[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweede nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot de eerste suppletoire begroting OCW

Bijlage

Nummer: 2025D43809, datum: 2025-10-08, bijgewerkt: 2025-10-15 09:33, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Afschrift van de tweede nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 36725-VIII) aan de Eerste Kamer (2025D43808)

Preview document (🔗 origineel)


36725 VIII

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Tweede nota naar aanleiding van het verslag

  1. Inleiding

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag1 over het wetsvoorstel. De leden van de fracties van de BBB, de VVD, de PvdD en de SGP hebben naar aanleiding hiervan nog enkele aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van het CDA sluiten zich aan bij de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de BBB en de VVD over het amendement van het Tweede Kamerlid Kostić (PvdD)
2 en ondersteunen de aankondiging van de fractie van de BBB over het eventueel indienen van een motie tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel.

De vragen en opmerkingen van de leden hebben betrekking op het amendement Kostić c.s. over middelen voor het verminderen van apenproeven en de bezuiniging op de onderwijskansenregeling.

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het tweede verslag van de Eerste Kamer over de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota). De leden van de fracties BBB, VVD, PvdD en de SGP hebben enkele vragen en opmerkingen aan de regering (waarbij het CDA zich heeft aangesloten bij de input van de leden van de fracties van de BBB en de VVD). Deze worden hieronder behandeld. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal opgenomen in deze nota en cursief weergegeven. Na de vragen volgt telkens de reactie van de regering.

Amendement Kostić c.s. over middelen voor het verminderen van apenproeven3
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt onder verwijzing naar twee bronnen4 beweerd, dat het amendement van het Tweede Kamerlid Kostić (PvdD) moet worden beschouwd als een motie. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering of deze bewering correct is of ter discussie staat en of zij voorbeelden uit de Handelingen van de Eerste of Tweede Kamer kan noemen waarbij deze stelling eerder is ingenomen. Is dit parlementair gebruik? Heeft de regering hier contraire reacties op gehad en zo ja, welke? In het geval dat de bewering ter discussie staat, wensen de leden van de BBB-fractie tijdens een plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer dat te ondersteunen met een motie.

In de nota naar aanleiding van het verslag bij de 1e suppletoire begroting van OCW aan de Eerste Kamer schreef de regering dat het amendement Kostić c.s. in feite de werking van een motie heeft. Deze constatering volgt uit het gegeven dat een amendement een wetsvoorstel kan wijzigen, maar niet de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel of een individuele subsidiebeschikking. Dit is een algemeen principe uit de wetgevingstechniek. Er is daarom niet gezocht naar voorbeelden. In de brieven aan de Tweede Kamer van 26 september 20255 en 30 september 20256 over het amendement Kostić c.s., heeft de regering nadere toelichting gegeven over de juridische aspecten van het amendement Kostić c.s. In het commissiedebat ‘dieren buiten de veehouderij en dierproeven’ van 2 oktober met de Tweede Kamer heeft de minister van OCW toegezegd dat hij het voorstel uit de toelichting van het amendement Kostić c.s. onverkort zal uitvoeren.


De fractieleden van de VVD vragen welk tijdpad de regering voor ogen heeft om nieuwe proefdiervrije onderzoeksmodellen te ontwikkelen enerzijds en het afbouwen van het doen van niet-humane primaten(NHP)-onderzoek anderzijds in de komende vijf jaar. Kan de regering dit schematisch weergeven? Zo ja, hoe ziet dat eruit?

In het commissiedebat ‘dieren buiten de veehouderij en dierproeven’ van 2 oktober met de Tweede Kamer heeft de minister van OCW toegezegd dat hij het voorstel uit de toelichting van het amendement Kostić c.s. onverkort zal uitvoeren. De kern van de toelichting van het amendement is de geleidelijke verschuiving van de exploitatiesubsidie aan het BPRC van dierproeven naar andere methodes, om hiermee het aantal niet-humane primaten (NHP) proeven in de periode tot 2030 af te bouwen. De toelichting in het amendement vraagt om oormerking in 2025 van € 2,5 miljoen voor alternatieven, in 2026 € 4,5 miljoen, in 2027 € 6,5 miljoen, in 2028 € 8,6 miljoen, in 2029

€ 10,5 miljoen en in 2030 € 12,5 miljoen. De toelichting gaat in op het veilig afbouwen van het aantal NHP-proeven: ná 2030 kan het BPRC NHP-onderzoek, indien het dan nog steeds noodzakelijk is om hiervoor apen te gebruiken, nog steeds blijven uitvoeren, maar dan met alternatieve financiering (financiering vanuit opdrachtgevers of een alternatieve subsidieregeling). De minister van OCW stuurt in 2026 een brief naar de Tweede Kamer over of aanvullende financiering op enig moment noodzakelijk is en, zo ja, hoe dit kan worden ingevuld.

De regering zet de komende vijf jaar in op de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmodellen. Zo investeert de regering € 124,5 miljoen vanuit het Nationaal Groeifonds in Ombion (het Centrum voor proefdiervrije biomedische translatie), met als doel om proefdiervrije innovaties beter hun weg te laten vinden naar de praktijk. Ten tweede wordt er samen met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een investering gedaan van € 3,6 miljoen naar effectieve validatie en acceptatie van proefdiervrije modellen voor regulatoire testen van chemische stoffen, om zo minder dierproeven noodzakelijk te maken. Ten derde treedt de regering samen met de Europese Commissie op als trekker van een project binnen de European Research Area (ERA), om samen met andere lidstaten proefdiervrije innovaties binnen geneesmiddelenontwikkeling verder te brengen. Een van de doelen van dit voorstel is om tot Europese afspraken te komen waar New Approach Methodologies (NAM’s) aan moeten voldoen voor breed gebruik van veiligheidstesten van geneesmiddelen, fundamenteel- en toegepaste biomedische wetenschap. Dit draagt eraan bij dat op termijn minder dierproeven nodig zijn. 


De fractieleden van de VVD informeren verder hoe de kennis en kunde over NHP-onderzoek wordt geborgd, ook bij afbouw van dit soort onderzoek.

Het onderzoek met NHP is in Nederland gecentraliseerd: bijna al het onderzoek met NHP vindt plaats bij het Biomedical Primate Research Centre (BPRC). Kennis en kunde over NHP-onderzoek wordt geborgd door publicaties, data en andere vormen van wetenschappelijke informatie in een zo vroeg mogelijk stadium te delen en voor hergebruik beschikbaar te stellen, volgens de principes van Open Science.

Naast onderzoek met NHP, doet het BPRC ook onderzoek naar de ontwikkeling van proefdiervrije modellen. De onafhankelijke commissie ‘onderzoek niet-humane primaten’ heeft aangegeven dat het alternatieven-onderzoek bij het BPRC te geïsoleerd gebeurt en dat er winst is te behalen bij meer samenwerking met onder andere universitaire onderzoekers die gespecialiseerd zijn in NAM’s. Dit komt zowel de kwantiteit als kwaliteit van onderzoek naar proefdiervrije onderzoeksmodellen bij het BPRC ten goede. Tegelijkertijd kunnen de historische en nieuwe data van NHP-onderzoek, en de ervaring met bewezen en nieuwe methodes van het BPRC, van groter belang zijn voor onderzoekers die aan NAM’s werken. De regering gaat hierover met het BPRC in gesprek. De stapsgewijze verschuiving van de exploitatiesubsidie aan het BPRC van dierproeven naar alternatieve methodes zet de borging van kennis en kunde over NHP-onderzoek onder druk. In de bovengenoemde brief die de minister van OCW in 2026 stuurt aan de Tweede Kamer, zal worden toegelicht welke opties er zijn om dit risico te beheersen.

Ook vragen de leden van deze fractie hoe de Nederlandse koers zich verhoudt tot het beleid in andere EU-lidstaten op dit punt en in hoeverre in Europa wordt samengewerkt om proefdiervrije methoden te ontwikkelen.

Het onderzoek met NHP in Nederland is Europees en wereldwijd qua aantallen relatief beperkt. Tegelijkertijd is de wetenschappelijk impact ervan hoog.7 De commissie ‘onderzoek niet-humane primaten’ ziet met name een stijging in het onderzoek met niet-humane primaten in China en de Verenigde Staten. In Europa zijn er vier landen met een primatencentrum met een openbare identiteit: Nederland, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (geen EU-lidstaat). Dit betekent dat het instituut haar eigen proefdieren fokt en een eigen onderzoeksprogramma onderhoudt. In Duitsland is het aantal proeven met NHP tussen 2018 en 2023 afgenomen met 48% (van 3324 naar 1733).8 In het Verenigd Koninkrijk is het aantal proeven met NHP tussen 2015 en 2023 gedaald met 40% (van 3612 naar 2169).9 In Frankrijk is het aantal proeven met niet-humane primaten juist met 31% gestegen tussen 2015 en 2022 (van 3162 naar 4147).10 De stijging in Frankrijk is in lijn met de wereldwijde trend van een toename van het onderzoek met niet-humane primaten. In Nederland is het aantal proeven met NHP tussen 2014 en 2023 gedaald met 39% (van 238 naar 144). In de eerste nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste Kamer inzake de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota), is in tabel 1 per abuis een aantal van 94 proeven met NHP in 2023 genoemd. Dit is het aantal NHP dat in 2023 voor het eerst gebruikt is in dierproeven in Nederland. Het totaal aan proeven met NHP in 2023 is 144.11

In Europa wordt tevens op diverse manieren samengewerkt om proefdiervrije methoden te ontwikkelen. Nederland is nauw betrokken bij:

  • Het European Partnership for the Assessment of Risks from Chemicals (PARC). Onderzoekers, autoriteiten en beleidsmakers uit 28 landen werken hierin samen aan het verbeteren van chemische risicobeoordeling via proefdiervrije methoden. Vanuit Nederland zijn onder andere het RIVM en drie departementen (LVVN, VWS en IenW) betrokken.

  • De Europese Commissie werkt aan een stappenplan voor de afbouw van dierproeven. Om dit stappenplan uit te voeren wordt de gezamenlijke inzet van de EU-lidstaten voorzien. De regering is actief betrokken bij de ontwikkeling van dit stappenplan.

  • Binnen de ERA is Nederland trekker van een project gericht op ontwikkeling en implementatie van proefdiervrije methoden voor geneesmiddelontwikkeling en biomedisch onderzoek. Een grote groep lidstaten zet zich hiermee in op betere samenwerking en afstemming van beleid voor ontwikkeling en inzet van proefdiervrije methoden.

  • Internationale samenwerking is al lange tijd onderdeel van het subsidieprogramma Meer Kennis met Minder Dieren van ZonMw. LVVN heeft ZonMw gevraagd in te zetten op internationale samenwerking voor subsidies voor proefdiervrij onderzoek, een gezamenlijke call voor proefdiervrij onderzoek met Duitsland is daarvan een resultaat.


De fractieleden van de VVD lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat het aangenomen amendement Kostić c.s. kan worden gelezen als een motie. Volgens deze leden zit er een wezenlijk staatsrechtelijk verschil in de werking van een amendement en een motie. Zij vragen hoe de regering omgaat met het ingediende amendement Kostić c.s., dat formeel bindend is, terwijl de regering het leest als een motie. Wat betekent dit staatsrechtelijk voor de uitvoering?

In het commissiedebat ‘dieren buiten de veehouderij en dierproeven’ van 2 oktober met de Tweede Kamer heeft de minister van OCW toegezegd dat hij het voorstel uit de toelichting van het amendement Kostić c.s. onverkort zal uitvoeren.


De fractieleden van de VVD vragen voorts hoe de regering borgt dat lopende onderzoeksprojecten niet voortijdig stilvallen door de afbouw van NHP-onderzoek.

In het commissiedebat ‘dieren buiten de veehouderij en dierproeven’ van 2 oktober met de Tweede Kamer heeft de minister van OCW toegezegd dat hij het voorstel uit de toelichting van het amendement Kostić c.s. onverkort zal uitvoeren. Het kabinet acht tegelijkertijd op dit moment NHP-onderzoek en kennis en kunde van belang om een bijdrage te blijven leveren aan onderzoek en innovatie, voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.

De stapsgewijze verschuiving van de exploitatiesubsidie aan het BPRC van dierproeven naar alternatieve methodes zet de continuïteit van de lopende onderzoeksprojecten onder druk. In de eerdergenoemde brief die de minister van OCW in 2026 stuurt aan de Tweede Kamer, zal worden toegelicht welke opties er zijn om het risico te vermijden dat lopende onderzoeksprojecten voortijdig stilvallen.

Welke proefdiervrije methoden zijn naar het oordeel van de regering op korte termijn beschikbaar voor onderzoek naar infectieziekten zoals malaria, tuberculose en hiv/aids?

De termijn waarop proefdiervrije methoden beschikbaar komen, is sterk afhankelijk van de vraagstelling en complexiteit van het onderzoek. Afhankelijk van de vraagstelling kan het zijn dat de onderzoeksvraag met proefdiervrije methoden, met proefdieronderzoek of juist een combinatie daarvan beantwoord kan worden. Het rapport van de commissie ‘onderzoek niet-humane primaten’ geeft aan op welke termijn en welk niveau deze technieken naar waarschijnlijkheid beschikbaar zullen zijn. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat een schatting van wanneer New Approach Methodologies (NAM’s) daadwerkelijk NHP-onderzoek kunnen vervangen moeilijk te geven is. Dat komt ten eerste doordat de toekomst niet te voorspellen is, maar ook doordat vervanging van NHP-experimenten over het algemeen door combinaties van verschillende NAM’s zal plaatsvinden. Daarnaast omvatten NAM’s een heel breed spectrum aan nieuwe methoden en technieken wat het lastig maakt om hier een tijdinschatting aan te koppelen.


De fractieleden van de VVD stellen vast dat in 2014 de Wet op de Dierproeven is herzien.
12 In hoeverre is in die wet rekening gehouden met de rol van artificiële intelligentie (AI) bij het ontwikkelen van proefdiervrije methoden, zo vragen genoemde leden. In hoeverre is de rol van AI actief bij het ontwikkelen van dierproefvrije methoden? Wat is de regering voornemens te doen op dit vlak?

Het rapport van de commissie ‘onderzoek niet-humane primaten’ geeft aan dat artificiële intelligentie (AI) de noodzaak van dierproeven vermindert, omdat AI helpt om met modellen steeds beter te voorspellen hoe mensen reageren op bepaalde behandelingen.

Via onderzoekfinancier ZonMw wordt naar aanleiding van de motie van lid Wassenberg van 7 juni 2022 kunstmatige intelligentie specifiek als methodiek ingezet om proefdiervrije innovaties beter te ontsluiten.13 Er wordt gewerkt aan een tool waarmee proefdiervrije innovaties sneller gevonden kunnen worden om daarmee de kans op toepassing te verhogen. Deze tool is naar verwachting dit najaar gereed en is dan vrij beschikbaar voor iedereen.


Op 2 oktober 2025 staat er in de Tweede Kamer een debat gepland over het amendement Kostić c.s. Tijdens de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) in de Tweede Kamer op 18 september 2025
14 heeft de minister-president aangekondigd voor dit debat een brief te sturen naar de Tweede Kamer over hoe de regering met het aangenomen amendement zal omgaan. De fractieleden van de PvdD hebben naar aanleiding van het debat over dit onderwerp tijdens de APB in de Tweede Kamer en de nota naar aanleiding van het verslag nog enkele aanvullende vragen. (PvdD)

In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de regering dat het amendement Kostić c.s. “de werking (heeft) van een motie.”15 De fractieleden van de PvdD vragen hoe de regering een amendement kan veranderen in de status van een motie? Hoe ziet de regering deze wijziging van de status van amendement naar motie in het licht van het budgetrecht van de Tweede Kamer?

In het commissiedebat ‘dieren buiten de veehouderij en dierproeven’ van 2 oktober met de Tweede Kamer heeft de minister van OCW toegezegd dat hij het voorstel uit de toelichting van het amendement Kostić c.s. onverkort zal uitvoeren. De regering schreef in de eerste nota naar aanleiding van het verslag bij de 1e suppletoire begroting van OCW aan de Eerste Kamer dat het amendement Kostić c.s. in feite de werking van een motie heeft. Deze constatering volgt uit het gegeven dat een amendement een wetsvoorstel kan wijzigen, maar niet de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel of een individuele subsidiebeschikking. In de brieven aan de Tweede Kamer van 26 september 2025 en 30 september 2025 over het amendement Kostić c.s., heeft de regering nadere toelichting gegeven.

Het voorstel in het amendement Kostić c.s. gaat niet over de tekst in het wetsvoorstel, maar over een tekst in de memorie van toelichting. Het betreffende amendement beoogt namelijk niet het totaalbedrag voor onderzoeks- en wetenschapsbeleid te wijzigen, maar een voorwaarde toe te voegen aan de subsidiebeschikking die de minister nog dient te verstrekken aan het BPRC.

Wanneer een amendement op het begrotingswetsvoorstel wordt aangenomen, waarmee wordt voorgesteld de hoogte van het totaalbedrag op een artikel te wijzigen, dan wordt daarmee het wetsvoorstel dienovereenkomstig aangepast. Met het amendement Kostić c.s. is echter de hoogte van het budget niet gewijzigd en dit is ook niet beoogd, waardoor de tekst van het wetsvoorstel, dat bij de Eerste Kamer, ligt, niet is gewijzigd. Dit laat onverlet dat de minister van OCW heeft toegezegd dat hij het voorstel uit de toelichting van het amendement Kostić c.s. onverkort zal uitvoeren.


Bezuiniging op de onderwijskansenregeling
De fractieleden van de SGP danken de regering voor de beantwoording van enkele vragen, maar constateren tegelijk dat niet alle vragen zijn beantwoord. De hieronder weergegeven vetgedrukte vragen zijn volgens genoemde leden nog niet beantwoord. De onderstreepte passage is deels beantwoord. Graag ontvangen de fractieleden van de SGP alsnog een (volledig) antwoord op deze vragen.

“De fractieleden van de SGP zien dat er bezuinigd wordt op de onderwijskansenregeling. Dit raakt de onderwijskwaliteit en kansen voor kwetsbare kinderen, aldus deze leden. De fractieleden van de SGP vragen wanneer de bezuinigingen voor scholen ingaan als het wetsvoorstel wordt aangenomen. Wat betekent deze bezuiniging concreet voor onderwijsinstellingen en wat is de bandbreedte voor het budgettaire effect? Kunnen scholen dezelfde onderwijskwaliteit blijven leveren na deze bezuiniging en hoe wordt gewaarborgd dat leerlingen voldoende persoonlijke aandacht krijgen indien er ontslagrondes komen? Komt hiermee de bestaanszekerheid van scholen in het geding? Zij vragen verder of er een «ingroeipad» is waardoor scholen zich kunnen voorbereiden op de bezuiniging. Tot slot vragen de fractieleden van de SGP in dit verband of de bezuiniging er mogelijk voor zorgt dat scholen eerder aangegane juridische verplichtingen niet meer gestand kunnen doen en wat de effecten daarvan zijn.”
16

Bij Prinsjesdag is bekend gemaakt dat de bezuiniging op de onderwijskansenregeling wordt teruggedraaid. Onderwijsinstellingen worden daarmee dus niet gekort vanaf 2027 op de middelen die beschikbaar zijn voor de onderwijskansenregeling. Hierdoor zijn de bovenstaande vragen niet meer van toepassing. Zo kunnen scholen nu bijvoorbeeld hun eerder aangegane juridische verplichtingen, verbonden aan de onderwijskansenregeling, gewoon blijven voldoen.

“De onderwijskansenregeling voorziet in een behoefte en draagt bij aan de bestrijding van armoede, aldus de fractieleden van de SGP. Zij vragen de regering hoeveel gezinnen worden geraakt door het schrappen van deze regeling. Welk effect heeft deze regeling op de gezinsportemonnee nu kwetsbare gezinnen zelf moeten voorzien in schoolmaterialen waarvoor zij onvoldoende geld hebben? Zorgt het schrappen van deze regeling ervoor dat minder kinderen met succes het voortgezet onderwijs afronden? Als dat zo is, welke groep kinderen betreft dit dan?”17

De onderwijskansenregeling wordt niet geschrapt, de bezuiniging op de onderwijskansenregeling is bij Prinsjesdag juist teruggedraaid. Daardoor heeft dit nu ook geen gevolgen voor de gezinsportemonnee van kwetsbare gezinnen om schoolmaterialen te kopen, of op het slagingspercentage van leerlingen in het voortgezet onderwijs.


  1. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VII, G.↩︎

  2. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VIII, nr. 11.↩︎

  3. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VIII, nr. 11.↩︎

  4. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VII, G, p. 6 eerste alinea.↩︎

  5. Kamerstukken II, 2024/25, 32336, nr. 168↩︎

  6. Kamerstukken II, 2024/25, 32336, nr. 169↩︎

  7. Kamerstukken II, 2024/25, 32 336, nr. 164↩︎

  8. ⁣Infomaterial und Grafiken - Tierversuche verstehen↩︎

  9. Annual statistics of scientific procedures on living animals, Great Britain 2023 - GOV.UK↩︎

  10. assemblee-nationale.fr/dyn/opendata/PIONANR5L17B1294.html↩︎

  11. Informatie uit de “Zo doende” rapportages van de afgelopen jaren, te vinden in het archief van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit https://nvwa.sitearchief.nl/#archive↩︎

  12. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 2014, nr. 473 (33692).↩︎

  13. Kamerstukken II, 2021/2022, 32 336 nr. 129↩︎

  14. Stenogram Algemene Politieke Beschouwingen (voortzetting 1e TK + rest) (ongecorrigeerd) p. 90, te raadplegen op: https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2025D40199↩︎

  15. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VII, G, p. 6 en 14.↩︎

  16. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VII, G, p. 3.↩︎

  17. Kamerstukken I, 2024/25, 36725 VII, G, p. 4.↩︎