[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Voorstel van wet van de leden Holman en Grinwis tot wijziging van de Meststoffenwet, de Omgevingswet en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een grondgebonden melkveehouderij, de aanwijzing van maatschappelijke landbouwgebieden en een verantwoorde mestafzet (Wet grondgebondenheid en verantwoorde mestafzet)

Voorstel van wet (initiatiefvoorstel)

Nummer: 2025D46030, datum: 2025-11-11, bijgewerkt: 2025-11-13 12:06, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36849-2).

Onderdeel van kamerstukdossier 36849 -2 Voorstel van wet van de leden Holman en Grinwis tot wijziging van de Meststoffenwet, de Omgevingswet en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een grondgebonden melkveehouderij, de aanwijzing van maatschappelijke landbouwgebieden en een verantwoorde mestafzet (Wet grondgebondenheid en verantwoorde mestafzet) .

Onderdeel van zaak 2025Z19607:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026

36 849 Voorstel van wet van de leden Holman en Grinwis tot wijziging van de Meststoffenwet, de Omgevingswet en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een grondgebonden melkveehouderij, de aanwijzing van maatschappelijke landbouwgebieden en een verantwoorde mestafzet (Wet grondgebondenheid en verantwoorde mestafzet)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de grondgebondenheid van de landbouw en verantwoorde mestafzet wettelijk te verankeren als sturend principe in het mest- en landbouwbeleid en onderscheid te maken tussen een agrarische hoofdstructuur en maatschappelijke landbouwgebieden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I MESTSTOFFENWET

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdelen mm en nn, komen te luiden:

mm. Verordening (EU) 2021/2115: Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (EU) 2021/2115 (PbEU 2021, L 435);

nn. Nitraatrichtlijn: Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Pb 1991, L 375);.

B

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a

1. Het is verboden dierlijke meststoffen, niet zijnde producten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, te vervoeren buiten een straal van 100 kilometer van de productielocatie van het bedrijf waarop de dierlijke meststoffen zijn geproduceerd.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor vervoer dat de grenzen van een vervoersregio als bedoeld in het derde lid niet overschrijdt.

3. Als vervoersregio’s worden aangewezen:

a. vervoersregio A, omvattend het gebied van de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe;

b. vervoersregio B, omvattend het gebied van de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland, met uitzondering van de gemeente Goeree-Overflakkee;

c. vervoersregio C, omvattend het gebied van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland en de gemeente Goeree-Overflakkee.

4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:

a. dierlijke meststoffen afkomstig van een bedrijf van een landbouwer die een veehouderij exploiteert voor dierlijke productie, als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150));

b. dierlijke meststoffen van paarden, pony’s of pluimvee die voor de bereiding van champignonsubstraat worden overgedragen aan een ondernemer die champignonsubstraat bereidt;

c. het vervoer van dierlijke meststoffen naar een verwerkende onderneming.

C

De artikelen 21 en 21a komen te luiden:

Artikel 21

1. Een landbouwer die op zijn bedrijf dierlijke meststoffen met melkvee produceert, beschikt gemiddeld in een kalenderjaar over:

a. ten minste 0,20 hectare grasland of bouwland met andere rustgewassen dan gras per grootvee-eenheid in de kalenderjaren 2028 en 2029;

b. ten minste 0,25 hectare grasland of bouwland met andere rustgewassen dan gras per grootvee-eenheid in de kalenderjaren 2030 en 2031;

c. ten minste 0,30 hectare grasland of bouwland met andere rustgewassen dan gras per grootvee-eenheid in de kalenderjaren 2032 en 2033;

d. ten minste 0,35 hectare grasland of bouwland met andere rustgewassen dan gras per grootvee-eenheid vanaf 1 januari 2034.

2. Voor de toepassing van het eerste lid komen voor de bepaling van het aantal hectares grasland en het aantal hectares bouwland met andere rustgewassen dan gras in aanmerking de hectares grasland onderscheidenlijk de hectares bouwland met andere rustgewassen dan gras:

a. van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die op niet meer dan 50 kilometer afstand van het bedrijf van de landbouwer is gelegen;

b. van de niet tot het bedrijf van de landbouwer behorende oppervlakte landbouwgrond die op niet meer dan 50 kilometer afstand van het bedrijf van de landbouwer is gelegen en waarover de landbouwer met een ander bedrijf een samenwerkingsovereenkomst met overgang van het recht tot mestaanwending of een samenwerkingsovereenkomst met plicht tot levering en plicht tot afname van dierlijke mest is aangegaan;

c. van met gras beteelde natuurterreinen die de hoofdfunctie natuur hebben, die voor natuurlijk beheer worden beweid met melkvee van het bedrijf van de landbouwer en die op niet meer dan 50 kilometer afstand van het bedrijf van de landbouwer zijn gelegen.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de samenwerkingsovereenkomsten, bedoeld in het tweede lid, en worden regels gesteld over het opmaken, bewaren en verstrekken van de samenwerkingsovereenkomsten. Artikel 34, tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21a

1. Voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, geldt ter bepaling van het aantal grootvee-eenheden voor melk- en kalfkoeien als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 1°, de hieronder opgenomen tabel:

< 5.600 0,74
5.601 6.100 0,78
6.101 6.600 0,82
6.601 7.100 0,86
7.101 7.600 0,89
7.601 8.100 0,93
8.101 8.600 0,96
8.601 9.100 1,00
9.101 9.600 1,03
9.601 10.100 1,07
10.101 10.600 1,10
10.601 11.100 1,14
11.101 11.600 1,17
11.601 12.100 1,21
12.101 12.600 1,24
12.601 13.100 1,28
13.101 13.600 1,31
13.601 14.100 1,35
14.101 14.600 1,38
14.601 15.100 1,42
15.101 £ 1,45

2. Voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, geldt ter bepaling van het aantal grootvee-eenheden voor het jongvee, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 2°, dat 1 stuks jongvee overeenkomt met 0,23 grootvee-eenheid.

3. Voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, geldt ter bepaling van het aantal grootvee-eenheden voor het jongvee, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 3°, dat 1 stuks jongvee overeenkomt met 0,53 grootvee-eenheid.

4. Voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, komen uitsluitend de ter implementatie van Verordening (EU) 2021/2115 of het geldende actieprogramma Nitraatrichtlijn vastgestelde rustgewassen in aanmerking die kunnen dienen als voer voor melkvee en gunstig zijn voor milieu en bodemkwaliteit. Deze in aanmerking komende rustgewassen worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

D

Artikel 23, derde lid, tweede zin, wordt vervangen door: De forfaitaire productie van dierlijke meststoffen door melkvee wordt vastgesteld overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 35.

E

In artikel 51 wordt na «15,» ingevoegd «15a,».

F

Artikel 58a vervalt.

G

In artikel 60 vervalt «58a».

H

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, 58a».

2. In het tweede lid, wordt na «15,» ingevoegd «15a, 21,».

I

Artikel 75b komt te luiden:

Artikel 75b

Artikel 1, onderdeel kk, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van 23 februari 2022 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten (Stb. 2022, 102), blijft van toepassing voor de toepassing van het bij of krachtens artikel 23, derde, vijfde, zesde en negende lid, bepaalde.

ARTIKEL II OMGEVINGSWET

De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.25, derde lid, onder c, wordt onder vernummering van de onderdelen 2° tot en met 6° tot 3° tot en met 7° een onderdeel ingevoegd, luidende:

2°. in een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 4.1, voor zover het gaat om regels als bedoeld in artikel 2.31b of 4.19c;.

B

Na artikel 2.31a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.31b (verplichte instructieregels Rijk maatschappelijke landbouwgebieden)

1. Regels op grond van artikel 2.24 worden met het oog op de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van natuur en het beschermen van het milieu in ieder geval gesteld over:

a. het bij omgevingsverordening aanwijzen van gebieden voor maatschappelijke landbouw;

b. de omgevingskwaliteit en het verrichten van activiteiten binnen gebieden als bedoeld onder a.

2. De regels, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, omvatten met ingang van 1 januari 2034 in elk geval een verplichting tot het in de omgevingsverordening opnemen van een regel voor het aantal grootvee-eenheden voor melkvee voor degene die melkvee houdt in gebieden als bedoeld in het eerste lid, onder a, van ten hoogste 1,5 grootvee-eenheid per hectare landbouwgrond, gemiddeld per kalenderjaar.

3. In afwijking van het tweede lid omvatten de regels, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, voor veenweidegebieden die zijn aangewezen als gebieden als bedoeld in het eerste lid, onder a, in elk geval een verplichting tot het in de omgevingsverordening opnemen van een regel voor degene die melkvee houdt in een dergelijk aangewezen veenweidegebied voor een hogere graslandnorm dan opgenomen in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder d, van de Meststoffenwet van ten minste 0,50 hectare grasland of bouwland met andere rustgewassen dan gras per grootvee-eenheid, gemiddeld in een kalenderjaar, met ingang van 1 januari 2034.

C

Na artikel 4.19b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.19c (regels voor maatschappelijke landbouwgebieden)

1. In afwijking van artikel 10 van de Meststoffenwet kunnen bij omgevingsverordening regels worden gesteld die voorzien in een lagere stikstofgebruiksnorm voor meststoffen voor gebieden die bij omgevingsverordening zijn aangewezen als maatschappelijke landbouwgebieden als bedoeld in artikel 2.31b, onder a.

2. In afwijking van artikel 21 van de Meststoffenwet kunnen bij omgevingsverordening regels worden gesteld die voorzien in een hogere graslandnorm voor degene die melkvee houdt in gebieden die bij omgevingsverordening zijn aangewezen als maatschappelijke landbouwgebieden als bedoeld in artikel 2.31b, onder a.

D

In onderdeel A van de bijlage worden in de alfabetische rangschikking de volgende twee begripsbepalingen ingevoegd:

graslandnorm: de verplichting opgenomen in artikel 21, eerste lid, van de Meststoffenwet;

grootvee-eenheid: grootvee-eenheid als bedoeld in artikel 21a van de Meststoffenwet;

veenweidegebied: veengrond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Meststoffenwet in de provincies Fryslân, Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht;

ARTIKEL III WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN

In artikel 1a, onderdeel 3°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet na «15,» ingevoegd «15a,»

ARTIKEL IV VERGOEDINGEN MAATSCHAPPELIJKE LANDBOUWGEBIEDEN

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake het van overheidswege verlenen van vergoedingen aan natuurlijke personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen, die enige vorm van landbouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Meststoffenwet uitoefenen op bedrijven in gebieden voor maatschappelijke landbouw als bedoeld in art 2.31b, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.

2. De vergoeding in het eerste lid wordt niet verleend aan degene die in gebieden voor maatschappelijke landbouw per hectare landbouwgrond meer melkvee houdt dan 1,5 grootvee-eenheid als bedoeld in artikel 21a Meststoffenwet.

ARTIKEL V SAMENLOOP

Indien artikel II, onderdeel A, van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie

a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel II, onderdeel A, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel A, van deze wet «onderdelen 2° tot en met 6° tot 3° tot en met 7°» vervangen door «onderdelen 2° tot en met 7° tot 3° tot en met 8°»;

b. later in werking treedt dan artikel II, onderdeel A, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel A, van die wet «onderdeel 6°» vervangen door «onderdeel 7°» en wordt het toe te voegen onderdeel vernummerd tot onderdeel 8°.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL VII Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet grondgebondenheid en verantwoorde mestafzet.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL VII CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet grondgebondenheid en verantwoorde mestafzet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,