36812, bijgewerkt t/m nr. 18 (NvW d.d. 22 oktober 2025)
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2025D44761, datum: 2025-10-22, bijgewerkt: 2025-10-23 12:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z16924:
- Indiener: E. Heinen, minister van Financiƫn
- Medeindiener: E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-09-25 10:00: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-09-25 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-10-09 10:00: Belastingplan 2026 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-11-17 11:00: Pakket Belastingplan 2026 (eerste termijn Kamer) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-11-19 09:45: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-11-19 11:00: Pakket Belastingplan 2026 (eerste termijn Regering plus tweede termijn Kamer en Regering) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiƫn
Preview document (š origineel)
| Bijgewerkt t/m nr. 18 (NvW d.d. 22 oktober 2025) | |
| 36 812 | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026) |
| Nr. 2 | GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2026 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2026 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met ⬠432.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,07%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,08%-punt.
B
Aan artikel 3.20a wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien de fiets niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres van de belastingplichtige wordt gestald, wordt de onttrekking in afwijking van het eerste lid gesteld op nihil. Van stallen wordt geacht geen sprake te zijn indien de belastingplichtige in de periode waarin de fiets zich bij het woon-of verblijfadres bevindt niet de beschikkingsmacht over de fiets heeft.
C
Artikel 3.95b wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De voordelen die ingevolge de eerste zin in aanmerking worden genomen ingevolge hoofdstuk 4 of afdeling 7.3 worden voor de berekening van het inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen voor A/B gedeelte, waarbij wordt verstaan onder:
A: het in artikel 2.13 opgenomen percentage, geldend voor het jaar waarin de voordelen zijn genoten;
B: het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 opgenomen tabel als tweede vermelde percentage, geldend voor het jaar waarin de voordelen zijn genoten.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien middellijk gehouden vermogensbestanddelen die tot een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.92b behoren worden gehouden via vermogensbestanddelen die pas op enig moment na het verkrijgen van die werkzaamheid tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 of afdeling 7.3 behoren, is het vijfde lid ter zake van die vermogensbestanddelen niet van toepassing op voordelen als bedoeld in dat lid, voor zover de waarde in het economische verkeer van deze vermogensbestanddelen op het moment direct voorafgaand aan het ontstaan van het aanmerkelijk belang het opgeofferde bedrag van het lucratieve belang overtreft.
D
In artikel 5.5 wordt āā¬Ā 57.684ā vervangen door āā¬Ā 51.396ā.
E
Artikel 5.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, tweede zin, vervalt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het derde lid is niet van toepassing indien sprake is van:
a. een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; of
b. gelieerde partijen die een zodanige huurprijs of pachtprijs zijn overeengekomen dat deze tussen willekeurige derden niet zou zijn overeengekomen.
F
Aan artikel 5.26 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij het bepalen van het werkelijke rendement van bezittingen en schulden is artikel 5.12 uitsluitend van toepassing, indien het achterliggende vermogensbestanddeel, bedoeld in dat artikel, een banktegoed is als bedoeld in artikel 5.2, derde lid.
G
Artikel 5.31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āmet dien verstande dat de waarde van een woning wordt bepaald op basis van het tweede tot en met vijfde lidā vervangen door āmet dien verstande dat:
a. de waarde van een woning wordt bepaald op basis van het tweede tot en met vijfde lid;
b. artikel 5.21 niet wordt toegepast, indien ter zake van het betreffende effect sprake is van een lopende termijn van inkomsten of verplichtingen waarvan de waarde niet of niet volledig in de notering in de prijscourant is verdisconteerdā.
2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na āderdeā ingevoegd āen vijfdeā.
b. In onderdeel a vervalt āeerste zin,ā.
H
[Vervallen]
I
Aan de in artikel 10.6ter, vijfde lid, opgenomen formule wordt toegevoegd ā+ 3,35%ā.
J
Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ā99,95%ā vervangen door ā93,87%ā.
2. In het vierde lid wordt ā46,27%ā vervangen door ā43,46%ā.
3. In het zesde lid wordt ā99,95%ā vervangen door ā93,87%ā.
4. In het zevende lid wordt ā99,95%ā vervangen door ā93,87%ā en wordt ā225%ā vervangen door ā239,57%ā.
ARTIKEL II
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Het in artikel 5.13, eerste lid, als eerste genoemde bedrag wordt vervangen door ā⬠200ā en het in dat lid als tweede genoemde bedrag wordt vervangen door ā⬠400ā.
B
De in artikel 10.6ter, vijfde lid, opgenomen formule ārloztā āā 1ā wordt vervangen door rloztā āā 1ā āā 3,ā35.
ARTIKEL IIA
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2031 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL IIB
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2032 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL IIC
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2033 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL IID
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2035 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL III
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 13ter wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien de fiets niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres van de werknemer wordt gestald, wordt het voordeel in afwijking van het eerste lid gesteld op nihil. Van stallen wordt geacht geen sprake te zijn indien de werknemer in de periode waarin de fiets zich bij het woon- of verblijfadres bevindt niet de beschikkingsmacht over de fiets heeft.
B
De in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met ⬠432.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,07%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,08%-punt.
C
[Vervallen]
D
Aan artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, wordt toegevoegd ā, met dien verstande dat voor zover de vergoeding of verstrekking ziet op de periode waarin de werknemer in Nederland arbeid verricht dan wel in Nederland verblijft en in een ander land arbeid verricht de volgende kosten worden uitgezonderd:
10. uitgaven van levensonderhoud;
20. uitgaven voor gesprekskosten voor privĆ©doeleindenā.
E
Artikel 32ba wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ā52%ā vervangen door ā57,7%ā.
2. In het achtste lid, tweede zin, wordt na āopā ingevoegd āde som vanā en aan die zin wordt toegevoegd āen ⬠300.ā Voorts wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de vervanging tot een ander bedrag leidt, geldt dat bedrag bij toepassing van het zevende lid niet met betrekking tot maanden uit op dat moment reeds verstreken kalenderjaren.
4. Onder vernummering van het negende en tiende lid tot tiende en elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
9. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het achtste lid, tweede zin, laatstgenoemde bedrag bij ministeriƫle regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de contractloonontwikkelingsfactor, bedoeld in artikel 10.2b, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
ARTIKEL IV
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 32ba, eerste lid, wordt ā57,7%ā vervangen door ā64%ā.
B
Na artikel 32bb wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 32bc
1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt de waarde van een door een inhoudingsplichtige aan een of meer werknemers ook voor privƩdoeleinden ter beschikking gestelde fossiele personenauto aangemerkt als loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast naar een tarief van 12%.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht voor privƩdoeleinden plaats te vinden.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt verstaan onder:
a. een fossiele personenauto: een personenauto als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992, waarvan niet uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot 0 gram per kilometer is;
b. de waarde van een fossiele personenauto: de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenautoās en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van die wet, met dien verstande dat de waarde van een auto die meer dan 25 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer;
c. ter beschikking stellen: ter beschikking stellen als bedoeld in artikel 13bis, eerste lid
4. Indien een personenauto slechts een deel van een kalendermaand ook voor privƩdoeleinden ter beschikking is gesteld, wordt deze geacht die gehele kalendermaand ook voor privƩdoeleinden ter beschikking te zijn gesteld.
5. De verschuldigde belasting, bedoeld in het eerste lid, wordt, in afwijking van artikel 27a, tweede lid, uiterlijk aangegeven en voldaan tegelijk met de aangifte, onderscheidenlijk afdracht, over het tweede loontijdvak van het volgende kalenderjaar. Ingeval de inhoudingsplicht is geƫindigd in de loop van het kalenderjaar wordt voor het tweede loontijdvak van het volgende kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin, gelezen: het loontijdvak waarin de inhoudingsplicht is geƫindigd.
C
Na artikel 39i wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 39j
Artikel 32bc is tot 17 september 2030 niet van toepassing met betrekking tot personenautoās die door de inhoudingsplichtige vóór 1 januari 2027 voor het eerst aan een of meer werknemers ter beschikking zijn gesteld.
ARTIKEL IVA
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2031 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL IVB
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2032 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL IVC
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2033 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL IVD
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2035 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
ARTIKEL V
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2028 in artikel 32ba, eerste lid, ā64%ā vervangen door ā65%ā.
ARTIKEL VI
In de Wet op de loonbelasting 1964 komt met ingang van 1 januari 2031 artikel 39j te vervallen.
ARTIKEL VII
In de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen vervalt artikel V, onderdelen E en G.
ARTIKEL VIII
1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid monitort het gebruik van regelingen voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 en zendt aan de Staten-Generaal hiervan jaarlijks een verslag dat in ieder geval de volgende elementen omvat:
a. de gerichtheid van de regelingen voor vervroegde uittreding, waarbij aandacht wordt geschonken aan:
1°. de hoogte van gehanteerde inkomensgrenzen;
2°. de afbakening van de doelgroep en eventuele herijking hiervan;
3°. het gebruik en de onderbouwing van de extra ruimte in de drempelvrijstelling;
b. het profiel van deelnemers aan regelingen voor vervroegde uittreding;
c. het totale gebruik van de drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding;
d. de voortgang op duurzame inzetbaarheid gekoppeld aan collectieve regelingen voor vervroegde uittreding.
2. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteert jaarlijks over het gebruik van de drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding. Bij overschrijding van een signaalwaarde van 15.000 nieuwe deelnemers op jaarbasis aan een regeling voor vervroegde uittreding treedt het kabinet in overleg met sociale partners over de oorzaken hiervan, de gerichtheid van regelingen voor vervroegde uittreding en het bijsturen hierop.
3. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid draagt zorg voor een driejaarlijks ijkmoment, te beginnen in 2028, waarbij aan de hand van de rapportages, bedoeld in het eerste lid, in overeenstemming met Onze Minister van Financiƫn wordt beoordeeld of de drempelvrijstelling in dezelfde vorm kan blijven bestaan of dat er bijsturing, afbouw of beƫindiging moet plaatsvinden.
4. Voor de bijsturing of afbouw, bedoeld in het tweede en derde lid, kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een regeling worden getroffen.
5. De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL IX
Onze Minister zendt drie jaar na de inwerkingtreding van de in artikel IV, onderdelen B en C, opgenomen pseudo-eindheffing een verslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten hiervan.
ARTIKEL X
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Hetgeen aan een echtgenoot bij ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap, meer toekomt dan de helft van die gemeenschap of, in geval van een verrekenbeding, hetgeen aan een echtgenoot meer toekomt dan de helft van de te verrekenen som, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen:
a. in geval van ontbinding of verrekening bij overlijden: geacht van de andere echtgenoot te zijn verkregen krachtens erfrecht door diens overlijden;
b. in geval van ontbinding of verrekening tijdens leven: geacht van de andere echtgenoot te zijn verkregen krachtens schenking.
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing bij verrekening op grond van een beding dat is overeengekomen door personen die op het moment van verrekening partners als bedoeld in artikel 1a zijn of zijn geweest.
B
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt ā, voor de regeling van de erfbelasting,ā vervangen door āvoor de toepassing van deze wetā.
2. In het derde lid, aanhef, wordt āeerste volzinā vervangen door āeerste zinā.
C
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. kinderen die niet in familierechtelijke betrekking staan tot de persoon waarvan uit een genetische test blijkt dat die hun biologische ouder is, met kinderen die wel in familierechtelijke betrekking staan tot die persoon.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de genetische test waarmee de belastingplichtige het biologische ouderschap kan doen blijken.
D
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid, tweede zin, vervalt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
16. Het achtste lid is niet van toepassing indien sprake is van:
a. een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; of
b. gelieerde partijen die een zodanige huurprijs of pachtprijs zijn overeengekomen dat deze tussen willekeurige derden niet zou zijn overeengekomen.
E
In artikel 35a, tweede lid, wordt āartikel 45, derde lid, tweede zinā vervangen door āartikel 45, tweede lid, tweede zinā.
F
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āacht maandenā vervangen door ātwintig maandenā.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt āacht maandenā telkens vervangen door ātwintig maandenā.
G
In artikel 53, zesde lid, wordt āartikel 45, derde lidā vervangen door āartikel 45, tweede lidā.
H
In artikel 66, eerste lid, onderdeel 1o, wordt āartikel 45, tweede en derde lidā vervangen door āartikel 45, tweede lidā.
ARTIKEL XI
De Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De tabel komt te luiden:
| Bij een CO2-uitstoot vanaf | Tot | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
|---|---|---|---|
| I | II | III | IV |
| 0 gram/km | 77 | ā¬Ā 687 | ā¬Ā 2 |
| 77 gram/km | 100 | ā¬Ā 841 | ā¬Ā 82 |
| 100 gram/km | 139 | ā¬Ā 2.727 | ā¬Ā 181 |
| 139 gram/km | 155 | ā¬Ā 9.786 | ā¬Ā 297 |
| 155 gram/km | - | ā¬Ā 14.538 | ā¬Ā 594 |
2. In de laatste zin wordt āā¬Ā 109,87ā vervangen door āā¬Ā 114,83ā en ā70 gram/kmā vervangen door ā69 gram/kmā.
B
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a
1. In afwijking van artikel 9, derde lid, onderdeel a, bedraagt de belasting tot 1Ā januariĀ 2031 voor een bijzondere personenauto als bedoeld in dat onderdeel met een aandrijving uitsluitend op elektriciteit of waterstof: het tarief voor een personenauto met een uitstoot van 0 gram per kilometer als bedoeld in artikel 9, eerste lid.
2. In afwijking van artikel 9, derde lid, onderdeel b, bedraagt de belasting tot 1 januari 2031 voor een motorrijwiel met een aandrijving uitsluitend op elektriciteit of waterstof: ⬠200.
C
In artikel 16b, eerste lid, wordt āen artikel 9, derde lid, onderdeel cā vervangen door ā, artikel 9, derde lid, onderdeel c, en artikel 9a, tweede lidā.
ARTIKEL XII
Artikel 16b van de Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 vindt bij het begin van het kalenderjaar 2026 geen toepassing op de bedragen, genoemd in de tabel die is opgenomen in artikel 9, eerste lid, van die wet en op het bedrag, genoemd in de laatste zin van dat lid.
ARTIKEL XIII
De Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2027 artikel 9, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. De eerste en tweede kolom van de tabel komen te luiden:
| Bij een CO2-uitstoot vanaf | Tot |
|---|---|
| I | II |
| 0 gram/km | 76 |
| 76 gram/km | 98 |
| 98 gram/km | 137 |
| 137 gram/km | 152 |
| 152 gram/km | - |
2. In de laatste zin, wordt ā69 gram/kmā vervangen door ā68 gram/kmā.
ARTIKEL XIV
1. In de Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 worden in artikel 9, eerste lid, de bedragen, genoemd in de vierde kolom van de tabel, bij het begin van het kalenderjaar 2027 bij ministeriĆ«le regeling verhoogd met 1,48 procent. Het bedrag in het eerste lid, laatste zin, wordt eveneens verhoogd met 1,48 procent.
2. Bij ministeriƫle regeling worden, na toepassing van het eerste lid, de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, derde kolom van de tabel, dienovereenkomstig aangepast.
ARTIKEL XV
In de Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2028 artikel 9, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. De eerste en tweede kolom van de tabel komen te luiden:
| Bij een CO2-uitstoot vanaf | Tot |
|---|---|
| I | II |
| 0 gram/km | 75 |
| 75 gram/km | 97 |
| 97 gram/km | 135 |
| 135 gram/km | 150 |
| 150 gram/km | - |
2. In de laatste zin wordt ā68 gram/kmā vervangen door ā67 gram/kmā.
ARTIKEL XVI
1. In de Wet op de belasting van personenautoās en motorrijwielen 1992 worden in artikel 9, eerste lid, de bedragen, genoemd in de vierde kolom van de tabel, bij het begin van het kalenderjaar 2028 bij ministeriĆ«le regeling verhoogd met 1,40 procent. Het bedrag in het eerste lid, laatste zin, wordt eveneens verhoogd met 1,40 procent.
2. Bij ministeriƫle regeling worden, na toepassing van het eerste lid, de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, derde kolom van de tabel, dienovereenkomstig aangepast.
ARTIKEL XVII
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 23b, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van de artikelen 23 en 23a bedraagt de belasting voor een motorrijtuig dat een aandrijving heeft uitsluitend op elektriciteit of waterstof een percentage van de ingevolge die artikelen verschuldigde belasting. Dat percentage is:
- voor het jaar 2026: 70%;
- voor het jaar 2027: 70%;
- voor het jaar 2028: 70%;
- voor het jaar 2029: 75%.
B
Artikel 30, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Voor een bestelauto die:.
ARTIKEL XVIII
In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 vervalt met ingang van 1 januari 2028 artikel 30.
ARTIKEL XIX
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 14, eerste en derde lid, wordt ā300 kubieke meterā vervangen door ā50.000 kubieke meterā.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met ā¬Ā 9,30.
C
Artikel 71p wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ā⬠87,90ā vervangen door āvoor een broeikasgasinstallatie of lachgasinstallatie ⬠78,67 en voor een afvalverbrandingsinstallatie ⬠100,74ā.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het tarief voor een afvalverbrandingsinstallatie, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, wordt bij aanvang van de volgende kalenderjaren, alvorens artikel 90 wordt toegepast, telkens verhoogd. Deze verhoging is voor:
- het kalenderjaar 2027: ⬠48,26;
- het kalenderjaar 2028: ⬠49,00;
- het kalenderjaar 2029: ⬠49,00; en
- het kalenderjaar 2030: ⬠48,00.
Artikel 90 vindt geen toepassing op een bedrag in dit lid nadat daarmee het tarief is verhoogd.
D
Artikel 71q, tweede lid, komt te luiden:
2. De herberekening geschiedt in de aflopende volgorde die is gebaseerd op de hoogte van het tarief beginnend met het belastingtijdvak met het hoogste tarief.
ARTIKEL XX
Artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag vindt bij het begin van het kalenderjaar 2026 geen toepassing op het tarief voor een broeikasgasinstallatie of lachgasinstallatie, genoemd in artikel 71p, eerste lid, onderdeel a, van die wet.
ARTIKEL XXI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. leidingwater: drinkwater als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet of ander water dat voldoet aan de eisen, gesteld in de op artikel 21, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Drinkwaterwet berustende algemene maatregel van bestuur, dat door een drinkwaterbedrijf of een afzonderlijke watervoorziening aan derden ter beschikking wordt gesteld;.
2. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt, onder verlettering van de onderdelen f tot en met h tot e tot en met g.
3. In het tweede lid, aanhef, wordt āonderdeel fā vervangen door āonderdeel eā.
B
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ā, met dien verstande dat de belasting wordt geheven over een hoeveelheid van maximaal 50.000 kubieke meter per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluitingā en vervalt de tweede zin.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Als een levering als bedoeld in het eerste lid wordt niet aangemerkt de levering van leidingwater aan een verbruiker via een kleine of zeer kleine collectieve watervoorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet.
3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
C
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt āin samenhang met artikel 14, eerste lid,ā.
2. Het derde vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt āonderdeel gā vervangen door āonderdeel fā.
D
In artikel 18a, eerste zin, vervalt āmet inachtneming van artikel 14, eerste lid, tweede volzinā.
E
In artikel 22, eerste lid, vervalt onderdeel o, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel n door een punt.
F
Artikel 29a vervalt.
G
Hoofdstuk III, afdeling 6, vervalt.
ARTIKEL XXII
In de Wet belastingen op milieugrondslag worden met ingang van 1 januari 2028 in artikel 28, eerste lid, onderdelen a, b en d, de tarieven verhoogd met ā¬Ā 53,25.
ARTIKEL XXIII
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 artikel 28 als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot b tot en met e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. het storten van afvalstoffen waarvoor op grond van de op de artikelen 8.40, eerste lid, en 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer berustende algemene maatregel van bestuur, houdende een stortverbod binnen inrichtingen voor aangewezen categorieën van afvalstoffen, op verzoek een ontheffing is verleend van het in die algemene maatregel van bestuur opgenomen stortverbod: ⬠145,50 per 1.000 kilogram.
b. In onderdeel b (nieuw) wordt na āafvalstoffenā ingevoegd āin andere gevallen dan als bedoeld in onderdeel aā en wordt het tarief verhoogd met ā¬Ā 2,61.
c. In de onderdelen c (nieuw) en e (nieuw) wordt het tarief verhoogd met ā¬Ā 2,61.
2. In het tweede lid, eerste zin, wordt āonderdeel dā vervangen door āonderdeel eā.
3. In het vierde lid wordt āonderdeel aā vervangen door āonderdeel bā.
ARTIKEL XXIV
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 artikel 28, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt het tarief verhoogd met ā¬Ā 4,76.
2. In de onderdelen b, c en e worden de tarieven verhoogd met ā¬Ā 31,00.
ARTIKEL XXV
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2031 artikel 28, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt het tarief verhoogd met ⬠0,88.
2. In de onderdelen b, c en e worden de tarieven verlaagd met ā¬Ā 12,26.
ARTIKEL XXVI
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2032 artikel 28, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt het tarief verhoogd met ā¬Ā 0,83.
2. In de onderdelen b, c en e worden de tarieven verlaagd met ⬠8,20.
ARTIKEL XXVII
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2033 artikel 28, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt het tarief verhoogd met ā¬Ā 0,51.
2. In de onderdelen b, c en e worden de tarieven verlaagd met ā¬Ā 4,67.
ARTIKEL XXVIII
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2034 artikel 28, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt het tarief verlaagd met ā¬Ā 0,90.
2. In de onderdelen b, c en e worden de tarieven verhoogd met ā¬Ā 8,98.
ARTIKEL XXIX
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2035 artikel 28, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt het tarief verlaagd met ⬠0,88.
2. In de onderdelen b, c en e worden de tarieven verhoogd met ā¬Ā 9,35.
ARTIKEL XXX
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16b.17, derde en vierde lid, komt te luiden:
3. De reductiefactor bedraagt 1,023.
4. De correctiefactor voor broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval bedraagt voor het jaar 2026 0,85, voor het jaar 2027 0,70, voor het jaar 2028 0,55, voor het jaar 2029 0,40, voor het jaar 2030 0,25, voor het jaar 2031 0,17, voor het jaar 2032 0,09 en voor het jaar 2033 en de daaropvolgende jaren 0.
B
Aan artikel 16b.27 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Exploitanten van broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval kunnen uitsluitend dispensatierechten leveren aan en ontvangen van andere exploitanten van broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval.
ARTIKEL XXXI
In de Provinciewet komt artikel 222, derde lid, onderdeel d te luiden:
d. dit tarief voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 23b, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt vermenigvuldigd met het percentage, genoemd in dat artikel;.
ARTIKEL XXXII
In de Provinciewet vervalt met ingang van 1 januari 2028 artikel 222, derde lid, onderdeel a, onder 3ā°, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onder 2ā° door een punt.
ARTIKEL XXXIII
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt artikel 30g als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ā8 maandenā vervangen door ātwintig maandenā.
b. In onderdeel b wordt āacht maandenā vervangen door ātwintig maandenā.
2. In het vierde lid wordt ānegende maandā vervangen door āeenentwintigste maandā.
3. In het zevende lid wordt āartikel 45, tweede en derde lidā vervangen door āartikel 45, tweede lidā.
ARTIKEL XXXIV
De Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel j wordt āzoals deze luidde op 1 januari 2022ā vervangen door āzoals deze luidde op 1 januari 2025ā.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. Verordening (EU) nr. 609/2013: Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PbEU 2013, L 181).
B
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6
Onder alcoholvrije dranken worden verstaan vruchten- en groentesap en water, mineraalwater en spuitwater voor zover niet vallend onder GN-code 2201 en overige alcoholvrije drank, ook indien zij alcohol bevatten, voor zover zij niet worden aangemerkt als bier, wijn, tussenproducten of overige alcoholhoudende producten in de zin van de Wet op de accijns.
C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ālimonadeā vervangen door āoverige alcoholvrije drankā.
2. In het tweede lid wordt ālimonadeā telkens vervangen door āoverige alcoholvrije drankā.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Als overige alcoholvrije drank worden niet aangemerkt:
a. alcoholvrije dranken van GN-code 2202 99 11 met een suikergehalte van niet meer dan 5,0 gewichtspercenten en een verzadigd vetgehalte van niet meer dan 1,1 gewichtspercenten;
b. volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en voeding voor medisch gebruik als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen c, d, onderscheidenlijk g, van Verordening (EU) nr. 609/2013.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Als overige alcoholvrije drank wordt evenmin aangemerkt de drank, bedoeld in het derde lid, in vaste vorm of als concentraat in kleinhandelsverpakking of in een verpakking die is bestemd voor afnemers die voor gebruik gerede overige alcoholvrije drank vervaardigen voor gebruik ter plaatse.
D
In artikel 10, tweede lid, wordt ālimonadeā telkens vervangen door āoverige alcoholvrije drankā.
ARTIKEL XXXV
In de Wet inkomstenbelasting BES komt in artikel 24a, eerste lid, de tabel te luiden:
| Bij een belastbare som van meer dan | doch niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
|---|---|---|---|
| I | II | III | IV |
| - | USDĀ 51.250 | - | 29,4% |
| USDĀ 51.250 | - | USDĀ | 38,4% |
ARTIKEL XXXVI
In het Belastingplan 2023 wordt artikel XLA als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A vervalt.
2. Onderdeel B komt te luiden:
B
In artikel 6 wordt āwater, mineraalwater en spuitwater voor zover niet vallend onder GN-code 2201ā vervangen door āmineraalwaterā.
ARTIKEL XXXVII
In het Belastingplan 2024 vervallen de artikelen III en IX.
ARTIKEL XXXVIII
Het Belastingplan 2025 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II, artikel III, onderdelen D en E, en artikel IX, onderdeel A, vervallen.
B
Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef wordt vervangen door:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:.
2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
B
Afdeling 5.3 vervalt.
C
Artikel 8.19 vervalt.
C
Artikel XXV, onderdeel F, vervalt.
D
In artikel XLIII wordt ā1 januari 2026ā vervangen door ā1 januari 2027ā en worden de bedragen ā⬠973,84ā, ā⬠635,90ā en ā⬠425,43ā vervangen door respectievelijk ā⬠1002,07ā, ā⬠654,33ā en ā⬠437,77ā.
E
In artikel LVIII, onderdeel a, wordt āonderdeel IVā vervangen door āonderdeel Bā.
ARTIKEL XXXIX
Artikel X, onderdeel A vindt geen toepassing op verkrijgingen op grond van huwelijkse voorwaarden die zijn aangegaan voor 16 september 2025, 16:00 uur, alsmede op verkrijgingen op grond van een notarieel samenlevingscontract dat is afgesloten voor 16 september 2025, 16:00 uur. De eerste zin is niet langer van toepassing zodra die huwelijkse voorwaarden, onderscheidenlijk dat notariƫle samenlevingscontract, op of na dat tijdstip worden, onderscheidenlijk wordt, gewijzigd met betrekking tot het aandeel in de huwelijksgoederengemeenschap of de te verrekenen som.
ARTIKEL XL
De artikelen 5.26, vierde lid, en 5.31, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 blijven buiten toepassing voor zover het werkelijke rendement van bezittingen en schulden, bedoeld in artikel 5.25, eerste lid, van die wet, wordt bepaald over bezittingen of schulden die direct voorafgaand aan 25 augustus 2025, 16.00 uur tot de bezittingen, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van die wet, onderscheidenlijk de schulden, bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van die wet, behoorden.
ARTIKEL XLI
1. Bij de toepassing van de artikelen 10.1, eerste lid, 10.3, tweede lid, en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 20a, tweede lid, en 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2026 worden de betreffende bedragen niet vermenigvuldigd met de tabelcorrectiefactor, maar met 1,027782.
2. Bij de toepassing van artikel 10.1, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2026 wordt het betreffende bedrag niet vermenigvuldigd met de uitkomst van de daarin opgenomen formule, maar, in afwijking van het eerste lid, met 1,02083650.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de bedragen, genoemd in artikelen 9.4, eerste lid, onderdeel c, en 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
ARTIKEL XLII
De bedragen, bedoeld in de artikelen en onderdelen, genoemd in artikel XXXV, onderdeel c, van het Belastingplan 2024, waarop artikel 10.1, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing is bij het begin van het kalenderjaar 2026, worden daarbij niet vermenigvuldigd met de tabelcorrectiefactor, maar met 1,027782.
ARTIKEL XLIII
[Vervallen]
ARTIKEL XLIV
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vindt met betrekking tot artikel 5.5 van die wet geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2026.
ARTIKEL XLV
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vindt met betrekking tot artikel 5.13 van die wet geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2027.
ARTIKEL XLVI
Na toepassing van de artikelen I, onderdeel A, en III, onderdeel B, artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2026 worden de bedragen in kolom III van de tabellen in de artikelen 2.10, eerste lid, en 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en in de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij ministeriƫle regeling gewijzigd in de bedragen die na toepassing van die bepalingen voortvloeien uit de bij het begin van het kalenderjaar 2026 in de kolommen I en II van die tabellen vermelde bedragen en de in kolom IV van die tabel vermelde percentages.
ARTIKEL XLVII
Artikel 27a van de Wet op de accijns vindt bij het begin van het kalenderjaar 2026 geen toepassing op de bedragen, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, tweede bedrag, onderdeel b, tweede bedrag, en onderdeel d, van die wet.
ARTIKEL XLVIII
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2025 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2026) tot wet is of wordt verheven, en eerder in werking treedt dan deze wet komt de in artikel XIX, tweede lid, van Overige fiscale maatregelen opgenomen wijziging van artikel 222, derde lid, onderdeel a, onder 2ā°, van de Provinciewet te luiden:
2ā°. dit tarief voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 23b, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt vermenigvuldigd met het percentage, genoemd in dat lid;.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2025 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2026) tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet komt de in die wet in artikel XII, onderdeel B, in de in artikel XIX, tweede lid, van Overige fiscale maatregelen 2018 opgenomen wijziging van artikel 222, derde lid, onderdeel a, onder 2ā°, van de Provinciewet te luiden:
2ā°. dit tarief voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 23b, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt vermenigvuldigd met het percentage, genoemd in dat lid;.
ARTIKEL XLIX
Ingeval de samenloop van wetten die in 2025 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriƫle regeling worden gewijzigd.
ARTIKEL L
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdeel A, onder 1, en artikel III, onderdeel B, onder 1, eerst toepassing vinden nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2026 is toegepast;
b. artikel I, onderdeel B, en artikel III, onderdeel A, terugwerken tot en met 1Ā januariĀ 2020;
c. artikel I, onderdelen F en G, onder 1, en artikel XL terugwerken tot en met 25Ā augustusĀ 2025, 16.00 uur;
d. artikel VII toepassing vindt voordat artikel V, onderdelen E en G, van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen wordt toegepast;
e. artikel XI, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 januari 2025;
f. artikel XXXIII voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot belastingaanslagen erfbelasting ter zake van overlijdens die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden;
g. artikel XXXVII toepassing vindt voordat de artikelen III en IX van het Belastingplan 2024 worden toegepast;
h. artikel XXXVIII, onderdeel A, toepassing vindt voordat de artikelen II en IX, onderdeel A, van het Belastingplan 2025 worden toegepast;
i. artikel XXXVIII, onderdeel D, toepassing vindt voordat artikel XLIII van het Belastingplan 2025 wordt toegepast.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XVII, onderdeel B, in werking op het tijdstip waarop artikel 2, eerste lid, van de Wet vrachtwagenheffing in werking treedt.
ARTIKEL LI
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2026.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiƫn,
De Staatssecretaris van Financiƫn,