Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over het bericht ‘Van Gogh Museum dreigt deuren te sluiten, ruziet met staat over geld voor onderhoud’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D46260, datum: 2025-11-12, bijgewerkt: 2025-11-14 11:51, versie: 5 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20252026-394).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2025Z17447:
- Gericht aan: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: I. Rooderkerk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
| Vergaderjaar 2025-2026 | Aanhangsel van de Handelingen |
| Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
394
Vragen van het lid Rooderkerk (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Van Gogh Museum dreigt deuren te sluiten, ruziet met staat over geld voor onderhoud» (ingezonden 22 september 2025).
Antwoord van MinisterMoes (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 november 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025–2026, nr. 188.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving over de mogelijke sluiting van het Van Gogh Museum?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de Nederlandse overheid gevraagd is om de subsidie aan het Van Gogh Museum met € 2,5 miljoen per jaar te verhogen om voldoende financiering te bieden voor een noodzakelijke renovatie en wat is uw argumentatie om deze financiering niet te verstrekken?
Antwoord 2
Het klopt dat het Van Gogh Museum heeft gevraagd om een verhoging van de subsidie. Ik ben van mening dat de huidige subsidie voldoende is om noodzakelijk onderhoud uit te voeren. Het Van Gogh Museum zal ook zelf moeten bijdragen aan de uitvoering van haar eigen renovatieplan, in het bijzonder als het gaat om werkzaamheden die verdergaan dan noodzakelijk onderhoud. Uit onderzoek van de deskundige die mijn voorganger heeft ingeschakeld maak ik op dat het noodzakelijke onderhoud kan worden bekostigd uit de huisvestingssubsidie.
Daarnaast is in de plannen van het Van Gogh Museum voorzien in een pakket aan verduurzamingsmaatregelen. Mijn deskundige heeft de kosten daarvoor geraamd op een bedrag van € 56 miljoen, op een totaal van € 104 miljoen aan investeringen. Mijn deskundige heeft het Van Gogh Museum geadviseerd om alternatieve, minder kostbare verduurzamingsmaatregelen te onderzoeken. Het is vanzelfsprekend ook mogelijk om de verduurzamingsambities bij te stellen. Die afweging is aan het museum zelf. Het staat het museum vrij om zichzelf hogere ambities te stellen, als het museum daar voldoende financiële ruimte voor heeft. Het museum kan bijvoorbeeld haar eigen vermogen (eind 2024 meer dan € 50 miljoen) aanwenden, of tegen gunstige voorwaarden lenen bij de schatkist of het Nationaal Restauratiefonds.
Vraag 3
Klopt het dat het Van Gogh Museum jaarlijks ruim € 6 miljoen uit het eigen vermogen reserveert voor de renovatie en het opvangen van gederfde inkomsten, en hoe weegt u deze inzet van eigen middelen mee in uw beoordeling van de hoogte van de subsidie?
Antwoord 3
In de openbare jaarrekening van het museum over het jaar 2024 is inderdaad te lezen dat het museum jaarlijks ruim € 6 miljoen uit het eigen vermogen reserveert voor de renovatie en het opvangen van gederfde inkomsten.
Ik ben van mening dat de huidige subsidie voldoende is om noodzakelijk onderhoud uit te voeren. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Klopt het dat het Van Gogh Museum volgens eigen onderzoek én een onafhankelijke visitatiecommissie te maken heeft met verouderde klimaatsystemen, lekkende daken, falende liften en installaties die het einde van hun levensduur hebben bereikt?
Antwoord 4
Ik verwijs naar de recente Kamerbrief van mijn ambtsvoorganger met visitatierapporten die op 5 juni jongstleden met uw Kamer is gedeeld (2025D26334). De visitaties van de Rijksmusea – en de rapporten hierover – beogen een integrale evaluatie te zijn van de wijze waarop de Rijksmusea hun taken en maatschappelijke doelen opvatten en realiseren. De visitatiecommissie heeft geen bouwkundig onderzoek uitgevoerd en heeft ook geen rol bij het vaststellen van de huisvestingssubsidie.
Het Van Gogh Museum heeft het Ministerie van OCW laten weten dat er sprake is van achterstallig onderhoud. Ik ben van mening dat de verleende huisvestingssubsidie voldoende is voor noodzakelijk onderhoud. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Wat is de uitkomst van het «uitgebreid onderzoek door deskundigen» dat in opdracht van uw ministerie is uitgevoerd naar de technische staat en veiligheid van het gebouw, inclusief risico’s voor bezoekers, personeel en de collectie, wanneer er geen ingrijpende renovatie plaatsvindt?
Antwoord 5
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van mijn ministerie, tijdens de bezwaarprocedure die door het Van Gogh Museum is gestart. Het onderzoek heeft gekeken naar reeds eerder uitgevoerde (meet)rapporten, het Masterplan van het Van Gogh Museum en naar de toerekening van de kosten uit het Masterplan. Uit het onderzoek leid ik af dat de jaarlijkse subsidie voldoende is voor noodzakelijk onderhoud. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Kunt u het zowel het rapport van de visitatiecommissie als het rapport als gevolg van uitgebreid onderzoek door deskundigen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het visitatierapport van het Van Gogh Museum is reeds aan uw Kamer gezonden op 5 juni 2025 (2025D26334).
Ik zou graag het rapport van mijn deskundige met uw Kamer delen. Het Van Gogh Museum heeft mij echter verzocht om informatie te redigeren met het oog op vertrouwelijkheidsbezwaren. Ik heb het museum om verduidelijking gevraagd en wacht daar nog op. Na afronding zullen we het rapport zo spoedig mogelijk aan uw Kamer doen toekomen.
Vraag 7
Hoe reflecteert u op de overeenkomst van 1962 tussen de Nederlandse staat en de Stichting Vincent van Gogh waarin is vastgelegd dat de staat een blijvende huisvesting voor de verzamelingen inricht en zorg voor de collectie te dragen «als ware die eigen goed»?
Antwoord 7
De Nederlandse staat is van mening dat aan de afspraken uit de overeenkomst in 1962 wordt voldaan.
Vraag 8
Deelt u de opvatting van het museum dat deze overeenkomst ook een plicht inhoudt om het museumgebouw zo te onderhouden dat het duurzaam en veilig open kan blijven voor toekomstige generaties? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u het standpunt van het museum dat de Nederlandse staat met de huidige financiering en onderhoudsaanpak in strijd handelt met deze overeenkomst?
Antwoord 9
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Op welke termijn verwacht u een definitief besluit te nemen over de financiering en renovatie en hoe voorkomt u tot die tijd dat het museum genoodzaakt is (gedeeltelijk) te sluiten?
Antwoord 10
Het Van Gogh Museum heeft beroep aangetekend bij de rechter. De zittingsdatum is nu gepland op 19 februari 2026. Een hoger beroep is mogelijk na uitspraak van de rechter. Dit betekent dat het nog tot in 2027 kan duren voordat definitief uitsluitsel komt over de hoogte van de subsidie.
Vraag 11
Kunt u deze vragen afzonderlijk en vóór het verkiezingsreces beantwoorden?
Antwoord 11
Nee, ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 2 oktober 2025.2