[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over beleidsopties belasting- en invorderingsrente (Kamerstuk 32140-202)

Herziening Belastingstelsel

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D44536, datum: 2025-10-20, bijgewerkt: 2025-10-20 13:19, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32140 -282 Herziening Belastingstelsel.

Onderdeel van zaak 2025Z19112:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG INZAKE DE KAMERBRIEF BELEIDSOPTIES BELASTING- EN INVORDERINGSRENTE

Reactie van de staatssecretarissen van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane en Herstel en Toeslagen.

De vaste commissie voor Financiën heeft op 10 september 2024 enkele vragen en opmerkingen aan de staatssecretarissen van Financiën voorgelegd over de door beiden op 27 juni 2024 toegezonden brief inzake Beleidsopties belasting- en invorderingsrente (Kamerstuk 32140, nr.202).

Wij hebben met interesse kennisgenomen van de vagen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van de brief. In onderstaande reactie gaan wij in op de gestelde vragen per fractie. Vooraf merken wij op dat in verschillende vragen wordt gevraagd naar de visie van het kabinet op het beleid rondom de belasting- en invorderingsrente (BIR). Vanwege de demissionaire status van het kabinet worden hier op dit moment geen keuzes over gemaakt gelet op de budgettaire gevolgen die daarmee gepaard gaan, met uitzondering van de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen1 en het percentage van de invorderingsrente per 2026. Het is aan een volgend kabinet om een visie op de BIR-systematiek te vormen en met uw Kamer te delen.

De leden van de fracties van de PVV en de VVD vragen of het huidige kabinet een visie heeft ontwikkeld over de belasting- en invorderingsrente (BIR) en, zo ja, waar deze uit bestaat.

Het kabinet deelt de conclusie van het vorige kabinet dat het BIR-regime, met name de belastingrente, de afgelopen jaren versnipperd is geraakt. In de kamerbrief van 27 juni 2024 zijn verschillende beleidsopties gepresenteerd om deze versnippering te verminderen.

Zoals inleidend is aangegeven, acht het kabinet het niet passend om een visie te vormen op de BIR-systematiek, met name de belastingrente, gelet op haar demissionaire status. Daarnaast loopt op dit moment cassatie tegen een uitspraak van Rechtbank-Noord-Nederland over de hoogte van het belastingrentepercentage vennootschapsbelasting (Vpb).

Voor wat betreft de rente die wordt gerekend over terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen acht het kabinet het niet langer passend om deze te rekenen.2 Het kabinet heeft daarom reeds een voorstel van wet ingediend waarmee deze rente wordt afgeschaft.3 Terugvorderingen en nabetalingen zijn inherent aan het hanteren van een voorschotstelsel. Daarbij is het moment van vaststelling van een definitieve tegemoetkoming in grote mate afhankelijk van de processen bij de Dienst Toeslagen en de aangifte inkomstenbelasting (IB) bij de Belastingdienst. Er zijn geen signalen dat het stimuleren van gedrag van de burger via rente bij toeslagen – bovenop de belastingrente bij belastingen – effectief is. Daarom is het kabinet voorstander van het afschaffen van de rente voor toeslagen (beleidsoptie III in de Kamerbrief). Het afschaffen van rente voor toeslagen betekent ook een vereenvoudiging voor zowel de burger als de uitvoering, wat een nadrukkelijke ambitie is van dit kabinet.

Voor wat betreft de invorderingsrente is het kabinet van mening dat mensen met een belasting- of toeslagvordering niet geconfronteerd moeten worden met een forse stijging van dit percentage. Daarom stelt het kabinet het percentage invorderingsrente per 2026 vast op 4,3%, in plaats van een vaststelling op een hoger percentage dat eerder voorzien was. Dit is een lichte stijging ten opzichte van het huidige percentage van 4%. Hiervoor is gekozen omdat , met name voor de toeslagenpopulatie, een grotere stijging van de invorderingsrente onwenselijk is. Op dit moment is het in de systemen van de Belastingdienst niet mogelijk om te differentiëren tussen belastingen en toeslagen. Het is aan een volgend kabinet om voor de lange termijn, in samenhang met de belastingrente, een visie voor de invorderingsrente te ontwikkelen, inclusief uitwerking van het vraagstuk over eventuele ontkoppeling van het percentage dat geldt voor toeslagvorderingen van het percentage dat geldt voor belastingvorderingen.

De leden van de fractie van de PVV vragen of een vereenvoudiging van de BIR prevaleert voor het kabinet, boven budgettaire aspecten.

Het kabinet hecht belang aan vereenvoudiging van de BIR en het tegengaan van versnippering van de BIR over de verschillende middelen. Zoals eerder aangegeven heeft het kabinet reeds een voorstel ingediend om rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen af te schaffen, waar ook vereenvoudiging van de BIR-systematiek uit voortvloeit vanwege het vervallen van een element uit de BIR-systematiek.4 Dat neemt niet weg dat budgettaire inpasbaarheid randvoorwaardelijk is om de systematiek van de BIR-percentages aan te kunnen passen. Het is aan een volgend kabinet om hierover verdere keuzes te maken.

De leden van de fracties van de PVV en GroenLinks-PvdA vragen of het kabinet voornemens is om de voorliggende varianten op uitvoerbaarheid te laten toetsen.

Uitvoerbaarheid is uiteraard van groot belang. Voor zover de uiteindelijk gekozen beleidsopties een wijziging van het beleid behelzen, zullen deze worden voorzien van een uitvoeringstoets. Een wijziging van de percentages (zonder systeemwijziging) is overigens een parameteraanpassing. Hier is geen (uitgebreide) uitvoeringstoets voor nodig.

De leden van de fractie van de PVV vragen of het voordeel dat kan worden behaald met een vereenvoudigde uitvoering opweegt tegen de budgettaire derving van een lagere belastingrente.

Belastingrente wordt in beginsel automatisch berekend. Dit geldt zowel als sprake is van één tarief als bij meerdere tarieven. De uitvoeringskosten van het aanpassen en gelijk trekken van de belastingrentetarieven zijn daarom in beginsel beperkt. Vereenvoudiging van het systeem weegt in financiële zin niet op tegen de budgettaire derving.

De leden van de fractie van de PVV vragen of de beleidsopties zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

De beleidsopties zijn niet voorgelegd aan het ATR. Zodra er wordt gekozen voor een beleidsoptie, zal in de concrete uitwerking van het voorstel van de beleidsoptie een adviesaanvraag bij het ATR meegenomen worden. Het voorstel tot afschaffen van de rente op toeslagen loopt mee in het wetsvoorstel Wet verbetermaatregelen toeslagen (Kamerstukken II 2024/25, 36779, nr. 2). Voor dit wetsvoorstel is advies gevraagd aan het ATR.

De leden van de fractie van de PVV en GroenLinks-PvdA vragen wat overheveling van de BIR naar het inkomstenkader betekent in het geval van een budgettaire derving, en de leden van de PVV vragen wat het betekent als de BIR in het uitgavenkader zou worden gehandhaafd. De leden van de PVV vragen daarnaast wat de visie van het kabinet is op het voorstel van de Studiegroep Begrotingsruimte om de BIR over te hevelen naar het inkomstenkader. De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de budgettaire derving van de geschetste beleidsopties zich verhoudt tot een gesloten inkomstenkader.

Op advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte is bij het aantreden van het Kabinet Schoof de post voor de BIR op de begroting van het ministerie van Financiën overgeheveld naar het inkomstenkader van de rijksbegroting. Het ging daarbij om de BIR gerelateerd aan de belastingen. Door de overheveling kan dekking voor beleidsmatige wijzigingen gevonden worden in de regelingen waarmee de BIR verbonden is. Indien een volgend kabinet ervoor kiest om de BIR-systematiek aan te passen, zal hiervoor altijd eerst budgettaire dekking moeten worden gevonden.

De leden van de fractie van de PVV vragen hoe het kan dat variant I voor de belastingrente voor belastingen, die het voornaamste doel dient, toch zorgt voor de grootste derving, en welk doel het kabinet nastreeft met de BIR.

Deze variant brengt de belastingrente voor de Vpb weer in lijn met de overige belastingmiddelen, waardoor deze flink wordt verlaagd. Daarnaast wordt de opslag voor de overige middelen verkleind ten opzichte van de huidige situatie. Door deze verlagingen treedt er een budgettaire derving op.

De BIR bij belastingen draagt eraan bij dat belastingplichtigen en -schuldigen tijdig belastingaangifte doen en hun belastingen betalen, zodat de staat tijdig over de financiële middelen beschikt om de overheidsuitgaven te kunnen betalen. Het berekenen van belastingrente over een niet-tijdig ingediende aangifte of invorderingsrente over een niet tijdig betaalde belastingaanslag draagt bij aan dit doel.

De leden van de PVV-fractie vragen of er een indicatief budgettair effect opgenomen kan worden van elke beleidsoptie in de categorie toeslagen. Ook vragen zij of de budgettaire effecten significant verschillen tussen de verschillende toeslagen.

Met betrekking tot de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen stelt het kabinet voor deze af te schaffen. Dit voorstel is ingediend met het wetsvoorstel Wet verbetermaatregelen toeslagen. Het budgettaire effect van deze maatregel (tevens uitgesplitst per toeslag) is te vinden in de memorie van toelichting bij het genoemde wetsvoorstel.5 Met betrekking tot invorderingsrente geldt dat op dit moment een percentage van 4,0% wordt gehanteerd, en dat vanaf 1 januari 2026 het percentage wordt vastgesteld op 4,3%. Voor de in de Kamerbrief geschetste opties voor herziening van de invorderingsrente op de lange termijn zijn geen budgettaire effecten niet in beeld gebracht. Voorstellen hiertoe zijn aan een volgend kabinet.

De leden van de fractie van de PVV vragen of ook de mogelijkheid voor de BIR bij toeslagen is onderzocht in de situatie dat er geen voorschotstelsel zou zijn, en wat hiervan de effecten zouden zijn op de uitvoerbaarheid.

Zonder voorschotstelsel zouden er geen afwijkingen ontstaan tussen het toeslagvoorschot en de definitieve toekenning van toeslagen, en zou er dus ook geen grondslag zijn waarover rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen kan worden geheven. Invorderingsrente wordt geheven ingeval van een niet-tijdige betaling door de belanghebbende. Een niet-tijdige betaling van een belanghebbende kan nog steeds ontstaan zonder voorschotstelsel (indien bijvoorbeeld het recht op een toeslag wijzigt wegens nieuwe informatie waaruit een terugvordering ontstaat). Verondersteld wordt dat er minder terugvorderingen ontstaan indien er geen voorschotstelsel zou zijn, waardoor er ook minder invorderingsrente geheven wordt wegens niet-tijdige betalingen van terugvorderingen. Voor specifieke effecten zou nader onderzoek moeten worden gedaan.

De leden van de fracties van de PVV en GroenLinks-PvdA vragen of het mogelijk is om de effectiviteit van de BIR (belasting- en invorderingsrente) als gedragsprikkel in algemene zin te onderzoeken.

Er is in de gedragswetenschap onderzoek gedaan naar financiële prikkels voor gedragsbeïnvloeding. Deze onderzoeken worden bij de verkenning van een nieuw systeem voor het vaststellen van de BIR-percentages meegenomen. De onderzoeken geven een indicatie dat rente als gedragsprikkel mogelijk effectief zou kunnen zijn, met name waar het ondernemingen betreft.

Mocht door een volgend kabinet gekozen worden voor een rentesystematiek voor belastingen waarbij een toename van verzuimgedrag een risico vormt, dan kan (afhankelijk van de uitvoeringskosten) het effect van de gewijzigde rentepercentages worden gemonitord. Als hieruit blijkt dat er een ongewenst gedragseffect optreedt (meer verzuim), dan kunnen de rentepercentages worden bijgesteld.

De leden van de fractie van de PVV vragen hoe dit systeem specifiek voor de toeslagendoelgroep zal uitpakken.

Het ligt niet voor de hand dat de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen effectief is als gedragsprikkel om tijdig en juist informatie aan te leveren. Voor de meeste toeslagontvangers zijn de mogelijkheden om terugvorderingen (of nabetalingen) te voorkomen beperkt. Daarnaast heeft de toeslagontvanger binnen het proces van definitief vaststellen van de toeslag maar beperkt invloed op het tijdstip van de definitieve vaststelling, omdat dit sterk afhankelijk is van de doorlooptijd van de processen bij de Dienst Toeslagen. Daarom stelt dit kabinet in het wetsvoorstel Wet verbetermaatregelen toeslagen voor om deze rente voor toeslagen af te schaffen.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen wanneer het nieuwe inkomstenkader wordt vastgesteld en of de beleidsopties worden meegenomen in het inkomstenkader.

Bij het aantreden van het nieuwe kabinet wordt een nieuw inkomstenkader opgesteld. Beleidsmatige wijzigingen in de BIR gerelateerd aan de belastingen dienen te worden ingepast in het lastenkader. Als ervoor wordt gekozen om een van de beleidsopties voor de rente op belastingen door te voeren, zal moeten worden gezocht naar budgettaire dekking.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of het kabinet van plan is om toeslagen aan de inkomsten- of aan de uitgavenkant van het kader te plaatsen, en hoe binnen dit kader wordt omgegaan met de invorderingsrente.

Het kabinet is niet van plan om iets te wijzigen aan de huidige begrotingssystematiek bij toeslagen. De huurtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag zijn opgenomen aan de uitgavenkant van de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen (het ministerie van VRO resp. SZW). Vergoedingen en ontvangsten van invorderingsrente op schulden die zijn ontstaan in het kader van deze toeslagen staan op dezelfde begrotingen. De zorgtoeslag staat op de begroting van het ministerie van VWS, maar valt in het inkomstenkader omdat deze gekoppeld is aan de zorgpremies die daar ook onderdeel van uitmaken. Dit geldt ook voor de vergoedingen en ontvangsten van invorderingsrente op schulden die zijn ontstaan in het kader van de zorgtoeslag.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen welke keuzes er zijn gemaakt ten aanzien van de begrotingsbehandeling van de BIR. Ook vragen deze leden naar voorbeelden van endogene en exogene fluctuaties bij de opbrengst van de BIR.

Zoals in het Hoofdlijnenakkoord is aangegeven, heeft het kabinet het advies van de SBR overgenomen en is de BIR gerelateerd aan belastingen verplaatst naar het inkomstenkader. Op deze manier kan een derving die voortvloeit uit de BIR gerelateerd aan belastingen worden gedekt binnen regelingen waarmee de BIR verbonden is.

Een voorbeeld van een exogene fluctuatie, ook wel een beleidsmatige aanpassing, bij de BIR is een wijziging van het belastingrentepercentage. Het gaat hier dus om een actieve keuze van het kabinet of het parlement om het beleid te wijzigen wat leidt tot een derving of opbrengst van de BIR inkomsten. De budgettaire gevolgen van zo’n aanpassing moeten worden verwerkt in het inkomstenkader.

Een voorbeeld van een endogene fluctuatie zou kunnen zijn dat meer burgers en bedrijven hun belastingaanslag binnen de wettelijke betalingstermijn betalen. Hierdoor zouden de BIR-inkomsten dalen. De budgettaire gevolgen van zo’n ontwikkeling worden niet verwerkt in het inkomstenkader.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen waarom is gekozen voor de opslagpercentages bij beleidsopties I en II. Voorts vragen de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de SGP waarom bij beleidsoptie II wordt gekozen voor een hoger opslagpercentage voor de Vpb.

Het vorige kabinet heeft gezocht naar percentages voor de belastingrente op belastingen die zo veel mogelijk in lijn zijn met het beleidsdoel, kortgezegd het voorkomen van aangifte- en betaalverzuim. Hierbij is overwogen dat dit beleidsdoel het beste kan worden bereikt wanneer belastingplichtigen geconfronteerd worden met een rentepercentage dat iets hoger ligt dan het percentage waarvoor zij bijvoorbeeld zouden kunnen sparen. De opslagpercentages in de beleidsopties zijn bedoeld om een inschatting te geven van de budgettaire impact van de geschetste beleidsopties. De uiteindelijke opslagpercentages zijn mede afhankelijk van de budgettaire mogelijkheden. Het kabinet laat het aan een volgend kabinet om hierover te beslissen.

De ECB-depositorente wordt in de financiële markt breed gebruikt als ijkpunt om rentepercentages op te baseren. Omdat in de financiële markt wel afgeweken kan worden van deze referentierente, wordt voorgesteld om een beperkte opslag van één procentpunt te hanteren, zodat de belastingrente waarschijnlijk niet snel onder de gehanteerde rentes in de markt uitkomt.

Voor belastingplichtigen binnen de Vpb kan worden betoogd dat Vpb-ondernemers een hoger rendement kunnen behalen op geld dat nog niet is afgedragen aan de Belastingdienst. Ten grondslag aan de (huidige) systematiek van de belastingrenteregeling ligt immers de veronderstelling dat belastingplichtigen voor de Vpb zich begeven in het handelsverkeer. Omdat de bronbelasting, de minimumbelasting en de solidariteitsbijdrage een grote overlap in belastingplichtigen hebben, kan deze beredenering ook voor deze belastingmiddelen worden toegepast. De gekozen drie procentpunt in beleidsoptie II is een benadering van wat dat rendement zou kunnen zijn. Hierbij is uitgegaan van een schatting. Ook hierbij geldt dat het aan een volgend kabinet is om hierover beleidskeuzes te maken.

Overigens is de hoogte van de opslag die wordt gekozen afhankelijk van de budgettaire mogelijkheden. Uw Kamer zal over een besluit tot wijziging van de (opslag)percentages door een volgend kabinet in ofwel de Voorjaarsnota ofwel de Miljoenennota worden geïnformeerd.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen waarom het hogere opslagpercentage enkel zou gelden voor de Vpb en niet ook voor de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage.

Het hogere opslagpercentage in beleidsoptie II is beoogd te gelden voor dezelfde categorie als waarvoor nu het hogere belastingrentepercentage geldt. Dit betekent dat dit hogere percentage ook zou gaan gelden voor de bronbelasting, solidariteitsbijdrage en de minimumbelasting.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen naar de mogelijkheden tot aangifteverzuim-monitoring.

In de Kamerbrief lijkt aangifteverzuim-monitoring alleen te zien op beleidsoptie IV, maar het was de bedoeling om dit voor alle beleidsopties als mogelijkheid te benoemen. Het is mogelijk om aangifteverzuim te monitoren. De frequentie en intensiteit hiervan hangen mede af van de uitvoeringskosten.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen hoe er wordt omgegaan met de invorderingsrente, als door toedoen van de overheid vertraging bij betalingen is ontstaan.

Voor belastingen geldt dat een betaling als tijdig wordt aangemerkt als het moment van bijschrijven op de rekening van de Belastingdienst uiterlijk samenvalt met de dag waarop de toegestane belastingtermijn verstrijkt. In beginsel is dit de verantwoordelijkheid van belastingplichtige zelf. Wanneer door toedoen van de overheid vertraging bij betalingen is ontstaan, is het op grond van de Invorderingswet mogelijk om te bezien of er sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid waarbij het niet redelijk wordt geacht om invorderingsrente in rekening te brengen. Voor toeslagen geldt dezelfde procedure.

De leden van de fractie van de VVD vragen waarom er in de Kamerbrief vrijwel uitsluitend wordt ingegaan op de rentepercentages voor de BIR en waarom er niet breder is gekeken naar de vormgeving van de BIR.

De directe aanleiding voor de Kamerbrief van 27 juni 2024 was de toezegging in het nader rapport bij het Eindejaarsbesluit 2023 dat het kabinet voor het zomerreces van 2024 een integrale beleidsvisie aan uw Kamer zou sturen over de wijze van vaststelling van de BIR-percentages, omdat daarin een te gefragmenteerde aanpak was ontstaan. Voor de belastingrente voor belastingen en toeslagen is daarom fundamenteel gekeken naar de werking van de rentes, de te behalen doelen en de daarbij meest passende vormgeving. Uit deze fundamentele verkenning volgden de beleidsopties zoals beschreven in de Kamerbrief en volgde vervolgens het voorstel van het kabinet om de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen af te schaffen.

Zoals ook in de Kamerbrief gedeeld, is de invorderingsrente minder fundamenteel bezien in deze verkenning. De reden is dat invordering, waaronder de vraag of en wanneer rente wordt geheven, een breder vraagstuk is dat niet alleen belastingen en toeslagen raakt.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het de bedoeling is dat een van de geschetste varianten wordt gekozen voor de BIR-percentages en of een budgetneutrale variant de voorkeur geniet. Voorts vragen deze leden of er nog andere alternatieven te bedenken zijn voor een budgetneutrale variant.

De in de Kamerbrief geschetste beleidsopties zijn indicatief voor de mogelijkheden die er zijn om de rentepercentages voor de BIR vast te stellen. Het is aan een volgend kabinet of een van deze varianten wordt gekozen, en welke.

Zoals ook hiervoor is geschetst, stelt het kabinet voor om de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen af te schaffen. Deze optie heeft een klein positief budgettair effect.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de compensatiegedachte tot uitdrukking komt in de huidige opzet van de belastingrente. Ook vragen deze leden in welke gevallen de overheid belastingplichtigen compenseert voor een verzuim aan de kant van de overheid.

Bij invoering van de belastingrente in 2013 heeft de wetgever ervoor gekozen om de compensatiegedachte, die nog leidend was voor de heffingsrente, los te laten en de verzuimgedachte als beleidsdoel voor de belastingrente aan te merken. De compensatiegedachte komt daarom niet tot uiting in de huidige rentepercentages. Dit gold ook voor de systematiek bij de rente op toeslagen, gezien de koppeling van toeslagen met het systeem van belastingen voordat het rentepercentage werd losgekoppeld en vastgesteld op de huidige 4%.

Belastingrente wordt enkel vergoed als de inspecteur te lang doet over het vaststellen van een aanslag, en als er sprake is van nabetalingen van toeslagen.

De leden van de fractie van de VVD vragen waarom er verschillende belastingrentepercentages zijn en wat de rechtvaardiging is voor deze verschillen. Ook vragen deze leden waarom de heffingsrente slechts één percentage kende.

Sinds de invoering van de belastingrente in 2013 is de wijze waarop de BIR-percentages worden vastgesteld een aantal keer gewijzigd. Het hanteren van een hoger rentepercentage voor de Vpb dan voor andere belastingmiddelen sluit aan bij de gedachte achter de wettelijke rente, namelijk dat in het handelsverkeer een hoger rentepercentage geldt dan in het niet-handelsverkeer. Budgettaire overwegingen hebben bij de keuze voor differentiatie ook een rol gespeeld. Dit verklaart waarom er verschillende belastingrentepercentages worden gehanteerd. Het is aan een volgend kabinet om te bezien of deze verschillende percentages nog te rechtvaardigen zijn.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de compensatiegedachte zich uit in de systematiek van de invorderingsrente en of er een verschil bestaat in de financieringskosten voor burgers en de overheid.

Invorderingsrente kan zowel worden vergoed als in rekening gebracht. Het niet betalen van een belastingschuld is feitelijk een lening bij de overheid, waar een rentevergoeding tegenover staat. Aan een belastingschuldige die te laat een belastingschuld betaalt wordt invorderingsrente in rekening gebracht, en als de ontvanger te laat een belastingteruggaaf uitbetaalt wordt invorderingsrente aan de belastingschuldige vergoed. De invorderingsrente gaat dus, naast de verzuimgedachte ook uit van de compensatiegedachte, terwijl de belastingrente hoofdzakelijk is gericht op het voorkomen van aangifteverzuim.

Ten aanzien van de financieringskosten kan in de regel worden gesteld dat de Nederlandse staat tegen gunstiger voorwaarden kan lenen dan een burger of een bedrijf, omdat het risico dat de Nederlandse staat haar schulden niet kan betalen heel erg laag is.

De leden van de fractie van de VVD vragen op welke manier er bij de vaststelling van het rentepercentage van de belastingrente rekening wordt gehouden met het doenvermogen en het handelingsperspectief van burgers.

Het kabinet vindt het belangrijk dat de hoogte van de belastingrente passend is om verzuim te voorkomen, maar niet hoger is dan noodzakelijk. Daarmee wordt een balans gezocht tussen een goede prikkel ten bate van nalevingsgedrag, en het handelingsperspectief en doenvermogen van burgers. Er vindt een doenvermogenscan plaats wanneer gekozen beleidsopties in regelgeving worden uitgewerkt.

De leden van de fractie van de VVD vragen wat de omvang is van het sparen bij de fiscus, wat beoogd werd te beëindigen met de invoering van de huidige systematiek van de belastingrente.

In 2012 werd nog over zo’n 8 miljoen belastingaanslagen heffingsrente (tegenwoordig belastingrente) vergoed. Dat aantal is gedaald naar gemiddeld circa 300.000 vergoedingen van belastingrente op jaarbasis. Budgettair leidde de invoering van de belastingrente destijds tot een besparing van circa € 400 miljoen.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar een overzicht van de opbrengst van de belastingrente uitgesplitst naar belastingmiddel en uitgesplitst naar de verschillende rentepercentages die worden toegepast. Ook vragen deze leden naar een overzicht van de budgettaire opbrengst van de invorderingsrente.

De ontvangsten en uitgaven aan belastingrente in 2024 – het meest recente volledige jaar waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn – waren als volgt verdeeld over de verschillende belastingmiddelen:

Tabel: ontvangsten en uitgaven belastingrente 2024

Belastingrente (excl. premies; in mln € ) Ontvangsten Uitgaven Saldo
Inkomensheffing 281 5 276
Vennootschapsbelasting 575 85 490
Omzetbelasting 87 52 35
Loonheffingen 10 3 7
Overig 48 12 36
Totaal 1.001 157 844

Tabel: van toepassing zijnde rentepercentages in 2024

Belastingrentepercentage per belastingmiddel
Belastingrente Vpb In rekening te brengen 10%
Te vergoeden 10%
Belastingrente overige middelen In rekening te brengen 7,5%
Te vergoeden 7,5%

De ontvangsten zijn opgebouwd uit rente over aanslagen uit voorgaande belastingjaren en de daaraan gekoppelde rentepercentages. De meeste ontvangsten in 2024 hebben betrekking op belastingjaar 2023.

Het totaal aan ontvangen invorderingsrente gerelateerd aan belastingen (exclusief premies) in 2024 (het meest recente volledige jaar waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn) bedroeg € 191 miljoen, de uitgaven aan invorderingsrente in dat jaar bedroegen € 96 miljoen. De netto-opbrengst in 2024 was derhalve € 95 miljoen.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het klopt dat belastingplichtigen een groter risico lopen ten aanzien van de belastingrente dan de inspecteur, als er een geschil is over de hoogte van de verschuldigde belasting.

Als een aanslag resulteert in een te betalen bedrag, dan is de belastingplichtige daarover in beginsel belastingrente verschuldigd. Bij een geschil kan belastingrente voorkomen worden door het hoogste bedrag aan belasting te betalen, waardoor er recht op een teruggaaf ontstaat als de belastingplichtige in het gelijk wordt gesteld. Onder de huidige regels krijgt een belastingplichtige dan geen belastingrente vergoed. Dit is een bewuste keuze geweest van de wetgever om sparen bij de fiscus tegen te gaan.6

De leden van de fractie van de VVD vragen of het klopt dat met een voorlopige aanslag de belastingrente kan worden gemitigeerd.

Het is inderdaad zo dat met een voorlopige aanslag de omvang van de belastingrente wordt beperkt. Als de definitieve aanslag conform de voorlopige aanslag wordt opgelegd, is er geen (aanvullende) belastingrente verschuldigd.

Belastingplichtigen voor de IB en de Vpb kunnen belastingrente voorkomen door tijdig aangifte te doen of door uiterlijk vier maanden na afloop van het belastingjaar een voorlopige aanslag aan te vragen. Uiteraard wordt wel belastingrente in rekening gebracht over het meerdere als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag.

Omdat er voldoende mogelijkheden bestaan om het in rekening brengen van belastingrente te voorkomen of mitigeren, is er geen sprake van een onevenwichtigheid. Ook is het kabinet niet van mening dat dit de rechtszekerheid van belastingplichtigen beperkt.

De leden van de fractie van de SGP vragen hoe groot de fluctuatie van de belastingrente is, doordat deze wordt gekoppeld aan een rente in een bepaald jaar. Ook vragen deze leden of er inzicht kan worden gegeven in de fluctuatie van de rentepercentages in de afgelopen 15 jaar.

Onderstaande tabel laat de ontvangsten en uitgaven aan belastingrente zien voor de jaren 2009 tot en met 2024:

Tabel: totaal aan ontvangsten en uitgaven belastingrente 2009-2024


NB inclusief Douane, exclusief premies

De inkomsten en uitgaven BIR worden door meer dan alleen de rentestand beïnvloed. Andere relevante factoren zijn bijvoorbeeld betaalgedrag van burgeres en bedrijven, grote incidentele uitschieters of gerechtelijke uitspraken. Om die reden is het lastig om de doorwerking van de rente op de ontvangsten en uitgaven van de BIR te schatten.

Voorts vragen de leden van de fractie van de SGP een overzicht van de hoogte van de ECB-rente voor basisherfinancieringsoperaties en de ECB depositorente in de afgelopen jaren.

Tabel: ECB-basisherfinancieringsrente en ECB-depositorente vanaf 2019

Ingangsdatum Depositorente Basisherfinan-cieringsrente
2024 18 Sep.5 3.50 3.65
2024 12 Jun. 3.75 4.25
2023 20 Sep. 4.00 4.50
2023 2 Aug. 3.75 4.25
2023 21 Jun. 3.50 4.00
2023 10 May 3.25 3.75
2023 22 Mar. 3.00 3.50
2023 8 Feb. 2.50 3.00
2022 21 Dec. 2.00 2.50
2022 2 Nov. 1.50 2.00
2022 14 Sep. 0.75 1.25
2022 27 Jul. 0.00 0.50
2019 18 Sep. −0.50 0.00

Ten aanzien van dit overzicht wordt opgemerkt dat de ECB recent heeft besloten dat het verschil tussen deze rentes wordt verkleind naar 15 basispunten7, waar dit voorheen 50 basispunten bedroeg.

De leden van de fractie van de SGP vragen welk deel van de budgettaire derving van € 360 miljoen te wijten is aan de verlaging van de belastingrente voor de Vpb. Ook vragen zij hoe groot deze derving is als er wordt gekozen voor een opslag van twee procentpunten, in plaats van een procentpunt.

De geraamde derving van € 360 miljoen wordt voor ruim de helft bepaald door de derving van de belastingrente bij de Vpb. Bij een opslag van twee procentpunt bedraagt de derving naar schatting ruim € 240 miljoen.

De leden van de fractie van de SGP vragen of beleidsoptie 1 bij de beleidsopties belastingrente toeslagen vrijwel budget neutraal is doordat de rentes gelijk blijven of dat het verruimen van de termijn ook tot derving leidt.

Het bedrag aan nabetalingen en terugvorderingen is om en nabij gelijk, waarbij in de huidige systematiek iets meer rente wordt vergoed dan ontvangen. Het verruimen van termijnen, waarbij wordt gedoeld op het opschuiven van de aanvang van het tijdvak, zal daarom niet leiden tot derving. Het verruimen van termijnen brengt dan nog steeds een lichte opbrengst met zich mee, omdat het aandeel rentebetaling na de tijdvakverschuiving iets afneemt ten opzichte van de huidige situatie.

De leden van de SGP-fractie geven tot slot aan ten aanzien van beleidsoptie 2 bij de beleidsopties belastingrente toeslagen de oproep tot een vereenvoudiging van de BIR-systematiek te begrijpen, maar zien ook verschillen tussen de onderbouwing voor beide typen rentes. Deze leden vragen naar de visie op deze verschillen en vragen in hoeverre een verschil in rente uitlegbaar is.

De rente op terugvorderingen en nabetalingen voor toeslagen is overgenomen uit het systeem van belastingen, toen de toeslagen in 2005 in werking traden. Eerst van 2005 tot en met 2012 gold de heffingsrente, vanaf 2013 geldt de systematiek van de belastingrente. Vanuit het belastingensysteem is de rente op toeslagen vanaf 2013 toegepast vanuit de verzuimgedachte, waarbij de rente diende als gedragsprikkel. Na loskoppeling van systematiek tussen de rente op toeslagen en de belastingrente op belastingen in 20238 is verkend voor welke doelen de rente op toeslagen specifiek zou kunnen dienen. Daarbij is de beleidsoptie uitgewerkt om rente op toeslagen te gaan toepassen als compensatie van potentiële financieringskosten en dus niet meer vanuit de verzuimgedachte. Zoals ook hierboven geschetst heeft het de voorkeur van het kabinet om de belastingrente voor toeslagen volledig af te schaffen. Een voorstel hiertoe is opgenomen in het wetsvoorstel Wet verbetermaatregelen toeslagen (zie hiervoor).


  1. Voor alle verwijzingen hierna naar “rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen” wordt niet bedoeld invorderingsrente.↩︎

  2. Dit betreft de rente die ook wel ‘belastingrente op toeslagen’ of ‘heffingsrente’ wordt genoemd. Het gaat hier om de rente als bedoeld in artikel 27 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, dus niet om de invorderingsrente.↩︎

  3. Het voorstel tot afschaffen van de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen is opgenomen in het wetsvoorstel Wet verbetermaatregelen toeslagen (Kamerstukken II 2024/25, 36779, nr. 2).↩︎

  4. Dit betreft de rente die ook wel ‘belastingrente op toeslagen’ of ‘heffingsrente’ wordt genoemd. Het gaat hier om de rente als bedoeld in artikel 27 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, dus niet om de invorderingsrente.↩︎

  5. Kamerstukken II, 2024/25, 36 779, nr. 3, p. 26.↩︎

  6. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 3, p. 36.↩︎

  7. Monetairbeleidsbeslissingen, (https://www.ecb.europa.eu/press/pr/date/2024/html/ecb.mp240912~67cb23badb.nl.htmleuropa.eu)↩︎

  8. Kamerstukken II 2022/23, 31066. Nr.1248.↩︎