36800-VI Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2026
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D46294, datum: 2025-11-12, bijgewerkt: 2025-11-12 16:12, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Indiener/ondertekenaar volgt nog, Functie volgt nog
- Mede ondertekenaar: A.M. Brood, griffier
Onderdeel van zaak 2025Z19719:
- Indiener: F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-11-27 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Overzicht Feitelijke vragen bij begroting Justitie en
Veiligheid 2026
Vraag (1):
Waarom komt onderzoek naar de regiefunctie op de strafrechtketen niet
terug in de strategische evaluatie agenda van het ministerie van
Justitie en Veiligheid (JenV)? Kan worden toegezegd dat deze witte vlek
wordt ingevuld, gelet op het belang van het onderwerp?
Antwoord:
De constatering dat sprake is van een witte vlek is niet juist. Er is
momenteel inderdaad (nog) geen onderzoek naar de regiefunctie op de
strafrechtketen in de SEA opgenomen, maar zoals in de brief van 5 juni
2025 aan uw Kamer is aangegeven werken het ministerie en de
ketenpartners, mede naar aanleiding van het laatste rapport van de
Algemene Rekenkamer, gezamenlijk aan het wegwerken van de voorraden en
het verbeteren van de doorlooptijden in de strafrechtketen, onder andere
door het plan van aanpak.[1] Ook het departement zelf werkt aan
verbeteringen. De bestaande overleg- en coördinatiestructuren binnen het
ministerie en tussen het ministerie en de ketenorganisaties worden
kritisch tegen het licht gehouden: waar en hoe kan het ministerie zijn
coördinerende rol beter invullen en welke aanvullende acties zijn
daarbij passend, rekening houdend met de onafhankelijke positie van de
Rechtspraak, de bijzondere rechtsstatelijke positie van het Openbaar
Ministerie en het sui generis karakter van de politie. In lijn met de
aanbeveling van de Algemene Rekenkamer zal hierbij waar nodig een beroep
worden gedaan op externe (wetenschappelijke) expertise. Over de
voortgang van de doorlooptijden en de diverse flankerende maatregelen,
waaronder het versterken van de coördinerende rol van het ministerie van
JenV, wordt de Tweede Kamer jaarlijks met een voortgangsrapportage
geïnformeerd.
[1] Kamerstukken II, 2024-2025, 29 279 , nr. 974.
Vraag (2):
Kan de Kamer al eerder geïnformeerd worden over de meerjarige keuzes dan
bij begroting 2027? Kunt u toezeggen dat de basisteams ook bij de
meerjarige keuzes worden ontzien?
Antwoord:
Daar kan nu nog niet op vooruitgelopen worden.
De meerjarige keuzes bij het op orde brengen van de politiebegroting
moeten in het licht van de financiële kaders zorgvuldig gewogen worden,
waarbij dit uiteraard ook in overleg met de gezagen (regioburgemeesters,
Openbaar Ministerie) zal gebeuren. De voorbereiding hiervoor loopt. De
korpschef en de MJenV zullen ook tijdens dit proces blijven inzetten op
het behoud van de operationele slagkracht; op voorhand kan echter niets
worden uitgesloten.
Vraag (3):
Wanneer ontvangt de Kamer informatie over de invulling van de
voorwaarden uit de motie-Mutluer c.s. (Kamerstuk 36600 VI, nr. 153),
waarin voorwaardelijk decharge wordt verleend voor de Jaarverantwoording
JenV 2024? Kunt u toezeggen dat deze informatie nog voor de behandeling
van de begroting naar de Kamer wordt gestuurd?
Antwoord:
Dit najaar wordt uw Kamer geinformeerd over de voortgang in de
strafrechtketen. Daarin wordt ook ingegaan op de aanpak van
doorlooptijden en het voeren van coördinatie en regie in de
strafrechtketen.
Wat betreft uitvoeringstoetsen is er inmiddels een verbeterteam
uitvoeringstoetsen ingericht die de taak heeft om ervoor te zorgen dat
zowel de tijdigheid als de kwaliteit van uitvoeringstoetsen op de korte
en de langere termijn gewaarborgd worden. De Tweede Kamer zal in de
eerste helft van 2026 over de voortgang worden geïnformeerd.
Wat betreft het informeren van slachtoffers door het OM startte het OM
voordat de Algemene Rekenkamer zijn onderzoek startte, eigenstandig een
verbetertraject was ingegaan naar aanleiding van een nulmeting. Het OM
werkt momenteel aan een verbeterplan naar aanleiding van de bevindingen
van de Algemene Rekenkamer. Onder andere aan de hand van dat plan doet
de Algemene Rekenkamer vervolgonderzoek naar de wijze waarop het OM
invulling geeft aan het recht op informatie voor het slachtoffer. Dit
onderzoek zal als onderdeel van het verantwoordingsonderzoek op 20 mei
2026 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Uw Kamer wordt in reactie op
het Verantwoordingsonderzoek op de hoogte gehouden van de
voortgang.
Wat betreft foutieve tenaamstellingen werken de betrokken
ketenorganisaties met urgentie aan het verbeteren van de aanpak.
Daarvoor is door de aangestelde programmadirecteur met alle betrokken
organisaties een plan van aanpak ontwikkeld. De Tweede Kamer zal
periodiek op de hoogte worden gehouden van de voortgang en
ontwikkelingen op dit dossier door middel van
voortgangsrapportages.
Vraag (4):
Kunt u toelichten hoeveel financiële middelen beschikbaar worden gesteld
ten behoeve van personeelsfeestjes en personeelsuitjes per ketenpartner
binnen de begroting?
Antwoord:
In de begroting wordt geen budget beschikbaar gesteld specifiek voor
personeelsactiviteiten. Iedere JenV-organisatie heeft een budget voor
eigen personeel, dat is gekoppeld aan de taken en de formatieplaatsen
van een organisatie. Hieruit worden de salarissen voor het eigen
personeel betaald, maar ook kosten voor bijvoorbeeld opleidingen,
woon-werkverkeer, en personeelsactiviteiten. Organisaties sturen erop om
binnen het budget voor eigen personeel te blijven.
Vraag (5):
Aangezien regioburgemeesters aangeven dat de politie volgend jaar
misschien niet meer aan zijn taakstelling kan voldoen in verband met
tekort aan financiering, kunt u toelichten in hoeverre dit klopt en wat
de gevolgen hiervan zijn?
Antwoord:
Er wordt niet herkend dat de politie niet meer kan voldoen aan zijn
taakstelling. Ik herken wel dat er een financiële opgave ligt voor de
politie, waarin keuzes gemaakt moeten worden in overleg met de
gezagen.
In de JenV-begroting is toegelicht welke maatregelen politie neemt c.q.
welke randvoorwaarden gelden voor de financiële opgave in 2026. De
korpschef zal de operationele slagkracht ontzien bij het oplossen van
het financiële tekort voor 2026. Zo zullen de basisteams
(gebiedsgebonden politie en opsporing) in 2026 buiten beschouwing worden
gelaten. Ook wordt in 2026 niet getornd aan de instroom. De begrenzing
van de operationele bezetting vindt plaats bij de werksoorten intake en
service, informatiefunctie, leiding en overige operationele
functies.
Vraag (6):
Kunt u toelichten of er gewerkt wordt aan het verminderen van
bureaucratie bij de politie? Zo ja, waar zit dat hem in?
Antwoord:
In haar strategische agenda kijkt de korpschef naar een zo efficiënt
mogelijke inrichting van de organisatie. Waar dat kan, zal de
bureaucratie worden verminderd.
Vraag (7):
Aangezien de regering voornemens is videobellen met meldkamers mogelijk
te maken, kunt u aangeven wanneer dit in grote mate is
gerealiseerd?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 3 oktober 2025[1] is in
2024 een aantal pilots met videobellen met de meldkamer geëvalueerd. Op
basis van de positieve ervaringen heeft de Landelijke Meldkamer
Samenwerking (LMS) in april 2025 besloten de mogelijkheid om videobellen
met alle meldkamers in Nederland technisch mogelijk te maken.
Op dit moment hebben 8 van de 10 meldkamers videobellen geïmplementeerd
en werkt de Landelijke Meldkamer Samenwerking eraan om deze dienst
structureel aan te kunnen blijven bieden. Het is aan de hulpdiensten
zelf en in het bijzonder de centralist, om te bepalen of zij
daadwerkelijk bij een 112-melding gebruik willen maken van deze
functionaliteit. Hierbij is ook aandacht voor het bepalen in welke
scenario’s videobellen goed gebruikt kunnen worden en in welke gevallen
juist niet, dit ook om centralisten te beschermen tegen bepaalde
beelden.
[1] Kamerstukken vergaderjaar 2024-2025, 29517, nr. 273
Vraag (8):
Kunt u inzichtelijk maken op welke plekken en wanneer gevangenissen
gesloten moeten worden vanwege achterlopende renovaties?
Antwoord:
Er is sprake van achterstallig onderhoud aan de installaties in de
gevangenissen. Veel installaties zijn einde levensduur. Als deze niet
tijdig worden vervangen, kan er bij een (grote) storing in een
dergelijke installatie of een lekkend dak op een gegeven moment niet
langer reparatie plaatsvinden. Daardoor is het risico dat de locatie
ontruimd en buiten gebruik gesteld moet worden. Of en op welk moment en
waar zich dit voordoet, is niet precies te voorspellen.
Om dit te voorkomen moeten installaties tijdig worden vervangen en moet
de gebouwschil (gevels, daken, vloeren) tijdig gerenoveerd worden. Bij
de voorjaarsnota is hiervoor € 75 miljoen structureel vrijgemaakt
binnen de J&V begroting. Hiermee is er ruimte om tot medio 2026 door
te kunnen gaan met nieuwe verplichtingen richting het
Rijksvastgoedbedrijf. Om ook daarna door te kunnen met de
huisvestingsopgave zijn verdere investeringen noodzakelijk. Als er na
2026 geen nieuwe projecten worden opgedragen, betekent dit (gelet op de
doorlooptijd van projecten) dat locaties waar een project niet kon
worden goedgekeurd, vanaf ca. 2030 niet meer goed onderhouden zijn. Op
termijn kan hierdoor de instandhouding van ca. 3.000 plekken niet worden
gegarandeerd.
Vraag (9):
Kunt u uitleggen welke stappen doorlopen worden om te voorkomen dat
gevangenissen gesloten moeten worden vanwege achterlopende
renovaties?
Antwoord:
Om te voorkomen dat er gevangenissen gesloten moeten worden en er
celcapaciteit verloren gaat, wordt enerzijds ingezet op het verkrijgen
van voldoende middelen voor de huisvesting van DJI. Hierbij zijn o.a. in
het afgelopen voorjaar ca. 75 miljoen euro aan extra middelen
structureel vrijgemaakt binnen de J&V begroting. Hiermee wordt
voorkomen dat op termijn ca. 1.000 bedden buiten gebruik gesteld worden.
Daarnaast is bij Miljoenennota vanaf 2031 structureel 15 miljoen euro
beschikbaar gesteld voor de huisvestingsproblematiek. Op langere termijn
zijn investeringen noodzakelijk om huidige gebouwen in stand te kunnen
houden. Zonder deze investeringen kan op termijn de instandhouding van
ca. 3.000 plekken niet worden gegarandeerd. Zoals ook aangegeven in de
vijfde voortgangsrapportage wordt gewerkt aan een pakket aan maatregelen
dat ingrijpt op zowel de behoefte aan celcapaciteit, het aanbod van
detentieplaatsen als de wijze waarop detentie wordt vormgegeven.
Vraag (10):
Wat is de argumentatie om minder geld aan de politie te besteden?
Antwoord:
De afname van het budget wordt met name veroorzaakt door het aflopen van
incidentele bijdragen. Zo is het budget in 2025 bijvoorbeeld incidenteel
verhoogd met extra middelen voor de NAVO top.
Vraag (11):
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Ceder/Bikker
(Kamerstuk 36600 VI, nr. 103) die ziet op het bevorderen van het slagen
van het platform kleine zeehavens?
Antwoord:
De gemeenten van het ‘Platform Ondermijning Kleine Zeehavens’ hebben een
plan van aanpak en begroting bij het ministerie ingediend. Het plan van
het platform zoals het er nu ligt, kan niet volledig door het ministerie
gefinancierd worden. Het plan is namelijk breder opgezet dan
oorspronkelijk beoogd, met aanzienlijk hogere kosten. Het is
noodzakelijk dat er een fasering in het plan wordt aangebracht en dat de
betrokken gemeenten en/of RIECs zelf ook financieel bijdragen aan het
plan. MJenV is daarom met de betrokken gemeenten in gesprek om te komen
tot een aangepast plan en bijbehorend budget.
Vraag (12):
Kunt u in een tabel aangeven welke middelen bestemd voor de begroting
van het ministerie JenV voor de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
gereserveerd staan?
Antwoord:
In onderstaande tabel zijn de verschillende posten van de begroting van
het ministerie JenV voor de AP weergegeven. Het gaat in de tabel om de
reeds vastgestelde bedragen. Over de schuingedrukte posten volgt nog
nadere besluitvorming.
Omschrijving boeking (bedragen x 1000 euro) |
Departement | 2025 | 2026 | 2027 |
|---|---|---|---|---|
| Stand ontwerpbegroting* | 39.792 | 39.860 | 39.850 | |
| Bijdrage vanuit open op orde voor de AP | 200 | 200 | 200 | |
| Loonbijstelling 2025-2030 | 286 | 1.629 | 1.624 | |
| Prijsbijstelling 2025-2030 | 183 | 184 | 184 | |
| Efficiencytaakstelling uitvoering HLA | 0 | -33 | -52 | |
| WaU-middelen | 2.610 | 2.610 | 2.610 | |
| Amendement Bontebal (36 600 VIII nr. 141) | 0 | 0 | -279 | |
| Subtotaal bijdragen JenV | 43.071 | 44.450 | 44.137 | |
| Middelen AP voor verordening Politieke Reclame ((EU) 2024/900) | BZK | 1.020 + n.t.b. | n.t.b. | n.t.b. |
| Middelen voor Data Governance Verordening (DGA) ((EU) 2022/868) | BZK | 121 | 121 | 121 |
| Middelen Directie Coördinatie Algoritmen (DCA) | BZK | 3.000 | 3.600 | 3.600 |
| Middelen cookietoezicht (vanaf 2024) | BZK | 500 | 500 | 350 |
| Klokkenluidersrichtlijn | BZK | 0 | 0 | 0 |
| Middelen Dataverordening (DA) ((EU) 2023/2854) | BZK | 765 | n.t.b. | n.t.b. |
| Middelen Dataverordening (DA) ((EU) 2023/2854) | EZ | 871 | 1.846 | 1.846 |
| Additionele middelen Digitale diensten verordening (DSA) ((EU) 2022/2065) | EZ | 182 + n.t.b. | 364 | 364 |
| Middelen DSA ((EU) 2022/2065)/DGA ((EU) 2022/868) | EZ | 638 | 638 | 638 |
| Voorbereiding middelen AI-verordening ((EU) 2024/1689) | EZ | 3.724 | n.t.b. | n.t.b. |
| Toezichtarrangement Belastingdienst (van 2024 tot en met 2028) | FIN | 2.000 | 2.000 | 2.000 |
| Middelen voor verantwoorde inzet van chatbots door publieke organisaties | BZK | n.t.b. | n.t.b. | 0 |
| Opdracht voorbereiding en uitvoering van de UHT t.b.v. European Health Data Space (EHDS) ((EU) 2025/327) | VWS | n.t.b. | n.t.b. | 0 |
| Subtotaal bijdragen andere departementen | 12.821 | 9.069 | 8.919 | |
| Totaal | 55.892 | 53.519 | 53.056 |
Tabel 1 - Posten van de begroting van het Ministerie JenV voor de AP 2025 – 2027
* Excl. de in de tabel apart weergegeven bedragen voor: WaU-middelen; Middelen voor Data Governance Verordening (DGA) ((EU) 2022/868); Middelen Directie Coördinatie Algoritmen (DCA); Middelen cookietoezicht; Middelen Dataverordening (DA) ((EU) 2023/2854) thv 340k; Middelen DSA ((EU) 2022/2065)/DGA ((EU) 2022/868) en Toezichtarrangement Belastingdienst
Vraag (13):
Welk aantal operationele politieambtenaren is in de formatie opgenomen
als 'wijkagent'?
Antwoord:
Op peildatum 31 augustus 2025 is de formatie wijkagenten 3.764
fte.
Vraag (14):
Wat is de huidige stand van zaken omtrent de uitvoering van de
motie-Ellian/Wilders (graag een algehele schets) (Kamerstuk 24587, nr.
956). Hoe verloopt de besteding van de middelen, is het budget
toereikend en lijkt de opleverdatum gehaald te gaan worden?
Antwoord:
De uitbreiding van de 12 extra EBI-plaatsen in PI Vught, conform de
motie Ellian/Wilders (Kamerstuk 24587, nr. 956) loopt volgens planning.
Deze uitbreiding wordt zodanig vorm gegeven dat compartimentering van
vier keer drie cellen mogelijk is. Deze extra EBI-plekken worden naar
verwachting in het derde kwartaal van 2026 opgeleverd en worden
vervolgens gebruikt voor testen en ingebruikname in het vierde kwartaal
van 2026. De uitbreiding is naar verwachting eind 2026 geheel gereed.
Voor de uitbreiding in Vught geldt dat de EBI in gebruik kan blijven
terwijl de nieuwbouw plaatsvindt.
Het amendement (Kamerstuk 36410-VI-37) biedt tijdelijk geld van
€ 30 miljoen voor de periode van 15 jaar, hetgeen neerkomt op een
structurele bijdrage voor 15 jaar van € 2 miljoen per jaar van DJI aan
het Rijksvastgoedbedrijf. De motie dekt echter de structurele kosten
niet volledig. DJI dekt het resterende tekort uit eigen middelen. Dit
bedraagt de eerste 15 jaar € 1,7 mln. per jaar aan een hogere
gebruikersvergoeding. Na 15 jaar eindigt de financiering uit de motie en
is sprake van een ongedekte gebruikersvergoeding van € 3,7 mln. per
jaar. Hiervoor moet nog dekking worden gevonden.
Vraag (15):
Hoeveel kosten maakt het ministerie van JenV jaarlijks om te voldoen aan
alle verzoeken vanuit de Wet open overheid (Woo)?
Antwoord:
Cijfers ten aanzien van de kosten om te voldoen aan alle verzoeken
vanuit de Woo worden niet bijgehouden voor het ministerie van JenV. Het
bestuursdepartement JenV/AenM houdt niet bij wat de (personele) kosten
zijn van de behandeling van Woo-verzoeken, de benodigde werkzaamheden
verschillen ook per Woo-verzoek. JenV-diensten en agentschappen leggen
deze cijfers eveneens niet vast.
Vraag (16):
Wat gaat er gebeuren met de plannen omtrent de hervormingen van de Raad
van State nu het geld daarvoor wordt besteed aan de
huisvestingsproblematiek bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI)?
Antwoord:
Het kabinet werkt aan een brief over het in het regeerprogramma
aangekondigde voornemen van verzelfstandiging van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het kabinet streeft ernaar de
Tweede en Eerste Kamer deze brief voor het einde van dit jaar te doen
toekomen.
Vraag (17):
Hoeveel voltijds equivalent (fte) wordt er ingezet om alle Woo-verzoeken
te beantwoorden?
Antwoord:
Er zijn geen totaalcijfers voor het gehele concern JenV. De
Woo-afhandeling ten behoeve van het bestuursdepartement JenV alsmede het
bestuursdepartement AenM is sinds 2024 centraal belegd bij de directie
Openbaarmaking. Het aantal fte dat gemoeid is met het centraal
afhandelen van Woo-verzoeken voor het bestuursdepartement JenV/AenM lag
in 2024 om en nabij 35 fte. Daarnaast zijn er ook per Woo-verzoek
beleidsmedewerkers en andere ambtenaren betrokken bij de behandeling,
deze inzet verschilt per Woo-verzoek en is niet te kwantificeren.
Vraag (18):
Hoeveel Woo-verzoeken krijgt het ministerie van JenV per jaar en over
hoeveel individuele melders is dit verdeeld?
Antwoord:
Er zijn geen totaalcijfers voor het gehele concern JenV. In 2024 betrof
het 463 Woo-verzoeken gericht aan de bestuursdepartementen JenV en AenM,
ingediend door 325 verschillende verzoekers.
Vraag (19):
Waarom wordt niet bijgehouden hoeveel transgendermannen en
transgendervrouwen er op de detentieafdelingen zitten, uit eerdere
beantwoording hoorden wij dat elke plaatsing maatwerk is dus zouden er
cijfers moeten zijn?
Antwoord:
Het plaatsen van gedetineerden gebeurt in beginsel op basis van
geslacht. Indien sprake is van een transitietraject wordt maatwerk
toegepast, waarbij verschillende factoren van belang zijn. Gegevens over
transgender mannen en vrouwen worden door DJI niet op zodanige wijze
geregistreerd dat het mogelijk is om op geautomatiseerde wijze
cijfermatige informatie uit de systemen te halen is. DJI ziet geen
belang bij het registreren van deze aantallen.
Vraag (20):
Wat is de huidige stand van zaken omtrent de Burgerdialoog over de rol
van sociale media bij openbare-ordeverstoringen?
Antwoord:
De burgerdialoog is inmiddels afgerond, de laatste bijeenkomst vond
plaats op 5 juli jl. Uw Kamer wordt voor het einde van dit jaar
geïnformeerd over de uitkomsten van de burgerdialoog.
Vraag (21):
Welke kosten zijn er reeds gemaakt voor de Burgerdialoog over de rol van
sociale media bij openbare-ordeverstoringen?
Antwoord:
De uitvoering van de burgerdialoog heeft circa € 344.000 gekost. De
grootste kostenposten hierbij waren de inhuur van het gespecialiseerde
bureau, de locatiehuur met eenvoudige catering en de onkostenvergoeding
voor deelnemers.
Vraag (22):
Welke kosten zullen er nog gemaakt worden voor het Burgerdialoog over de
rol van sociale media bij openbare-ordeverstoringen?
Antwoord:
Er worden geen verdere kosten verwacht.
Vraag (23):
Hoeveel contrabanden zijn er het afgelopen jaar in detentie
opgespoord?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 80.
Vraag (24):
Welke opbrengsten heeft het Burgerdialoog over de rol van sociale media
bij openbare-ordeverstoringen tot nu toe geleverd?
Antwoord:
Ten aanzien van de uitkomsten van de burgerdialoog wordt uw Kamer voor
het einde van dit jaar geïnformeerd.
Vraag (25):
Hoeveel procent van de gedetineerden heeft een migratieachtergrond? En
wat is het gemiddelde percentage van de afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk voor de
tenuitvoerlegging van straffen en
maatregelen. Het registreren van een migratieachtergrond draagt daar
niet aan bij en wordt
niet geregistreerd.
Vraag (26):
Welke meerwaarde heeft de nieuwe persrichtlijn van de rechtspraak tot nu
toe?
Antwoord:
De persrichtlijn 2025 bevordert een uniforme werkwijze bij de gerechten
door het uniformeren van de informatievoorziening aan journalisten. De
Raad voor de rechtspraak beoogt met de herziening ook de openbaarheid
van de rechtspraak te vergroten. Met de hernieuwde persrichtlijn is
tevens beoogd de veiligheid van togadragers én de privacy van
procespartijen en procesdeelnemers beter te beschermen. Voortaan hebben
alleen geaccrediteerde journalisten toegang tot speciale
persfaciliteiten, denk daarbij aan informatie over rechtszaken die op de
rol staan of het maken van opnames tijdens een zitting.
Vraag (27):
Heeft u in het verleden wel eens overwogen om veroordeelde criminelen
met een migratieachtergrond of vreemdelingenstatus in land van herkomst
de straf uit te laten zitten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De overdracht van de tenuitvoerlegging van Nederlandse strafvonnissen is
een vast onderdeel van de uitvoeringspraktijk van Dienst Justitiële
Inrichtingen (afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen). Dit
gebeurt op basis van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging
vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (Wets) voor landen binnen
de Europese Unie (EU) en op basis van de Wet overdracht
tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) buiten de EU. Voor de Wots is
een verdrag noodzakelijk. Met veel landen heeft Nederland al een
verdragsrelatie, omdat deze landen zijn aangesloten bij het Verdrag
inzake overbrenging van gevonniste personen. In 2023 zijn er 34
veroordeelde vreemdelingen naar een ander land overgebracht om hun straf
daar uit te zitten, in 2024 waren dat er 41.
Of een strafoverdracht daadwerkelijk plaatsvindt, hangt af van diverse
factoren, zoals eventuele lopende onderzoeken in Nederland, de mate van
rechtmatige binding van de veroordeelde met de Nederlandse samenleving
en advies van het Centraal Justitieel Incassobureau in het geval van een
opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Vraag (28):
Hoeveel uur zijn gedetineerden gemiddeld buiten hun cel? Kunt u dit
uitsplitsen per gevangenisregime?
Antwoord:
In de meest voorkomende regimes (HvB en Gevangenis) wordt gedetineerden
een dagprogramma van minimaal 43 uur per week aangeboden. Afgestraften
gedetineerden die positief gedrag vertonen (plus gedetineerden) hebben
de mogelijkheid om maximaal 67 uur buiten de cel te verblijven.
Gedetineerden die zelf besluiten om niet deel te nemen aan aangeboden
activiteiten worden voor de duur van deze activiteiten ingesloten.
Daardoor kan het zijn dat gedetineerden minder buiten hun cel
zijn.
Voor de BBA en vreemdelingenbewaring kunnen gedetineerden tot 105 uur
buiten hun cel zijn.
Gedetineerden in beheersregimes (EBI, TA en BPG) zijn over het algemeen
tussen de 18 en 20 uur buiten hun cel.
In alle gevallen wordt voldaan aan de Penitentiaire Beginselen Wet
(PBW).
Zie ook onderstaande tabel:
Vraag (29):
Hoeveel van het begrotingsbudget wordt besteedt aan activiteiten en
faciliteiten voor gedetineerden?
Antwoord:
Van de gemiddelde prijs per plaats per dag (€ 470, prijspeil 2025)
betreft ongeveer € 60 per dag kosten voor arbeid, bezoek, bibliotheek,
onderwijs en sport. Dit is uitgezonderd de gebouwelijke kosten.
Vraag (30):
Stijgen de prijzen in de winkeltjes in detentie mee met de
inflatie?
Antwoord:
Ja, de prijzen in de winkels in detentie stijgen mee met de inflatie. De
inkoopprijzen worden twee keer per jaar (in oktober en april) aangepast
op basis van de Consumenten Prijsindex (CPI).
Vraag (31):
Hoeveel gedetineerden kregen dit jaar geld extern gestort op hun
rekening-courant?
Antwoord:
DJI breed (=GW/VB, JJI, ForZo) (01-01-2025 tot en met 12-10-2025):
17.088 justitiabelen
Alleen GW/VB (01-01-2025 tot en met 12-10-2025): 16.926
justitiabelen
Vraag (32):
Hoeveel geld krijgen gedetineerden per jaar gemiddeld extern gestort op
hun rekening-courant?
Antwoord:
DJI breed (=GW/VB, JJI, ForZo):
± 1.242 euro per justitiabele per jaar.
Alleen GW/VB:
± 1.217 euro per justitiabele per jaar.
Vraag (33):
Wat zijn de procedures voor het checken of er geen crimineel geld op de
rekening-courant wordt gestort van gedetineerden?
Antwoord:
Het beleid van DJI richt zich op het beperken van de mogelijkheden om
crimineel geld te storten.
Opvallende transacties die worden gezien worden gemeld aan het lokale
Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) en/of het Landelijk Bureau
Inlichtingen en Veiligheid (LBIV). Bijzonderheden worden gedeeld met het
OM en/of de politie, echter vindt de terugkoppeling vanuit de keten niet
plaats, waardoor niet bekend is bij DJI of er sprake is/was van
crimineel geld in een dergelijke situatie.
Vraag (34):
Hoe vaak is er het afgelopen jaar crimineel geld op de rekening van de
gedetineerde gestort?
Antwoord:
Opvallende transacties zijn niet direct aan te merken als crimineel
geld. Hiervan zijn dan ook geen harde cijfers.
Opvallende transacties die worden gezien worden volledigheidshalve wel
gemeld aan het lokale Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) en/of het
Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid (LBIV). Bijzonderheden
worden gedeeld met het OM en/of de politie, echter vindt de
terugkoppeling vanuit de keten niet plaats, waardoor niet bekend is bij
DJI of er sprake is/was van crimineel geld in een dergelijke
situatie.
Vraag (35):
Wat is het kwaliteitsoordeel over de ICT bij het Openbaar Ministerie
(OM) en voldoet de ICT bij het OM nog wel?
Antwoord:
Eerder is de Kamer al geïnformeerd over de ICT bij het Openbaar
Ministerie en de problemen die er zijn ten aanzien van de ICT.[1] Het
oordeel over de ICT is dat er sprake is van een verouderd ICT-landschap
als gevolg van een langdurige achterstand in de ontwikkeling en
professionalisering van de informatievoorziening (IV). In 2020 heeft het
OM hiervoor een Business Informatieplan opgesteld aan de hand waarvan
het ICT-systeem voor Strafrecht (GPS) wordt vervangen door nieuwe
systemen via het programma Emma.[2] Deze nieuwe systemen voorzien tevens
in de ondersteuning van procesvernieuwingen en het nieuwde Wetboek van
Strafvordering. De vervanging van het oude ICT-systeem gaat nog jaren
duren, waarbij het noodzakelijk is dat de continuïteit gewaarborgd is
tot de nieuwe systemen gereed zijn.
[1] Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 954.
[2] Kamerstukken II, 2022-2023, 29279, nr. 775.
Vraag (36):
Kan een overzicht worden gegeven van de middelen die in 2026 per
gemeente worden verstrekt vanuit Preventie met Gezag en ook welke
middelen in 2027 en 2028 in dit kader per gemeente zijn aangemerkt als
juridisch verplicht en welk deel beleidsmatig is gereserveerd?
Antwoord:
Het programma Preventie met Gezag kent een structurele en een
incidentele aanpak. Vanuit de structurele aanpak worden 27 gemeenten
gefinancierd. De SPUK-regeling voor deze gemeenten loopt tot en met 31
mei 2026. 15 gemeenten hebben reeds alle voorschotten voor de lopende
SPUK ontvangen. In de periode van januari tot en met mei 2026 ontvangen
de 12 andere gemeenten middelen op basis van de huidige SPUK-regeling,
omdat deze gemeenten later van start zijn gegaan.
Per 1 juni 2026 treedt de nieuwe SPUK-regeling van Preventie met Gezag
in werking. In de tabel hieronder zijn de gereserveerde bedragen per
gemeente weergegeven. Momenteel worden de aanvragen van de gemeenten
voor de nieuwe SPUK-regeling beoordeeld. De verwachting is dat eind 2025
de toegekende middelen juridisch bindend worden tot en met 2029.
Vanuit de incidentele aanpak ontvangen 20 gemeenten tot en met medio
2027 middelen voor het programma Preventie met Gezag. Zie voor een
overzicht van deze financiering de tabel zoals opgenomen hieronder. Ook
bij deze financiering geldt dat de toegekende middelen juridisch bindend
zijn.
Tabel: bedragen voor de 27 structurele gemeenten Preventie met gezag 2026-2029
| Gemeente | Januari – mei 2026 (toegekend) | Juni – december 2026 (gereserveerd) | 2027, 2028 en 2029 (jaarlijks gereserveerd) |
|---|---|---|---|
| Almere | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Amsterdam | € 5.691.063,26 | € 9.756.108,45 | |
| Arnhem | € 1.238.181,96 | € 2.122.597,65 | |
| Breda | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 | |
| Delft | € 523.838,33 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Den Bosch | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Den Haag | € 2.920.671,96 | € 5.006.866,22 | |
| Dordrecht | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Eindhoven | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 | |
| Enschede | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Groningen | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 | |
| Heerlen | € 1.116.127,93 | € 1.913.362,17 | |
| Helmond | € 560.416,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Leeuwarden | € 1.067.080,41 | € 1.829.280,70 | |
| Lelystad | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 | |
| Maastricht | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Nieuwegein | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 | |
| Nijmegen | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Roosendaal | € 641.840,42 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Rotterdam | € 5.456.494,76 | € 9.353.991,01 | |
| Schiedam | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 | |
| Sittard-Geleen | € 647.916,67 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Tilburg | € 1.496.403,99 | € 2.565.263,99 | |
| Utrecht | € 2.776.925,25 | € 4.760.443,28 | |
| Venlo | € 586.770,83 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Vlaardingen | € 495.833,33 | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
| Zaanstad | € 1.047.083,33 | € 1.795.000,00 |
Tabel: toegekende bedragen voor de 20 incidentele gemeenten Preventie met Gezag.
| Gemeente | 2026 | 2027 |
|---|---|---|
| Almelo | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Bergen op Zoom | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Brunssum | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Den Helder | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Diemen | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Gouda | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Haarlem | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Hoorn | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Kerkrade | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Leiden | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Middelburg | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Nissewaard | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Oosterhout | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Rijswijk | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Roermond | € 460.000,00 | € 250.000,00 |
| Venray | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Vlissingen | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Zoetermeer | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Zutphen | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
| Zwolle | € 500.000,00 | € 250.000,00 |
Vraag (37):
Kan worden aangegeven welke middelen ten behoeve van het nieuwe Wetboek
van Strafvordering in 2026 worden verstrekt aan de organisaties in de
strafrechtketen? Hoeveel is in 2026 en in latere jaren nog beschikbaar
voor de implementatie?
Antwoord:
De geactualiseerde meerjarenbestedingsplannen van de organisaties in de
strafrechtketen zijn op 1 oktober jongstleden ontvangen. Op dit moment
worden deze met de organisaties besproken. Ook de Auditdienst Rijk (ADR)
toetst de plannen. Mede op basis van het ADR-advies worden in december
toezeggingen gedaan voor budgettoekenning in 2026, dan pas is er meer
inzicht in de verstrekkingen aan de organisaties binnen de
strafrechtketen. Bij de 1e suppletoire begroting 2026 zullen de middelen
ten behoeve van het nieuwe Wetboek van Strafvordering in 2026 aan de
organisaties in de strafrechtketen worden verstrekt.
Vraag (38):
Kan een overzicht worden gegeven per politieregio van de formatie en de
bezetting, onderverdeeld in gebiedsgebonden politie (GGP), opsporing,
Piofach-taken en staf en kan hierbij worden aangegeven welk deel van de
bezetting GGP daadwerkelijk inzetbaar is?
Antwoord:
Zie in tabel ‘Werksoorten per eenheid’ voor de formatie en bezetting per
eenheid. Dit zijn de acht werksoorten van de operationele sterkte (GGP,
Opsporing, Informatiefunctie, Beveiliging, Intake & Service en
Meldkamer, Overige operationele functies, Leiding en Aspiranten). De
formatie van de aspiranten wordt stapsgewijs overgeheveld naar het
Politiedienstencentrum. In de bezetting blijven ze bij de eenheden
horen. Daarom zitten er grote verschillen tussen de formatie en de
bezetting van de aspiranten. In dit overzicht is ook de
niet-operationele sterkte (NOS) te vinden die ondergebracht is bij de
eenheden. Dit zijn bijvoorbeeld de staven, maar er zijn ook andere
niet-operationele functies ondergebracht bij de eenheden, die de
eenheden ondersteunen met werkzaamheden waar geen operationele
bevoegdheden voor nodig zijn.
In tabel ‘Werksoorten totale organisatie’ is een overzicht te vinden van
de totale formatie en bezetting per werksoort op korpsniveau. De
niet-operationele sterkte bestaat onder andere uit staf en de meer
klassieke bedrijfsvoeringstaken (of PIOFACH-taken), maar ook uit
onderdelen die hier niet onder te scharen vallen. Zo heeft de politie
een eigen onderwijs- en onderzoeksinstelling, de Politieacademie, met de
ondersteunende dienst Politieacademie. Trainingen van volledig opgeleid
politiepersoneel worden onder andere verzorgd door de operationeel
begeleiders en de IBT-docenten, die werkzaam zijn bij de sector
Operationele Begeleiding en Training van het Politiedienstencentrum.
Momenteel worden de operationeel begeleiders overgeheveld naar de
operationele politiesterkte, vanwege het gewijzigde trainingsconcept in
de openbare ruimte. Onder de niet-operationele sterkte valt ook het
beheer van de Landelijke Meldkamersamenwerking (LMS). De LMS is
overigens nog in transitie, de formatie van de LMS moet grotendeels nog
worden ingericht. Daarom is er een discrepantie tussen de formatie en de
bezetting van de LMS te zien in beide tabellen. Het grootste gedeelte
van de klassieke bedrijfsvoeringstaken is ondergebracht bij het
Politiedienstencentrum en de Staf Korpsleiding. De bijlage ‘Formatie en
bezetting per werksoort per eenheid’ geeft hier een overzicht van. Op
basis van een eerdere inschatting van de politie komt ongeveer tweederde
van de niet-operationele sterkte die werkzaam is binnen de
informatievoorziening toe aan de operatie. Ongeveer eenderde van de
informatievoorziening werkt ten gunste van de klassieke bedrijfsvoering.
In het eerste halfjaarbericht politie van 2024 in de bijlage Moties,
Toezeggingen en Aanvullende zaken is uw Kamer hier uitgebreid over
bericht.
De politie hanteert het begrip inzetbaarheid om te komen tot een reëel
getal van in te zetten uren. Inzetbaarheid betreft de uren bezetting
minus verlof (in allerlei vormen), verzuim en opleiden/trainen. Het
huidige 12-maands-gemiddelde percentage inzetbaarheid van de
operationele sterkte van de 10 regionale eenheden varieert van +/- 65%
tot 69%. Deze percentages fluctueren in de tijd en zijn afhankelijk van
de (steeds wijzigende) demografie van de eenheden, de opleidingsbehoefte
van dat moment en wijzigingen in arbeidsvoorwaarden. De mogelijkheden om
te sturen op het percentage inzetbaarheid zijn beperkt. De percentages
en de uren inzetbaarheid worden intern gebruikt voor het matchen van het
aanbod van capaciteit en de vraag naar capaciteit. Een – weliswaar
zeldzaam en extreem maar wel illustratief – voorbeeld van de afstemming
van vraag en aanbod van capaciteit, is het intrekken van verloven rond
de NAVO-top. Het afstemmen van aanbod van capaciteit op de vraag vindt
continu plaats, in afstemming met het (lokaal) gezag.
Werksoorten per
eenheid
Werksoorten totale organisatie
Vraag (39):
Kan worden aangegeven wat de politie in 2026 uitgeeft aan ICT en hoeveel
hiervan zijn structurele uitgaven voor onderhoud systemen et cetera zijn
en hoeveel daarvan is gereserveerd voor ICT-projecten?
Antwoord:
De totale geraamde IV lasten (licentie, hardware, mensuren, opleiding,
huisvesting, et cetera) bij de politie bedragen in 2026 circa 12,9% van
de totale politiebegroting. De verhouding tussen instandhouding
(structurele uitgaven) en vernieuwing (projecten, programma’s) ligt
ongeveer op 70% respectievelijk 30%.
Vraag (40):
Kan worden aangegeven wat de kosten zijn voor huisvesting van de politie
in 2026 en kan dat worden uitgesplitst per politieregio?
Antwoord:
De totale huisvestingslasten voor 2026 zijn geraamd op 476 miljoen euro.
Een uitsplitsing van de kosten per politieregio is niet beschikbaar; er
is sprake van één, landelijke, vastgoedportefeuille.
Vraag (41):
Hoeveel is er gereserveerd in 2026 en in latere jaren voor het
verduurzamen van het vastgoed van de politie en hoeveel voor DJI?
Antwoord:
Binnen de begroting van DJI worden de kosten voor verduurzaming van het
vastgoed niet specifiek geraamd. Bij de raming van renovaties wordt geen
onderscheid gemaakt tussen verduurzaming en vervanging en
instandhouding. Als grove rekenregel geldt dat de
verduurzamingscomponent grofweg 20% van de investeringssom van de
revitaliseringsprojecten betreft. Hiermee wordt beoogd de inrichting
zoveel mogelijk te laten voldoen aan de 2050 doelstellingen om te
voorkomen dat er later een tweede renovatie nodig is.
Bij de Politie is het evenmin mogelijk een specifiek investeringsbedrag
voor verduurzaming van het vastgoed aan te geven, omdat investeringen
geen onderverdeling kennen tussen reguliere en duurzame investeringen.
De aanpak van het vastgoed is gericht op het behalen van
duurzaamheidsdoelen op basis van een meerjarige routekaart. Hierin zijn
de wettelijke normen en waar mogelijk bovenwettelijke ambities
opgenomen. De bovenwettelijke ambities om efficiënter voor te bereiden
op toekomstige wetgeving. De jaarlijkse kosten lopen op door toepassing
van de Erkende Maatregelen Lijst vanuit de Wet Milieubeheer. Dekking
hiervoor wordt gevonden in de reguliere begroting en daar waar mogelijk
door aanvullende subsidies zoals het Klimaatfonds.
Vraag (42):
Kan worden aangegeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking
tot de nieuwe verdeelsystematiek van de politie?
Antwoord:
De nieuwe verdeelsystematiek voor de regionale eenheden van de politie
is ontwikkeld. Uw Kamer zal met het volgende halfjaarbericht politie
over het nieuwe verdeelsysteem geïnformeerd worden.
Vraag (43):
Welke initiatieven worden ondernomen om de begroting van de politie in
2027 ook rond te krijgen?
Antwoord:
De korpschef heeft een voorbereidend proces in gang gezet om keuzes te
maken en zo de politiebegroting structureel op orde te brengen. Deze
keuzes zullen gemaakt worden in lijn met de strategische agenda ‘Stevig
staan in deze tijd’, waarbij uiteraard ook de gezagen
(regioburgemeesters, OM) zullen worden betrokken.
Vraag (44):
Welke aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Van der Meer II
worden opgevolgd met de 30 miljoen euro die structureel is vrijgemaakt
voor de sociaal advocatuur?
Antwoord:
De volgende aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Van der Meer
II worden opgevolgd: de aanbevelingen over de puntenaantallen en
toeslagen (aanbevelingen 1 tot en met 5, 12 tot en met 15 en 19), de
aanbeveling over het punttarief (aanbeveling 7) en de aanbeveling over
een reistijd – en kostenregeling voor mediators (aanbeveling 17). In de
Kamerbrief van de voormalig staatssecretaris Rechtsbescherming van 26
juni 2025 is de opvolging van het rapport van de commissie-Van der Meer
II nader toegelicht.
Vraag (45):
Welke concrete resultaten heeft de taskforce gegevensdeling in 2025
opgeleverd en welke concrete resultaten zijn voorzien in 2026?
Antwoord:
In 2025 heeft de taskforce gegevensdeling met partners gewerkt aan het
in kaart brengen en ophelderen van gegevensdelingsknelpunten. In de
eerste helft van 2025 heeft de taskforce met partners geïnvesteerd in
het analyseren van grondoorzaken zodat duidelijk wordt waar het delen
van gegevens precies knelt.
Een belangrijke rode draad is dat gegevensdeling vaak nog wordt gezien
als sluitstuk. Het realiseren van verbeteringen betekent een omslag naar
een praktijk waarbij gegevensdeling een integraal onderdeel is van
beleid, wetgeving en uitvoering. Om hier te komen is het van belang dat
kennis en vakmanschap op dit thema wordt ontwikkeld en dat bestuurders
en professionals worden ondersteund in hoe ze bijvoorbeeld (nieuwe)
wetgeving en beleid moeten implementeren. Op basis van deze en andere
rode draden, en aan de hand van informatie uit concrete casussen, wordt
door de taskforce met partners gewerkt aan een samenhangend pakket van
oplossingen en concrete acties voor de prioritaire onderwerpen om
knelpunten aan te pakken.
Een voorbeeld van voortgang op het gebied van mainports is dat wordt
gewerkt naar een breed gedragen juridische en organisatorische
uitwerking voor het delen van cameravoorzieningen- en beelden tussen de
mainportpartners. Voor de aanpak van jeugdcriminaliteit werkt JenV samen
met de VNG, om handreikingen op te stellen voor gemeenten als houvast
bij het zorgvuldig en rechtmatig verwerken van gegevens. Voorbeelden
zijn handreikingen op het gebied van vroegsignalering en de
persoonsgerichte aanpak. Daarnaast worden gemeenten ondersteund in de
toepassing van de handreikingen. In drie proeftuinen Toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming is de taskforce aan de slag gegaan om in vijf
werksessies het delen van gegevens te vergemakkelijken, door met alle
betrokken bestuurders gezamenlijke afspraken te maken. Naast de
prioritaire onderwerpen worden door de taskforce ook stappen gezet in
een ruimer traject rondom de Wet politiegegevens, waarin o.a. in de
breedte wordt gekeken naar het delen van politiegegevens met
toezichthouders in het kader van hun toezichtstaken en waarbij de
taskforce helpt versnelling aan te brengen in het behandelen van de
aanvragen van partners tot wijziging van het Besluit
politiegegevens.
In het Strategisch Beraad Ondermijning van 3 april jl. is afgesproken
dat in het najaar een aantal bestuurlijke vraagstukken op het gebied van
gegevensdeling worden geagendeerd die vanaf 2026 e.v. kunnen worden
uitgewerkt. In 2026 is voorzien dat de taskforce de implementatie van
verbeteringen en oplossingen voor zowel concrete knelpunten als rode
draden continueert en dat er eventueel nieuwe thema’s worden opgepakt.
Uw Kamer wordt nader geïnformeerd over gegevensdeling op het gebied van
de aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit in aankomende
halfjaarbrief voor het einde van het jaar.
Vraag (46):
Hoeveel fte komt er op dit moment tekort bij de zedenteams van politie
en OM?
Antwoord:
Bij de politie is op 31 augustus 2025 de formatie van de zedenteams 710
fte en de bezetting 664 fte. Dat maakt een onderbezetting van 46
fte.
Het OM kan er geen exacte kwantitatieve weergave van geven of er een
tekort aan fte’s bij de zedenteams is van het OM. Met de middelen die
bij de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven beschikbaar zijn
gesteld, is geïnvesteerd in de opleiding van officieren van justitie.
Deze opleiding kwalificeert officieren om zedenzaken te behandelen en
wordt structureel aangeboden, zodat ervaren officieren de mogelijkheid
hebben om de certificering te behalen. Daarmee wordt de capaciteit aan
bevoegd personeel op dit terrein versterkt.
Vraag (47):
Wat is momenteel het arbeidsmarkttekort in het gevangeniswezen? Om
hoeveel fte gaat het?
Antwoord:
Gebaseerd op het verschil tussen de bezetting en de formatie voor alle
medewerkers van het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring is er
sprake van een onderbezetting (arbeidsmarkttekort) van ongeveer 700
fte.
Dit tekort wordt deels ondervangen door een inhuur van ongeveer 530
fte.
Het netto arbeidsmarkttekort ligt hierdoor rond de 170 fte.
Bron: P-direkt, peildatum 10-10-2025, referentiemaand september
2025
Vraag (48):
Hoeveel gevangenismedewerkers gaan in 2026 en 2027 naar verwachting met
pensioen?
Antwoord:
Op basis van de geregistreerde AOW-datum in het personeelssysteem
P-direkt gaan er 63 gevangenismedewerkers* in 2026 met pensioen en 98 in
2027.
Dit getal is conservatief, omdat het gevangenispersoneel veelal ook
recht heeft op een (deeltijd-)verlofregeling voorafgaand aan het
pensioen als gevolg van het hebben uitgevoerd van een substantieel
bezwarende functie. Het feitelijke aantal gevangenismedewerkers dat
vanwege hun pensioen (vervroegd) niet (volledig) inzetbaar is ligt
daarmee hoger.
Bron: P-direkt, peildatum 10-10-2025, referentiemaand september
2025.
* Gevangenismedewerkers zijn hierin onder andere badmeesters,
complexbeveiligers, medewerkers arbeid en penintentiair
inrichtingswerkers.
Vraag (49):
Waarom wordt beschikbaarheidsfinanciering slechts voor
terbeschikkingstelling (tbs) en niet voor de gehele forensische zorg,
dus ook de overige forensische zorg toegepast?
Antwoord:
De beschikbaarheidsbijdrage, die wordt uitgewerkt, heeft als doel om
particuliere tbs-klinieken te stimuleren de capaciteit uit te breiden.
Het capaciteitstekort op het hoogste beveiligingsniveau heeft de hoogste
prioriteit, omdat daar het tekort aan beschikbare plekken het grootst
is.
Bovendien geldt dat tbs-klinieken vrijwel volledig afhankelijk zijn van
het aanbod van tbs-patiënten. Het is vanuit financieel oogpunt alleen
aantrekkelijk om uit te breiden wanneer er enige zekerheid is dat de
capaciteit voor langere tijd wordt benut. In de forensische zorg wordt,
volgens het zorgprestatiemodel, namelijk alleen geleverde zorg
gefinancierd. Door aanvullende financiële zekerheid te bieden in de vorm
van een beschikbaarheidsfinanciering, wordt het financiële risico voor
de zorginstelling beperkt.
Bij zorginstellingen met een lager beveiligingsniveau verblijven
patiënten op grond van verschillende juridische titels en zijn er meer
inkopende partijen. Patiënten kunnen op lagere beveiligingsniveaus
worden opgenomen vanuit de Wet forensische zorg, de Wet verplichte
geestelijke gezondheidszorg, de Wet zorg en dwang, en Wet geneeskundige
behandelovereenkomst. Zodoende zijn deze zorginstellingen niet alleen
afhankelijk van de zorginkoop door DJI en is er minder sprake van een
financieel risico.
Vraag (50):
Hoeveel personen behoren momenteel tot de lijst met zelfmelders en wat
is de prognose voor 2026?
Antwoord:
Momenteel behoren er 3.281 personen tot de voorraad zelfmelders. Dit
gaat om 582 detentiejaren (peildatum 1 oktober). Een detentiejaar staat
gelijk aan één plaats voor een jaar.
Het geven van een exacte prognose voor 2026 is lastig. Er blijven
zelfmelders instromen in de voorraad, maar tegelijkertijd wordt er ook
gewerkt aan het oproepen van meer zelfmelders.
In de vijfde voortgangsrapportage capaciteit DJI is gedeeld dat er
ingezet wordt op een sober detentieconcept voor kortgestrafte
zelfmelders. Voor deze plekken geldt een beperkt dagprogramma. Momenteel
komen hiervoor alleen zelfmelders met een straf tot twee weken in
aanmerking. In de derde voortgangsrapportage capaciteit DJI is met uw
Kamer gedeeld dat in de PI Veenhuizen en de PI Heerhugowaard zo’n 56
plekken zijn voor zelfmelders.
Er wordt toegewerkt naar het oproepen van meer zelfmelders in 2026. DJI
werkt aan wijziging van regelgeving om ook zelfmelders waaraan een
onherroepelijke gevangenisstraf of hechtenis is opgelegd van ten hoogste
zes weken hier te kunnen plaatsen.
Vraag (51):
Hoeveel wordt er bezuinigd op jeugdbescherming vanwege de
subsidietaakstelling in 2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Kunt u per jaar
uiteenzetten op welke subsidies hoeveel geld gekort wordt?
Antwoord:
Zoals in de Voortgangsbrief jeugdbescherming d.d. 16 juni 2025 (II,
2024/2025, 31839-1089) vermeld is er momenteel geen noodzaak
subsidieontvangers en uitvoeringsorganisaties te korten op reeds
verleende subsidies, maar heeft de taakstelling wel tot gevolg dat er
minder budget is voor incidentele subsidies in de toekomst.
Zoals u in het antwoord op vraag 52 kunt zien, bedraagt het budget in
2026 285,7 miljoen euro, in 2027 275,9 miljoen, in 2028 277,0 miljoen,
in 2029 277,2 miljoen en in 2030 277,2 miljoen.
De daling van 2026 naar 2027 wordt niet veroorzaakt door de
subsidietaakstelling, maar door het wegvallen van het budget voor
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming in 2027.
Daarnaast wordt de daling veroorzaakt door een verlaging van 10,8
miljoen euro van de bijdrage aan de Raad voor de Kinderbescherming
(RvdK) in de periode 2026 tot 2028. Deze verlaging houdt grotendeels
verband met aflopend budget dat is verleend voor specifieke tijdelijke
onderwerpen, verlaging van het budget voor externe inhuur en personele
kosten als gevolg van efficiencytaakstellingen in het Coalitieakkoord en
door een budgetdaling vanwege (te verwachten) dalende instroomcijfers
binnen het civiele domein. Per saldo is er in de jaren na 2027 geen
sprake meer van een daling van het totale budget voor
jeugdbescherming.
Vraag (52):
Hoeveel geld gaat er naar de verbetering van de jeugdbescherming in
2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Kunt u specifiëren naar welke
maatregelen hoeveel geld gaat per jaar?
Antwoord:
JenV stelt voor jeugdbescherming in totaal de volgende bedragen
beschikbaar: in 2026 € 285,7 mln., in 2027 € 275,9 mln., in 2028 € 277,0
mln., in 2029 € 277,2 mln. en in 2030 € 277,2 mln. In onderstaande tabel
ziet u per jaar de bedragen per maatregel (in € 1.000).
|
|---|
Vraag (53):
Hoe groot is het arbeidsmarkttekort in de jeugdbescherming momenteel?
Hoe heeft dit zich ontwikkeld de afgelopen vijf jaar en wat zijn de
prognoses voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
Er zijn geen gegevens beschikbaar over arbeidsmarkttekorten voor de
sector jeugdbescherming. Op landelijk niveau zijn wel gegevens
beschikbaar voor de gehele jeugdzorgsector. Uw Kamer is op 16 december
2024 geïnformeerd over deze prognose[1]. In het algemeen zal het
arbeidsaanbod van personeel een beperkende factor blijven, niet alleen
voor de jeugdbescherming, maar voor zorg en welzijn in brede zin. Dit
betekent dat werkgevers nog meer dan voorheen een aantrekkelijke
werkgever moeten zijn en in moeten zetten op behoud van hun
personeel.
U kunt gegevens over de ontwikkeling in de afgelopen jaren voor de
gehele sector jeugdzorg vinden op: Dashboard Arbeidsmarkt Zorg en
Welzijn (AZW). Gegevens over de prognose voor arbeidsmarktekorten in de
gehele jeugdzorg kunt u vinden op:
https://prognosemodelzw.nl/dashboard/stories-dashboard/jeugdzorg--jz-.
Deze prognose is gebaseerd op de ontwikkeling van de vraag naar
jeugdzorg tot en met het jaar 2022.
[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 29 282, nr. 586
Vraag (54):
In hoeverre voldoet Nederland momenteel aan de verplichtingen
voortvloeiend uit het Verdrag van Istanbul? Aan welke punten voldoet zij
nog niet en welke maatregelen worden er genomen om erop toe te zien dat
deze verplichtingen alsnog nagekomen worden?
Antwoord:
Nederland voldoet in grote mate aan de verplichtingen uit het Verdrag
van Istanbul, met belangrijke vooruitgang op het gebied van wetgeving,
beleid en bewustwording, aldus de onafhankelijke expertcommissie van de
Raad van Europa die toeziet op de uitvoering van het Verdrag van
Istanbul (GREVIO). Zo sluit de Wet seksuele misdrijven (2024) aan bij de
verdragsvereisten en zijn nieuwe actieplannen gestart, waaronder Stop
Femicide! en het Nationaal Actieprogramma Seksueel Geweld en Seksueel
Grensoverschrijdend Gedrag. GREVIO constateerde in haar recente rapport,
naar aanleiding van het bezoek aan Nederland eind vorig jaar, echter dat
er nog tekortkomingen zijn op het gebied van een gendersensitieve
benadering van huiselijk geweld, de toepassing van
beschermingsmaatregelen, structurele financiering van
opvangvoorzieningen en de training van professionals. Ook coördinatie en
dataverzameling kunnen verbeterd worden. De overheid werkt aan
verbeteringen via versterkte coördinatie, uitbreiding van
opvangcapaciteit, scholing en de verdere uitvoering van de genoemde
actieplannen.
Het volledige rapport van GREVIO wordt op zeer korte termijn door de
Raad van Europa gepubliceerd, waarop het kabinet een reactie zal
toevoegen. Uw Kamer ontvangt beide stukken gezamenlijk bij de brief over
de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
eind dit jaar.
Vraag (55):
Welke interventies worden in 2026 verbeterd ten behoeve van de
samenwerking tussen de politie en justitieorganisaties, Veilig Thuis en
gemeenten?
Antwoord:
In 2026 worden ten behoeve van het tijdig ingrijpen bij (dreigend)
huiselijk geweld en kindermishandeling, o.a. ter voorkoming van
femicide, verschillende interventies verbeterd die cruciaal zijn in de
samenwerking tussen o.a. politie en justitieorganisaties, Veilig Thuis
en gemeenten (Veiligheid voorop): inzet van het tijdelijk huisverbod,
strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld, bredere inzet van het
slachtofferdevice en het versterken van de aandacht voor de veiligheid
van partner en kind(eren) in het familierecht.
Vraag (56):
Per wanneer zal het Verdrag van Istanbul naar verwachting aanvaard
worden in Caribisch Nederland?
Antwoord:
Het Verdrag van Istanbul zal voor Caribisch Nederland worden aanvaard
zodra de benodigde wetgeving in werking is getreden. Het ministerie van
Justitie en Veiligheid heeft in kaart gebracht welke aanvullende
wetgeving nodig is om het Verdrag van Istanbul te aanvaarden voor
Caribisch Nederland. Ook wordt momenteel een Bestuursakkoord 2026-2029
voorbereid, waarin de ministeries van VWS, JenV, OCW, SZW en BZK samen
met de openbare lichamen afspraken maken over de verdere
beleidsmaatregelen ter versterking van de aanpak van geweld tegen
vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling, in lijn met het Verdrag
van Istanbul. Met een impactanalyse wordt in kaart gebracht welke
uitvoeringsconsequenties de benodigde wetgeving en beleidsmaatregelen
hebben voor de betrokken uitvoeringsorganisaties in Caribisch Nederland
en wat deze vergen qua financiering. Zodra dit in kaart is gebracht en
er financiële dekking is zal het wetgevingstraject starten, naar
verwachting in de eerste helft van 2026.
Vraag (57):
Welke middelen zijn er in 2025 toegekend aan de aanpak van femicide en
hoeveel extra middelen zijn hiervoor in 2026 beschikbaar?
Antwoord:
In 2025 besteedt het ministerie van Justitie en Veiligheid ongeveer 3,1
miljoen euro aan beleidsmiddelen voor versterking van de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling, inclusief femicide. In 2026
besteedt het ministerie van Justitie en Veiligheid naar verwachting
ongeveer 8,6 miljoen euro hieraan. De extra middelen uit het
amendement-Mutluer ter voorkoming van femicide zijn bij 1e suppletoire
begroting 2025 verspreid over meerdere jaren, waarvan 1,3 miljoen in
2025, 2,35 miljoen euro in 2027, 3,1 miljoen euro in 2028 en 3,25
miljoen euro in 2029.
Vraag (58):
Kan nader worden toegelicht hoe de middelen uit amendement-Mutluer
(36600 VI, nr. 61) over budget voor de aanpak van femicide zijn
besteed?
Antwoord:
De besteding van deze 10 miljoen euro wordt verdeeld over de periode
2025 t/m 2028: 1,3 miljoen in 2025, 2,35 miljoen euro in 2026, 3,1
miljoen euro in 2027 en 3,25 miljoen euro in 2028. Met deze middelen
investeert het ministerie van Justitie en Veiligheid in bewustwording,
kennis en expertise om de aanpak van femicide, huiselijk geweld en
kindermishandeling verder vooruit te brengen. Het ministerie investeert
verder in vrijgestelde Officieren van Justitie huiselijk geweld en
kindermishandeling in alle tien arrondissementen. Dit is nodig om de
kennis binnen de organisatie te verhogen. Ook investeert het ministerie
in deskundigheidsbevordering binnen de politie en in publieke
bewustwording: op 25 september jl. is de landelijke publiekscampagne
over dwingende controle gestart (‘Waar ben je?’). Ook dekt het
ministerie de kosten van de opzet en uitvoering van de Femicide Monitor
van de Universiteit Leiden, op basis waarvan de komende jaren meer
inzicht zal ontstaan in aard en achtergrond van femicide-zaken. Voorts
financiert het ministerie een pilot niet-fatale verwurging van de FARR
Rotterdam en GGD Amsterdam, voor betere samenwerking bij
forensisch-medisch onderzoek. Tenslotte is het ministerie voornemens om
met de extra middelen gemeenten te ondersteunen voor betere verbinding
tussen landelijk en regionaal beleid, zodat de opbrengsten van alle
acties uit het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ ook in alle regio’s goed
landen.
Vraag (59):
Hoeveel kost het om het slachtofferdevice landelijk uit te rollen?
Antwoord:
Op basis van de evaluatie van de pilot met het slachtofferdevice in vier
regio’s zijn gesprekken gevoerd met gemeenten en de vrouwenopvang.
Daaruit blijkt dat de onderdelen financiën en samenwerking verder moeten
worden uitgewerkt om tot een concreet voorstel voor landelijke invoering
te komen. De vraag omtrent de kosten voor een landelijke invoering van
het slachtofferdevice kan daarom op dit moment niet worden beantwoord.
In de eerste helft van 2026 wordt uw Kamer hier nader over
geïnformeerd.
Vraag (60):
Hoeveel kost het om de pilot met aanvullend forensisch medisch onderzoek
bij niet-fatale wurging landelijk uit te breiden?
Antwoord:
Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Het is belangrijk eerst deze
pilot (een samenwerking van OM, politie en het Landelijk Onderzoeks- en
Expertisebureau Forensisch Medisch Onderzoek) goed uit te voeren en te
evalueren. Naast deze pilot loopt er ook een pilot en een onderzoek van
de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) en GGD Amsterdam dat is
gericht op het verbeteren van forensisch medisch onderzoek bij
niet-fatale verwurging. Dat moet onder meer een handreiking voor de
betrokken organisaties opleveren. Ik verwacht dat ik in 2026 een goede
inschatting kan geven van wat er nodig is voor verdere toepassing.
Vraag (61):
Hoe zorgt u voor goede voorlichting over het resterende toegestane
vuurwerk?
Antwoord:
Als randvoorwaarde van de Wet veilige jaarwisseling wordt een handhavingsplan opgesteld. Onderdeel van het handhavingsplan is het opstellen van een communicatiestrategie.
Deze strategie zal gezamenlijk met IenW worden opgesteld en hiermee wordt gestart zodra meer helderheid is over de invulling van de AMvB ontheffingsmogelijkheid zoals het daarmee het toegestane vuurwerk en de voorwaarden waaronder het vuurwerk mag worden afgestoken.
De communicatiestrategie zal drie fases kennen:
1 juli 2026, wanneer het verbod in werking treedt;
(Aanloop naar de) jaarwisseling 2026/2027, de eerste vuurwerkvrije jaarwisseling;
(Aanloop naar de) de jaarwisselingen daarna.
De strategie is de basis voor de uitwerking van verschillende communicatiemiddelen afhankelijk van de fase. Deze communicatiemiddelen zijn erop gericht alle doelgroepen te bereiken zodat iedereen straks op de hoogte is van wat wel en niet is toegestaan. Hierbij zal ook nadrukkelijk worden bekeken hoe bestaande communicatiemiddelen c.q. -lijnen kunnen worden ingezet voor de nieuwe ontstane situatie.
Vraag (62):
Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden ten aanzien van de uitwerking
van de gewijzigde motie van de leden-Van Esch/Beckerman over in de
Veiligheidsagenda het thema wildlife crime betrekken bij het thema
aanpak milieucriminaliteit (Kamerstuk 22343, nr. 326)?
Antwoord:
In het tweede Halfjaarbericht Politie 2022 is opgenomen op welke wijze
opvolging is gegeven aan de motie Van Esch/Beckerman.[1] In die
Veiligheidsagenda is een paragraaf gewijd aan de aanpak van
milieucriminaliteit, waarin het belang van opsporing daarvan is
gemarkeerd en ook de stappen die genomen moeten worden om de aanpak van
milieucriminaliteit, waaronder ook wildlife crime valt, te versterken.
Voor de politie is de strategie politiemilieutaak 2.0 opgesteld om de
aanpak van milieucriminaliteit te versterken waaronder de inzet op
wildlife crime.
De veiligheidsagenda ziet enkel op de inzet van politie.
Milieucriminaliteit wordt echter ook door de andere partners in het
milieudomein, te weten het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
en de omgevingsdiensten aangepakt.
Sinds 2023 heeft de politie een vooronderzoek naar intermediairs in
onder meer fout hout en wildlife crime opgeleverd en meerdere
onderzoeken gedraaid naar bedreigde dier- en plantensoorten, waaronder
vogels en paling. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn er
verdachten aangehouden en verhoord. Een aantal onderzoeken loopt nog en
een aantal onderzoeken ligt ter beoordeling bij het Openbaar Ministerie.
Verder is er restinformatie gedeeld met buitenlandse
opsporingspartners.
[1] Kamerstukken II, 2022-2023, 29 628, nr. 1139, bijlage 2.
Vraag (63):
Kan concreet worden aangegeven waaraan de middelen uit de envelop
Nationale Veiligheid worden besteed?
Antwoord:
In de Nota van Wijziging op de begrotingsstaten van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 van 14 november 2024
(Kamerstuk 2024-2025, 36 600 VI, nr. 31) en de Kamerbrief ‘Investeringen
in de politie en (strafrecht)ketenpartners en juridische borging van de
neutrale uitstraling van boa’s’ van 14 november 2024 (Kamerstuk
2024-2025, 36 600 VI, nr. 32) worden de investeringen per thema
toegelicht en wordt ingegaan op de uitgangspunten die hierbij zijn
gehanteerd. Aanvullende informatie is door middel van voortgangsbrieven
op de diverse beleidsterreinen met uw Kamer gedeeld. Zo zijn
bijvoorbeeld als bijlage bij het 1e Halfjaarbericht politie 2025 van 12
juni 2025 (Kamerstuk 2024–2025, 29 628, nr. 1277) voor diverse
onderwerpen de kaders beleidskeuzes gedeeld met uw Kamer.
Vraag (64):
Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over de exacte besteding van
de 70 miljoen euro die het kabinet structureel heeft gereserveerd voor
het versterken van de weerbaarheid en kan naar aanleiding van deze vraag
al meer inzicht worden gegeven in de besteding van deze middelen?
Antwoord:
In de bijlage van de brief van 3 oktober[1] is uw Kamer geïnformeerd
over de besteding(sdoelen) in het kader van de versterking van de
regionale/lokale weerbaarheid. Informatie over de besteding(sdoelen) in
het kader van de Publiekscampagne wordt opgenomen in de volgende
Kamerbrief over de versterking van de weerbaarheid tegen militaire en
hybride dreigingen, die voor het einde van 2025 is voorzien.
[1] Kamerstukken vergaderjaar 2024-2025, 29517, nr. 273
Vraag (65):
Zijn er bedragen door DJI in 2023, 2024 of 2025 uitgekeerd aan
eMates?
Antwoord:
De wijze waarop en de afspraken waaronder DJI de medewerking aan de
dienst eMates definitief heeft beëindigd betreft vertrouwelijke
informatie waarover geen mededelingen gedaan kunnen worden.
Vraag (66):
Wat is er afgesproken bij de juridische afhandeling van eMates over de
persoonsgegevens die eMates niet wilde verstrekken?
Antwoord:
De wijze waarop en de afspraken waaronder DJI de medewerking aan de
dienst eMates definitief heeft beëindigd betreft vertrouwelijke
informatie waarover geen mededelingen gedaan kunnen worden.
Vraag (67):
Welke pogingen zijn er sinds het rapport van de Auditdienst Rijk over
eMates ondernomen om te achterhalen welke risico’s op voortgezet
crimineel handelen in detentie er waren, nu er geen zicht was op de
bescherming en beveiliging van gegevens?
Antwoord:
Begin maart 2022 ontving de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een
brief van het Openbaar Ministerie (OM) waarin zij haar zorgen uitte over
de digitale berichtenservice eMates (hierna de berichtenservice). De
zorgen zagen kortweg op de kans dat via de berichtenservice mogelijk
voortgezet crimineel kon worden (of werd) gehandeld. Deze brief heeft
DJI doen besluiten op 18 maart 2022 om het gebruik van de
berichtenservice op te schorten.
Naar aanleiding van het bovenstaande is besloten om een onafhankelijke
partij onderzoek te laten verrichten. Vervolgens heeft de Auditdienst
Rijk (ADR) onderzoek gedaan naar de berichtenservice e-mates. Op 3
februari 2023 is het rapport van de ADR over eMates aangeboden aan uw
Kamer[1]. DJI heeft besloten, na berichtgeving van ADR, de
berichtenservice eMates definitief te beëindigen. De geboden
functionaliteit van eMates is inmiddels ruim twee jaar niet meer
beschikbaar.
In de afwikkeling van Emates was er in het bijzonder aandacht voor de
bescherming en beveiliging van gegevens van de dienst Emates. Vanwege de
vertrouwelijkheid van de afspraken met eMates kan ik hier niet verder op
ingaan. Zoals aangegeven in de brief van 9 november 2023 wordt er ook
geen alternatieve vorm van digitale berichtenservice aangeboden. Het
beeld is dat het feitelijk niet gemist wordt als dienst naast de
bestaande mogelijkheden van contact via telefoon, post en
bezoek.[2]
[1] Rapport van bevindingen Feitenonderzoek eMates, raadpleegbaar via
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/02/03/tk-bijlage-rapport-van-bevindingen-feitenonderzoek-emates-geanonimiseerd
[2] Kamerstukken 2022/23, 24 587, nr. 925.
Vraag (68):
Kan worden toegelicht waarom de voorbereidingen voor de uitvoering van
het amendement Sneller c.s. (Kamerstuk 36725 VI, nr. 381) niet eerder
kunnen worden gestart dan 2027?
Antwoord:
Momenteel verkent DJI of een detentieboot ingezet kan worden. Uit een
eerste verkenning komt naar voren dat de boot mogelijk eind 2026 in
gebruik genomen kan worden. Als de boot ingezet kan worden zullen de
voorbereidingen dan ook ruim voor deze datum starten. Dit is echter
afhankelijk van de aanbesteding, vergunningen, ligplaats en de werving
van personeel.
Vraag (69):
Hoeveel capaciteit wordt naar verwachting vrijgemaakt in het
gevangeniswezen met het amendement-Sneller c.s. (Kamerstuk 36725 VI, nr.
39)?
Antwoord:
Naar verwachting kunnen er door de inzet van een detentieboot 200
plekken tijdelijk worden gefinancierd uit het amendement van de leden
Sneller (D66) en Van Nispen (SP). Momenteel verkent DJI of een
detentieboot ingezet kan worden. Een detentieboot kent een beperkt
beveiligingsniveau.
Vraag (70):
Kan nader worden toegelicht hoe de middelen van de
amendementen-Ellian/Sneller (Kamerstuk 36600 VI, nr. 121) per jaar
binnen de DJI begroting worden besteed?
Antwoord:
Met de middelen van het amendement het lid Ellian (VVD) (Kamerstuk 36600
VI, nr. 121) is extra tijdelijk capaciteit in de PI Haaglanden
gerealiseerd. Het gaat om 27 plekken die meerjarig gefinancierd kunnen
worden vanuit het amendement. De resterende middelen zijn besteed aan
het verkennen van de mogelijkheden van alternatieven voor nieuwe
locaties, waaronder de verkenning naar de PI Almere. Het heropenen van
de PI Almere leidt mogelijk tot circa 320 plekken. Het heropenen van PI
Almere is mogelijk, maar vereist echter incidentele en structurele
midden. Er worden geen mogelijkheden gezien om dit binnen de huidige
begroting op te vangen.
Met de middelen van het amendement het lid Sneller (D66) (Kamerstuk
36725 VI, nr. 381) verkent DJI of een detentieboot ingezet kan worden.
Uit een eerste verkenning komt naar voren dat de boot mogelijk eind 2026
in gebruik genomen kan worden. Als de boot ingezet kan worden zullen de
voorbereidingen dan ook ruim voor deze datum starten. Dit is echter
afhankelijk van de aanbesteding, vergunningen, ligplaats en de werving
van personeel.
Vraag (71):
Hoeveel verdachten en veroordeelden zitten er op dit moment op een
Afdeling Intensief Toezicht (AIT) en wat is de inzetbare capaciteit en
kan een overzicht worden gegeven per AIT?
Antwoord:
Zie tabel:
| Inrichting | Capaciteit | Aantal gedetineerden |
|---|---|---|
| PI Alphen a/d Rijn | 12 | 10 |
| PI Arnhem | 10 | 8 |
| PI Krimpen a/d IJssel | 15 | 8 |
| PI Leeuwarden | 12 | 9 |
| Totaal | 49 | 35 |
Vraag (72):
Hoeveel disciplinaire sancties zijn in 2024 en 2025 door DJI
opgelegd?
Antwoord:
In 2024 zijn bij het Gevangeniswezen 19.060 disciplinaire straffen
opgelegd jegens justitiabelen conform de Penitentiaire Beginsel Wet
(PBW) en in 2025 tot en met augustus 12.818. Voor Vreemdelingenbewaring
zijn er in 2024 617 en t/m augustus 2025 409 disciplinaire straffen
opgelegd. Bij de JJI’s zijn in 2024 5.704 en in 2025 t/m augustus 4.486
disciplinaire straffen opgelegd conform de Beginselenwet Justitiële
Jeugd (BJJ) jegens justitiabelen.
Voor de tbs zijn geen cijfers beschikbaar ten aanzien van het aantal
disciplinaire straffen, deze worden in de praktijk niet gebruikt.
| GW | VB | JJI’s | |
|---|---|---|---|
| 2024 | 19.060 | 617 | 5.704 |
| 2025 t/m aug | 12.818 | 409 | 4.486 |
Vraag (73):
Hoeveel drones zijn er gedetecteerd in 2024 en 2025 bij een
Penitentiaire Inrichting (PI)?
Antwoord:
2024:
Hiervan zijn geen cijfers.
2025 (1 januari 2025 – 30 september 2025):
Er zijn in totaal 137 drones gedetecteerd bij een PI, waarvan
33 drones boven een PI.
Dit betreffen drones bij/boven alle soorten inrichtingen/regimes.
Vraag (74):
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2023, 2024 en tot nu toe in 2025 van de
longstayafdeling van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze
tbs’ers naartoe?
Antwoord:
In 2023 zijn er 5 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De
redenen van uitstroom zijn:
- Overlijden: 2
- Externe overplaatsing naar longcarevoorziening andere tbs-kliniek:
1
- Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere
tbs-kliniek: 1
- Interne overplaatsing naar longcare afdeling Pompekliniek: 1
In 2024 zijn er 4 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De
redenen van uitstroom zijn:
- Overlijden: 4
In 2025 zijn er 4 personen (tot en met 31 augustus) uitgestroomd uit de
longstayafdeling. De redenen van uitstroom zijn:
- Overlijden: 2
- Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere
tbs-kliniek: 1
- Externe overplaatsing naar een afdeling voor Extreem Vlucht- en
Beheersgevaarlijke (EVBG) patiënten, andere tbs-kliniek: 1
Vraag (75):
Hoe vaak is er in 2023, 2024 en tot nu toe 2025 melding gedaan van een
(vermeende) relatie tussen een tbs’er en een medewerker in een
tbs-kliniek en hoe vaak is er in deze jaren hiervan melding gedaan in
een PI?
Antwoord:
De volgende meldingen zijn middels een Melding Bijzonder Voorval
geregistreerd en hebben betrekking op ongeoorloofde relaties. Een
analyse van de huidige registratie wijst uit dat definities en
categorisering van incidenten niet altijd eenduidig worden gehanteerd.
Daarmee kan niet gegarandeerd worden dat de onderstaande cijfers een
correct beeld van de feitelijkheid geven. Binnen DJI wordt reeds gewerkt
aan verbetering van de datakwaliteit van de incidentenregistraties.
Aantal meldingen mbt. Laakbaar gedrag personeel dat betrekking heeft op ongeoorloofde relatie
| peildatum 31-08-25 | 2023 | 2024 | 2025 |
|---|---|---|---|
| Gevangeniswezen /vreemdelingenbewaring | 3 | 2 | 3 |
| TBS | 1 | 3 | 1 |
(Bron: Zenya)
Vraag (76):
Hoeveel drones zijn er in 2024 en 2025 specifiek boven de Extra
Beveiligde Inrichting (EBI) of een AIT gedetecteerd?
Antwoord:
Het detecteren van drones boven inrichtingen is een relatief nieuw
instrument. Sinds 2025 worden de cijfers gecentraliseerd bijgehouden.
Tot nu toe zijn er 14 meldingen geweest van een drone boven een
inrichting (EBI of AIT).
Vraag (77):
Hoeveel gedetineerden in de EBI zijn nu op een individueel programma
gezet?
Antwoord:
Op dit moment verblijft er één EBI-gedetineerde op een individueel
programma.
Vraag (78):
Hoeveel brieven van en naar de EBI zijn geweigerd?
Antwoord:
Vanaf 2024 tot op heden zijn er 66 brieven geweigerd.
Vraag (79):
Hoeveel transporten door een Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT) met de
hoogste beveiliging zijn er in 2025 uitgevoerd?
Antwoord:
Er zijn 252 transporten door het BOT uitgevoerd in de periode van 1
januari 2025 tot en met 30 september 2025.
Vraag (80):
Hoeveel contrabande is in 2024 en 2025 aangetroffen in PI’s en kan dit
worden uitgesplitst per inrichting?
Antwoord:
In de tabellen hieronder is inzichtelijk gemaakt welke contrabanden (en
hoeveel) er in 2024 en 2025 per penitentiaire inrichting zijn
aangetroffen.
Vraag (81):
Kan een nadere specificatie worden gegeven van de kosten voor de
heropening van de PI Almere en hoe snel kan deze heropening worden
gerealiseerd?
Antwoord:
De kosten voor de renovatie van de PI Almere zijn geschat op 250-320
miljoen. Die marge is groot vanwege de vele onzekerheden zowel aan de
kant van de feitelijke kosten voor renovatie als aan de kant van de
staat van het gebouw; een bouwkundig vooronderzoek is nodig om die
kosten nader te specificeren en de marges te verkleinen. Uitgaande van
een investeringsbedrag van 320 miljoen zijn de jaarlijkse kosten na
heropening ca. €85 miljoen bij 320 plaatsen en ca. €95 miljoen bij 360
plaatsen. De genoemde jaarlijkse kosten zijn inclusief de rente
en afschrijving van de investering, die als jaarlijkse
gebruiksvergoeding in dat bedrag zijn verwerkt. Het heropenen van PI
Almere is mogelijk, maar vereist echter incidenteel en structureel
financieel budget. Er worden geen mogelijkheden gezien om dit binnen de
huidige begroting op te vangen. Na een eventueel besluit is de
doorlooptijd tot ingebruikname van de PI Almere geschat op 5-7 jaar.
Ruim de helft van die periode wordt gebruikt voor ontwerp, aanbesteding
en voorbereiding van de renovatie. De daadwerkelijke renovatie beslaat
naar verwachting circa 2-3 jaar.
Vraag (82):
Wat kost de opening van de extra tijdelijke plekken in de PI Ter Peel en
hoe snel kunnen deze plekken worden gerealiseerd?
Antwoord:
Zoals aangekondigd in de vijfde voortgangsrapportage capaciteit DJI
wordt verkend of er in de PI Zuid-Oost (locatie Ter Peel) in totaal 60
extra tijdelijke plekken gerealiseerd kunnen worden. Voordat over kan
worden gegaan tot de bouw van de noodgevangenis dient een
omgevingsvergunning verleend te worden waarbij ook wordt gekeken naar
stikstofuitstoot. Alleen wanneer de uitkomsten van het onderzoek
positief zijn kan er gebouwd worden. Het onderzoek wordt naar
verwachting eind dit jaar afgerond en de uitkomst is momenteel nog
onzeker. De investeringskosten zijn op dit moment daarom nog niet
inzichtelijk.
Vraag (83):
Hoeveel noodoplossingen voor extra celcapaciteit zijn niet gelukt door
weigerende gemeenten?
Antwoord:
DJI werkt onverminderd aan het uitbreiden van de celcapaciteit. De kans
van slagen van noodoplossingen in de zin van nieuwe detentielocaties is
afhankelijk van verschillende factoren, zoals beschikbare bestaande
bouw, wet- en regelgeving rondom duurzaamheid bij (ver)bouwen, stikstof,
netcongestie, financiën en ook het bestuurlijk draagvlak. Bij de
verkenning van nieuwe locaties kijkt DJI gelijktijdig naar al deze
factoren. De afgelopen anderhalf jaar hebben gesprekken met een viertal
gemeenten niet tot overeenstemming over de vestiging van een tijdelijke
detentielocatie geleid.
Vraag (84):
Kan nader inzicht worden gegeven hoe de dekking voor de opening van
Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Harreveld eruit ziet? Hoeveel komt waar
vandaan?
Antwoord:
De kosten voor de heropening van de Justitiële Jeugdinrichting in
Harreveld bedragen voor de jaren 2025 t/m 2027 respectievelijk 3 miljoen
euro, 12 miljoen euro en 22 miljoen euro en vanaf 2028 35 miljoen
euro.
Voor de eerste 3 jaren wordt vanuit de begroting van het ministerie van
Justitie en Veiligheid incidenteel dekking beschikbaar gesteld. Uit het
ondermijningsbudget 2025 (begroting JenV) komt een bedrag van 25 miljoen
euro beschikbaar, welke middels een kasschuif wordt verdeeld over de
jaren 2028 t/m 2030. Daarnaast wordt het ondermijningsbudget in 2029
eenmalig verlaagd met 5 miljoen euro om de dekking aan te vullen naar
het benodigde bedrag.
De dekking voor het restant van de kosten wordt voor de jaren 2028 t/m
2030 aangevuld met 25 miljoen euro afkomstig van de begroting van het
ministerie van BZK. Deze middelen waren eerder bestemd voor het
Constitutioneel Hof en de hervorming van de Raad van State. De
structurele kosten vanaf 2031 van 35 miljoen euro zijn eveneens
afkomstig uit deze middelen.
Zie ook bijgevoegde tabel voor het totaalbeeld.
Vraag (85):
Hoe groot was de onderuitputting op het ondermijningsbudget in 2023,
2024 en 2025 en kan nader worden toegelicht hoe groot de kans is dat er
ook in 2026 onderuitputting zal zijn op dit budget?
Antwoord:
In de tabel hieronder staat de onderuitputting op het
ondermijningsbudget van 2023 en 2024 opgenomen en de verwachte
onderuitputting 2025.
Het ondermijningsbudget is volledig bestemd voor de achterliggende
doelen. We verwachten dat de dalende trend van de onderuitputting
doorzet doordat de plannen na de opstartfase nu steeds meer tot
uitvoering komen. Hoewel de organisaties er alles aan doen om de
voorgenomen maatregelen te realiseren zorgt met name de krapte op de
arbeidsmarkt dat dit niet altijd in het gewenste tempo verloopt. Ook
voor 2026 wordt er daarom nog enige onderuitputting verwacht. Bij de
Voorjaarsnota 2025 is in de J&V begroting voor 2026 hiermee al
rekening gehouden.
| (middelen in 1.000 euro) | ||||
|---|---|---|---|---|
| Budget | Realisatie / prognose | (Verwachte) onderuitputting | Percen-tage onderuit-putting t.o.v. budget | |
| 2023 | 705.900 | 610.924 | 94.976 | 13% |
| 2024 | 830.000 | 731.161 | 98.839 | 12% |
| 2025 | 852.034 | 765.534 | 86.500 | 10% |
Tabel: Onderuitputting op het ondermijningsbudget van 2023, 2024 en de verwachte onderuitputting 2025.
Vraag (86):
Wat is de reden dat het tekort bij de politie voor 2026 is verdubbeld en
waarom werd dit bedrag tijdens het gesprek met de Kamer op 2 juli 2025
niet genoemd?
Antwoord:
De financiële opgave die door de politie in haar begroting voor 2026
wordt ingepast is ten opzichte van de situatie begin juli toegenomen
door het verwerken van het aandeel van politie in een rijksbrede
taakstelling en het niet volledig uitkeren van de prijsbijstelling. In
het gesprek met de Tweede Kamer op 2 juli 2025 is uitgegaan van de
concept-begroting van de politie zoals die op dat moment
voorlag. Daarin was het effect van de voorjaarsbesluitvorming
nog niet verwerkt. Deze extra opgave is nadien alsnog verwerkt in de
definitieve versie van het Begroting en Beheerplan 2026-2030
politie.
Vraag (87):
Wordt er bij de politie op operationele functies bezuinigd in 2026, en
zo ja, op welke?
Antwoord:
In de JenV-begroting is toegelicht welke maatregelen politie neemt en
welke randvoorwaarden gelden voor de financiële opgave in 2026. De
korpschef zal de operationele slagkracht ontzien bij het oplossen van
het financiële tekort voor 2026. Voor wat betreft de operationele
functies zullen in 2026 de basisteams (gebiedsgebonden politie en
opsporing) buiten beschouwing worden gelaten.
Vraag (88):
Kan de Kamer al eerder geïnformeerd worden over de meerjarige keuzes die
nodig zijn voor het begrotingstekort bij de politie dan bij de begroting
2027?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag (89):
Klopt het dat de twee miljoen euro die via het amendement onder
Kamerstuk 36600 VI, nr. 111 beschikbaar is gesteld, specifiek en
uitsluitend geoormerkt is voor de versterking van meldpunt 144 bij de
politie?
Antwoord:
De middelen hiervoor zijn beleidsmatig gereserveerd voor specifiek de
versterking van het meldpunt 144 bij de politie. De Korpschef is
verzocht om hiervoor een bestedingsplan op te stellen op basis waarvan
de bijdrage aan de politie kan worden verstrekt.
Vraag (90):
Hoe wordt inzichtelijk gemaakt dat deze twee miljoen euro niet weglekt
naar algemene politietaken, maar daadwerkelijk en aantoonbaar
terechtkomt bij meldpunt 144?
Antwoord:
Mijn ministerie en de politie zijn in gesprek om passende afspraken te
maken over de verantwoording van de besteding.
Vraag (91):
Wat gaat u doen om de doelen van beleidsartikel 31 specifiek en meetbaar
te maken? Waarom is artikel 31 (Politie) niet aangepast na de kritiek
van de Algemene Rekenkamer vorig jaar?
Antwoord:
De bijdrage van politie aan de veiligheid in Nederland is, door de
veelheid aan factoren die van invloed zijn op de veiligheid, niet goed
specifiek en meetbaar te maken. De algemene ontwikkeling van de
veiligheid in Nederland wordt gemonitord door middel van de
Veiligheidsmonitor. Om het inzicht in de besteding van het politiebudget
te vergroten is in de JenV-begroting 2026 een overzicht van de formatie
naar werksoorten opgenomen.
Vraag (92):
Wordt er op operationele functies bij de politie bezuinigd in 2026, en
zo ja welke?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 87.
Vraag (93):
Hoe wordt de afbouw van overbezetting bij de Niet Operationele Sterkte
gerealiseerd? Is het streven om hier formatie en bezetting gelijk te
krijgen? Wordt de bezetting bij alle overige werksoorten beperkt? Zo ja,
hoeveel per werksoort?
Antwoord:
In het kader van de financiële opgave van de politieorganisatie heb ik
met de korpschef afgesproken dat de overbezetting van de
niet-operationele sterkte wordt afgebouwd.
Het is niet de bedoeling om de formatie te verhogen, maar om de
bezetting allereerst af te bouwen naar het huidige formatieniveau.
Daarnaast wordt ook gekeken naar verdere begrenzing van de
niet-operationale bezetting. De korpschef heeft bij alle
politie-eenheden een financiële opgave voor 2026 neergelegd. De
randvoorwaarden daarvoor zijn dat de overbezetting op de
niet-operationele sterkte wordt afgebouwd, dat de basisteams (GGP en
Opsporing) buiten beschouwing worden gehouden en dat er in 2026 niet
wordt getornd aan de instroom van aspiranten. De bezetting van de
overige werksoorten kan worden beperkt. De eenheden dienen hier hun
eigen passende keuzes in te maken. Voor de begroting voor 2027 en verder
heeft de korpschef een proces in gang gezet voor het maken van keuzes
waar de gezagen bij worden betrokken.
Vraag (94):
Wanneer ontvangt de Kamer de informatie over de nieuwe
politieverdeelsleutel?
Antwoord:
Uw Kamer zal met het volgende halfjaarbericht politie over het nieuwe
verdeelsysteem geïnformeerd worden.
Vraag (95):
Welke innovaties kunnen niet doorgaan doordat de innovatiegelden worden
ingezet voor het tekort bij de politie?
Antwoord:
Er zijn vooralsnog geen innovaties die niet door kunnen gaan. De
voorziene innovaties zullen indien nog relevant later starten dan
gepland omdat in de periode 2025-2027 de middelen incidenteel ingezet
worden voor de financiële opgave bij de politie. De structureel
gereserveerde middelen blijven beschikbaar voor innovatie.
Vraag (96):
Wat verklaart het verschil in middelen voor het Juridisch Loket tussen
2025 en 2026?
Antwoord:
Het verschil in de middelen voor het Juridisch Loket tussen 2025 en 2026
(circa 9,5 miljoen euro) wordt verklaard door de volgende factoren:
Mitigeren taakstelling subsidies: In 2025 is er een tijdelijke mitigatie van de taakstelling ( 1,345 miljoen euro), die in 2026 wegvalt.
Regeerprogramma: De middelen vanuit het regeerprogramma (hoofdstuk 7) voor versterking van het Juridisch Loket zijn 7 miljoen euro in 2025 en 14 miljoen euro structureel vanaf in 2026.
Bijdrage van SZW (arbeidsmigranten): De bijdrage van het ministerie van SZW is 2,75 miljoen euro in 2025 en 5,96 miljoen euro in 2026, ten behoeve van dienstverlening aan arbeidsmigranten.
Een uitsplitsing van de bedragen is weergegeven in de tabel.
|
|
|
|---|---|---|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(bedragen x € 1.000)
Vraag (97):
Wat zijn de gevolgen van het lager gereserveerde bedrag voor mediation
in strafrecht in 2026 ten opzichte van 2025?
Antwoord:
• Het bedrag in de begroting JenV 2026 voor Mediation in
Strafzaken (MiS) bedraagt € 2,153 mln. tegenover € 2,503 mln. in 2025;
een verschil van € 0,350 mln.
• Hiervan wordt € 0,3 mln. per Voorjaarsnota aangevuld via een
jaarlijkse bijdrage van het Directoraat-generaal Straffen en
Beschermen.
• Het resterende verschil van € 0,05 mln. hangt samen met het
aflopen van een tijdelijke hogere budgetreeks die in 2025 aan het kader
van MiS is toegevoegd. Dit betrof tijdelijke middelen in het kader van
Toegang tot het Recht.
• Per saldo is er dus geen reëel verschil tussen 2026 en 2025, en
wordt verwacht dat de kosten van MiS binnen het beschikbare kader kunnen
worden opgevangen.
Vraag (98):
Hoeveel wordt er bezuinigd op rechtspleging en rechtsbijstand vanwege de
subsidietaakstelling in 2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Kunt u per jaar
uiteenzetten op welke subsidies hoeveel geld gekort wordt?
Antwoord:
In de tabel is te zien hoeveel er per onderdeel op artikel 32 is
bezuinigd als gevolg van de subsidietaakstelling.
Specifiek dient vermeld te worden dat voor de Stichting
Geschillencommissies Consumentenzaken, de Nationale Vereniging voor
Rechtspraak en Perspectief Herstelbemiddeling de subsidietaakstelling
structureel is gecompenseerd.
Het Juridisch Loket heeft naast de subsidietaakstelling met ingang van
2026 uit het regeerprogramma (hfdst 7) 14 miljoen euro aan structurele
versterkingsgelden toegekend gekregen.[1]
[1] Kamerstukken II 2024/2025, 29279 nr. 920 Rechtsstaat en Rechtsorde |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vraag (99):
Waarop is de verhoging van het budget voor de komende jaren voor de Raad
voor Rechtsbijstand (artikel 32.2) gebaseerd? Welke noodzakelijkheden
staan reeds vast om te constateren dat het budget hiervoor dient te
stijgen de aankomende jaren?
Antwoord:
De verhoging van het budget voor de Raad voor Rechtsbijstand hangt samen
met de doorverdeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2025 en de
structurele inbedding van het Kenniscentrum bij de Raad voor
Rechtsbijstand. Vanwege de structurele inbedding zijn de middelen voor
het Kenniscentrum binnen de JenV-begroting vanaf 2026 overgeheveld naar
het artikelonderdeel met de bijdrage aan de Raad voor
Rechtsbijstand.
Vraag (100):
Waarop is de schatting gebaseerd dat de ontvangsten van de AP zullen
stijgen van 73 naar structureel 500 per jaar (x 1000 euro)?
Antwoord:
Het bedrag van 73.000 euro betreft de in 2024 gerealiseerde ontvangsten
van de AP. De 5 miljoen euro uit de begroting van 2026 daarentegen
betreft een inschatting van de ontvangstraming. Het is voor de AP
ingewikkeld om een ontvangstraming van het aantal boetes en ontvangsten
uit schikkingen te begroten, omdat het afhankelijk is van het aantal
boetes, de omvang ervan en het tijdstip waarop het boetebedrag
onherroepelijk wordt. De ontvangsten van de afgelopen jaren variëren
sterk van elkaar. Zolang de boetes niet betaald of geïnd zijn, worden de
ontvangsten niet verwerkt in de realisatie van JenV.
De gerealiseerde ontvangsten van de AP over de afgelopen jaren zijn
weergegeven in de tabel. Voor 2025 en 2026 betreft het een prognose.
| Jaar | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ontvangsten (bedragen x 1000) |
0 | 5.213 | 5.523 | 868 | 73 | 5.000 | 5.000 |
Tabel 1 – Ontvangsten AP 2020 - 2026
Vraag (101):
Kunt u een overzicht geven van de totale hoeveelheid beschikbare middelen voor de aanpak van verward en/of onbegrepen gedrag. Kunt u daarbij aangeven op welke posten van de verschillende begrotingen deze middelen worden gevonden?
Antwoord:
Over de financieringsstromen met betrekking tot de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag is uw Kamer op 28 maart jl. per brief geïnformeerd in reactie op het verzoek van de VKC om hierin inzicht te verschaffen.[1]
Het ministerie van JenV stelt structureel 18,5 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag. Deze middelen komen uit de coalitiemiddelen van Rutte IV. Hiervan gaat 16 miljoen euro per jaar naar het Actieprogramma Grip op Onbegrip (AGO) voor de brede aanpak voor personen met verward/onbegrepen gedrag (optellend tot 64 miljoen euro in de periode 2022 tot en met 2026). De overige 2,5 miljoen euro per jaar wordt op dit moment besteed aan initiatieven zoals de levensloopaanpak, het landelijk coördinatiepunt beveiligde bedden en losse subsidies, zoals bijvoorbeeld aan Schiphol Social Work.
De Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvang (POK) middelen voor de Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH) staan los van de middelen uit de coalitiemiddelen van Rutte IV. Tot en met 2027 is er 10 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de aanpak personen met verward en/of onbegrepen gedrag. De middelen zijn via het gemeentefonds aan de centrumgemeenten van de veiligheidsregio’s beschikbaar gesteld en veelal toebedeeld aan de ZVH. Voor de verdeling van de middelen voor de periode na 2027 gaan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Rijk nog met elkaar in gesprek
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stelt ook middelen beschikbaar voor de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag. Voor het vervoer van personen met verward en/of onbegrepen gedrag is er binnen het kader ambulancezorg structureel 6 miljoen euro beschikbaar. Ook draagt VWS jaarlijks 7 miljoen euro bij aan de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV) voor het aandeel aan zorg aan personen met verward en/of onbegrepen gedrag. Voor het meldpunt zorgwekkend gedrag is er tot en met 2026 circa €350.000 gereserveerd. Daarnaast draagt het ministerie van VWS bij aan initiatieven en subsidies van het ministerie van JenV voor personen met verward en/of onbegrepen bedrag (Levensloopaanpak, beveiligde bedden en ZVH). Voor 2025 betreft dit een bedrag van ruim 1,6 miljoen euro Vanaf 2027 is een jaarlijkse reservering van ruim 7 miljoen euro beschikbaar voor initiatieven rondom personen met verward en/of onbegrepen bedrag, zoals een vervolg op het AGO.
[1] Kamerstukken vergaderjaar 2024-2025, 25424 nr. 729.
Vraag (102):
Klopt het dat het OM nog een openstaande bezuiniging heeft die in 2026 moet worden uitgevoerd? Zo ja, om hoeveel miljoen euro gaat het?
Antwoord:
Er is geen sprake van een aan het OM opgelegde bezuiniging. Zoals eerder aan uw Kamer is toegelicht heeft het OM te maken met een langdurige achterstand in de ontwikkeling en professionalisering van de informatievoorziening (IV). Het OM heeft het signaal afgeven dat het vanaf 2026 financieel knelpunten voorziet op de ontwikkeling en het beheer van de ICT. Het OM is bezig om nader inzicht in en onderbouwing van dit signaal te verschaffen en te bezien hoe de tekorten binnen het OM zoveel mogelijk kunnen worden teruggebracht om het OM financieel gezond te houden. Op basis van de uitkomst zal ik samen met het OM bekijken hoe deze problematiek kan worden aangepakt.
[1] Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 954.
Vraag (103):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan medeoverheden onder artikel 33.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
De verhoging van de post overige bijdrage aan medeoverheden onder artikel 33.2 wordt met name veroorzaakt door een herverdeling van de budgetten voor de Wet regulering sekswerk en BIBOB van opdrachten naar bijdrage aan medeoverheden en een verhoging van het budget voor digitale meldplicht, voor de aanpak van online en fysieke jeugdcriminaliteit en loon- en prijsbijstelling.
| Overzicht voornaamste mutaties medeoverheden | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Herverdeling bibob over instrumenten op basis van bestedingsplan | 450 | 500 | 500 | 375 | 375 | 375 | |
| Herverdeling WRS over instrumenten obv bestedingsplan | 0 | 9.500 | 6.000 | 6.000 | 6.000 | 6.000 | |
| Verbinding aanpak online/fysieke jeugdcriminaliteit | 530 | 1.250 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Digitale meldplicht bij gebiedsverbod | 0 | 4.000 | 4.000 | 4.000 | 4.000 | 4.000 | |
| Loon- en prijsbijstelling 2025-2030 | 115 | 240 | 194 | 194 | 194 | 194 | |
| Totaal | 1.095 | 15.490 | 10.694 | 10.569 | 10.569 | 10.569 |
Vraag (104):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Regionale Informatie en
Expertise Centra (RIEC) onder artikel 33.2? Kunt u dit uitsplitsen per
jaar, per uitgave?
Antwoord:
Van een verhoging van de bijdrage voor de RIEC’s is geen sprake. Mocht
de vraag doelen op het verschil in bijdragen tussen 2024 en 2025, dan is
het antwoord als volgt. Er lijkt een groot verschil tussen de
beschikbare middelen in 2024 en 2025, maar daar is in de praktijk geen
sprake van. De bijdrage aan de RIEC’s is in 2025 niet significant anders
dan in 2024. De middelen voor de RIEC’s waren tot de begroting van 2025
ondergebracht onder artikel 33.2 en 33.3 uitgesplitst in structurele
algemene middelen en middelen voor de uitvoering van de integrale
versterkingsprogramma’s. Met ingang van 2025 worden deze middelen
samengevoegd tot één structurele totaalbijdrage die in de begroting voor
2025 is ondergebracht onder artikel 33.2.
Vraag (105):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Overige Bijdrage aan
medeoverheden onder artikel 33.3? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per
uitgave?
Antwoord:
Deze verhoging is een gevolg van intensiveringen waartoe dit kabinet
heeft besloten om extra specifieke maatregelen in te zetten op het
gebied van corruptie, discriminatie, milieu, kindermisbruik ten
mensenhandel, antisemitisme en e-Evidence (zie hieronder).
| Overzicht voornaamste mutaties medeoverheden | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Tegengaan corruptie en criminele inmenging | 1.010 | 1.040 | 1.040 | 1.040 | 1.040 | 1.040 |
| Aanpak racisme en discriminatie | 4.800 | 1.300 | 1.300 | 1.300 | 1.300 | 1.300 |
| Aanpak milieucriminaliteit | 0 | 1.280 | 1.280 | 1.280 | 1.280 | 1.280 |
| Anpak kindermisbruik en mensenhandel | 1.750 | 2.250 | 2.250 | 2.250 | 2.250 | 2.250 |
| Aanpak antisemitisme | 4.182 | 4.400 | 4.400 | 4.400 | 4.400 | 4.400 |
| e-Evidence | 500 | 1.900 | 3.700 | 3.200 | 3.000 | 3.000 |
| Totaal | 12.242 | 12.170 | 13.970 | 13.470 | 13.270 | 13.270 |
Vraag (106):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Overige Bijdrage aan
medeoverheden onder artikel 33.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per
uitgave?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 103.
Vraag (107):
Kunt u bevestigen dat er nog een openstaande bezuiniging van 40 miljoen
euro is bij het OM? Waarom is deze, gezien de ICT-problemen, niet
geschrapt of uitgesteld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 102.
Vraag (108):
Worden de middelen voor Preventie met Gezag de komende jaren in stand
gehouden?
Antwoord:
Preventie met Gezag is een structurele aanpak waarvoor structurele
financiering beschikbaar is.
Vraag (109):
Hoeveel budget is er jaarlijks beschikbaar voor het gratis kunnen
aanbieden van drugstesten voor harddrugs?
Antwoord:
Binnen het drugsbeleid is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport verantwoordelijk voor de coördinatie van het drugsbeleid, voor
preventie, de behandeling en begeleiding in geval van drugsproblematiek,
en voor harm reduction. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is
verantwoordelijk voor het tegengaan van productie van en handel in
illegale drugs en het tegengaan van de georganiseerde en ondermijnende
drugscriminaliteit.
De financiering van drugstesten is dan ook geen onderdeel van de
begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid, maar van de
begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
Vraag (110):
Hoe zijn de drugspreventiemiddelen verdeeld en hoeveel daarvan gaan naar
het kunnen testen van harddrugs voor gebruikers?
Antwoord:
Binnen het drugsbeleid is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport verantwoordelijk voor de coördinatie van het drugsbeleid, voor
preventie, de behandeling en begeleiding in geval van drugsproblematiek,
en voor harm reduction. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is
verantwoordelijk voor het tegengaan van productie van en handel in
illegale drugs en het tegengaan de georganiseerde en ondermijnende
drugscriminaliteit.
De besteding van de drugspreventiemiddelen is dan ook geen onderdeel van
de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid, maar van de
begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
Vraag (111):
Hoeveel kilo drugs wordt jaarlijks onderschept in de haven van
Rotterdam?
Antwoord:
Deze gegevens zijn opgenomen in de jaaroverzichten van het Openbaar
Ministerie, zie hiervoor de tabel.
|
|
|---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tabel: kg drugs jaarlijks onderschept in de haven van Rotterdam
Vraag (112):
Waarop is de zwaar verhoogde raming vanuit de afpakketen gebaseerd vanaf
2025, gelet op het eerdere zware tekortschieten van de opbrengsten uit
de afpakketen?
Antwoord:
In de begroting is de geraamde opbrengst uit de afpakketen geschat op
circa 384 miljoen euro. Deze raming in de categorie grote schikkingen is
gebaseerd op in het verleden behaalde opbrengsten uit schikkingen. In de
Voorjaarsnotabesluitvorming is besloten de raming niet neerwaarts bij te
stellen, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen doordat deze
mede afhankelijk zijn van een klein aantal grote schikkingen. De
realisaties zijn de afgelopen jaren lager geweest dan geraamd, vooral
vanwege het ontbreken van grote schikkingen.
Vraag (113):
Hoeveel budget is er structureel nodig voor de uitvoering van het plan
van aanpak 'Stop femicide!'?
Antwoord:
De acties die staan beschreven in het plan van aanpak ‘Stop femicide!’
voor 2024 en 2025 waren al gefinancierd met de reguliere middelen van de
ministeries van VWS, JenV en OCW. Echter, voor de structurele
verbetering van de bestrijding van huiselijk geweld, kindermishandeling
en geweld tegen vrouwen, en daarmee ook voor het voorkomen van femicide,
zijn voor de langere termijn meer financiële middelen nodig van de
betrokken ministeries. Hoeveel hiervoor nodig is wordt momenteel onder
regie van het ministerie van VWS gezamenlijk in kaart gebracht, ter
voorbereiding van de formatie van het volgende kabinet. De middelen voor
structurele verbetering van beleid en aanpak zijn nodig 1) naar
aanleiding van de acties die staan vermeld in het plan van aanpak ‘Stop
femicide!’ en 2) naar aanleiding van diverse toezeggingen en moties die
in navolging van het plan van aanpak zijn gedaan en aangenomen. Dit
betreft dus niet alleen de begroting van het ministerie van JenV, maar
ook van andere ministeries, waaronder het ministerie van VWS en OCW,
evenals gemeenten
Vraag (114):
Waarop is het zwaar verhoogde budget voor de intra- en extramurale
sanctie uitvoering gebaseerd? Met welke beleidskeuzes hangt deze
verhoging samen?
Antwoord:
In 2022 is het budget van intra- en extramurale sanctie uitvoering
verhoogd met structurele coalitieakkoordmiddelen voor de brede
preventieaanpak en voor de aanpak van personen met verward en/of
onbegrepen gedrag.
Deze middelen liepen op van 32,2 miljoen euro in 2022, 62,3 miljoen euro
in 2023 naar 89 miljoen euro vanaf 2025.
De middelen zijn vanaf 2023 ingezet voor de genoemde programma’s en
daarbij zijn middelen overgeheveld naar de begroting van het ministerie
van VWS, naar DJI en beschikbaar gesteld voor gemeenten.
In het hogere beschikbare bedrag vanaf 2027 zit o.a. nog de reservering
bij JenV van het structurele bedrag van 16 miljoen euro voor het
Actieprogramma Grip op Onbegrip (AGO) voor de aanpak voor personen met
verward/onbegrepen gedrag. De resterende middelen vanaf 2027 zijn
toegezegd voor de opvolging van de initiatieven uit het programma.
Vraag (115):
Kunt u uitleggen waarom in tabel 28 bij punt 34.5 de bedragen onder
jeugdbescherming en jeugdsancties bij alle drie de reeksen de bedragen
aflopen naar 2030? Betekent dit dat erop wordt bezuinigd? Zo ja, waarop
wordt bezuinigd? Wat voor maatregelen zitten er onder de drie
reeksen?
Antwoord:
Het totaal van de drie reeksen fluctueert vrij sterk van jaar tot jaar,
wat samenhangt met tijdelijke budgetten voor specifieke beleidsopgaven.
Uw Kamer heeft de afgelopen jaren deze tijdelijke budgetten geaccordeerd
door goedkeuring van de relevante begrotingswetten.
In verband met de tijdelijkheid van deze budgetten neemt het totale
budget op de drie reeksen af van 50,5 miljoen euro in 2028 naar 33,5
miljoen euro in 2029 en 32,0 miljoen euro in 2030.
Deze afname houdt onder meer verband met incidenteel budget in 2028 voor
kosteloze naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten (3,0
miljoen euro) en voor aanpak van femicide (3,2 miljoen euro). Deze
budgetten lopen in 2029 grotendeels af. Voor het expertisecentrum
interlandelijke adoptie (INEA) is er in 2028 (als gevolg van een eerdere
kasschuif) een incidenteel budget van 14,2 miljoen euro. Dit budget zal
nog via een kasschuif worden verdeeld over de periode 2028 tot en met
2031. Daarnaast is het budget meerjarig verlaagd met de generieke
rijksbrede subsidietaakstelling, waardoor er minder ruimte is voor
nieuwe subsidieverlening.
Als reactie op uw vraag welke maatregelen er onder de drie reeksen
zitten het volgende.
Op het terrein van jeugdbescherming gaat het om maatregelen op het
terrein van de Raad voor de Kinderbescherming, continuïteit van de
gecertificeerde instellingen, rechtsbescherming, het Toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming, en de aanpak van huiselijk geweld en
femicide. Op het terrein van jeugdcriminaliteit gaat het om initiatieven
vanuit het programma Preventie met gezag om te voorkomen dat jongeren in
de leeftijd van 8 tot 27 jaar in aanraking komen met criminaliteit.
Verder worden maatregelen ingezet op zowel de brede doelgroep met
multi-problematiek als op mensen met een licht verstandelijke beperking
(LVB) en om het risico op criminaliteit en recidive te verminderen. Op
het terrein van familiebeleid gaat het om Centrum Internationale
Kinderontvoering (CIKO) en Fiom/INEA, afbouw van interlandelijke
adoptie, overdracht van adoptiedossiers (binnenlands en interlandelijk)
naar het Nationaal Archief, actualiseren van het naamrecht (in het
bijzonder de regeling kosteloze naamswijziging voor nazaten van tot
slaaf gemaakten) en de aanpak van complexe scheidingen.
Vraag (116):
Kunt u aangeven hoeveel extra financiële middelen er nodig zijn om de
tekorten in het gevangeniswezen tegen te gaan? Kunt u dit per jaar
uiteenzetten?
Antwoord:
Op basis van de huidige ramingen van het Prognosemodel Justitiële ketens
(PMJ)
onderkent DJI een groeiend tekort aan capaciteitsplaatsen. In het
gevangeniswezen loopt het tekort in 2030 op tot ca. 800 plekken, wat,
bij ongewijzigd beleid, op basis van de gemiddelde dagprijs per
gedetineerde in 2030 leidt tot een aanvullende behoefte van ca. 156
miljoen euro structureel. Op basis van de komende PMJ zal DJI deze
behoefte actualiseren.
Naar aanleiding van de voorjaarsbesluitvorming is door middel van een
herverdeling binnen de JenV begroting 75 miljoen euro structureel
beschikbaar gekomen voor onderhoud. Met 75 miljoen euro kunnen ca. 1.000
plekken worden gerenoveerd. Zonder extra investeringen kan de
instandhouding van ca. 3.000 plekken niet worden gegarandeerd. DJI
herijkt momenteel de benodigde investeringsramingen op basis van de
laatste markt- en renteontwikkelingen. . SJenV heeft tijdens het
commissiedebat Gevangeniswezen van 24 september jl. toegezegd een
‘menukaart’ met beleidskeuzes t.a.v. het capaciteitstekort van DJI aan
uw Kamer te sturen. Hierin worden ook de noodzakelijke renovatiekosten
meegenomen.
Vraag (117):
Kunt u de plannen van de DJI en het OM inzichtelijk maken om de
bezettings- en werkdruk te verminderen?
Antwoord:
Bij het Openbaar Ministerie lopen er sinds 2022 verschillende acties op
het verlagen van werkdruk. In april 2024 is het rapport ‘Verkenning
Werkdruk Rechtspraak en Openbaar Ministerie – Werken aan echte
oplossingen’ verschenen, dat op 24 april jl. aan het kabinet is
aangeboden.
De arbeidsvoorwaardelijke aanbevelingen zijn meegenomen in de
onderhandelingen tussen de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming
en de vakbond Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, die eind 2024
resulteerden in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke
Macht. Deze overeenkomst, die op 29 januari 2025 werd ondertekend, legt
de structurele inzet vast om de werkdruk te verminderen, met
actieplannen van werkgevers en aandacht voor implementatie in
bestuurlijke overleggen. Tevens zijn twee incidentele vergoedingen
afgesproken ter waardering van extra inspanningen en komt er een
onderzoek naar de salarispositie van de rechterlijke macht in
vergelijking met andere juridische beroepen.
Binnen het Openbaar Ministerie is een landelijk programma gestart, met
daarin een visie, ambitie en te ondernemen acties voor het verlagen van
de werkdruk. Het programma heeft de ambitie om werkdruk structureel aan
te pakken door enerzijds de ervaren werkbelasting te verlagen en
anderzijds de belastbaarheid van medewerkers te vergroten. De voortgang
wordt periodiek gemeten en gemonitord.
DJI zet via meerdere initiatieven in op het verminderen van zowel de
bezettings- als werkdruk. Zo is er een Taskforce Prioritering
Maatregelen Personeel. De taskforce neemt beslissingen over de optimale
inzet van personeel, waarmee het uit de sterkte halen van
detentieplekken door personele problemen zo veel als mogelijk wordt
voorkomen.
Ook wordt er actief onderzocht welke mogelijkheden er zijn om nieuwe
detentieconcepten vorm te geven. Naast ideeën over het anders inrichten
van het werk gaat het hierbij ook over kansen die techniek kan bieden in
het optimaliseren van het werk. Zo kan robotic proces
automation administratieve werklast verminderen door routinematige
administratieve taken te automatiseren.
Daarnaast zet DJI nadrukkelijk in op het aantrekken van voldoende
personeel. Naast diverse landelijke campagnes gaat zij, waar mogelijk,
anders om met diploma-eisen door uit te gaan van aantoonbaar werk- en
denkniveau. Op deze manier hoopt DJI medewerkers met de juiste talenten
en vaardigheden eenvoudiger aan zich te kunnen binden en te
behouden. Hiermee zet DJI zich in om een aantrekkelijk
werkgever te blijven voor zittend personeel en te worden
voor geïnteresseerden.
DJI zet tevens in op het signaleren en aanpakken van risico’s op het
gebied van psychosociale arbeidsbelasting (werkdruk, agressie en geweld,
ongewenste omgangsvormen). DJI biedt preventief medische onderzoeken
voor individuele medewerkers aan. Een dergelijk onderzoek is gericht op
het vroegtijdig ontdekken van gezondheidsrisico’s in relatie tot het
werk en de algemene gezondheid van de medewerker, zodat zo nodig
maatregelen getroffen kunnen worden. Tenslotte lopen er programma’s op
het gebied van sociale veiligheid en leiderschap en
worden trainingen aangeboden om de (fysieke) weerbaarheid te
vergroten.
Vraag (118):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk
een taakstraf, een gevangenisstraf en elektronische detentie per
dag?
Antwoord:
De huidige kostprijs van de uitvoering van de taakstraf is €1.318 per
taakstraf. De kostprijs voor reguliere gevangenisstraf bedraagt voor
2026 €488 per dag. Elektronische detentie is momenteel geen bestaande
strafmodaliteit. Daarom bestaat hiervoor geen kostprijs die in de
begroting is opgenomen. De kostprijs voor elektronische monitoring door
de reclassering is €26 per dag en de kostprijs voor een enkelband van
DV&O is € 35 per dag.
Vraag (119):
Waaruit is de dagprijs van 490 euro uit opgebouwd? Kunt u dit zo
gedetailleerd mogelijk uiteenzetten?
Antwoord:
De gemiddelde prijs per plaats per dag van € 488 (prijspeil 2026) is als
volgt op te bouwen:
Directe personele kosten t.a.v. de tenuitvoerlegging €
245
Directe materiële kosten t.a.v. de tenuitvoerlegging €
41
Huisvestingskosten
€ 50
ICT kosten
€ 42
Overige ondersteunende personele en materiële kosten € 110
Totaal
€ 488
Vraag (120):
Hoeveel schadevergoedingen zijn er in 2025 uitgekeerd als gevolg van
onjuiste tenaamstellingen in vonnissen, hoeveel komen daar naar
verwachting in 2026 nog bij en hoeveel ICT-kosten zijn tot nu toe
gemoeid en voorzien in 2026 om de problemen op te lossen?
Antwoord:
Justid heeft met betrekking tot foutieve tenaamstelling tot dusver geen
verzoeken tot schadevergoeding ontvangen. Het is niet uitgesloten dat
een betrokkene zich heeft gewend tot het Openbaar Ministerie, het
Centraal Justitieel Incassobureau of de politie en van deze organisaties
een schadevergoeding heeft ontvangen. Het is niet mogelijk om
hieromtrent een volledig inzicht te geven. Om de problematiek met
tenaamstelling vonnissen te verhelpen is een bedrag van circa € 1,1 mln.
gereserveerd waarvan de helft in 2025 en de andere helft in 2026. Dit
betreft onder andere kosten voor een projectorganisatie en voor
uitbreiding van de Matching Autoriteit van de Justitiële
Informatiedienst (Justid). Het is niet uit te sluiten dat er extra
kosten zullen ontstaan als blijkt dat er extra aanpassingen in systemen
moeten worden gedaan of invoeringskosten moeten worden gemaakt bij
nieuwe rechterlijke procedures en verbeteringen in de
identiteitsvaststelling. Indien deze kosten zich voordoen zal dat in de
reguliere begrotingsprocessen worden meegenomen.
Vraag (121):
Hoeveel wordt er geïnvesteerd in het Toekomstscenario kind- en
gezinsbescherming in 2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Is dit voldoende om
alle plannen en maatregelen uit het Toekomstscenario uit te voeren? Zo
niet, hoeveel is er tekort?
Antwoord:
In 2026 is er 7,1 miljoen euro beschikbaar voor het Toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming. Vanaf 2027 is er 350 miljoen nodig aan
transitiemiddelen. In de Voortgangsbrief Jeugd van 13 juni 2025 (II,
2024/2025, 31839-1087) heb ik u meegedeeld dat het Regionaal
Veiligheidsteam verder uitgewerkt zal worden volgens de geschetste
ontwikkelrichting. Ondanks het feit dat het demissionaire kabinet
vooralsnog geen financiële ruimte heeft gevonden voor de transitiekosten
houden we vast aan deze ontwikkelrichting. Dat heeft uiteraard wel
consequenties voor de veranderstrategie. Hoe die veranderstrategie er op
hoofdlijnen uitziet, zijn we nu aan het uitwerken. Daarbij staat
centraal op welke manier we de ontwikkelrichting in dat geval realiseren
en het tempo waarin we dit kunnen doen. De uitgangspunten eenvoudig,
gezinsgericht, transparant en rechtsbescherming en lerend zijn daarbij
leidend.
Vraag (122):
Hoeveel proeftuinen jeugdbescherming zijn er in het land? Hoeveel
proeftuinen zijn er de afgelopen vijf jaar geweest? Hoeveel geld is er
naar de proeftuinen gegaan de afgelopen vijf jaar en hoeveel wordt er in
de proeftuinen geïnvesteerd de komende vijf jaar?
Antwoord:
Momenteel zijn er negen gesubsidieerde proeftuinen in het land. Naast
deze negen zijn er nog twee andere proeftuinen geweest. De afgelopen
vijf jaar is er in totaal 20,6 miljoen euro geïnvesteerd in de
proeftuinen. Voor het komend jaar (2026) is 3 miljoen euro gereserveerd.
Voor de jaren hierna zijn nog geen middelen gevonden.
Vraag (123):
Kan worden toegelicht hoeveel geld is gereserveerd voor de uitvoering
van de Wet kind, draagmoederschap en afstamming en wanneer deze middelen
naar verwachting tot besteding komen?
Antwoord:
- Op artikel 34 van de begroting van JenV is meerjarig budget (1,5
miljoen) gereserveerd voor de implementatie en de uitvoering van de Wet
Kind, draagmoederschap en afstamming.
- Op 1 oktober jl. is de nota naar aanleiding van het verslag bij het
wetsvoorstel aangeboden aan de TK. Het vervolg van het wetsvoorstel is
aan uw Kamer. Er kan daarom op dit moment geen tijdsindicatie gegeven
worden wanneer deze wet in werking zal treden en de middelen tot
besteding komen.
Vraag (124):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Overige Bijdrage aan
medeoverheden onder artikel 36.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per
uitgave?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 64.
Vraag (125):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Opdrachten onder
artikel 36.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
De ophoging van de bijdrage aan Opdrachten onder artikel 36.2 bestaat
uit:
1. Toegekende middelen vanuit het coalitieakkoord 2021 om het NCSC te
versterken tot een nationaal cybersecuritycentrum met de operationele
slagkracht om toenemende digitale dreigingen het hoofd te bieden (6,7
miljoen euro in 2022 oplopend naar 33 miljoen euro structureel vanaf
2027.
2. Toegekende middelen voor de implementatie van de NIS2
(EU-regelgeving) door het NCSC (5,9 miljoen in 2025 oplopend naar 14,7
miljoen structureel vanaf 2029).
3. Het saldo van toegekende loon- en prijsbijstellingen en doorgevoerde
taakstellingen.
De middelen voor het NCSC worden jaarlijks op basis van het jaarplan
NCSC toegekend aan het NCSC. Een groot deel van de kosten bestaan uit
personele en materiële uitgaven en worden daarom overgeboekt naar het
apparaatsartikel 91. Tot en met 2025 heeft de overboeking
plaatsgevonden. Voor het jaar 2026 gebeurt dit bij de 1e suppletoire wet
2026. Om deze reden is er op artikel 36 in 2026 een hoger bedrag
zichtbaar.
Vraag (126):
Kunt u toelichten welke bestemming de nog onverdeelde middelen (50,5
miljoen euro) op artikel 92 Nog onverdeeld hebben? Kunt u toelichten hoe
dit bedrag is opgebouwd? Waar ziet het verschil tussen het bedrag uit de
september suppletoire 2025 (28,4 miljoen euro) en de begroting 2026
(50,5 miljoen euro) op?
Antwoord:
De nog onverdeelde middelen op artikel 92 in het jaar 2026 hebben
betrekking op de volgende onderwerpen: reservering investeringen
rechtspleging, invoering van aangescherpte taaleis bij naturalisatie,
keteneffecten als gevolg van investeringen in politie, aanvullende loon-
en prijsbijstelling politie (zie ook Miljoenennota 2026). Het verschil
wordt met name veroorzaakt doordat er in 2025 geen middelen beschikbaar
waren voor investeringen rechtspleging. Ook waren in 2025 minder
middelen beschikbaar voor keteneffecten investeringen politie.
Vraag (127):
Wanneer komt het wetsvoorstel landelijke tarieven
jeugdbescherming?
Antwoord:
Op 2 december 2024 hebben de toenmalige staatssecretarissen van Justitie
en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer
geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot een wettelijke
regeling voor landelijke tarieven in de jeugdbescherming (Kamerstukken
II 2024/25, 31 839, nr. 1048, p. 2). Met deze brief hebben zij u
geïnformeerd dat in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd wordt
gewerkt aan het standaardiseren van onder meer productbeschrijvingen,
registratieregels en uiteindelijk tarieven voor diverse vormen van
gespecialiseerde jeugdzorg waaronder de jeugdbescherming. Het opstellen
van deze kaders en beschrijvingen is een randvoorwaarde voor de vast te
stellen tarieven. Daarom is het voornemen om de wettelijke regeling van
de landelijke tarieven jeugdbescherming onderdeel te laten zijn van een
bredere regeling voor de gehele gespecialiseerde jeugdzorg. Er komt één
wetsvoorstel voor alle te standaardiseren vormen van jeugdzorg, waarmee
dit onderwerp integraal door uw Kamer behandeld kan worden. Dit voorkomt
versnippering van wetgeving. In de jeugdbrief die de staatssecretarissen
van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw
Kamer ten behoeve van het wetgevingsoverleg jeugd gaan sturen (vóór het
kerstreces) zullen zij u berichten over de actuele stand van zaken van
dit traject.
Vraag (128):
Welke inspanningen zijn er verricht in 2025 en voorzien in 2026 om de
herziening van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureaus naar de Kamer te sturen en op welke termijn wordt de
Kamer hier nader over geïnformeerd?
Antwoord:
In 2024 is gestart met de ambtelijke voorbereiding wat betreft de
herziening van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureaus (Wpbr) met alle betrokken partners (de branche, de
politie, KMar en Justis). Naar aanleiding hiervan is er een
conceptwetsvoorstel opgesteld. De politie dient een uitvoeringstoets aan
te leveren. De uitvoeringstoets van de politie is onlangs, begin oktober
2025, ontvangen. De consequenties van de uitvoeringstoets worden
momenteel in kaart gebracht. Tevens zullen de financiële gevolgen van
dit wetsvoorstel in kaart worden gebracht. Hierna zal de
internetconsultatie worden gestart, uiterlijk het tweede kwartaal van
2026, maar naar verwachting het eerste kwartaal van 2026.
Vraag (129):
Welke inspanningen zijn verricht in 2025 en voorzien in 2026 om een
wettelijke regeling tot stand te brengen over de publicatie van
rechtelijke uitspraken en wanneer wordt de Kamer hier nader over
geïnformeerd?
Antwoord:
Zoals aangekondigd in de voortgangsbrief toegang tot het recht van 13
december 2024 (noot 1), is in 2025 kennis uitgewisseld met het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de balans
tussen openbaarheid van de rechtspraak en de bescherming van de
persoonsgegevens van de bij de uitspraak betrokkenen. Ook werden
hierover gesprekken gevoerd met de Raad voor de rechtspraak, de Hoge
Raad en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In overleg met die gerechtelijke organisaties zal in de eerste helft van
2026:
- worden gesproken met Nederlandse deskundigen op het gebied van
openbaarheid van rechtspraak en openbaarheid van
overheidsinformatie;
- kennis worden uitgewisseld met andere Europese lidstaten, mede naar
aanleiding van recente publicaties van het Europees Comité voor
gegevensbescherming (EDPB) en de Raad van Europa, over de publicatie van
rechterlijke uitspraken, de vorm (tekst, gestructureerde data) en het
hergebruik daarvan.
Over de vraagpunten en denkrichtingen volgt een contourenbrief in het
derde kwartaal van 2026.
[1] Kamerstukken II 2024-25, 29279, nr. 920
Vraag (130):
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen
strafzaken?
Antwoord:
De geregistreerde voorraadstand bij het Openbaar Ministerie was op 4 oktober jl. 67.000.
Hierbij hoort de kanttekening dat de gepresenteerde cijfers niet accuraat zijn. Dit komt doordat er administratieve achterstanden in de verwerking in de ICT-systemen zijn ontstaan doordat de systemen van het Openbaar Ministerie offline zijn geweest als gevolg van de inbreuk op de systemen.
Vraag (131):
Hoeveel betreft de bezuiniging op Offlimits na 2026?
Antwoord:
De ingeboekte taakstelling loopt op van € 412.000 in 2027 naar € 646.000 in 2029.
De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die dit kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting.
Vraag (132):
Herkent u de conclusie van onderzoekers van het Nederlands Studiecentrum
Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) dat criminaliteit lijkt af te
nemen, maar overlast toeneemt? Gaat de aangekondigde evaluatie van de
Politiewet 2012 in op de mogelijk verschuivende maatschappelijke
problemen die de onderzoekers van het NSCR constateren?
Antwoord:
Ik herken deze conclusie.
De voortdurende verandering van veiligheidsproblematiek en de vraag naar
de gevolgen daarvan voor de politie komen inderdaad terug in het verzoek
om een vervolgevaluatie van de Politiewet 2012 dat zal worden ingediend
bij het WODC. Met deze onderzoeksvraag wordt aangesloten op de
beleidsreactie op de vorige evaluatie van de Politiewet 2012. Daarin
heeft de toenmalige bewindspersoon aangegeven dat de gezamenlijke inzet
is om te komen tot een lokaal verankerd, slagvaardig, flexibel,
professioneel nationaal politiekorps dat snel kan inspelen op steeds
veranderende veiligheidsopgaven.[1]
[1] Kamerstukken II, vergaderjaar 2017–2018, 29 628, nr. 783
Vraag (133):
Waarom is de evaluatie naar het beleid rondom verwarde personen uit de
Strategische Evaluatie Agenda van de begroting gehaald? Hoe en wanneer
wordt dit beleid nu wel geëvalueerd?
Antwoord:
De urgentie die spreekt uit de conclusies en aanbevelingen van het
eindrapport van de parlementaire verkenning in 2024 naar de aanpak voor
personen met verward/onbegrepen gedrag wordt interdepartementaal
gedeeld. De aanbevelingen zijn aanleiding voor de brede landelijke
aanpak/programma die nu loopt.
JenV zet zich onder coördinatie van BZK samen met VWS, SZW en VRO in
voor een sluitende aanpak. Over het interdepartementale beleid inzake de
aanpak voor personen met verward en of onbegrepen gedrag wordt de Kamer
twee maal per jaar bij brief geïnformeerd. Ook vindt er regelmatig
overleg met de Kamer over de aanpak en voortgang plaats. De Kamer wordt
hiermee voortdurend op de hoogte gehouden. Een evaluatie is vooralsnog
niet aan de orde.
Vraag (134):
Kan worden toegelicht hoe de praktijk wordt voorbereid op de
modernisering van artikel 273f Wetboek van Strafrecht en daarbij ook
specifiek ingaan op de wettelijke aangifteplicht?
Antwoord:
Het Openbaar Ministerie (OM) zal ter voorbereiding van de inwerkingtreding extra officieren en parketsecretarissen werven en inzetten op het verbreden van kennis en bewustwording van het wetsvoorstel door in bestaande opleidingen en cursussen mensenhandel hier aandacht aan te besteden.
De politie zal de kennis over het nieuwe wetsvoorstel actualiseren onder zittende én nieuwe rechercheurs mensenhandel. Ook worden de interne systemen hierop aangepast.
De Rechtspraak zal ter voorbereiding gerechten informeren over de inhoud van het wetsvoorstel en de benodigde ICT-wijzigingen doorvoeren.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) heeft ter voorbereiding het signalerings- en meldingenproces volledig in eigen hand genomen, de managementinformatie verbeterd en de capaciteit bij de in 2023 opgerichte afdeling Arbeidsuitbuiting uitgebreid. Het wetsvoorstel wordt ook meegenomen in de opleiding van nieuwe rechercheurs.
Een van de acties die raakt aan de wettelijke aangifteplicht is terug te vinden in Actielijn 2 van het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel. Door middel van verschillende maatregelen vergroten we met de partners de bewustwording over de aangifteplicht.
Zo wordt er met diverse acties ingezet op het creëren van brede bewustwording over wat mensenhandel is, wat kan worden gedaan als er signalen van mensenhandel worden gezien en wordt ingezet op het vergroten van de meldingsbereidheid door slachtoffers.
Hiervoor wordt onder meer een communicatiestrategie opgezet, wordt voorlichting gegeven op scholen en wordt een e-learning voor de reclassering ontwikkeld om signalen en vormen van mensenhandel beter te herkennen.
Ook wordt een centraal informatiepunt mensenhandel ingericht waar slachtoffers, eerstelijns professionals en burgers op een laagdrempelige en toegankelijke manier worden geïnformeerd en worden doorverwezen naar het juiste loket voor vragen over aangifte, hulp en opvang.
Vraag (135):
Is er al meer bekend over de uitkomsten van de gesprekken tussen
gemeenten en het Centrum Seksueel Geweld (CSG) over de financiering van
de regionale CSG? Gaan er aanvullende middelen voor 2026 vanuit het Rijk
naar de financiering van de regionale CSG’s? Zo ja, hoeveel? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Op dit moment zijn de gemeenten en de regionale Centra Seksueel Geweld
nog in gesprek over de begroting van 2026. Zoals in de brief van 19
september jl. aan uw Kamer is aangegeven, wordt op basis van de
uitkomsten van deze gesprekken, in het licht van de motie, bezien of en
zo ja welke aanvullende middelen voor 2026 vanuit het Rijk moeten worden
gevonden binnen de begrotingen van Justitie en Veiligheid en
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Vraag (136):
Kan nader worden toegelicht welke stappen er in 2025 zijn gezet om te
komen tot een algehele herziening van de Wet wapens en munitie en
wanneer het wetsvoorstel in consultatie kan worden gegeven?
Antwoord:
Het traject over het vergunningenstelsel van legaal wapenbezit is een
gezamenlijke opgave van de ministeries van JenV, VWS, OCW en LVVN. In
2025 heeft er een consultatie met 79 stakeholders plaatsgevonden.
Momenteel wordt gewerkt aan een hoofdlijnenvisie op legaal
vuurwapenbezit, deze hoofdlijnenvisie wordt vervolgens uitgewerkt in
voorstellen voor nieuw beleid. In de voorstellen worden de knelpunten
betrokken die zijn geconstateerd door de Commissie Wet wapens en
munitie, de knelpunten die zijn opgehaald tijdens de consultatie en ook
knelpunten die betrekking hebben op illegale wapens.
De Tweede Kamer zal hierover in het voorjaar 2026 worden geïnformeerd.
Hierna volgt de voorbereiding van de ontwikkeling van een nieuwe Wet
wapens en munitie.
Vraag (137):
Hoe richt u de ondersteuning van sekswerkers die de sekswerkbranche
willen verlaten in?
Antwoord:
Sinds 2023 wordt middels de Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma’s
Prostituees (DUUP) jaarlijks structureel 6 miljoen euro uitgekeerd aan
achttien centrumgemeenten, te weten Leeuwarden, Groningen, Assen,
Almere, Zwolle, Enschede, Apeldoorn, Nijmegen, Arnhem, Utrecht, Haarlem,
Alkmaar, Den Haag, Rotterdam, Tilburg, Den Bosch, Amsterdam en
Zaanstad.
De centrumgemeenten coördineren het beleid en de financiering van één of
meerdere uitstapprogramma’s die toegankelijk zijn voor sekswerkers uit
de gehele DUUP-regio. Met deze uitstapprogramma’s kunnen sekswerkers
hulp krijgen bij het vinden van een andere baan.
Vraag (138):
Hoeveel veroordelingen zijn er sinds het lachgasverbod geweest voor het
overtreden van dit verbod?
Antwoord:
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is gezocht op zaken waarin artikel
3 OW door de rechtbank bewezen is verklaard en waarin daarnaast door het
OM de maatschappelijke classificatie Lachgas is toegekend. Deze
maatschappelijke classificatie is sinds eind 2024 in gebruik voor nieuwe
zaken.
In 2024 is in minder dan 10 van dergelijke zaken artikel 3 OW bewezen
verklaard en in 2025 t/m juni in afgerond 140 zaken.[1]
Zaken die al waren gepleegd voordat de maatschappelijke classificatie in
gebruik werd genomen, zijn niet in bovenstaande cijfers terug te zien,
omdat deze niet uit de systemen te halen zijn.
[1] Hierbij moet worden opgemerkt dat de registratie van zaken bij het
OM tussen 17 juli 2025 en 25 september 2025 op basis van noodprocessen
is verricht. Daardoor zijn administratieve achterstanden ontstaan in de
verwerking in de ICT-systemen. De cijfers geven dan ook geen volledig
beeld.
Vraag (139):
Wanneer verwacht u de implementatiewet van de Europese
Confiscatierichtlijn naar de Kamer te sturen?
Antwoord:
De consultatietermijn van het wetsvoorstel ter implementatie van de
Confiscatierichtlijn is inmiddels verstreken maar nog niet alle adviezen
zijn ontvangen. De komende periode worden de adviezen verwerkt in het
wetsvoorstel. Het streven is het aangepaste wetsvoorstel begin 2026 voor
te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State en het
wetsvoorstel vervolgens in het voorjaar van 2026 aan de Tweede Kamer aan
te bieden.
Vraag (140):
Waar gaat het criminele geld heen dat wordt afgepakt in het kader van de
bestrijding van georganiseerde ondermijnende criminaliteit?
Antwoord:
Waar mogelijk worden slachtoffers en benadeelden gecompenseerd,
bijvoorbeeld de bank bij afgepakt crimineel vermogen in de vorm van
onroerend goed zoals een huis onder hypotheek. Het resterende deel van
het afgepakte geld vloeit naar de algemene middelen van de staat.
Vraag (141):
Hoe draagt de voorgenomen verhoging van de kansspelbelasting bij aan het
bieden van betere bescherming aan spelers en het voorkomen van
gokgerelateerde schade?
Antwoord:
De belastingverhoging draagt naar verwachting niet bij aan een betere
bescherming tegen kansspelgerelateerde schade. De voorgenomen verhoging
van de kansspelbelasting is ingegeven door budgettaire overwegingen. De
maatregel heeft als doel om in 2025 circa 102 miljoen euro en vanaf 2026
circa 202 miljoen euro aan extra belastingopbrengsten te realiseren. De
maatregel is niet bedoeld om spelersbescherming
te verbeteren of gokgerelateerde schade te voorkomen. Daarmee sluit zij
niet direct aan bij de doelstellingen van het kansspelbeleid, maar kan
deze doelstellingen wel indirect beïnvloeden.
Het doorberekenen van de hogere belasting aan spelers kan de
aantrekkelijkheid van en deelname aan illegale kansspelen
vergroten. Illegale aanbieders zijn immers niet gebonden aan het
afdragen van belastingen en hebben geen beperkingen ter bescherming van
spelers. Wanneer meer mensen uitwijken naar ongereguleerd aanbod, neemt
de blootstelling aan de risico’s van illegaal gokken toe en kan zodoende
leiden tot meer gokschade. De hogere belasting kan er ook toe leiden
dat vergunde kansspelaanbieders maatregelen nemen om hun winstgevendheid
te behouden, bijvoorbeeld door kosten te besparen of spelers te
stimuleren om meer te besteden. Beide effecten kunnen ertoe leiden
dat in het vergunde aanbod minder middelen worden ingezet voor
spelersbescherming, spelers worden bewogen om meer uit te geven en dat
het risico op gokgerelateerde schade hierdoor eveneens toeneemt. Een te
hoge belasting kan zodoende onbedoeld leiden tot een toename van
gokschade.
Vraag (142):
Welke kosten zijn in 2026 voorzien voor de afbouw van interlandelijke
adoptie en kan nader worden toegelicht op welke wijze besparingen die de
afbouw met zich meebrengt in de begroting zijn verwerkt? Hoeveel
bespaart de overheid per jaar aan subsidies en aan ambtelijke capaciteit
als interlandelijke adoptie is afgebouwd?
Antwoord:
Concrete besparingen in de begroting van 2026 en in de jaren erna zijn
nog niet voorzien, omdat adoptieprocedures in de afbouwperiode doorlopen
en werkzaamheden in het kader van de afbouw moeten worden uitgevoerd.
Interlandelijke adoptie wordt afgebouwd tot en met eind 2030.
Vergunninghouders kunnen tot 1 mei 2030 voorstellen voor bemiddeling
tussen kind en aspirant-adoptiefouders (matchingsvoorstellen) ter
goedkeuring indienen bij de Centrale autoriteit. Kosten die in de
afbouwperiode nog worden gemaakt, zijn exploitatiesubsidies aan
vergunninghouders omdat er minder opbrengsten van
aspirant-adoptiefouders zijn. Daarnaast zijn in de afbouwperiode kosten
verbonden aan de overdracht van dossiers aan het Nationaal Archief en
het borgen van de kennis over het werk van vergunninghouders zodat deze
beschikbaar blijft voor toekomstige vragen van geadopteerden,
adoptiefouders en latere generaties. Een wetgevingstraject is nodig om
de afbouw te realiseren.
De exacte impact op kosten na 2030 moet nog inzichtelijk worden gemaakt.
De subsidie van 2 miljoen stopt. Wel lopen er nog activiteiten door die
door de Centrale Autoriteit worden opgevangen. Er is nog niet uitgewerkt
hoe hoog de kosten zijn, en hoe lang deze doorlopen.
Vraag (143):
Hoeveel veroordeelde terroristen is tot nu toe het Nederlanderschap
afgenomen?
Antwoord:
Het Nederlanderschap kan in relatie tot terrorisme op twee gronden
worden ingetrokken: artikel 14, tweede lid, en artikel 14, vierde lid,
van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Voor beide geldt dat
intrekking niet tot staatloosheid mag leiden. Het Nederlanderschap kan
op grond van artikel 14.2 RWN worden ingetrokken bij personen die
onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Sinds
de wet in werking is getreden, is er in 38 zaken besloten om het
Nederlanderschap in te trekken op basis van artikel 14.2 RWN. Hiervan
zijn 14 intrekkingen definitief en is één intrekking door de rechter
vernietigd. De overige 23 zaken zijn nog in behandeling en bevinden zich
in verschillende fases.
Daarnaast kan het Nederlanderschap van personen worden ingetrokken op
grond van artikel 14.4 RWN, indien deze personen zich nog in het
buitenland bevinden en uit hun gedragingen is gebleken dat zij zich
hebben aangesloten bij een terroristische organisatie die een dreiging
vormt voor de nationale veiligheid. Hiervoor is een onherroepelijke
veroordeling voor een terroristisch misdrijf geen vereiste. Sinds de wet
in werking is getreden, is er in 25 zaken besloten tot het intrekken van
het Nederlanderschap op grond van artikel 14.4 RWN. Hiervan zijn 15
intrekkingen definitief en zijn vier intrekkingen vernietigd door de
rechter. Vijf besluiten zijn in 2019 en 2020 door de IND ingetrokken,
omdat deze juridisch niet verdedigbaar bleken. Van één intrekking is de
beroepszaak nog in behandeling bij de rechtbank.
Vraag (144):
Hoeveel veroordeelde terroristen komen in 2026 vrij?
Antwoord:
Het precieze aantal invrijheidstellingen van deze groep is lastig te
noemen, omdat dit onder meer afhankelijk is van ontwikkelingen in de
individuele strafprocessen en het voldoen aan voorwaarden. Het aantal
(onherroepelijk) veroordeelden van terroristische misdrijven dat in 2026
vrijkomt is daarmee afhankelijk van deze uitkomsten. Op dit moment is
van minder dan vijf terrorismeveroordeelden de uitstroom uit detentie
voorzien in 2026.
Vraag (145):
Wanneer ontvangt de Kamer informatie over de gevolgen/impact van de
bezuinigingen op de Financiering Beheer en Uitvoeringskosten
Rampenbestrijding per veiligheidsregio?
Antwoord:
Tijdens het Commissiedebat Brandweer en Crisisbeheersing van 19 februari
2025 heeft de toenmalige staatssecretaris van JenV toegezegd uw Kamer
nader te informeren over de
gevolgen c.q. impact van de (voorziene) bezuinigingen per
veiligheidsregio.
Ter uitvoering van die toezegging heeft het ministerie van JenV nadere
informatie gevraagd aan het Veiligheidsberaad. Met haar Kamerbrief van
19 mei 2025[1] heeft de staatssecretaris de door het Veiligheidsberaad
aangeleverde informatie doorgeleid aan uw Kamer, waarmee zij aan haar
toezegging heeft voldaan.
[1] Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–25, 29 517, nr. 270