[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Vermeer over het toevoegen van agri-PV aan landbouwgrond

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D45463, datum: 2025-11-04, bijgewerkt: 2025-11-04 13:53, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20252026-334).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z17307:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

334

Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Staatssecretaris van Financiën over het toevoegen van agri-PV aan landbouwgrond (ingezonden 19 september 2025).

Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Financiën) (ontvangen 4 november 2025).

Vraag 1

Bent u van mening dat de landelijke overheid agri-PV, een techniek die landbouwgrond combineert met zonnepanelen om zowel duurzame energie op te wekken als voedsel te produceren, dient te stimuleren?

Antwoord 1

Agri-PV is een combinatie van landbouw en het opwekken van zonne-energie waarbij een zonnepark wordt aangelegd op de aanwezige cultuurgrond. Agri-pv kan bijdragen om de doelen op het gebied van energietransitie te behalen. Daarbij is volgens het kabinet van belang dat hiervoor de meest passende beleidsinstrumenten ingezet worden, zoals bijvoorbeeld subsidieregelingen.

Vraag 2

Klopt het dat de Belastingdienst bij het toekennen van de landbouwvrijstelling een interpretatie hanteert waarbij enkel landbouwgrond die voor 90% dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf in aanmerking komt voor de landbouwvrijstelling?

Antwoord 2

Ja, dat klopt. De waardeverandering van landbouwgrond die geheel of nagenoeg geheel dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf komt in aanmerking voor de landbouwvrijstelling.1 Dat de grond geheel of nagenoeg geheel dienstbaar moet zijn aan het eigen landbouwbedrijf volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad.2 In percentages uitgedrukt betekent dit dat de grond voor minimaal 90% wordt aangewend in het kader van het landbouwbedrijf.

Voor de toepassing van de landbouwvrijstelling wordt onder landbouwbedrijf verstaan een bedrijf dat is gericht op – kort gezegd – het voortbrengen van producten van akkerbouw, van weidebouw of van tuinbouw, of op het in het kader van de veehouderij fokken, mesten of houden van dieren.3

Vraag 3 en 4

Klopt het dat alleen grond die nimmer ten behoeve van zonnepanelen gebruikt wordt in aanmerking komt voor de landbouwvrijstelling?

Hoe wordt überhaupt vastgesteld welk percentage van het perceel agrarisch wordt benut?

Antwoord 3 en 4

Het is afhankelijk van de feitelijke situatie of de landbouwvrijstelling kan worden toegepast. Zoals in antwoord 2 aangegeven, komt de waardeverandering van landbouwgrond die geheel of nagenoeg geheel (dus voor ten minste 90%) wordt aangewend in het kader van het eigen landbouwbedrijf in aanmerking voor de landbouwvrijstelling. Het opwekken van energie valt niet onder de wettelijke definitie van het landbouwbedrijf.

Voor grond in gemengd gebruik – bijvoorbeeld wanneer op het gehele perceel zonnepanelen zijn geplaatst waar schapen onder de panelen door kunnen lopen – geldt dat deze grond niet in aanmerking komt voor toepassing van de landbouwvrijstelling. In deze situatie kan namelijk niet worden voldaan aan de voorwaarde dat de landbouwgrond geheel of nagenoeg geheel wordt aangewend in het kader van het landbouwbedrijf. Als de funderingspalen en de zonnepanelen bijvoorbeeld op een (aparte) strook van het perceel zijn geplaatst, dan wordt, voor de bepaling of de grond geheel of nagenoeg geheel in het eigen landbouwbedrijf wordt gebruikt, gekeken naar het feitelijke gebruik per vierkante meter en niet naar het perceel in het geheel. In de regel zal gekeken worden naar de oppervlakte van het perceel dat in gebruik is voor agrarische doeleinden en de oppervlakte van het perceel dat niet in gebruik is voor agrarische doeleinden. De grond waarop funderingspalen en zonnepanelen zijn geplaatst komen niet in aanmerking voor de landbouwvrijstelling, omdat de productie van energie niet onder de wettelijke definitie van landbouwbedrijf valt. Het laten grazen van dieren onder de panelen doet daar – zoals hiervoor aangegeven – niet aan af. De grond wordt dan gemengd gebruikt en daarmee kan niet meer worden voldaan aan de voorwaarde dat de grond geheel of nagenoeg geheel wordt aangewend in het kader van het eigen landbouwbedrijf.

Afhankelijk van de situatie is het mogelijk dat een deel van het perceel in aanmerking komt voor de landbouwvrijstelling, wanneer voor dat deel wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de wet. Zo komt de cultuurgrond die niet ten behoeve van de zonnepanelen wordt gebruikt normaliter in aanmerking voor de toepassing van de landbouwvrijstelling (mits ook wordt voldaan aan de overige wettelijke voorwaarden). De eigenaar van de grond, de agrarische ondernemer, beschikt over de gegevens die kunnen dienen om vast te stellen of de grond geheel of nagenoeg geheel dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) beschikt over gegevens die zijn aangeleverd door de agrarische ondernemers zelf. Deze gegevens worden ingevoerd voor de gecombineerde opgave, de zogenoemde meitelling, ten behoeve van onder andere subsidieaanvragen. De agrarische ondernemer geeft hiermee aan hoeveel grond hij in gebruik heeft voor agrarische doeleinden. Een van de vragen in dit formulier is of er energieproductie plaatsvindt op zijn landbouwgrond. Als de agrariër funderingspalen en zonnepanelen op het perceel heeft, dient hij hiermee rekening te houden bij het aanleveren van gegevens bij RVO. Deze gegevens zijn ook bij de Belastingdienst bekend.

Vraag 5, 6 en 7

Wordt de ruimte onder eventuele zonnepanelen meegenomen als grond dienstbaar aan het eigen landbouwbedrijf/hoofdactiviteit van de agro-ondernemer?

Zo nee, waarom kan voor de vrije grond onder de zonnepanelen geen beroep worden gedaan op de landbouwvrijstelling?

Waarom wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de vrije grond onder de zonnepanelen en funderingspalen bij een aanvraag voor toekenning van de landbouwvrijstelling?

Antwoord 5, 6 en 7

Zoals in de antwoorden 3 en 4 aangegeven is het afhankelijk van de feitelijke situatie of kan worden voldaan aan de voorwaarde dat de grond geheel of nagenoeg geheel gebruikt wordt in het kader van het landbouwbedrijf. Voor de grond waarop de funderingspalen en de zonnepanelen zijn geplaatst geldt dat deze niet wordt gebruikt in het kader van het landbouwbedrijf, maar dat de grond dient voor de productie van energie. Dat geldt in beginsel ook voor de ruimte onder de zonnepanelen, daarbij wordt de feitelijke situatie beoordeeld.

Vraag 8

Bent u bereid ervoor te zorgen dat het toevoegen van agri-PV aan landbouwgrond, als waardevolle bijdrage in de energietransitie, voortaan geen negatieve fiscale effecten meer heeft voor boeren?

Antwoord 8

Het ligt niet voor de hand om de reikwijdte van de landbouwvrijstelling te verbreden waardoor naast de waardeverandering van de grond bij voorzetting van de aanwending ervan in een landbouwbedrijf ook de waardeverandering als gevolg van de exploitatie van een zonnepark is vrijgesteld. Een verruiming past niet bij het doel van de landbouwvrijstelling, draagt bij aan een verdere complexiteit van het belastingstelsel (afbakeningsproblematiek) en heeft budgettaire consequenties. Bovendien vergt een verruiming een wetswijziging en dit is op korte termijn niet te realiseren. De landbouwvrijstelling is vorig jaar geëvalueerd als niet doeltreffend en niet doelmatig. Het ligt in dat kader niet voor de hand om deze regeling verder uit te breiden naar andere activiteiten, waar deze regeling vanuit zijn oorsprong niet voor is bedoeld. Tot slot zal bij verruiming van de regeling afstemming met de Europese Commissie noodzakelijk zijn over de vraag of een dergelijke verruiming van de landbouwvrijstelling tot (ongeoorloofde) staatssteun leidt.


  1. Artikel 3.12 Wet inkomstenbelasting 2001.↩︎

  2. Zie onder meer HR 7 mei 1997, nr. 32.097, ECLI:NL:HR:1997:AA3227, HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7594, en HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1185.↩︎

  3. Artikel 3.12, tweede lid, Wet inkomstenbelasting 2001.↩︎