[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het bericht 'Basisscholen mogen helft van de lessen in het Engels, Duits of Frans geven: ‘een verrijking’'

Schriftelijke vragen

Nummer: 2025D43773, datum: 2025-10-07, bijgewerkt: 2025-10-07 15:36, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z18782:

Preview document (🔗 origineel)


2025Z18782

(ingezonden 7 oktober 2025)

Vragen van de leden Hertzberger en Saris (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht 'Basisscholen mogen helft van de lessen in het Engels, Duits of Frans geven: ‘een verrijking’'

1

Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws van 3 oktober 2025 met de kop ''Basisscholen mogen helft van de lessen in het Engels, Duits of Frans geven: ‘een verrijking’'' over dat scholen voortaan maximaal 50% van hun onderwijs in het Nederlands hoeven aan te bieden?

2

Klopt het dat in het vmbo-basis en vmbo-kader twee derde van de leerlingen in het tweede leerjaar nog onder 1F-niveau leest?

3

Klopt het dat 1,8 miljoen Nederlanders laaggeletterd zijn en klopt het dat in de meest recente ‘Staat van het Onderwijs’ de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) constateert dat de taalprestaties van vooral de vmbo basis- en kaderleerlingen onder het verwachte niveau blijven?

4

Hoe denkt u dat het verder terugdringen van het Nederlands in het basisonderwijs de taalvaardigheid beïnvloedt en ziet u hierin een risico?

5

Vindt u het verantwoord om scholen waar een deel van de leerlingen nu al de referentieniveaus voor het Nederlands niet haalt, de mogelijkheid te bieden om nog maar 50% van het onderwijs in het Nederlands te geven?

6

Klopt het dat in de ‘Staat van het Onderwijs’ de inspectie het belang benadrukt van het werken aan taalleerdoelen in andere vakken en hoe beïnvloedt het terugdringen van het Nederlands in niet-taalvakken de taalvaardigheid?

7

Hoe verhoudt het besluit om scholen in staat te stellen het Nederlands tot maximaal 50% terug te dringen zich tot het wetsvoorstel Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen, waarin juist wordt ingezet op versterking van de basisvaardigheden Nederlands en rekenen door het gehele curriculum heen?

8

Erkent u dat de beleidsdoelen van enerzijds versterking van basisvaardigheden en anderzijds verruiming van anderstalig onderwijs potentieel op gespannen voet staan en hoe weegt u deze twee beleidsdoelen tegen elkaar af?

9

Bent u van mening dat het gebruik van het Nederlands als instructietaal in het primair onderwijs een intrinsieke waarde heeft, los van meetbare effecten op taalvaardigheid?

10

Wat vindt u ervan dat het Nederlands door arbeids- en studiemigratie steeds minder vaak wordt gesproken op de werkvloer, in het hoger onderwijs, in de winkelstraat en in de horeca?

11

Welke rol speelt de Nederlandse taal voor u in de Nederlandse samenleving, in wat ons bindt, en wat zegt de keuze om in het onderwijs een andere taal net zo belangrijk te maken in het onderwijs als de Nederlandse?

12

Wat zijn de gevolgen van het terugdringen van het Nederlands in het funderend onderwijs voor het gebruik van Nederlandse bronnen in het onderwijs zoals kranten, tijdschriften en boeken?

13

Erkent u dat de scholen die deelnamen aan de pilot tweetalig primair onderwijs (TPO), waarop dit besluit werd gebaseerd, grotendeels scholen zijn met hoogopgeleide ouders, een sterke schoolcultuur en relatief weinig leerlingen met een migratieachtergrond en klopt het dat 75% van de ouders hoog opgeleid waren vergeleken met 50% in een vergelijkbare Nederlandse leeftijdsgroep (20-40)? Acht u de scholen die deelnamen daarmee representatief voor een Nederlandse school?

14

Denkt u dat de positieve leerresultaten van de pilot zouden kunnen zijn beïnvloed door deze achtergrondkenmerken?

15

Op welke wijze wordt geborgd dat scholen met minder gunstige uitgangsposities – bijvoorbeeld met een hoger aandeel leerlingen met taalachterstanden – toch de Nederlandse taalvaardigheid van leerlingen het vereiste peil bereikt?

16

Acht u de resultaten van de pilot TPO, gelet op het onderzoeksdesign met een quasi-experimenteel karakter en vrijwillige aanmelding door scholen, een voldoende stevige basis om de verruiming van de wettelijke norm voor anderstalig onderwijs structureel in wetgeving te verankeren?

17

Klopt het dat de norm voor het maximumaandeel anderstalig onderwijs in het primair onderwijs niet in de wet zelf is vastgelegd, maar bij ministerieel besluit kan worden gewijzigd?

18

Hoe rijmt u dat in het hoger onderwijs er met de wet Internationalisering in balans (WIB) wél een wettelijke norm is voor gebruik van het Nederlands en dat die strenger is dan in het funderend onderwijs waar scholieren juist worden geacht hun Nederlandse taalvaardigheid op te doen?

19

Kunt u deze vragen allemaal los van elkaar beantwoorden binnen de daarvoor gestelde termijn?