Advies Afdeling advisering Raad van State over het voorstel van wet van het lid Beckerman tot wijziging van de Woningwet ter bevordering van wooncoöperaties (Wet bevordering wooncoöperaties)
Voorstel van wet van het lid Beckerman tot wijziging van de Woningwet ter bevordering van wooncoöperaties (Wet bevordering wooncoöperaties)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2025D45983, datum: 2025-11-06, bijgewerkt: 2025-11-10 14:35, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z14230:
- Indiener: S.M. Beckerman, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-09-02 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
| No. W04.25.00171/I | 's-Gravenhage, 6 november 2025 |
Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 juli 2025 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Beckerman tot wijziging van de Woningwet ter bevordering van wooncoöperaties (Wet bevordering wooncoöperaties), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel wil een bijdrage leveren aan het verminderen van een deel van de belemmeringen die er zijn voor het oprichten van wooncoöperaties in de zin van de Woningwet. Voorgesteld wordt om de wettelijke definitie van wooncoöperatie aan te vullen, door een definitie voor de beheerwooncoöperatie en de vastgoedwooncoöperatie op te nemen. Voor deze laatste figuur wordt de rechtsvorm van de coöperatie zonder winstoogmerk als bedoeld in artikel 53, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek toepasbaar. Verder bevat het voorstel een verplichting voor gemeenten om in hun huisvestingsbeleid beleid vast te stellen ter bevordering van wooncoöperaties. De regering krijgt de bevoegdheid daarover regels te stellen.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de
toelichting het toepassingsbereik van het voorstel te verhelderen door
bij de beschrijving van het probleem en de voorgestelde oplossingen een
duidelijk onderscheid te maken tussen wooncoöperaties in de zin van de
Woningwet en wooncoöperaties voor wie dat niet geldt. Ook adviseert zij
in de toelichting uiteen te zetten hoe de nieuwe opdracht die aan
gemeenten wordt toebedeeld zich verhoudt tot de gemeentelijke
beleidsvrijheid. Ten slotte adviseert zij te verduidelijken hoe de
nieuwe wettelijke definitie bewerkstelligt dat wooncoöperaties onder de
uitzonderingsregels voor staatssteun vallen.
In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de toelichting en zo
nodig van het wetsvoorstel.
1. Inleiding en inhoud voorstel
Hoewel wooncoöperaties al langer in Nederland voorkomen, is sinds 2015 in de Woningwet een specifieke variant van de wooncoöperatie geregeld. Deze is uitsluitend bedoeld voor mensen die vanwege hun inkomen zijn aangewezen op een sociale huurwoning, maar die zelf of samen met anderen een eigen inhoud willen geven aan het wonen, naast het traditionele huren of kopen.1
Na de introductie van de wooncoöperatie in de Woningwet zijn twee vormen van wooncoöperaties ontstaan die een link hebben met toegelaten instellingen. De eerste vorm is de ‘vastgoedwooncoöperatie’. Een vastgoedwooncoöperatie heeft de woningen in eigendom en verhuurt deze aan de leden. Vaak zijn deze woningen voormalige sociale huurwoningen die een toegelaten instelling heeft verkocht aan de wooncoöperatie. De tweede vorm is de ‘beheerwooncoöperatie’. Bij deze wooncoöperatie blijft het eigendom van de woningen bij de toegelaten instelling,2 maar nemen de huurders het beheer en onderhoud van deze woningen over.
Volgens de toelichting lopen wooncoöperaties in de praktijk nog tegen verschillende belemmeringen aan. Allereerst schiet de definitie voor wooncoöperaties in artikel 18a van de Woningwet tekort. Deze geldt alleen voor wooncoöperaties die bezit van een toegelaten instelling willen beheren of overnemen. Een tweede belemmering vormt de financiering van wooncoöperaties. Banken en gemeenten zijn terughoudend in het verlenen van financiering, omdat zij onvoldoende weten hoe zij met deze initiatieven moeten omgaan. De financiering van een wooncoöperatie zit namelijk tussen een zakelijk en individueel krediet in.
De laatste belemmering vormt de beschikbaarheid van locaties om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Binnen het gemeentelijk grondverdelingsbeleid is onvoldoende aandacht voor de wooncoöperatie, waardoor zij moeten concurreren met andere initiatieven.
De initiatiefnemer wil met deze wijziging van de Woningwet een bijdrage leveren aan het wegnemen van de belangrijkste (juridische) barrière, zodat wooncoöperaties gemakkelijker van start kunnen gaan. Om die reden wordt voorgesteld de twee vormen van collectief wonen die in de praktijk het meest voorkomen wettelijk te definiëren. Daarnaast regelt het voorstel dat gemeenten wooncoöperaties in hun huisvestingsbeleid moeten bevorderen.
2. Afbakening
In de praktijk kunnen wooncoöperaties vallen onder één of twee wettelijke regimes. Voor alle wooncoöperaties gelden de algemene bepalingen uit Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Op basis hiervan wordt de rechtsvorm bepaald, verkrijgt de wooncoöperatie rechtspersoonlijkheid en worden bepalingen van toepassing over de interne aangelegenheden. Daarnaast is voor wooncoöperaties in de Woningwet een aantal aanvullende regels getroffen. Dit betreft echter alleen wooncoöperaties waarbij de leden op het moment van oprichting voor meer dan de helft uit personen bestaan die vanwege hun inkomen zijn aangewezen op een sociale huurwoning.3 Voor deze wooncoöperaties geldt een aantal extra voorzieningen, zoals de toekenning van € 5000 door de toegelaten instelling om een coöperatieplan op te stellen.4
In de toelichting wordt onvoldoende onderscheid gemaakt tussen wooncoöperaties die onder de Woningwet vallen en wooncoöperaties waarvoor dat niet geldt. De problemen waarmee deze coöperaties te maken hebben zijn echter (deels) verschillend van aard en omvang, in het bijzonder wat betreft de financiering. De Woningwet is immers vooral gericht op wooncoöperaties die bestaand bezit van toegelaten instellingen overnemen, en niet op de realisatie van nieuwbouw of de aankoop van eigendom van derden.
De Afdeling adviseert in de toelichting bij de beschrijving van de problemen waarmee wooncoöperaties te maken hebben, de oplossingen die in dat verband worden voorgesteld en de noodzaak van deze wijzigingen steeds een duidelijk onderscheid te maken tussen wooncoöperaties in de zin van de Woningwet, en wooncoöperaties voor wie dat niet geldt. Om die reden merkt de Afdeling op dat het van belang is om de verwachtingen die mogelijk door het voorstel gewekt worden in een juist, lees: bescheiden, perspectief te plaatsen. Zoals de toelichting in reactie op de internetconsultatie benoemt, liggen veel knelpunten buiten het bereik van de Woningwet.
De Afdeling adviseert in de toelichting een duidelijk onderscheid te maken tussen de wooncoöperaties binnen en buiten de Woningwet en het toepassingsbereik van het wetsvoorstel duidelijker af te bakenen.
3. Taak voor gemeenten
In het wetsvoorstel is voor gemeenten de taak opgenomen om in de woonvisie of het gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma wooncoöperaties te bevorderen. De toelichting is echter niet consequent over de wijze waarop een gemeente hiermee rekening moet houden. Enerzijds wordt gesteld dat het een verplichting betreft, anderzijds wordt het gepresenteerd als een instrument waar gemeenten gebruik van kunnen maken. Op basis van de tekst in het wetsvoorstel moet deze taak echter worden getypeerd als een verplichting en zijn gemeenten verplicht om in de woonvisie of het gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma beleid vast te stellen over wooncoöperaties. Maatwerk of afwijking hiervan is dan niet mogelijk.
Doordat het voorstel de vrijheid van gemeenten om invulling te geven aan de woonvisie of het volkshuisvestingsprogramma in zekere mate beperkt, is een toereikende motivering nodig. Daarbij dient het belang dat is gemoeid met de voorgestelde verplichting te worden afgewogen tegen het belang van gemeentelijke beleidsvrijheid op dit domein. Hierbij dient de wetgever zorgvuldig na te gaan of wettelijk ingrijpen noodzakelijk is.5 De Afdeling adviseert in dat verband in de toelichting ook aandacht te besteden aan de inbreng van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de betekenis van het voorstel voor de gemeentelijke beleidsvrijheid, en indien zonodig het wetsvoorstel op dit punt aan te passen.
4. Staatssteun
In de toelichting wordt opgemerkt dat het ontbreken van een goede wettelijke definitie onduidelijkheid schept over of en wanneer wooncoöperaties onder de Europese uitzonderingsregels voor staatssteun vallen. Het toevoegen van de definities van een beheer- en vastgoedwooncoöperatie zou deze onduidelijkheid doen vervallen, waardoor de bestaande Europese uitzondering voor maatschappelijke coöperatieven om voor staatssteun in aanmerking te kunnen komen, ook voor wooncoöperaties van toepassing is.
In de toelichting komt onvoldoende tot uiting welke problemen bestaan bij het verstrekken van staatssteun aan wooncoöperaties en waarom aanvullende definities daar een oplossing voor bieden. Daardoor kan niet worden beoordeeld of en zo ja, in hoeverre het voorstel deze problemen wegneemt.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader uiteen te zetten waaruit de gestelde onduidelijkheid bij het verlenen van staatssteun aan wooncoöperaties bestaat en waarom de voorgestelde definitie aan het gesignaleerde probleem tegemoet komt.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het initiatiefvoorstel en adviseert om daarmee rekening te houden.
De vice-president van de Raad van State,
Vanwege het verband met de volkshuisvesting is in lagere regels bepaald dat de wooncoöperatie op het moment van de oprichting in meerderheid bestaat uit huishoudens met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan de inkomensgrens voor de toewijzing van sociale huurwoningen.↩︎
Een toegelaten instelling is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of stichting die zich ten doel stelt uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn en beoogt zijn financiële middelen uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting in te zetten (artikel 19, eerste lid, Woningwet).↩︎
Artikel 2, eerste lid, van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.↩︎
Artikel 2, derde lid, van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.↩︎
Zie het advies van de Afdeling advisering van de Raad van state van 2 mei 2013 over het Voorstel van wet van het lid Kuiken tot het vaststellen van parkeerbelasting per geparkeerde minuut (W04.13.0077/I).↩︎