelen via het aandeelhouderschap van één specifieke bank. In lijn met deze conclusie en het advies van NLFI heb ik ASN Bank daarom gevraagd zich voor te bereiden op de toekomstopties onderhandse verkoop en een beursgang.7 Echter, hiermee is het definitieve verkoopbesluit nog niet genomen. Uit de analyse van NLFI blijkt dat ASN Bank nog een aantal jaar nodig heeft om verkoop gereed te zijn.8
De leden van de PVV-fractie vragen naar aanleiding van de afronding van het verkoopprogramma van het aandelenbelang ABN AMRO tot 30,5 procent wat de verwachte opbrengst van de resterende certificaten zal zijn en hoe deze zich verhoudt tot de oorspronkelijke aanschafprijs.
In tabel 1 vindt u het geactualiseerde overzicht van de historische uitgaven en ontvangsten rond de nationalisatie van ABN AMRO. Hierin is zowel het verkoopprogramma dat afgerond is op 25 juli 2025 verwerkt, als het interim-dividend over 2025 dat ABN AMRO op 9 september 2025 heeft uitgekeerd en de opbrengst van de deelname aan het aandeleninkoopprogramma dat ABN AMRO op 11 september 2025 heeft afgerond. De opbrengst van het lopende verkoopprogramma dat gestart is op 9 september 2025 is hierin niet meegenomen. In algemene zin zijn de verkoopopbrengsten niet relevant voor het uitgavenkader en het EMU-saldo. Wel wordt hiermee de staatsschuld afgelost.
Uit tabel 1 blijkt dat de marktwaarde (o.b.v. de slotkoers op 23 september) onvoldoende is om de totale kapitaaluitgaven terug te verdienen (J). Ook indien de rentelasten en dividendontvangsten buiten beschouwing worden gelaten, zijn de marktwaarde (I) en de verkoopopbrengsten (D) op dit moment onvoldoende om de oorspronkelijke kapitaaluitgaven (A) terug te verdienen. Om de totale kapitaaluitgaven terug te verdienen zou het gehele resterende belang tegen een koers van € 35,84 verkocht dienen te worden. De slotkoers op 23 september was € 26,99. De staat is geen belegger en investeert dus niet risicovol als daar geen publiek belang mee is gediend. Ik acht het dan ook onwenselijk om te wachten op een hogere koers. ABN AMRO is in staatshanden gekomen om de stabiliteit van het financiële stelsel te borgen en niet als investering om rendement op te maken.
Tabel 1: Kosten en opbrengsten ABN AMRO
Bedrag in EUR mld. | Berekening | ||
---|---|---|---|
A | Kapitaaluitgaven | -21,7 | |
B | Toerekenbare rentelasten | -6,3 | |
C | Totale uitgaven* | -27,9 | (A+B) |
D | Netto verkoopopbrengst | 12,6 | |
E | Dividendontvangsten | 6,6 | |
F | Totale ontvangsten | 19,2 | (D+E) |
G | Openstaande kapitaaluitgaven | -9,1 | (A+D) |
H | Openstaande investering | -8,7 | (C+F) |
I | Marktwaarde aandelen (o.b.v. slotkoers 23-9-2025) | 6,9 | |
J | Huidig resultaat kapitaaluitgaven | -2,2 | (I+G) |
K | Huidig resultaat investering | -1,9 | (I+H) |
* Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de Nederlandse Staat nog steeds 30,5 procent van de aandelen in ABN AMRO heeft. Klopt het dat de minister naar 20 procent van de aandelen wil? Hoe hoog zal de opbrengst van die aandelenverkoop zijn bij de huidige beurskoers?
Het staatsbelang in ABN AMRO is inmiddels niet meer 30,5%. Op 25 juli 2025 was dat wel het geval, maar sindsdien hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan:
Op 6 augustus 2025 heb ik de Kamer geïnformeerd over de pro rata deelname van NLFI aan het nieuwe aandeleninkoopprogramma van ABN AMRO. Op 11 september 2025 heeft ABN AMRO bekend gemaakt dit inkoopprogramma te hebben afgerond.9
Op 9 september 2025 heb ik de Kamer geïnformeerd dat NLFI een nieuw verkoopprogramma gestart is, dat erop gericht is het belang in ABN AMRO af te bouwen tot inderdaad circa 20%.10
Na de pro rata deelname aan het inkoopprogramma betrof het aandelenbelang van de staat ongeveer 30,1%. Het aandelenbelang zou normaal gesproken weer toenemen tot 30,5% op het moment dat ABN AMRO de ingekochte aandelen intrekt. Echter, doordat inmiddels ook een nieuw verkoopprogramma gestart is, zal het belang van de staat in ABN AMRO de komende periode juist verder afnemen.
Het lopende verkoopprogramma is erop gericht het belang in ABN AMRO af te bouwen van 30,5% tot circa 20%. Het exacte percentage tot waar wordt afgebouwd maak ik pas na afloop van het verkoopprogramma bekend om de financiële positie van de staat niet te schaden. Als we voor dit rekenvoorbeeld uitgaan van een afbouw naar 20%, zou dit op basis van de slotkoers van 23 september uitkomen op een totale verkoopopbrengst van € 2,4 miljard.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat bij deze 20 procent de Staat nog steeds een aantal bijzondere aandeelhoudersbevoegdheden heeft. Welke zijn dit?
De aandelen ABN AMRO worden gehouden door NLFI. In mijn Kamerbrief van 15 oktober 2024 heb ik de gevolgen van verdere afbouw van het aandelenbelang op de zeggenschap van NLFI toegelicht.11 Conform de zogenoemde Relationship Agreement tussen ABN AMRO en NLFI heeft NLFI onder meer de volgende bijzondere rechten: het goedkeuringsrecht van het generieke profiel van de raad van commissarissen (rvc), het adviesrecht voor de (her)benoeming van de raad van bestuur (rvb), de voorzitter van de rvc en de externe accountant en informatierecht over alles omtrent beloningen voor de rvb.
Afgesproken is dat als het belang van NLFI in ABN AMRO de 15% onderschrijdt, NLFI en ABN AMRO opnieuw met elkaar in gesprek gaan over de informatie- en dialoogpositie van NLFI. De Relationship Agreement komt in zijn geheel te vervallen wanneer het aandelenbelang van NLFI de 10% onderschrijdt.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de staat voor 100 procent eigenaar is van ASN en daarmee dus ook indirect eigenaar is van de SNS Bank, de Regiobank en Reaal.
Ja, de staat is voor 100% eigenaar van ASN Bank, waarbij het aandeelhouderschap in ASN Bank wordt uitgevoerd door NLFI. Onder ASN Bank vallen, naast ASN, de volgende merken: SNS, RegioBank en BLG Wonen. Al deze bankmerken gaan op termijn verder onder de naam ASN Bank.12
Reaal was voorheen een onderdeel van SNS REAAL, maar is reeds in 2015 verkocht en dus ook geen onderdeel van ASN Bank.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt het dat privatisering van ASN voorlopig niet aan de orde is.
Op dit moment is er van een besluit tot verkoop nog geen sprake en is ASN Bank daar nog niet gereed voor. Wanneer de daadwerkelijke privatisering van de ASN Bank aan de orde is en er eventuele verkoopplannen zijn, ga ik uiteraard in gesprek met uw Kamer.
De leden van de NSC-fractie vragen of de minister inmiddels ook al de voorbereiding voor privatisering gestopt heeft conform de aangenomen motie-Idsinga. Zo nee, waarom niet?
Over de uitvoerbaarheid van de specifieke wens van de Tweede Kamer om de transformatie stop te zetten verwijs ik naar mijn Kamerbrief over de voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank.13 Zowel NLFI als de staat mogen op basis van de afspraken met de ACM geen invloed hebben op de commerciële strategie van ASN Bank.
De leden van de NSC-fractie vragen of de minister nog steeds erkent dat de Kamer het hoogste orgaan van Nederland is en dat per motie genomen besluiten van het hoogste orgaan gewoon moeten worden uitgevoerd.
De wens en oproep van de Tweede Kamer weegt altijd zwaar mee in de door mij te maken afwegingen. Daarbij heb ik als minister ook een verplichting om mij te houden aan bestaande wetgeving, internationale verplichtingen en de uitvoerbaarheid.
De leden van de NSC-fractie vragen hoeveel bankkantoren er op dit moment nog open zijn bij de ASN Bank. Welk einddoel heeft ASN voor ogen met betrekking tot het aantal bankkantoren?
In het jaarverslag van ASN Bank over 2024 staat dat er 194 SNS-winkels zijn en 419 Regiobank-kantoren. Gezamenlijk betreft dit dus 613 bankkantoren.14 De bank heeft aan het begin van het transformatieproces aangegeven te streven naar 320 tot 360 kantoren.15
De leden van de NSC-fractie vragen of de minister de mening deelt dat een gemengd bankenlandschap (deels in handen van de overheid, deels privaat en deels coöperatief) een positieve invloed zou kunnen hebben op het functioneren van de bankensector.
Naar aanleiding van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2023 hebben de leden van de NSC-fractie vorig jaar dezelfde vraag gesteld. Graag verwijs ik naar die beantwoording en de naar mijn visie op de financiële sector die ik in januari 2025 met uw Kamer heb gedeeld.16 Ik hecht waarde aan een bankenlandschap met voldoende diversiteit. Diversiteit draagt bij aan een vitale bankensector met stabiele en efficiënte dienstverlening aan consumenten en bedrijven. Voor een divers bankenlandschap vind ik het al dan niet houden van een belang in een bank door de staat, zoals het geval is bij ABN AMRO en ASN Bank, niet noodzakelijk. Onder diversiteit versta ik een sector die zich kenmerkt door spelers met verschillende bedrijfsmodellen, producten en balansstructuren.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat een door de overheid aangeboden default dienst een bodem in de markt kan leggen in termen van (maximale) prijs en (minimale) kwaliteit. Klopt het dat een overheidsbank een nuttige rol zou kunnen spelen in oligopolistische markten, zoals daar zijn de markt voor spaartegoeden en hypotheken?
Naar aanleiding van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2023 hebben de leden van de NSC-fractie vorig jaar dezelfde vraag gesteld. Mijn visie is afgelopen jaar niet gewijzigd. Het is de rol van de overheid om de voorwaarden te scheppen voor een goed functionerende bancaire markt. Een goed functionerende markt betekent onder andere dat er voldoende concurrentie is. Als een markt goed functioneert, is er geen rol voor de overheid om diensten aan te bieden op deze markt. Als geconstateerd wordt dat een markt niet goed functioneert, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende concurrentie is, kan de overheid stappen zetten om de werking van de markt te verbeteren, bijvoorbeeld via wet- en regelgeving. Het aangaan of aanhouden van een deelneming, zoals een overheidsbank, is een ingrijpende vorm van overheidsingrijpen.
Ik zie geen rol weggelegd voor een overheidsbank in de markt voor spaartegoeden en hypotheken. ASN Bank en ABN AMRO, banken waar de overheid op dit moment een (deel)belang in heeft, functioneren en concurreren nu in een bancaire markt met private partijen die deze diensten aanbieden. Met een overheidsbank concurreren op de spaarmarkt zou een ingrijpende manier zijn om de samenstelling van de sector te beïnvloeden. Dit vind ik niet wenselijk en dit leidt mogelijk zelfs tot conflicten met (Europese) staatssteunkaders. Wel vind ik het belangrijk om te kijken naar beleid om de concurrentiedruk in de markt te verhogen. Dit kan gefaciliteerd worden door actieve keuzes en overstapgedrag van consumenten te stimuleren en te vergemakkelijken. Hiervoor is een combinatie van maatregelen nodig, die ik beschrijf in mijn appreciatie van het ACM-onderzoek naar de werking van de spaarmarkt.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat een actieve overheidsbank ingezet kan worden om de positie van de consument te verbeteren (n.a.v. bevestiging ACM oligopolistische karakter markten).
Graag verwijs ik naar de beantwoording op vragen van de NSC-fractie naar aanleiding van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2023. Mijn visie hierop is in het afgelopen jaar niet gewijzigd. De ACM constateert dat een grotere concurrentiedruk op de spaarmarkt kan leiden tot uitkomsten die gunstiger zijn voor spaarders en de maatschappij als geheel. Als voldoende consumenten ‘actief’ worden en een deel van hun spaargeld bij andere banken onderbrengen of gaan beleggen, worden (groot)banken meer aangemoedigd om op rentetarieven te concurreren. Hier profiteren ook ‘inactieve’ consumenten (niet-overstappers) van. De ACM concludeert dat er op dit moment sprake is van een marktuitkomst die – in economische zin – niet optimaal is voor consumenten en de maatschappij als geheel.
Ondanks dat de spaarmarkt in Nederland wordt gedomineerd door een aantal grootbanken, constateert de ACM ook dat er daarnaast een divers aanbod van kleinere spelers op de spaarmarkt is. Ook schrijft de ACM dat de toetredingsdrempels om actief te worden op de Nederlandse spaarmarkt lijken mee te vallen. Verder blijkt uit marktdata van de ECB dat er een groeiende groep consumenten is – hoewel nog wel relatief klein – die al actief keuzes maakt binnen het aanbod.17 Ook laat onderzoek zien dat in het eerste kwartaal van 2024 ongeveer 63 procent van de nieuwe spaarrekeningen werd geopend bij een kleine of buitenlandse bank.18
In het licht van deze bevindingen zie ik daarom geen specifieke rol voor een overheidsbank weggelegd in de Nederlandse spaarmarkt. Wel ben ik het met de ACM eens dat het goed is als meer consumenten ‘actief’ worden op de spaarmarkt, om zo de concurrentiedruk te verhogen. Dit kan gefaciliteerd worden door actieve keuzes en overstapgedrag van consumenten te stimuleren en te vergemakkelijken. Hiervoor is een combinatie van maatregelen nodig, waarvoor ik op 1 oktober 2024 vervolgstappen heb aangekondigd in mijn reactie op ACM-onderzoek. Later dit jaar zal ik uw Kamer informeren met een brief over mijn opvolging van de ACM-aanbevelingen en een aantal aangenomen moties dat gerelateerd is aan de spaarmarkt.19
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de ASN Bank de enige grotere bank is die nog een relatief groot netwerk van bankkantoren in stand houdt. Klopt het dat dit niet meer gegarandeerd kan worden als de ASN Bank eenmaal is geprivatiseerd? Klopt het dat het openhouden van bankkantoren en andere voorzieningen een belangrijke bijdrage kan leveren?
Een analyse van Betaalvereniging Nederland heeft laten zien dat de Volksbank in 2022 de meeste bankkantoren had: de Volksbank had 647 bankkantoren in 2022, de Rabobank 122, ING 57 en ABN AMRO 27.20 Sindsdien zijn deze aantallen gedaald, maar wordt door de banken ingezet op alternatieven voor bankkantoren. De banken spitsen hun diensten toe op een specifieke doelgroep, te denken valt aan bankmedewerkers die bij senioren thuis komen of een hypotheekadviesgesprek voor starters via videobellen. Indien de ASN Bank geprivatiseerd wordt, is het aan een nieuwe aandeelhouder om de strategie van de bank te bepalen. Dat geldt ook voor de fysieke dienstverlening.
Ik vind het belangrijk dat het betalingsverkeer voor iedereen
toegankelijk is en dat
de banken hun dienstverlening hierop aanpassen. De toegankelijkheid van
het betalingsverkeer kan worden gewaarborgd door verschillende
maatregelen. Fysieke dienstverlening via bankkantoren en servicepunten
kan daarbij een rol spelen, maar er zijn ook andere manieren om dit te
borgen, bijvoorbeeld via mobiele adviseurs en financiële
zorgcoaches.
Aandeelhouderschap in de ASN Bank is niet vereist voor het borgen van dit publieke belang. Uit de analyse naar de borging van publieke belangen in de financiële sector van 27 oktober 2023 bleek dat er publieke belangen in de financiële sector zijn die beter geborgd kunnen worden, waaronder de fysieke dienstverlening, en dat het ook mogelijk is om deze belangen te borgen via sectorbrede instrumenten, zoals zelfregulering, afspraken met de sector of concrete (aankomende) wet- en regelgeving.21
Een manier waarop invulling wordt gegeven aan het borgen van het belang van de toegankelijkheid van het betalingsverkeer, is via het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). Het MOB is in 2002 opgericht door de minister van Financiën en is een overlegplatform waarin zowel aanbieders als afnemers van betaaldiensten vertegenwoordigd zijn. Het MOB zet zich in voor een veilig, betrouwbaar, toegankelijk en efficiënt betalingsverkeer voor iedereen. Eind november 2022 heeft het MOB de banken opgeroepen om meer prioriteit te geven aan de toegankelijkheid van het betalingsverkeer, mede naar aanleiding van het DNB-onderzoek dat aantoonde dat ruim 1 op de 6 volwassen Nederlanders (2,6 miljoen mensen) hun bank- en betaaldiensten niet geheel zelfstandig uit kan voeren. De banken, waaronder de huidige ASN Bank, zijn als reactie op dit rapport gestart met het programma Toegankelijk bankieren.22 Zij nemen gezamenlijke initiatieven onder dit programma om de dienstverlening van banken toegankelijker en inclusiever te maken en doen dit in samenwerking met andere instellingen en organisaties. Ook nemen banken individuele maatregelen om de toegankelijkheid van hun dienstverlening te verbeteren. Graag verwijs ik naar de Kamerbrief jaarrapportage MOB van 2 juli 2025 met de laatste stand van zaken van de voortgang die is geboekt door de banken.23 Ik ben positief over de acties die zij lieten zien. Mocht in 2026 blijken dat de genomen acties niet toereikend zijn, dan kijk ik naar andere mogelijkheden om de toegankelijkheid te waarborgen.
De leden van de NSC-fractie willen juist dat de maatschappelijke verankering van de banken versterkt wordt. Deze leden vinden de argumentatie dat de ASN Bank geprivatiseerd zou moeten worden omdat de Volksbank voor de nationalisatie op 1 februari 2013 tot de private sector behoorde niet sluitend. Uiteindelijk gaat het erom hoe het publieke belang optimaal geborgd kan worden en niet om de vraag hoe iets in het verleden tot stand is gekomen. Kan de minister hierop ingaan?
ABN AMRO en ASN Bank zijn destijds in staatshanden gekomen met het oog op het borgen van de stabiliteit van het financiële stelsel. Het uitgangspunt is en blijft dat het aandeelhouderschap in deze deelnemingen van tijdelijke aard is. Het uitgangspunt van dit kabinet is, net als voorgaande kabinetten, om deze deelnemingen zo snel als verantwoord is volledig terug naar de markt te brengen.
Dat wil overigens niet zeggen dat niet gekeken wordt op welke manier de publieke belangen in de financiële sector optimaal geborgd kunnen worden. Hier is de afgelopen jaren juist ook naar gekeken en is de Kamer hier meermaals over geïnformeerd. Onder meer via mijn Kamerbrief van 9 december 2024.24 Hierin heb ik toegelicht dat er in de financiële sector publieke belangen zijn die aandacht nodig hebben. Het is mijns inziens echter niet doeltreffend om de (betere) borging van deze publieke belangen te regelen via het aandeelhouderschap van één specifieke bank, in dit geval ASN Bank.
Voor de publieke belangen in de financiële sector ligt de oplossing, op grond van de eerder met uw Kamer gedeelde analyses en adviezen, bij een sectorale aanpak, bijvoorbeeld door afspraken te maken met sectorpartijen, door zelfregulering en, waar nodig, via wet- en regelgeving. Een financiële sector waarbij alle banken gezamenlijk bijdragen aan deze kerntaken is weerbaarder in tijden van (economische) stress en zorgt voor een betere borging van belangen dan wanneer één bank voor de publieke belangen aan de lat staat.
Bovendien kan het marktverstorend werken wanneer verschillende typen dienstverlening die in het publiek belang zijn, zoals fysieke dienstverlening, geborgd worden door één bank. De aanwezigheid van een publieke bank die deze belangen borgt, werkt mogelijk prikkel verlagend voor andere banken om dergelijke dienstverlening aan te bieden. De kosten van de borging van de publieke belangen concentreren zich dan bij de publieke bank. Dit beperkt het concurrentievermogen van de publieke bank met andere banken. Dat kan op termijn leiden tot een bedrijfseconomisch gezien ongezonde bank, met risico’s op bijvoorbeeld de noodzaak tot kapitaalstortingen door de staat als aandeelhouder, waarvoor dan de belastingbetaler de prijs betaalt.
Deze leden vragen waarom zowel de minister als de directie van de ASN Bank blijven beweren dat het verminderen van het aantal bankkantoren enerzijds en de privatisering anderzijds niets met elkaar te maken zouden hebben. Dit is toch ongeloofwaardig? De winst is met € 429 miljoen trouwens toch al hoog genoeg? Waarom investeert ASN niet meer in de leefbaarheid van de regio’s?
De afgelopen periode heb ik inderdaad, mede naar aanleiding van vragen uit de Kamer, meermaals aangegeven dat het transformatietraject volgens ASN Bank noodzakelijk is voor het voortzetten van haar missie van een duurzame en toegankelijke bank. De bank geeft aan dat de transformatie haar in staat moet stellen haar 3 miljoen klanten beter te bedienen, haar datakwaliteit en IT-systemen te verbeteren, structureel te voldoen aan toenemende wet- en regelgeving en een kostenreductie te realiseren. Dit lijkt mij wenselijk onafhankelijk de toekomstige eigendomssituatie en is daarnaast dus niet enkel bedoeld om de winstgevendheid te vergroten.
Zoals ik ook genoemd heb in mijn brief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 van 8 juli 2025, is deze transformatie onderdeel van de commerciële strategie van ASN. De transformatie staat dus los van de voorbereiding voor de privatisering. Noch ik, noch NLFI zijn betrokken geweest bij dit operationele besluit. Op grond van maatregelen van de ACM mogen NLFI en de staat ook geen invloed uitoefenen op de commerciële strategie van de bank. Dit geldt ook voor eventuele investeringen die de bank doet in de leefbaarheid van de regio’s.
Havenbedrijf Rotterdam
De leden van de VVD-fractie vragen of de minister zijn visie kan delen op hoe het kabinet samen met het Havenbedrijf Rotterdam wil voorkomen dat het marktaandeel van de haven in de toekomst krimpt. Deze leden vragen zich daarbij af welke uitdagingen hier liggen en welke oplossingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de Rotterdamse haven een grote rol blijft spelen in het Europees handelsverkeer.
De volumedaling in overslag weerspiegelt de zwakke wereldhandel en de verslechterde competitieve positie van de Europese industrie. De overslag is daarmee sterk conjunctuurafhankelijk. Voor de komende jaren verwacht Havenbedrijf Rotterdam, conform de verwachtingen van de Europese Centrale Bank, dat dit licht zal herstellen.
Daarbij is een van de grootste uitdagingen voor het behoud van de concurrentiepositie van de haven van Rotterdam de verduurzaming van de industrie gevestigd in de haven. De haven is nauw verweven met industriële activiteiten zoals raffinage, chemie en de overslag van grondstoffen welke vervolgens weer doorgevoerd worden naar de rest van Europa. Bekende belemmerende factoren in de randvoorwaardelijke sfeer, zoals hoge energiekosten, netcongestie, vertraagde aanleg van infrastructuur, beperkte marktvraag en onzekerheid over vergunningen als gevolg van de stikstofproblematiek, leiden tot het uitstellen of zelf uitblijven van investeringen in verduurzaming of zelfs vertrek van de industrie. Dit tast de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven aan en kan leiden tot dalende overslag. Om deze impact te beperken werkt Havenbedrijf Rotterdam aan een chemie- en raffinagestrategie, gericht op het behoud en de verdere ontwikkeling van strategische industriële waardeketens. Gelijktijdig werkt het kabinet aan behoud en verduurzaming van de industrie. Hiervoor verwijs ik naar de Kamerbrief verstuurd door de minister van Klimaat en Groene Groei op 16 september 202525.
Met betrekking tot de containeroverslag zien we dat de haven van Rotterdam profiteert van de investeringen in de Tweede Maasvlakte en haar uitstekende nautische toegang en daarmee het behoud van het marktaandeel in het Europees handelsverkeer op dat vlak kan waarborgen.
Invest-NL/Invest International
De leden van de VVD-fractie vragen of de minister een stand van zaken kan geven met betrekking tot de samenvoeging van Invest-NL en Invest International. Hoe staat dit proces er nu voor, welke stappen worden er nog gezet en op welke termijn wordt verwacht dat deze samengang rond is?
Het kabinet heeft besloten tot een operationele, financiële en organisatorische integratie van Invest-NL en Invest International, met daarbij een gezamenlijke klantbediening en -benadering. Dit is aangekondigd in de Kamerbrief van 4 juli 2025.26 Het doel is om per 1 januari 2028 tot een integratie van beide organisaties te komen, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring en het voldoen aan Europese regels van in ieder geval staatssteun. Er wordt momenteel gewerkt aan het integratieproces, in samenspraak met Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en de betrokken organisaties. Het kabinet streeft ernaar uw Kamer voor het einde van dit jaar te informeren over de vervolgstappen voor deze integratie.
Ook vragen de leden de NSC-fractie waarom het ziekteverzuim bij Invest-NL relatief hoog is (>7.5%)? Ook vragen de leden van de NSC-fractie welke actie heeft de minister hierop ondernomen.
Goed werkgeverschap is voor mij als aandeelhouder belangrijk. Als aandeelhouder sta ik op dit onderwerp op afstand: het personeelsbeleid van een deelneming valt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur. Het is primair aan het bestuur om het ziekteverzuim te monitoren en, waar mogelijk, te verminderen. De raad van commissarissen houdt daar toezicht op. Indien daar aanleiding voor is dan ga ik hierover in gesprek met de deelneming.
Naar aanleiding van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2023 hebben de leden van de NSC-fractie dezelfde vraag gesteld. Voor Invest-NL stond een verkeerd percentage vermeld in dat betreffende Jaarverslag. Dat heb ik vorig jaar in de beantwoording van deze vraag van de NSC-fractie uitgelegd. In het jaar 2024 had Invest-NL een ziekteverzuimpercentage van 5,3%. Dat ligt onder de 7,5% waar in deze vraag naar wordt verwezen.
Schiphol
De leden van de VVD-fractie vragen de minister naar de financiële positie van Schiphol. Als reden om geen dividend uit te keren in 2025 wordt gegeven dat de financiële ratio’s op dit moment nog niet op het gewenste niveau zijn. Deze leden vragen de minister aan te geven wanneer hij verwacht dat deze ratio’s wel gehaald worden en aangeven wat deze ratio’s precies inhouden. Ook vragen ze de minister in te gaan op de balans tussen de 418 miljoen euro winst aan de ene kant en het besluit om geen dividend uit te keren aan de andere kant. Daarnaast benadrukken de leden van de VVD-fractie dat Schiphol genoeg financiële middelen moet hebben om te kunnen blijven investeren in de toekomst en vragen zij of dat het geval is.
Het besluit om geen dividend uit te keren over boekjaar 2024 is conform het geldende dividendbeleid van Schiphol genomen. Het dividendbeleid specifieert immers ook welke doelstellingen er op financiële ratio’s behaald moeten zijn om over te kunnen gaan tot uitkering van dividend. Deze doelstellingen zijn opgesteld in overleg met de onderneming zodat deze in staat is om zichzelf te financieren. Het gaat onder andere om de solvabiliteit en de verhouding tussen de operationele kasstroom en de schuld. Dit is in lijn met de Nota 2022 waarin onder meer het beleid van de staat als aandeelhouder omtrent de financiële positie van de staatsdeelnemingen vastgelegd en toegelicht. Zie hiervoor ook het handboek financiële positie waarin in paragraaf 3.7 wordt stilgestaan bij het vaststellen van een dividendbeleid.27
Ik verwacht dat de ratio’s in 2025 voldoende herstellen om dividend uit te keren in de jaren 2026-2030. Door hogere haventarieven stijgt de verwachte winst van Schiphol de komende jaren. Tegelijkertijd heeft Schiphol te maken met een flinke investeringsopgave, die leidt tot grote negatieve kasstromen. In de Voorjaarsnota 2025 heb ik u geïnformeerd over de tijdelijke aanpassing van het dividendbeleid met een bijbehorend dividenduitkeringspercentage van 60% naar 30% voor boekjaren 2025-2029 met uitkering in begrotingsjaren 2026-2030. Hierdoor is Schiphol de komende jaren in staat om te investeren in de toekomst van de luchthaven.
TenneT
De leden van de VVD-fractie vragen of de minister een stand van zaken kan geven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland en of TenneT Duitsland in 2025 wél wordt verkocht.
Ik heb uw Kamer op 24 september 2025 geïnformeerd dat voor een onderhandse uitgifte is gekozen als structurele oplossing voor de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland.28 Drie private investeerders storten tot € 9,5 miljard en verkrijgen hiermee een belang van in totaal circa 46%.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast wat de stand van zaken is wat betreft het elektriciteitsnetwerk, gezien het feit dat daar vele miljoenen in worden geïnvesteerd. De leden vragen wanneer deze grote investering tot resultaten leidt.
TenneT (de landelijke netbeheerder), en de regionale netbeheerders investeren fors in uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet. Dit zorgt ervoor dat de beschikbare netcapaciteit toeneemt. De minister van Klimaat en Groene Groei informeert u elke twee jaar over de Investeringsplannen (IP’s) van deze netbeheerders.29 In de IP’s geven de netbeheerders aan welke uitbreidings- en vervangingsinvesteringen zij de komende tien jaar van plan zijn te realiseren. Om ervoor te zorgen dat de investeringen in het hoogspanningsnet sneller tot resultaten leiden, heeft het kabinet op 25 april 2025, in overleg met TenneT, een versnellingspakket gepresenteerd.30 Met deze maatregelen wordt sneller meer netcapaciteit gerealiseerd en netcongestie aangepakt.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de kapitaalinjectie in TenneT in het kader van de energietransitie. Daarnaast vragen zij wat de stand van zaken is met betrekking tot de Duitse belangen van TenneT en welke eventuele acties de minister wil nemen.
Het kabinet heeft, na goedkeuring van het parlement, een garantie afgegeven aan TenneT Nederland.31 Op die manier kan TenneT zelfstandig via de markt voordelige leningen ophalen en hiermee blijven investeren in het Nederlandse elektriciteitsnetwerk. Op 24 september 2025 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat voor een onderhandse uitgifte is gekozen als structurele oplossing voor de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland.32 Zodra de transactie definitief is afgerond (naar verwachting in de eerste helft van 2026), kan de reservering van € 7,3 miljard in de Rijksbegroting voor TenneT Duitsland volledig vrijvallen. Hiervan is € 3,0 miljard op de Financiënbegroting opgenomen voor 2025. De overige € 4,3 miljard is op de Aanvullende Post (AP) geplaatst. Door het vrijvallen van de reservering ontstaat geen begrotingsruimte.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de Duitse staat alsnog belangstelling heeft voor TenneT Duitsland. Daarnaast vragen zij of de voorlopige afspraken van 2024 met de Duitse Staat weer hernomen worden.
Zoals ik in de Kamerbrief van 24 september 2025 heb toegelicht heeft de Duitse staat laten weten geïnteresseerd te zijn in een minderheidsbelang in TenneT Duitsland. Ik sta hier positief tegenover. De voorlopige afspraken van 2024 zijn niet meer van toepassing. Ten eerste omdat het nu om de verkoop van een minderheidsbelang gaat in plaats van een volledige verkoop. Ten tweede omdat met de onderhandse uitgifte van aandelen drie private investeerders toetreden als aandeelhouder van TenneT Duitsland. De onderhandelingen met de Duitse staat zullen dit keer samen met deze partijen zijn.
De leden van de BBB-fractie constateren dat het kabinet een lening van 25 miljard euro ter beschikking stelt aan staatsdeelneming TenneT. Daarnaast werkt het kabinet nog scenario’s uit voor de deelname van private investeerders in TenneT Duitsland. Tijdens een commissiedebat voor het zomerreces is gesproken over de mogelijkheid om alsnog TenneT Duitsland te verkopen aan de Duitse overheid. De leden van de BBB-fractie vragen of hier nog gesprekken over worden gevoerd met de Duitse staat.
Ik heb uw Kamer op 24 september 2025 geïnformeerd dat voor een onderhandse uitgifte is gekozen als structurele oplossing voor de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland.33 Zoals ik heb toegelicht in dezelfde brief heeft de Duitse staat laten weten geïnteresseerd te zijn in een minderheidsbelang in TenneT Duitsland. Ik sta hier positief tegenover.
Thales
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding of het kabinet van mening is dat Thales over genoeg kapitaal beschikt voor toekomstige groei en welke rol de staat daarin heeft. Is het kabinet voornemens om bij te dragen aan verdere groei van Thales, om het daarmee een grotere rol te geven in de Nederlandse defensie-industrie?
Thales Nederland is voor 99% eigendom van Thales S.A., een Franse multinational die zich vooral financiert op de internationale kapitaalmarkt. Thales Nederland financiert zich op haar beurt direct via het moederbedrijf. Er is daarom op dit moment geen aanleiding om publieke middelen in te zetten voor verdere groei.
Mocht Thales Nederland toch op enig moment bij mij aangeven een publieke bijdrage nodig te hebben om verder te groeien, dan zal ik op dat moment evalueren wat de beste route is.
Air France – KLM
De leden van de NSC-fractie lezen dat het staatsaandeel in Air France-KLM nu 9,1 procent is. In 2019 was dit nog 14 procent. Waarom is dit in de tussentijd zo sterk verwaterd? Hoe groot is het staatsaandeel van de Franse staat? Hoe komt het dat dat aandeel veel groter is
De leden van de NSC-fractie vragen of het in 2019 toch de bedoeling was dat het Nederlandse en Franse aandeel ongeveer gelijk zouden blijven, om zo de wederzijdse publieke belangen in evenwicht te houden?
Als gevolg van de COVID-19-crisis heeft Air France-KLM verschillende maatregelen genomen om de eigenvermogenspositie te verbeteren. Dit is onder meer gedaan door een herkapitalisatiemaatregel van de Franse staat, aandelenemissie en uitgifte van converteerbare obligaties. Als gevolg van deze versterkingsmaatregelen zijn er nieuwe aandelen uitgegeven die impact hebben gehad op het belang van zowel de Nederlandse als de Franse staat in Air France– KLM.34 Het belang van de Nederlandse staat is daardoor afgenomen naar een belang van 9,1 procent (eind 2024). Het belang van de Franse staat in Air France–KLM is door met name de herkapitalisatiemaatregelen toegenomen naar een belang van 28 procent.
Ten tijde van de aankoop van de aandelen Air France–KLM in 2019 was het uitgangspunt om een vrijwel vergelijkbaar belang in Air France–KLM te verkrijgen als de Franse staat. Als gevolg van de COVID 19-crisis en de door Air France–KLM genomen maatregelen is er een verschil ontstaan in de aandelenbelangen van de Franse en de Nederlandse staat. Momenteel wordt het aandeelhouderschap in Air France-KLM geëvalueerd, ook het aandelenbelang is onderdeel van deze evaluatie. Op korte termijn stuur ik deze evaluatie naar uw Kamer
NS
De leden van de NSC-fractie vragen waarom het ziekteverzuim bij NS relatief hoog is (>7.5%)? Ook vragen de leden van de NSC-fractie welke actie heeft de minister hierop ondernomen.
NS had in 2024 een ziekteverzuimpercentage van 7,5%. Ik begrijp van NS dat de onderneming veel aandacht heeft voor het terugbrengen van het verzuim onder het personeel. NS heeft te maken met een relatief hoog verzuim vanwege de personeelstekorten (onder andere als gevolg van pensionering en gespannen arbeidsmarkt) en de gevolgen van incidenten rondom sociale veiligheid. NS heeft de grondoorzaken van het verzuim geïdentificeerd en heeft actieplannen opgesteld. NS heeft mij aangegeven dat het percentage ziekteverzuim daardoor lijkt te verbeteren, maar vooralsnog hoog blijft.
De leden van de NSC-fractie willen weten op welke manier de minister als aandeelhouder is betrokken bij de voorgenomen tariefsverhogingen (en salarisverhogingen) bij de NS. Zijn er alternatieven hiervoor onderzocht en hoe is de overige besluitvorming hierover verlopen?
NS mag volgens de concessie de tarieven één keer per jaar verhogen in lijn met de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI). In 2026 zou er sprake zijn van een stijging van de NS-tarieven van mogelijk meer dan 12% als gevolg van i) reguliere indexatie, ii) de uitgestelde indexatie van 2025 en iii) een additionele tariefstijging zoals afgesproken in de concessie om eerder misgelopen inflatiecorrectie te compenseren.
Voor de zomer heeft het kabinet met de NS afgesproken om de tarieven in 2026 niet verder te laten stijgen dan 9%. Om de prijsstijging te beperken ziet NS vrijwillig af van ongeveer 3% indexatie. Hierdoor zal NS lagere inkomsten zal genereren en daarom ook moet snijden in de kosten om zo snel mogelijk terug te keren naar een financieel gezonde bedrijfsvoering. Hoewel het uitgangspunt is om de reiziger zoveel mogelijk te ontzien, is de structurele NS-bijdrage aan het dempen van tariefstijgingen niet pijnloos. NS kan deze bijdrage namelijk alleen realiseren door kostenbesparingen in de dienstverlening door te voeren en het herzien van het aanbod van kortingsproposities.
Het ministerie van Financiën is als aandeelhouder van NS op verschillende momenten betrokken geweest bij die gesprekken. Samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is geconcludeerd dan NS geen verdere besparingsmaatregelen kan nemen zonder dat dit de reiziger raakt. NS staat voor een lastige financiële situatie en heeft al een substantiële financiële bijdrage geleverd om de nieuwe hoofrailnetconcessie in te kunnen passen. Tot en met 2024 is een bezuinigingspakket van € 1,4 miljard afgesproken. Momenteel staat NS voor een besparingsopgave van € 200 miljoen per jaar, onder meer door het hoofdkantoor te laten krimpen en te besparen op inhuur, IT en huisvestingskosten.
Kansspelaanbieders – Nederlandse Loterij en Holland Casino
De leden van de NSC-fractie constateren dat een deel van de opbrengsten van de Nederlandse Loterij naar de sportsector gaat. Na privatisering is deze afdracht in beginsel juridisch niet meer verplicht en zal mogelijk komen te vervallen. Kan de minister hierop ingaan?
Het rapport Verkenning toekomstvarianten NLO dat mijn voorganger op 21 december 2023 met uw Kamer heeft gedeeld35 worden verschillende varianten geschetst voor de privatisering van de Nederlandse Loterij. Als in de toekomst wordt besloten om Nederlandse Loterij te privatiseren, zijn er in alle varianten voor de beneficianten (de sportsector en goede doelen) verschillende oplossingen denkbaar waarin hun financiële belangen kunnen worden geborgd.
Daarnaast vragen leden van de NSC-fractie of het klopt dat de Staatsloterij al sinds 1726 bestaat.
Het klopt dat de eerste trekking van de Staatsloterij plaats heeft gevonden in 1726.
Ook vragen de leden van de NSC-fractie hoeveel de Staatsloterij jaarlijks oplevert voor de staatskas.
De Nederlandse Loterij houdt de vergunning voor de Staatsloterij. Nederlandse Loterij draagt de opbrengst van de Staatsloterij af aan de staat, met een minimum van 15% van de opbrengst. In 2024 droeg Nederlandse Loterij € 182,2 miljoen af aan de Nederlandse Staat. Daarnaast draagt Nederlandse Loterij ook bij aan de staatskas via de kansspelbelasting.
De leden van de NSC-fractie vragen of het logisch is dat de kip die gouden eieren legt geslacht zou worden?
De afdrachten van Nederlandse Loterij vormen inderdaad een stabiele inkomstenbron. Mocht in de toekomst worden besloten tot een vorm van privatisering, dan zal het wegvallen van de jaarlijkse ontvangsten worden betrokken in de afweging in verhouding tot de verkoopopbrengst.
De leden van de NSC-fractie vragen of de minister een rol heeft in het beschermen van Nederlands erfgoed, cultuur en normen en waarden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Als aandeelhouders staat voor de minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane het borgen van de publieke belangen centraal. Met deze rol is onlosmakelijk verbonden dat de staat stuurt op de financiële waarde van de ondernemingen en bijdraagt aan goed ondernemingsbestuur. Het beschermen van Nederlands erfgoed, cultuur en normen en waarden is geen directe rol die de publieke aandeelhouder heeft.
Ook vragen de leden de NSC-fractie waarom het ziekteverzuim bij Holland Casino relatief hoog is (>7.5%)? Ook vragen de leden van de NSC-fractie welke actie heeft de minister hierop ondernomen.
Holland Casino had in 2024 een ziekteverzuimpercentage van 6,5%. Een daling van 1,2% procentpunt ten opzichte van 2023 (7,7%). Holland Casino heeft als grote operationele organisatie te maken met een relatief hoog verzuim vanwege onder meer onregelmatige werktijden, een relatief hoog percentage oudere werknemers en het feit dat veel werk staand wordt verricht. Ik begrijp van Holland Casino dat de onderneming veel aandacht heeft voor het terugbrengen van het verzuim onder het personeel. Er is een plan van aanpak in de maak om het verzuim verder te laten dalen.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat Holland Casino in financieel zwaar weer terecht is gekomen en zelfs een filiaal heeft moeten sluiten.
Het klopt dat Holland Casino door de gevolgen van Covid-19 en daarna de verhoging van de kansspelbelasting financieel en operationeel uitdagende tijden kent. Het bestuur van Holland Casino heeft daarom de afgelopen periode verschillende maatregelen getroffen om de uitdagingen het hoofd te bieden en de eerste verhoging van de kansspelbelasting op te vangen. Het sluiten van de vestiging in Zandvoort was een van deze maatregelen. De uitdaging voor Holland Casino ligt de komende periode bij het opvangen van de verhoging van de kansspelbelasting naar 37,8% per 1 januari 2026. Ik blijf hierover doorlopend in overleg met het bestuur van Holland Casino.
Daarnaast vragen deze leden of het dus klopt dat een eventuele verkoopopbrengst van Holland Casino gering zou zijn en daarom een privatisering van Holland Casino niet opportuun zou zijn.
In de Kamerbrief van 13 mei 202536 is ingegaan op de ontwikkelingen bij Holland Casino. Daarin is ook aangegeven dat het vraagstuk over een mogelijke privatisering van Holland Casino momenteel niet opportuun is gegeven de financiële en operationele uitdagingen waar Holland Casino op dit moment voor staat.
Ook vragen de leden van de NSC-fractie of het klopt dat de liberalisering van de online gokmarkt heeft geleid tot nog veel meer gokverslaving.
Sinds de legalisering van de online kansspelmarkt in 2021 is het aantal mensen dat online gokt toegenomen. Het aantal mensen dat risicovol of problematisch speelgedrag vertoont bij online kansspelen stijgt, in het bijzonder onder jongvolwassenen. Daarnaast laten de cijfers in het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) sinds 2023 een lichte stijging zien van het aantal mensen in behandeling voor kansspelverslaving. Daar waar mensen aangeven waar ze gokken, blijkt dat de toename vooral online gokken betreft. Daarbij dient aangemerkt te worden dat het doorgaans een aantal jaar duurt voordat mensen met een verslaving terechtkomen in de zorg.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat deze gokverslaving nog een extra impuls zal krijgen als Holland Casino losgelaten zou worden. Ook vragen de leden van de NSC-fractie tot of het klopt dat het interne anti-verslavingsbeleid van Holland Casino na privatisering minder effectief zal zijn gezien de versterkte prikkel tot winstmaximalisatie?
In de Kamerbrief van 13 mei 2025 staat aangegeven dat in de evaluatie van het aandeelhouderschap in Holland Casino is geconcludeerd dat de effectiviteit van bijsturing vanuit het aandeelhouderschap in de vorm van de verwachte voorbeeldrol bij Holland Casino duidelijk zichtbaar is. Maar ook dat de toegevoegde waarde van het aandeelhouderschap niet zwaarwegend genoeg is om een verkenning naar andere toekomstvarianten bij voorbaat uit te sluiten. Zoals hierboven aangegeven is een verkenning naar andere toekomstvarianten en een mogelijke privatisering van Holland Casino momenteel niet opportuun. Bij eventuele keuzes aangaande de toekomst van Holland Casino zal altijd de visie op kansspelen worden betrokken die de staatssecretaris Rechtsbescherming op 14 februari 2025 aan uw Kamer gestuurd heeft.37 Eén van de doelstellingen uit die visie is de bescherming van burgers tegen kansspel gerelateerde schade.
De leden van de BBB-fractie constateren ook dat in het Belastingplan 2025 een verhoging van de kansspelbelasting is opgenomen, van 30,5 procent in 2024, naar 34,2 procent per 2025 en 37,8 procent per 2026. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de geplande verhoging in 2026? Moet deze doorgang vinden gezien de mogelijke inkomstenderving die zal optreden volgens sommige prognoses?
De verhoging van de kansspelbelasting (KSB) is afkomstig uit het hoofdlijnenakkoord en is als onderdeel van het Belastingplan 2025 aangenomen door het parlement. Het kabinet is demissionair en daarom is terughoudendheid passend voor het wijzigen van staand beleid. Zoals eerder toegezegd wordt de verhoging van de kansspelbelasting gemonitord en wordt de Tweede Kamer in het tweede kwartaal van 2026 hierover geïnformeerd.
Kamerstukken II, 2020-2021, 32 813, nr. 736.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 502, nr. 198.↩︎
Voluntary Standard for SME’s (VSME)↩︎
Handboek MVO Deelnemingen 2025 | Handboeken staatsdeelnemingen | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2019/diversiteit-in-de-top-analyse.pdf↩︎
Staatsblad 2021, nr. 537.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 28 165, nr. 446.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 532, nr. 100.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 31 789, nr. 121.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 31 789, nr. 122.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 31 789, nr. 118.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 532, nr. 100.↩︎
Zie: https://corporate.asnbank.nl/investor-relations/jaarverslag-2024/↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 32 013, nr. 302.↩︎
Het percentage van het spaargeld dat op een buitenlandse rekening staat, steeg van 0,8 procent in het begin van 2020 naar 2,3 procent in het eerste kwartaal van 2024.↩︎
Ipsos I&O / TOF tracker. TOF Tracker is een grootschalig multiclient onderzoek waarbij elk kwartaal aan netto 22.500 respondenten wordt gevraagd welke financiële producten ze het afgelopen kwartaal hebben afgesloten. Deze steekproef wordt m.b.v. CBS-data herwogen naar o.a. leeftijd, opleiding en regio, waardoor deze representatief is voor de 18+ populatie in Nederland.↩︎
De moties betreffen: Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 32545-219 4; Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 32545-218 5; Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 31477-109↩︎
Kamerstukken II 2022-2023, nr. 1689.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 32 013, nr. 286.↩︎
Voor meer informatie kunt u de website toegankelijkbankieren.nl raadplegen.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 27 863, nr. 144.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 532 32 013, nr. 99.↩︎
Kamerstukken II, 2025-2026, 330 43, nr. 119.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 35 123, nr. 44.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/staatsdeelnemingen/dashboard-staatsdeelnemingen/handboeken↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 28 165 nr. 466.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 29 023 nr. 514.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 29 023 nr. 566.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 28 165 nr. 447.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 28 165 nr. 466.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 28 165 nr. 466.↩︎
Kamerstukken II, 2020-2021, 29 232, nr. 48 en Kamerstukken II, 2021-2022, 36 108, nr. 4.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 28 165, nr. 414.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 28165, nr. 449.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 24577, nr. 245.↩︎