Verzamelbrief inburgering
Integratiebeleid
Brief regering
Nummer: 2025D44394, datum: 2025-10-16, bijgewerkt: 2025-10-17 15:21, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Bereik, resultaten en kosten voorinburgering
- Kwalitatief onderzoek tweede fase Wet inburgering 2021. Eindrapportage
- Monitor Basisexamen Inburgering Buitenland 2022-2024
- Beslisnota bij Verzamelbrief inburgering
Onderdeel van kamerstukdossier 32824 -475 Integratiebeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z19060:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-12-02 16:30: Procedurevergadering Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
32 824 Integratiebeleid
Nr. 475 Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2025
Een goede integratie van nieuwkomers in de Nederlandse maatschappij is noodzakelijk. Het zorgt ervoor dat nieuwkomers een waardevolle bijdrage leveren aan de maatschappij. Inburgering levert een belangrijke bijdrage aan integratie. De Wet inburgering 2021 (Wi2021) biedt asielstatushouders, gezins- en overige migranten de kans om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij door middel van het leren van de Nederlandse taal (bij voorkeur in combinatie met betaald werk), het leren over de Nederlandse samenleving en de Nederlandse normen en waarden. Maar inburgering is niet vrijblijvend. Wij verwachten van de inburgeraar dat deze zich maximaal inzet om aan de inburgeringsplicht te voldoen en deel te nemen aan de Nederlandse maatschappij.
Een aantal van mijn speerpunten voor de resterende kabinetsperiode is gelegen in juist die kernelementen van de Wi2021. Allereerst bij het verbeteren van de mogelijkheden om het leren van de taal en werk te combineren. Dualiteit is een belangrijke pijler binnen de inburgering. Inburgering dient om de taal te leren maar ook als opstap voor het vinden van werk. Ten tweede vind ik het van groot belang dat alle inburgeraars een goede kennis hebben van de Nederlandse maatschappij en de Nederlandse normen en waarden en deze ook onderschrijven. Belangrijke middelen zijn de onderdelen Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) en het Participatieverklaringstraject (PVT) binnen het inburgeringstraject. Conform het Regeerprogramma en de Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving (Actieagenda) is het verbeteren van de kennis en het bewustzijn van de Holocaust daarbinnen een speerpunt. Speciale aandacht wil ik ook geven aan de veiligheid van vrouwen en de rol van inburgering daarin. Een veilige omgeving voor vrouwen bevordert het welzijn en de integratie. Bovendien is het creëren van een veilige omgeving voor vrouwen ook noodzakelijk voor één van de kernwaarden van Nederland: de gelijkheid van man en vrouw. Tot slot de handhaving van de inburgeringsplicht. De overgrote meerderheid van de inburgeraars is gemotiveerd en pakt de eigen verantwoordelijkheid om in te burgeren. Een beperkte groep pakt die verantwoordelijkheid niet.
In die gevallen moet een stok achter de deur mogelijk zijn, ook na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het boetebeleid voor de Wet inburgering 2013 (Wi2013) waarover ik uw Kamer informeerde bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Becker.1
Met deze brief informeer ik u daarom over de door mij ingezette acties en voornemens in het kader van het inburgeringsbeleid op het gebied van: 1) meer Nederlands op de werkvloer, 2) normen en waarden, 3) veiligheid van vrouwen, en 4) handhaving. Tevens informeer ik uw Kamer over een aantal overige onderwerpen, te weten 5) de specifieke uitkering (SPUK) voor gemeenten, 6) de motie van het lid Tseggai over arbeidsvoorwaarden voor taaldocenten. Tot slot doe ik uw Kamer 7) een aantal onderzoeken op het gebied van inburgering toekomen die worden betrokken in de tussenevaluatie van de Wi2021 eind 2025.
Meer Nederlands op de werkvloer
Ik vind participatie en met name (betaald) werk belangrijk voor de integratie van nieuwkomers. Door te werken doen inburgeraars niet alleen werkervaring op, maar leren zij ook de Nederlandse taal en werkcultuur beter kennen. Ik zet mij daarom met de onderstaande acties in om belemmeringen in de Wi2021 voor werk en het leren van de taal zoveel als mogelijk weg te nemen.
Taal op de werkvloer in de Zelfredzaamheidsroute (Z-route)
De Z-route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen die niet of nauwelijks een opleiding hebben gehad, met een zeer lage leerbaarheid en/of analfabeet zijn en kent een stevige urenverplichting. Deze route is met de invoering van de Wi2021 ontwikkeld als alternatief voor de mogelijkheid die de Wi2013 bood om op basis van ‘aantoonbare geleverde inspanningen’ ontheffing van de inburgeringsplicht te verkrijgen. In vergelijking met de Wi2013 stelt de Wi2021 aanzienlijk zwaardere en intensievere eisen aan inburgeraars binnen de Z-route, met 800 uur taalverwerving en 800 uur participatie. Dit vraagt serieuze inspanning van de inburgeraar. Er wordt in de Z-route met participatieactiviteiten toegewerkt naar meedoen naar vermogen.
Ik wil deze intensiteit van de Z-route behouden. Tegelijkertijd wil ik meer inzetten op taal op de werkvloer. Daarom kies ik voor een vernieuwde invulling van de urenverplichtingen. Ik wil inburgeraars in de Z-route de mogelijkheid bieden om 200 uur taalonderwijs in te vullen op de werkvloer. Het is belangrijk dat deze uren op de werkvloer betekenisvol worden ingevuld met (betaald) werk. Ik denk hierbij aan startbanen en duale trajecten in een Nederlandstalige werkomgeving. Door deze wijziging in de urenverplichtingen stimuleer ik dat ook de overige participatieuren in de Z-route ingezet worden voor toeleiding naar betaald werk. Ik werk deze wijziging verder uit in het Besluit inburgering 2021.
Om leren op de werkvloer te bevorderen, subsidieer ik het programma Taal met collega’s. Hierbij worden anderstaligen gekoppeld aan Nederlandstalige collega’s als taalbuddy’s, zodat zij samen kunnen oefenen met de Nederlandse (vak)taal. Inmiddels nemen 53 werkgevers deel, met in totaal 377 deelnemers. Van de deelnemers zijn 229 anderstaligen, waaronder 114 statushouders.
Praktijkgericht taalonderwijs vergroot de kans van statushouders en anderstaligen op het vinden en behouden van een duurzame baan.
Het programma is niet langer alleen gericht op statushouders, maar op álle anderstaligen, zoals statushouders, arbeidsmigranten en Oekraïners. Om de bekendheid van het programma te vergroten, start Het Begint met Taal dit najaar de campagne “Taal leer je niet in je eentje”. Ook worden het portaal www.taalbuddy.nl en de e-learning verder ontwikkeld. Begin 2026 vindt er een landelijke werkgeversbijeenkomst plaats om ervaringen en best practices te delen.
Werken tijdens de inburgeringstermijn
Werk is voor veel mensen een belangrijke sleutel tot volwaardige participatie in de samenleving. Tegelijkertijd blijkt het combineren van werk en inburgering in de praktijk vaak een uitdaging, doordat het inburgeringsproces veel tijd en inzet vergt. Ik wil stimuleren dat inburgeraars zich niet uitsluitend op hun inburgering richten, maar dit combineren met (betaald) werk. Voor degenen die ten minste 24 uur per week werken of hebben gewerkt verleng ik daarom op aanvraag de inburgeringstermijn met maximaal een jaar. Hiervoor pas ik de Regeling inburgering 2021 (Ri2021) aan.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat vrouwen zo goed mogelijk geëquipeerd worden om in te burgeren en aan het werk te gaan. Daarom versterk ik de positie van inburgeraars, veelal vrouwen, die wegens een gebrek aan kinderopvang niet kunnen deelnemen aan inburgeringsactiviteiten. De inburgeringstermijn kan voor hen ook met maximaal een jaar worden verlengd. Hiermee wordt voorkomen dat inburgeraars met jonge kinderen door het landelijke tekort aan kinderopvangplekken in de knel komen en niet inburgeren.
Ik vind tot slot belangrijk dat inburgeraars al vroeg, liefst in het azc, starten met hun integratie in Nederland en kennis opdoen van onze taal en cultuur. Tegelijkertijd beschikken inburgeraars die nog in de COA-opvang verblijven niet dezelfde randvoorwaarden als inburgeraars die al in een eigen woning wonen. Dit kan het volgen van het inburgeringstraject bemoeilijken. Door de mogelijkheid te bieden om de inburgeringstermijn voor deze groep te verlengen, stimuleer ik dat mensen zo vroeg mogelijk starten met hun inburgeringstraject. Als inburgeraars bij huisvesting in de gemeente al beschikken over een basisniveau Nederlands, is de kans groter dat zij kunnen starten met een startbaan of een duaal traject.
Uitkomst tweede tijdvak subsidieregeling AMIF Integratie 2021-2027
Een manier om innovatie op het thema inburgering en de focus op werk te stimuleren, zijn de subsidiemogelijkheden vanuit het Europese fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF). In april 2025 was er de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor deze Europese subsidieregeling.2
Aanvragers hebben projectenvoorstellen gedaan op vier thema’s:
arbeidstoeleiding van categorieën asielzoekers of statushouders die in
een
COA-locatie verblijven; duale trajecten; het versterken vaardigheden
voor activatie en participatie (waaronder empowerment van vrouwelijke
statushouders); en online lessen in de inburgering.
Voor deze subsidieronde was ongeveer 19 miljoen euro beschikbaar. Aan 28 projecten is een subsidie verleend. Ik ben zeer tevreden met de grote belangstelling en de kwaliteit van de voorstellen die zijn ingediend. Ik zal uw Kamer bij afronding van de projecten informeren over de uitkomsten.
Versterken aandacht voor vrouwelijke statushouders
Vrouwelijke statushouders zijn kwetsbaar voor geweld, discriminatie en sociale uitsluiting. Ook worden zij vaak geconfronteerd met specifieke uitdagingen zoals economische afhankelijkheid, taalbarrières en beperkte sociale netwerken. Het garanderen van hun veiligheid is essentieel voor hun integratie, deelname aan het arbeidsproces en algeheel welzijn.3 Inburgering heeft een uniek netwerk waarin er op verschillende momenten contact is met alle inburgeringsplichtige vrouwen. Uit signalen van vrouwelijke inburgeraars is naar voren gekomen dat deze contactmomenten gemist worden na afronding van het inburgeringstraject. Zij geven aan dat zij zelf niet goed de weg weten te vinden naar organisaties die ondersteuning kunnen bieden. Daarom ben ik een verkenning gestart. Er zijn gesprekken gevoerd met gemeenten, inburgeraars en instellingen/organisaties in de inburgeringsketen om de ondersteuningsmogelijkheden voor vrouwen binnen inburgering te onderzoeken.
Op basis van deze verkenning zet ik in op drie acties, die aansluiten bij mijn ambities in de Actieagenda en die binnen de huidige juridische en financiële kaders vormgegeven kunnen worden.
Bouwen aan een netwerk tijdens de inburgering waar vrouwelijke inburgeraars ook op terug kunnen vallen na afronding van de inburgering. De verplichte onderdelen in het inburgeringstraject bieden kansen om op verschillende momenten aandacht te besteden aan de opbouw van een relevant netwerk. Zo is in de maatschappelijke begeleiding bijvoorbeeld al voorlichting over en kennis maken met maatschappelijke organisaties en kan meer aandacht besteed worden aan vrouwenorganisaties. In het PVT wordt al relevante informatie meegegeven die meer specifiek voor vrouwen ingevuld kan worden. In de voortgangs- en eindgesprekken tussen gemeenten en vrouwelijke inburgeraars is er ruimte om op maat te kijken wat hen zou ondersteunen. De nadere invulling wil ik samen met de VNG vormgeven.
Overzichtelijke en praktische informatievoorziening/wegwijzer voor vrouwen en inburgeringsprofessionals. Gemeenten geven aan dat vrouwelijke inburgeraars specifieke kenmerken hebben als doelgroep. (On)veiligheid is daar een belangrijk voorbeeld van. Alhoewel online veel informatie beschikbaar is over de begeleiding van (migranten) vrouwen, de Meldcode of bijvoorbeeld financiële zelfredzaamheid, blijkt bij inburgeringsprofessionals behoefte aan een eenduidige vindplaats in relatie tot de inburgering. Via de website van Divosa wil ik deze informatie ontsluiten. Ook goed om te noemen is dat ik in gesprek ben met de VNG over bestuurlijke afspraken met gemeenten om meer vrouwelijke statushouders aan het werk te krijgen.
Verbeteren van de kennis over signalering van onveiligheid en te nemen maatregelen. In de Wi2021 hebben gemeenten meer dan voorheen contact momenten met vrouwelijke inburgeraars waarbij potentiële signalen over schadelijke praktijken of huiselijk geweld naar voren kunnen komen. Er is een Meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en ongewenste (schadelijke) praktijken ontwikkeld. Inburgeringsconsulenten krijgen hierover niet vanzelfsprekend voorlichting wat ik wel wenselijk vind. Vanuit de Actieagenda zet ik in op het versterken van kennis over ongewenste praktijken en de Meldcode in het sociaal domein met name gericht op wijkteams. Bij het te ontwikkelen meerjarenplan Versterken preventie in de regionale ketenaanpak schadelijke praktijken door Pharos, is aandacht gevraagd om ook inburgeringsconsulenten aan te haken in de keten.
Normen en waarden: Holocausteducatie en PVT
Ik vind het belangrijk dat nieuwkomers kennis hebben van de Holocaust. Het begrip Holocaust en de betekenis ervan zijn daarom per 1 juli 2025 onderdeel van de eindtermen van het inburgeringsexamen KNM. Dit betekent dat inburgeraars worden getoetst op hun kennis van de Holocaust. Met de Actieagenda zet ik in op verdere versterking van Holocausteducatie in de inburgering. Uit de Peiling ondersteuningsbehoeften docenten bij lesgeven over de Holocaust4, komt naar voren dat het doceren over het onderwerp aan de doelgroep nieuwkomers een uitdaging is. Er wordt daarom een handreiking opgesteld. Doel is om docenten inburgering KNM bij cursusinstellingen en aanbieders van taalschakeltrajecten binnen de onderwijsroute te ondersteunen in het lesgeven over dit onderwerp. Naast een inventarisatie van beschikbaar lesmateriaal naar taligheid en abstractieniveau, wordt in de handreiking ook ingegaan op de wijze waarop aan de doelgroep over het onderwerp kan worden gedoceerd.
Het kabinet vindt het belangrijk dat inburgeraars een bezoek brengen aan instellingen en musea in het kader van Holocausteducatie. Daarom beginnen we volgend jaar met de eerste bezoeken. Dit zal plaatsvinden in de vorm van een pilot. Een bezoek aan een Holocaustlocatie vergroot de bewustwording en versterkt de kennis van de Holocaust. Naar aanleiding van de motie Diederik van Dijk c.s.5 heb ik, samen met de ministeries van VWS en OCW, in het kader van het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE) een verkenning6 uitgevoerd naar de inhoudelijke en financiële consequenties van deze bezoeken. Uit deze verkenning blijkt dat het organiseren van een dergelijk bezoek kostbaar is en veel vraagt van de uitvoering, inhoudelijke programmering en begeleiding. Op dit moment zijn onvoldoende middelen beschikbaar gesteld voor een landelijke uitrol. Daarom heb ik besloten om in 2026 te starten met een pilot om te onderzoeken hoe de bezoeken op een effectieve en efficiënte wijze kunnen worden vormgegeven. Ik ben met een aantal herinneringscentra en musea in gesprek over hun deelname en vormgeving van de pilot.
Daarnaast werken we naar aanleiding van de motie Flach c.s.7 hoe meer aandacht voor de Holocaust onderdeel kan worden van de participatieverklaring. Dit wordt meegenomen in de algemene evaluatie van de participatieverklaring en is onderdeel van de tussenevaluatie Wi2021. In de evaluatie wordt de verklaring tegen het licht gehouden en bezien of het document de actualiteit, ontwikkelingen en relevante waarden voldoende weerspiegelt. Hierbij wordt gekeken of de tekst van de verklaring op punten scherper of duidelijker kan worden geformuleerd.
Ik wil benadrukken dat in de huidige participatieverklaring inburgeringsplichtigen verklaren dat zij de mensenrechten eerbiedigen en niet daarmee in strijd zullen handelen. In de eindtermen van het examen KNM is bovendien opgenomen dat de wetten van de staat boven religieuze wetten en traditie staan.
In lijn met de motie Rajkowski c.s.8 wordt bij de evaluatie onderzocht hoe het belang van de Nederlandse rechtstaat en mensenrechten verder onderstreept kunnen worden en dat dit ook inhoudt dat religieuze wetten zoals de sharia voor zover strijdig met de rechtstaat daar geen onderdeel van zijn.
Handhaving
Handhaving van de inburgeringsplicht is noodzakelijk. De mogelijkheid van een boete hoort erbij, als stok achter de deur. De recente uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben de mogelijkheid van het geven van een boete bij het niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht van asielstatushouders echter aanzienlijk beperkt.9
Dit heeft gevolgen voor de boetes die DUO oplegt aan asielstatushouders voor het verwijtbaar niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op Kamervragen van het lid Becker legt DUO deze boetes niet meer op aan asielstatushouders, zowel onder de Wi2013 als de Wi2021.10 De rechterlijke uitspraken zien alleen op asielstatushouders en niet op inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten. Voor deze laatste twee groepen gelden de huidige boetebepalingen (zowel de DUO boetes als de gemeentelijke boetes) onverkort en blijven deze, mits zorgvuldig opgelegd, dus nog steeds toepasbaar.
Bij verwijtbaar niet meewerken aan de inburgering voorziet de Wi2021 echter ook in boetes die door gemeenten kunnen worden opgelegd. Samen met de VNG ben ik tot de conclusie gekomen dat gemeenten boetes kunnen blijven opleggen, mits dit zorgvuldig en individueel gebeurt. De informatie op de website van VNG en Divosa is inmiddels aangepast naar aanleiding van de uitspraken en samen met de VNG en Divosa wordt ook de bestaande Handreiking Naleving bij Inburgering aangepast. Daarin wordt ook de samenloop tussen handhaving in het kader van de Wi2021 en de Participatiewet opgenomen.
De rechterlijke uitspraken sluiten handhaving door middel van een boete overigens niet volledig uit bij het verwijtbaar niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht. In uitzonderlijke situaties, zoals bij een aanhoudend en aantoonbaar gebrek aan bereidheid tot integratie, dan kan een boete terecht zijn. Ik werk aan de mogelijkheden van een wetsaanpassing om weer te voorzien in een juridische grondslag voor handhavingsmogelijkheden aan het einde van de inburgeringstermijn, in samenhang met de gemeentelijke boetes.
Daarnaast wil ik in het kader van de tussenevaluatie in overleg met de ketenpartners verder verkennen welke alternatieve prikkels kunnen helpen om asielstatushouders in al hun verscheidenheid te stimuleren hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en tijdig in te burgeren.
Specifieke uitkering (SPUK) inburgeringsvoorzieningen
Ik informeer uw Kamer over enkele ontwikkelingen met betrekking tot de SPUK, waarmee gemeenten trajecten en voorzieningen inkopen die bijdragen aan het behalen van de inburgeringsplicht.
Voorlopige uitkering 2026
De voorlopige uitkering voor gemeenten voor het jaar 2026 is, in overeenstemming met de regelgeving, op 30 september jl. vastgesteld. Nieuw dit jaar is dat het aanvullend budget voor de onderwijsroute, waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd11, onderdeel uitmaakt van deze uitkering. De wettelijke grondslag hiervoor wordt opgenomen in het Bi2021. De Afdeling Advisering van de Raad van State heeft op 9 september een positief advies uitgebracht over het wijzigingsbesluit. Het besluit zal nu worden voorgelegd aan de ministerraad.
Door de voorlopige uitkering voor 2026 al bekend te maken, wordt op de wijziging geanticipeerd. Hiermee worden gemeenten tijdig geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld om het voor inburgeringsvoorzieningen beschikbare budget op te nemen in hun begroting.
Prestatiebekostiging
In 2026 gaat de prestatiebekostiging in, die bij de totstandkoming van de Wi2021 is afgesproken. Hiermee stimuleer ik gemeenten om goede resultaten te halen. Gemeenten die relatief goed presteren ontvangen hierdoor extra middelen en gemeenten die minder goed presteren ontvangen een lager budget. Bij de verdeling van het totale budget voor asielstatushouders wordt het aantal voltooide inburgeringstrajecten in de gemeente meegewogen. Voor 2026 zijn dit het aantal afgeronde trajecten uit 2024. De prestatiebekostiging kon niet eerder actief worden, omdat het hiervoor noodzakelijk is dat er inburgeringsplichtigen zijn uitgestroomd. Aangezien een inburgeringstraject ongeveer drie jaar duurt, was deze ingroeiperiode nodig.
Aanpassing betaalritme
Verder wordt vanaf 2026 het betaalritme van het uitkeringsdeel voor asielstatushouders aangepast. Het huidige betaalritme, waarbij gemeenten in het eerste jaar 61% van het budget kregen, in het tweede jaar 31% en in het derde jaar 8%, sluit niet goed aan bij de jaarlijkse kosten van gemeenten. Na signalen hierover vanuit gemeenten ben ik met de VNG in gesprek gegaan. Het nieuwe betaalritme wordt 40% in het eerste jaar, 30% in het tweede jaar en 30% in het derde jaar. Deze aanpassing sluit beter aan bij het ritme van gemeenten en voorkomt dat middelen niet tijdig worden besteed, waardoor deze (deels) moeten worden teruggevorderd.
Motie
Motie lid Tseggai
Op 25 november 2024 heeft uw Kamer de motie van het lid Tseggai12 aangenomen. Zoals verzocht heb ik gesprekken gevoerd met de ketenpartners om te onderzoeken of (1) Blik op Werk (BoW) een rol kan spelen in het toezicht op arbeidsvoorwaarden; of (2) dat gemeenten goede arbeidsvoorwaarden van Nt2-docenten meenemen in hun aanbestedingstrajecten bij inburgeringsonderwijs. Hiermee hebben we de motie uitgevoerd. De conclusie is dat beide manieren om de arbeidsmarktpositie van Nt2-docenten te verbeteren, niet haalbaar zijn.
Arbeidsvoorwaarden als kwaliteitscriterium van BoW
Het Bi2021 biedt geen grondslag voor BoW om in de keurmerkeisen voorwaarden te stellen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden. Aanpassing van de regelgeving acht ik geen haalbare optie, omdat ik mij daarmee als staatssecretaris zou begeven in het domein dat primair toebehoort aan werkgevers en werknemers. Zoals eerder is afgedaan in de motie van het lid Gijs van Dijk13 en in diverse debatten van mijn voorgangers, past het niet dat de staatssecretaris via regelgeving arbeidsvoorwaarden oplegt binnen een vrije markt.
Arbeidsvoorwaarden als criterium bij gemeentelijke aanbestedingen
De Aanbestedingswet voorziet met artikel 2.80 in de algemene mogelijkheid van het opnemen van (hogere) looneisen boven het wettelijk minimumloon als bijzondere voorwaarde bij aanbestedingen. Dit is in dit geval juridisch niet mogelijk, omdat er voor Nt2-docenten geen algemeen verbindend verklaarde cao bestaat die een hoger loon voorschrijft. Dit onderstreept voor mij het belang van de totstandkoming van een cao.
Alternatieven
Taalscholen en Nt2-docenten kunnen in onderling overleg afspraken maken over (individuele of collectieve) arbeidsvoorwaarden. De beroepsvereniging voor Nt2-docenten (BVNT2) zet zich hier al lange tijd voor in en tracht dit verder te brengen in gesprek met de koepelorganisatie van taalscholen, de NRTO. Zolang er nog geen cao is, zie ik als alternatief dat gemeenten in hun aanbestedingen arbeidsvoorwaarden opnemen als gunningscriterium. Dit is echter aan gemeenten om hierover een besluit te nemen.
Onderzoeken
Eind 2025 stuur ik de tussenevaluatie van de Wi2021 naar uw Kamer. Een belangrijk moment, want dit onderzoek geeft een eerste inzicht in de werking, kosten en resultaten van de wet. In de tussenevaluatie worden alle onderzoeken over de Wi2021 meegenomen die tot halverwege dit jaar zijn uitgevoerd. Sinds de laatste voortgangsbrief inburgering van 9 juli jl. zijn twee nieuwe onderzoeken over de Wi2021 opgeleverd, die ik als bijlagen bij deze brief heb gevoegd:
Het “Kwalitatief onderzoek tweede fase Wet inburgering 2021” is gebaseerd op casestudies bij zeven gemeenten. Het onderzoek gaat over de fase vanaf de aanmelding van de inburgeraars bij een taalschool en omvat de invulling van de drie leerroutes, de Module Arbeidsmarkt Participatie en het PVT.
Een onderzoek naar het bereik, resultaten en de kosten van het programma Voorinburgering.
Naast deze twee onderzoeken over de Wi2021 is ook de Monitor
inburgeringsexamen buitenland verschenen. Dit onderzoek gaat over de
ontwikkelingen in de periode 2022-2024 op het gebied van aantallen
examens, resultaten, ontheffingen en voorbereiding op het basisexamen
inburgering in het buitenland, dat gezinsmigranten moeten afleggen
voordat zij zich in Nederland kunnen vestigen. Over het algemeen zijn de
resultaten van deze monitor in lijn met eerdere edities.
Tot slot
Mijn speerpunten voor inburgering zijn het ervoor zorgen dat
het leren van de taal gecombineerd kan worden met werk, het verbeteren
van de positie van de vrouwen en het verbeteren van kennis van de
Nederlandse normen en waarden en handhaving. Met de in deze brief
genoemde speerpunten zet ik mij in voor een effectief, activerend en
verplichtend inburgeringsstelsel. Ik sluit daarmee aan bij belangrijke
doelen van de Actieagenda en zal uw Kamer over de voortgang informeren
in de volgende Verzamelbrief inburgering in het voorjaar. Een belangrijk
ijkpunt voor het inburgeringsstelsel zal ook de tussenevaluatie Wi2021
zijn die eind dit jaar wordt verwacht en waarover ik uw Kamer separaat
zal informeren.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Beantwoording Kamervragen over het bericht ‘Vluchtelingen die niet op tijd inburgeren mogen geen boete krijgen, zegt Raad van State’”, 20 augustus 2025 (referentie 2025Z14662) (Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 2865)↩︎
wetten.nl - Regeling - Subsidieregeling AMIF, ISF en BMVI 2021–2027 - BWBR0046658↩︎
Verwey-Jonker Instituut, 2021. Handreiking voor gemeenten voor begeleiding van vrouwelijke statushouders en gezinsmigranten.↩︎
Kamerstuk 36 272, nr. 19 (bijlage bij de brief)↩︎
Kamerstuk 30 950, nr. 399↩︎
Kamerstuk 36 272, nr. 19 (bijlage bij de brief)↩︎
Kamerstuk 32 824, nr. 418↩︎
Kamerstuk 36 704, nr. 55↩︎
HvJEU 4 februari 2025, ECLI:EU:C:2025:52; ABRvS 9 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3087↩︎
Beantwoording Kamervragen over het bericht ‘Vluchtelingen die niet op tijd inburgeren mogen geen boete krijgen, zegt Raad van State’”, 20 augustus 2025 (referentie 2025Z14662) (Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 2865)↩︎
Kamerstuk 32 824, nr. 364↩︎
Kamerstuk 36 600-XV nr. 14↩︎
Kamerstuk 35 925 XV, nr. 18↩︎