36796 Nota van wijziging inzake Verzamelwet SZW 2026
Nota van wijziging
Nummer: 2025D43758, datum: 2025-10-07, bijgewerkt: 2025-10-07 15:16, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z18803:
- Indiener: M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-12-02 16:30: Procedurevergadering Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (đ origineel)
36 796
Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met verscheidene technische en kleine beleidsmatige wijzigingen (Verzamelwet SZW
2026)
Nota van wijziging
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Na artikel XXIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XXIIIA WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET IN BALANS
De Participatiewet in balans wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen I, onderdeel K, II, onderdeel E, en III, onderdeel F, vervalt onderdeel 3.
B
Na artikel I, onderdeel K, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
Artikel 17, derde lid, komt te luiden:
3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht. Indien een aanvraag voor het recht op bijstand wordt gedaan met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel, wordt het college geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld als bedoeld in de eerste zin.
C
Artikel I, onderdeel Q, onder 1, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f komt te luiden:
f. De onderdelen n, r, y, z en aa vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel w door een punt.
2. Onderdeel g komt te luiden:
g. In onderdeel q vervalt âeen uitkering als bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet ofâ.
3. Na onderdeel g worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
ga. Onderdeel s komt te luiden:
s. giften, voor zover zij niet op grond van onderdeel m van de middelen zijn uitgezonderd, en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade, voor zover deze giften en vergoedingen naar het oordeel van het college in het individuele geval en uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn;.
gb. In onderdeel t vervallen âde Wet tegemoetkomingen chronisch zieken en gehandicapten,â en âof artikel 24 van de Wet tegemoetkoming chronisch ziekten en gehandicapten, zoals dat op 31 december 2013 luiddeâ en wordt â, artikel 3:75â vervangen door âen artikel 3:75â.
D
Artikel II, onderdeel C, komt te luiden:
In artikel 8 vervallen het tweede lid en het vierde tot en met elfde lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
E
Na artikel II, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
Artikel 13, derde lid, komt te luiden:
3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht. Indien een aanvraag voor het recht op een uitkering wordt gedaan met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel, wordt het college geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld als bedoeld in de eerste zin.
F
Na artikel III, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
Artikel 13, derde lid, komt te luiden:
3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de identificatieplicht. Indien een aanvraag voor het recht op een uitkering wordt gedaan met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel, wordt het college geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld als bedoeld in de eerste zin.
G
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding â1.â geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen I, onderdelen Ka en Q, onder 1, subonderdelen g, ga en gb, II, onderdeel Ea, en III, onderdeel Fa, in werking op het tijdstip waarop artikel XXIIIA van de Verzamelwet SZW 2026 in werking treedt, met dien verstande dat artikel XXIIIA van de Verzamelwet SZW 2026 in werking treedt voordat de artikelen I, onderdelen Ka en Q, onder 1, subonderdelen g, ga en gb, II, onderdeel Ea, en III, onderdeel Fa, van deze wet in werking treden.
3. Indien artikel XXIIIA van de Verzamelwet SZW 2026 in werking treedt na 1 januari 2026, werkt de inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen Ka en Q, onder 1, subonderdelen g, ga en gb, II, onderdeel Ea, en III, onderdeel Fa, van deze wet terug tot en met 1 januari 2026.
2
Artikel XXIV wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding â1.â geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel XXIIIA in werking met ingang van 1 januari 2026. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2025, treedt artikel XXIIIA in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Toelichting
Deze nota van wijziging voegt een artikel toe aan het voorstel van wet waarmee de Participatiewet in balans wordt aangepast en wijzigt artikel XXIV, dat gaat over de inwerkingtreding van het voorstel van wet. Deze wijzigingen worden hierna toegelicht.
Artikel XXIIIA, onderdelen A,B, E en F
In de artikelen I, onderdeel K, II, onderdeel E, en III, onderdeel F, van de Participatiewet in balans zijn twee wijzigingen van artikel 17 van de Participatiewet, artikel 13 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) respectievelijk artikel 13 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) opgenomen. Het gaat enerzijds om een splitsing van de bestaande inlichtingenplichten die in die artikelen zijn opgenomen en anderzijds het toevoegen van de mogelijkheid voor het college om de identiteit van een belanghebbende vast te stellen aan de hand van een rijbewijs of DigiD.
De splitsing van de inlichtingenplichten houdt verband met het bij koninklijke boodschap van 4 juli 2025 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de handhaving van de sociale zekerheid om meer passend handhaven mogelijk te maken (Wet handhaving sociale zekerheid) (Kamerstukken 36785). Deze wijziging zal daarom pas in werking kunnen treden op het moment dat dat wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt. De mogelijkheid voor het college om de identiteit van de belanghebbende aan de hand van een rijbewijs of DigiD vast te stellen, dient daarentegen in werking te treden met ingang van 1 januari 2026.
De eerdergenoemde onderdelen van de Participatiewet in balans zijn nu zo geformuleerd, dat bij een gesplitste inwerkingtreding van de daarin opgenomen wijzigingen, het huidige vierde lid van de eerdergenoemde artikelen zou worden overschreven. Dit zou betekenen dat er niet langer een verplichting bestaat voor een belanghebbende om op verzoek van het college een identiteitsdocument te tonen. Om dit onbedoelde effect te voorkomen, zal de toevoeging van de mogelijkheid om de identiteit vast te stellen met een rijbewijs of DigiD worden opgenomen in aparte onderdelen van de artikelen I, II en III van de Participatiewet in balans. De toevoeging is hierbij expliciet geformuleerd als een wijziging van het derde lid van de artikelen 17 van de Participatiewet, 13 van de IOAW en 13 van de IOAZ.
Artikel XXIIIA, onderdelen C en D
De wet Participatiewet in Balans treedt gefaseerd in werking. Sommige onderdelen van de wet treden per 1 januari 2026 in werking en andere onderdelen treden in werking per 1 januari 2027. Hierdoor krijgen gemeenten de tijd om zich zorgvuldig voor te bereiden. Het ene onderdeel vergt meer tijd voor invoering dan het andere onderdeel, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen in de ICT-systemen. Door deze gefaseerde inwerkingtreding is een technische omissie ontstaan. Door het onderdeel âgiften en kostenbesparende maatregelenâ krijgt artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet een nieuwe invulling. Dit onderdeel treedt per 1 januari 2026 in werking. In de huidige Participatiewet regelt artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet de algemene tijdelijke gedeeltelijke inkomstenvrijlating. De Participatiewet in balans introduceert een nieuwe bijverdienregeling waardoor artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet komt te vervallen. Vanwege aanpassen van de ICT-systemen van gemeenten kan de nieuwe bijverdienregeling pas per 1 januari 2027 in werking treden. Tot die tijd blijven de huidige bijverdienregelingen in de Participatiewet bestaan. Dat betekent dat artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet nog geen nieuwe invulling kan krijgen per 1 januari 2026. Dit zou betekenen dat de nieuwe regels rondom giften en kostenbesparende maatregelen niet voor 1 januari 2027 inwerking kunnen treden. Dat is onwenselijk. In onderdeel C van het nieuwe artikel XXIIIA zijn wijzigingen opgenomen om het onderdeel âgiften en kostenbesparende maatregelenâ alsnog per 1 januari 2026 in werking te kunnen laten treden.
Daarnaast worden met onderdeel C twee onjuistheden hersteld. In de Participatiewet in balans is opgenomen dat artikel 31, tweede lid, onderdelen q en t, van de Participatiewet kunnen komen te vervallen, omdat in die onderdelen werd verwezen naar verstrekkingen die al geruime tijd zijn afgeschaft. Voor onderdeel q geldt echter dat alleen de uitkering als bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet is afgeschaft. In onderdeel C is daarom een wijziging opgenomen waardoor in artikel 31, tweede lid, onderdeel q, alleen de verwijzing naar de hiervoor genoemde uitkering wordt geschrapt.
In plaats van de voorgenomen schrapping van artikel 31, tweede lid, onderdeel t, worden met deze nota van wijziging alleen de verwijzingen naar de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten geschrapt. Dit omdat deze wet al geruime tijd niet meer bestaat, in tegenstelling tot de overige artikelen die worden genoemd in onderdeel t.
Tot slot klopt de wijzigingsopdracht die in artikel II, onderdeel C, van de Participatiewet in balans is opgenomen taalkundig niet. Dit wordt met onderdeel D van het nieuwe artikel XXIIIA hersteld.
Artikelen XXIIIA, onderdeel G en XXIV
Het nieuwe artikel XXIIIA brengt een aantal wijzigingen aan in de Participatiewet in balans. Het is de bedoeling dat het gewijzigde subonderdeel g en de nieuwe subonderdelen ga en gb van artikel I, onderdeel Q, onder 1 in werking treden op 1 januari 2026. Dit geldt tevens voor de nieuwe artikelen I, onderdeel Ka, II, onderdeel Ea, en III, onderdeel Fa.
Om deze reden is artikel XXIV van het voorstel van wet, waarin de inwerkingtreding is geregeld, aangepast, waardoor de wijzigingen in de Participatiewet in balans in principe in werking zullen treden op 1 januari 2026. In de Participatiewet in balans wordt vervolgens met artikel XXIIIA, onderdeel G, dat artikel V van die wet wijzigt, de inwerkingtreding van de hiervoor bedoelde onderdelen van de Participatiewet in balans, gekoppeld aan de inwerkingtreding van artikel XXIIIA in dit voorstel van wet. Omdat het noodzakelijk is dat eerst de wijzigingen uit dit voorstel van wet in werking treden, alvorens de relevante onderdelen van de Participatiewet in balans in werking treden, wordt met deze nota van wijziging in artikel V van de Participatiewet in balans tevens bepaald dat eerst artikel XXIIIA van dit voorstel van wet in werking zal treden.
De wijzigingen van de artikelen I, onderdelen K en Q, onder 1, subonderdeel f, II, onderdelen C en E, en III, onderdeel F van de Participatiewet in balans zijn in de aanpassing van artikel XXIV van dit voorstel van wet meegenomen, zodat er slechts een ingangsdatum is voor alle wijzigingen die het nieuwe artikel XXIIIA aanbrengt in de Participatiewet in balans. In het geval van de wijzigingen van de artikelen I, onderdeel K, II, onderdeel E en III, onderdeel E, van de Participatiewet in balans gaat het om het schrappen van een wijzigingsonderdeel. Hier is geen verdere actie op vereist. De gewijzigde artikelen I, onderdeel Q, onder 1, subonderdeel f, en artikel II, onderdeel C, zullen met het inwerkingtredingsbesluit voor de Participatiewet in balans op de daarvoor geplande datum van 1 januari 2027, in werking treden.
Omdat het risico bestaat dat het voorstel van wet na tot wet te zijn verheven, niet op tijd wordt gepubliceerd in het Staatsblad, is aan artikel XXIV tevens toegevoegd dat als de publicatie in het Staatsblad pas na 31 december 2025 plaatsvindt, artikel XXIIIA in werking zal treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het betreffende Staatsblad. Tegelijkertijd bepaalt het nieuwe derde lid van artikel V van de Participatiewet in balans dat in dat geval de inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen Ka en Q, onder 1, subonderdelen g, ga en gb, II, onderdeel Ea, en III, onderdeel Fa, terugwerken tot en met 1 januari 2026.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
M.L.J. Paul