Antwoord op vragen van het lid Welzijn over de oproep van de Kinderombudsman inzake kinderarmoede
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D45384, datum: 2025-11-03, bijgewerkt: 2025-11-04 09:53, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20252026-328).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderdeel van zaak 2025Z17692:
- Gericht aan: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: R.M. Welzijn, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
| Vergaderjaar 2025-2026 | Aanhangsel van de Handelingen |
| Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
328
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de oproep van de Kinderombudsman inzake kinderarmoede (ingezonden 24 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 3 november 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de oproep van de Kinderombudsman, waarin wordt gepleit voor een integrale aanpak van kinderarmoede in Nederland?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de analyse dat gezinnen structureel ondersteund moeten worden, niet alleen financieel maar ook via onderwijs, zorg en psychosociale begeleiding? Zo ja, welke concrete maatregelen (wetgevende voorstellen, beleid, begrotingsmiddelen) neemt u om deze structurele ondersteuning te bieden?
Antwoord 2
Ja, het kabinet deelt deze analyse. Gezinnen in een kwetsbare positie met een laag inkomen hebben vaak te maken met problematiek op verschillende leefdomeinen. Denk bijvoorbeeld aan armoede of schulden, (jeugd)zorg en huisvestingsproblematiek. Ze hebben dan ook tijdige hulp en ondersteuning nodig vanuit meerdere aandachtsgebieden. Het is belangrijk dat deze hulp elkaar versterkt en niet tegenwerkt en zo vroeg mogelijk wordt ingezet om ontstaan of verdere escalatie van problematiek zoveel mogelijk te voorkomen. SZW, OCW, VWS, J&V en BZK zijn dan ook, samen met gemeenten, ervaringsdeskundigen, kinderen, jongeren en andere stakeholders, aan de slag gegaan met een overheidsbrede integrale aanpak rond gezinnen in een kwetsbare positie. Vanuit een gedeelde visie op een gewenste preventieve en integrale ondersteuning aan deze gezinnen gaan we op een lerende wijze de komende jaren aan de slag gaan met het concreet en integraal aanpakken van knelpunten die het uitvoering geven aan deze visie belemmeren.
Vraag 3
Is het kabinet bereid landelijke richtlijnen of standaarden voor gemeenten vast te stellen, zodat kinderen in elke gemeente gelijke kansen krijgen, en welke middelen (financieel en personeel) worden hiervoor beschikbaar gesteld?
Antwoord 3
Zoals in het Nationaal Programma Armoede en Schulden2 (NPAS) aangegeven werkt SZW met VNG en Divosa aan het verbeteren en vereenvoudigen van het (gemeentelijk) armoedebeleid. Dit gebeurt langs drie lijnen:
Divosa doet met VNG een verkenning naar hoe de gemeentelijke armoededienstverlening toegankelijker, effectiever en toekomstbestendiger kan.
SZW verkent hoe regelingen beter landelijk georganiseerd kunnen worden en hoe regelingen eenvoudiger en effectiever gemaakt kunnen worden zodat deze leiden tot minder (ervaren) rechtsongelijkheid.
Nibud werkt in samenwerking met SCP, HvA en KWIZ – in opdracht van SZW – aan een analyse van de effectiviteit van het armoedebeleid.
Over de uitkomsten van deze trajecten zullen met de VNG en Divosa afspraken worden gemaakt, en mogelijk een modelbeleidskader worden opgesteld, met als doel om het gemeentelijk armoedebeleid eerlijker, eenvoudiger, effectiever en integraler te maken. Een onderdeel hiervan is ook het gemeentelijk kinderarmoedebeleid. Over de voortgang wordt uw Kamer geïnformeerd in de eerste voortgangsrapportage van het NPAS begin 2026.
Vraag 4
Hoe wordt daarbij rekening gehouden met de specifieke situatie in kwetsbare wijken, en welke ondersteuning ontvangen gemeenten om dit beleid lokaal te kunnen uitvoeren?
Antwoord 4
De genoemde verkenningen zijn nu nog gaande. Over de voortgang wordt uw Kamer geïnformeerd in de eerste voortgangsrapportage van het NPAS begin 2026. Ook wordt binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid gewerkt aan het verbeteren van de specifieke situatie van 20 kwetsbare gebieden. 6 Ministeries werken daar samen met de gemeenten, bewoners en lokale partners. Inzichten uit die wijken worden ook gedeeld met andere kwetsbare wijken. Ook binnen de interdepartementale aanpak gezinnen in een kwetsbare positie wordt er middels een lerende aanpak in een aantal wijken gewerkt.
Vraag 5
Op welke wijze worden kinderen zelf betrokken bij beleidsvorming, bijvoorbeeld via kinderraden of andere structurele participatievormen, en is het kabinet bereid dit ook financieel te faciliteren?
Antwoord 5
Kinderen en jongeren zijn in de onderzoeksfase van de overheidsbrede integrale aanpak rond gezinnen in een kwetsbare positie bevraagd over hun ervaringen, wensen en meningen. Dit heeft waardevolle inzichten opgeleverd. Ook in de volgende fasen zullen zij hun stem kunnen laten horen. En zullen we de inzichten die we hierin opdoen nadrukkelijk onderdeel laten zijn van de aanpak.
Vraag 6
Hoe wordt in beleid en uitvoering rekening gehouden met de overlap tussen armoede en schuldenproblematiek, en welke preventieve en curatieve maatregelen worden hierbij ingezet?
Antwoord 6
Recent onderzoek van CBS laat zien dat 31% (163.000) van de mensen in armoede in 2023 te maken had met geregistreerde problematische schulden. In het beleid hebben we hier oog voor. Het kabinet is zich ervan bewust dat problematiek op verschillende leefdomeinen vaak samenvalt. Dit is dan ook het vertrekpunt van de interdepartementale aanpak gezinnen in een kwetsbare positie.
In het algemeen duurt het vaak meerdere jaren voordat mensen met geldzorgen hulp zoeken en vinden. Dat komt bijvoorbeeld door schaamte, niet goed weten waar hulp te vinden, complexiteit van inkomensondersteunende regelingen en wantrouwen naar de overheid. Hoe langer mensen wachten met geldzorgen aanpakken, hoe groter de kans dat geldzorgen leiden tot armoede en problematische schulden. Daarom heeft het nationaal programma specifieke aandacht voor de preventie van armoede en schulden. Concrete maatregelen die hieronder vallen zijn bijvoorbeeld:
Het stimuleren van structurele aandacht voor financiële educatie binnen het onderwijs.
Campagnes gericht op werkenden met kinderen en een laag inkomen. In verschillende campagnes worden werkenden met kinderen gewezen op regelingen waar zij mogelijk recht op hebben.
Versterken van vindplaatsen. Binnen twee jaar wordt het netwerk rond vindplaatsen versterkt in minimaal 100 gemeenten in Nederland. Ook wordt via het programma Kansrijke start gewerkt aan het verbeteren van signaleren van geldzorgen door professionals in de geboortezorg.
SZW heeft vanuit het programma Armoede en Schulden met een subsidie aan Geldfit en de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp ruim 170 laagdrempelige inlooppunten gerealiseerd in het project «Samen Erop Vooruit».
Vanuit het perspectief van ouders en toegankelijke dienstverlening wordt onderzocht of we op termijn de (financiële) ondersteuning van ouders en kinderen zoveel mogelijk op één centraal punt samen kunnen brengen, in bijvoorbeeld een «ouder-kindportaal». Met één centraal punt en een goede en zorgvuldige gegevensuitwisseling kan de overheid een beter beeld krijgen van kinderen die steun behoeven. Ook zou op deze wijze overzicht voor ouders en kinderen ontstaan, waarmee niet-gebruik van regelingen en voorzieningen kan worden bestreden.
Vraag 7
Zijn er plannen om de vroege signalering van schuldenproblematiek bij gezinnen met kinderen verder op te schalen (bijvoorbeeld via scholen, maatschappelijke dienstverlening en wijkteams)?
Antwoord 7
Voor het zo vroeg mogelijk bereiken van mensen met geldzorgen en beginnende schulden wordt ingezet op het versterken van vindplaatsen, plekken waar mensen van nature al komen. Dit gebeurt door vrijwilligers en professionals te trainen in het signaleren, bespreekbaar maken en doorverwijzen van mensen met geldzorgen en/of (beginnende) schulden en een netwerk rondom hen te verstevigen zodat zij weten waarnaar door te verwijzen. Dit gebeurt bij huisartsen, geboortezorgprofessionals, sleutelfiguren in de wijk, en jongerenwerkers. Binnen het onderwijs is een belangrijke signalerende en ondersteunende rol weggelegd voor de brugfunctionaris. Hier heeft het kabinet structureel geld voor vrijgemaakt.
Daarnaast wordt er middels de interdepartementale aanpak gezinnen in een kwetsbare positie gewerkt aan een preventieve en integrale ondersteuning van gezinnen in een kwetsbare positie.
Vraag 8
Hoe monitort het kabinet het effect van armoedebeleid op de mentale gezondheid, toekomstverwachting en welzijn van kinderen, en kan het kabinet toezeggen deze gegevens structureel en openbaar beschikbaar te maken, bijvoorbeeld via een jaarlijkse nationale «armoedemonitor kind & gezin»?
Antwoord 8
Het kabinet vindt het van belang om zicht te hebben op de effecten van het armoedebeleid, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. Causaliteit kan echter moeilijk vastgesteld worden in het sociaal domein. Om toch zicht te houden op de voortgang van het armoedebeleid stellen we één keer per jaar een monitor op die de belangrijkste cijfers toont met betrekking tot de armoede- en schuldenproblematiek. Deze wordt samen met de voortgangsrapportage van het NPAS begin 2026 naar uw Kamer gestuurd.
De integrale aanpak voor gezinnen in een kwetsbare positie zal eveneens worden gemonitord. Zodra dit in een verder stadium is wordt u hierover geïnformeerd.
Vraag 9
Welke aanvullende maatregelen overweegt het kabinet om te voorkomen dat een nieuwe generatie kinderen opgroeit in armoede?
Antwoord 9
Geen kind zou moeten opgroeien in armoede. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet. Gelukkig is de financiële armoede onder gezinnen, en ook de kinderarmoede, in de laatste vijf jaar meer dan gehalveerd. Door onder meer een hogere kinderbijslag, meer kindgebonden budget, een hogere huurtoeslag en goedkopere kinderopvang. Het CPB verwacht dat de daling komend jaar doorzet door het kabinetsbeleid.
Maar het gaat niet alleen maar om weinig geld. Deze kinderen hebben vaak een achterstand op vele domeinen. Denk aan onderwijs, (jeugd)zorg en huisvestingsproblematiek. Gezinnen hebben dan ook tijdige hulp en ondersteuning nodig vanuit meerdere aandachtsgebieden. Dit aanpakken is een taak van het hele kabinet. Verschillende ministeries werken dan ook nauw samen met gemeenten, ervaringsdeskundigen, kinderen, jongeren en andere partijen aan een overheidsbrede aanpak rond gezinnen in een kwetsbare positie.
Daarnaast blijft het kabinet inzetten op de participatie van kinderen en het versterken van kansengelijkheid, door middel van geld aan gemeenten en verschillende landelijke armoedefondsen en maatschappelijke organisaties en scholen. Zo kunnen de kinderen uit gezinnen in de meest kwetsbare positie meedoen op school, deelnemen aan sport en cultuur, bredere levenservaringen en kennis opdoen en voldoende en gezond eten. Tot slot blijft het kabinet zich inspannen om (meer) werken meer te laten lonen zodat ouders een betere financiële positie krijgen.