Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025 (Kamerstuk 21501-02-3268) en het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 21 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-02-3264)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D46458, datum: 2025-11-13, bijgewerkt: 2025-11-14 09:37, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.A.B. Claassen, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (PVV)
- Mede ondertekenaar: L.B. Blom, griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025 (Kamerstuk 21501-02-3268) en het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 21 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-02-3264)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-3269 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2025Z19827:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-12-04 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
21501-02 Raad Algemene Zaken
Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld d.d. .. 2025
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 november 2025 inzake de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3268) en de brief d.d. 27 oktober 2025 inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 21 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3264).
Bij brief van ... heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Blom
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
II Reactie van de minister van Buitenlandse Zaken
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025, en willen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten onder de aandacht brengen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028–2034 zich in een cruciale fase bevinden. Deze leden delen het uitgangspunt dat de Europese begroting gemoderniseerd moet worden en meer gericht moet zijn op de grote strategische uitdagingen van deze tijd: concurrentiekracht, veiligheid en defensie. Tegelijkertijd benadrukken deze leden dat dit niet mag leiden tot een uitholling van budgetdiscipline of een vergroting van de Europese uitgaven. In hoeverre acht het kabinet de voorgestelde modernisering van het MFK in balans met de noodzaak tot financiële houdbaarheid en doelmatigheid?
Antwoord van het kabinet
De budgettaire situatie in de lidstaten en de grote Europese uitdagingen vragen om herprioritering en een kritische reflectie op de besteding van Europese publieke middelen. Het kabinet is daarom van mening dat ook de EU bij het opstellen van de begroting scherpe keuzes moet maken. De voorgestelde modernisering draagt hieraan bij.
En welke lidstaten delen het Nederlandse standpunt dat Europese middelen primair moeten worden ingezet waar samenwerking daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft?
Antwoord van het kabinet
Een brede groep lidstaten steunt het Nederlandse standpunt dat middelen op de EU-begroting besteed moeten worden waar ze de meeste toegevoegde waarde hebben voor de EU als geheel. Voor Nederland is deze toegevoegde waarde vooral te behalen op het gebied van bijvoorbeeld concurrentievermogen, asiel en migratie, en veiligheid en defensie.
Wat betreft de Nationale en Regionale Partnerschapsplannen (NRPP), waarmee de Commissie beoogt om 14 fondsen onder één overkoepelend kader te brengen, zien de leden van de VVD-fractie voordelen in de grotere flexibiliteit voor lidstaten en de nadruk op resultaatsgericht beleid. Tegelijkertijd begrijpen zij de zorgen over mogelijke renationalisatie van het cohesie- en landbouwbeleid en het risico dat de rol van het Europees Parlement en regionale actoren wordt verzwakt. Hoe beoordeelt het kabinet deze spanning tussen flexibiliteit en Europese samenhang?
Antwoord van het kabinet
Er wordt op dit moment over het voorstel onderhandeld in de Raad. Het kabinet steunt hierin het basisprincipe van de Nationale en Regionale Partnerschapsplannen (NRPP) dat gericht is op het partnerschapsbeginsel en wil deze samenwerking ook actief vormgeven middels nauwe betrokkenheid van medeoverheden en andere (maatschappelijke) partners. Ook is het kabinet positief over de toegenomen flexibiliteit en de nadruk op resultaatgericht begroten door de bundeling van fondsen in het NRPP. Het samenvoegen van fondsen en het creëren van flexibiliteit hoeft niet ten koste te gaan van de controleerbaarheid van de begroting door het Europees Parlement. Het kabinet zet erop in dat de autoriteiten die een rol hebben in het controleren van de begroting deze behouden.
En op welke wijze kan worden geborgd dat de bundeling van fondsen niet leidt tot verminderde transparantie of controle op de besteding van middelen?
Antwoord van het kabinet
Het samenvoegen van fondsen in nationale enveloppen via het NRPP betekent een aanzienlijke hervorming van de huidige fondsenstructuur. Hiermee beoogt de Commissie nationale en regionale projecten beter op elkaar aan te laten sluiten, wat zou moeten leiden tot efficiënter gebruik van beschikbare middelen. Zie verder de beantwoording van vraag 3.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het Europees Parlement forse kritiek heeft geuit op het voorstel voor de NRPP en zelfs heeft gedreigd het gehele MFK-voorstel te blokkeren indien de Commissie geen aanpassingen doorvoert. Ook binnen de Raad zijn de meningen verdeeld. Verschillende lidstaten, waaronder Duitsland en een groot aantal landbouwlanden, hebben bezwaar tegen het samenvoegen van landbouw- en cohesiemiddelen. Hoe schat het kabinet de haalbaarheid van het huidige voorstel in? En hoe positioneert Nederland zich binnen dit krachtenveld om enerzijds de modernisering van de begroting te behouden, maar anderzijds te voorkomen dat onnodige vertraging optreedt in de besluitvorming?
Antwoord van het kabinet
Een van de kernpunten van de kabinetsinzet is modernisering en flexibiliteit. Het kabinet blijft daarom positief over de voorgestelde modernisering, door middel van een bundeling van fondsen, waaronder landbouw en cohesie, in een NRPP. Nederland zal dit ook uit blijven dragen in de Raad. De onderhandelingen over een volgend MFK zijn nog maar kort van start en kunnen tot in 2027 duren. Op de onderhandelingsresultaten kan niet vooruitgelopen worden.
Ten aanzien van de rechtsstatelijke ontwikkelingen binnen de Europese Unie maken de leden van de VVD-fractie zich zorgen over de situatie in Bulgarije. De signalen over politieke beïnvloeding van de rechterlijke macht, gebrekkige corruptiebestrijding en druk op onafhankelijke media zijn ernstig. Nu Bulgarije per 1 januari 2026 toetreedt tot de eurozone, achten deze leden het van belang dat de rechtsstaatsconditionaliteit daadwerkelijk wordt toegepast. In hoeverre acht het kabinet het verantwoord dat EU-middelen naar Bulgarije blijven stromen zolang de tekortkomingen in de rechtsstaat niet zijn verholpen?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft de aandachtspunten van de Commissie in het rechtsstaatrapport over Bulgarije, waaronder tekortkomingen in het rechtssysteem, corruptiebestrijding, mediavrijheid in pluralisme en institutionele hervormingen. Het kabinet ziet echter ook de inspanningen van de Bulgaarse regering om verbeteringen door te voeren.1 Hier zal in de Benelux-interventie tijdens de aankomende Raad ook aandacht naar uitgaan. Het is verder primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of Bulgarije het Unierecht schendt en, indien nodig, hier tegen op te treden. De Commissie heeft hiervoor meerdere instrumenten2 tot haar beschikking, inclusief de MFK-rechtsstaatverordening.
En is Nederland bereid om, samen met gelijkgezinde lidstaten, binnen de Raad te pleiten voor een striktere koppeling tussen Europese financiering en naleving van fundamentele waarden?
Antwoord van het kabinet
Ja, het kabinet pleit hier al voor. Een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat en fundamentele rechten en het ontvangen van fondsen uit de EU-begroting is onderdeel van de Nederlandse inzet voor het volgend MFK,3 in lijn met motie Olger van Dijk c.s.4
De leden van de VVD-fractie hebben tevens kennisgenomen van het Werkprogramma 2026 van de Europese Commissie. Deze leden onderschrijven de ambitie om de Europese Unie economisch en technologisch weerbaarder te maken en juichen toe dat de Commissie meer nadruk legt op concurrentiekracht, innovatie en strategische autonomie. Tegelijkertijd waarschuwen deze leden voor het risico van verdere centralisatie en overregulering. Hoe beoordeelt het kabinet de balans tussen Europese slagkracht en nationale verantwoordelijkheid in dit werkprogramma?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft voortdurend aandacht besteden aan het subsidiariteitsbeginsel en beoordeelt zorgvuldig op welk bestuursniveau maatregelen het meest doeltreffend genomen kunnen worden. Daarnaast ziet het kabinet erop toe dat bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving het proportionaliteitsbeginsel in acht wordt genomen. Het kabinet toetst elk Commissievoorstel op deze beginselen. De appreciatie daarvan en van de voorstellen uit dit werkprogramma ontvangt uw Kamer conform EU-informatievoorzieningsafspraken via BNC-fiches.
En op welke wijze kan Nederland bijdragen aan de uitvoering van de voorstellen op een manier die ondernemerschap en innovatie stimuleert, zonder dat dit leidt tot nieuwe bureaucratie of extra lasten voor bedrijven en burgers?
Antwoord van het kabinet
Het aanpakken en voorkomen van onnodige regeldruk is een prioriteit van dit kabinet. In het Actieprogramma Minder Druk Met Regels van 9 december jl.5 wordt aangekondigd dat Nederland regeldruk bij standpuntbepaling en in onderhandelingen over EU-regelgeving meer aandacht zal geven en zwaarder zal laten wegen. De nieuwe adviestaak van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) bij de totstandkoming van BNC-fiches is in dit verband van groot belang en zal op 1 januari in werking treden. Verder streeft Nederland naar lastenluwe implementatie van EU-regelgeving, zoveel mogelijk zonder bij de omzetting verder te gaan dan strikt genomen noodzakelijk is (zogenoemde “nationale koppen”).
In datzelfde kader onderstrepen de leden van de VVD-fractie dat de EU zelf sterk moet staan om bestand te zijn tegen handelstarieven en geopolitieke schommelingen. Dat vraagt om versterking van de interne markt, verdieping van de kapitaalmarktunie en het aangaan van nieuwe handelsrelaties. Deze leden benadrukken het belang van het sluiten van meer handelsverdragen om strategische afhankelijkheden af te bouwen. Het is dan ook onacceptabel dat het EU-Mercosur-verdrag met Zuid-Amerika wordt geblokkeerd. Dit verdrag is essentieel voor de strategische soevereiniteit van Europa, omdat het toegang biedt tot kritieke grondstoffen en Zuid-Amerikaanse landen nauwer aan Europa bindt in plaats van aan China of Rusland. Tegelijkertijd helpt het om onze kwetsbare afhankelijkheden van China te verminderen. Hoe beoordeelt de minister de huidige blokkade van het EU-Mercosur-verdrag, en welke mogelijkheden ziet hij om dit proces te versnellen?
Antwoord van het kabinet
Naar verwachting vindt EU-besluitvorming over het EU-Mercosur akkoord plaats in december 2025. Uw Kamer ontvangt spoedig de kabinetsappreciatie van het akkoord.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet ervoor zal zorgen dat Nederland actief betrokken blijft bij de verdere onderhandelingen over het MFK en het werkprogramma, met een duidelijke inzet op een doelgerichte en toekomstbestendige Unie, waarin resultaten voor burgers en ondernemers centraal staan.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet neemt actief deel aan de onderhandelingen over het MFK en het werkprogramma van de Commissie. Daarbij ligt de nadruk op een doelgerichte en toekomstbestendige Unie, die effectief inspeelt op gezamenlijke uitdagingen zoals concurrentievermogen, veiligheid en migratie. Het kabinet streeft ernaar dat de EU-middelen doelmatig worden ingezet en daadwerkelijk tastbare resultaten opleveren voor burgers en ondernemers. Dit betekent een modern begrotingsbeleid, gericht op Europese toegevoegde waarde, een solide financieel beheer en voldoende flexibiliteit om nieuwe prioriteiten te kunnen adresseren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025. Hierover hebben de leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen welk standpunt het kabinet zal uitdragen als het gaat om het opheffen van unanimiteit bij besluiten op het gezamenlijk buitenlandbeleid. Is het kabinet het eens dat unanimiteit een land als Hongarije nu steeds de mogelijkheid geeft om de rest van de Unie in de houdgreep te houden als het gaat om Oekraïne en sancties tegen Rusland?
Antwoord van het kabinet
Nederland pleit op dit moment niet voor aanpassing van de unanimiteitsvereiste voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Daar is nu ook geen draagvlak voor in de Raad. De huidige verdragen bieden mogelijkheden om besluitvorming binnen het GBVB effectiever te maken. Een voorbeeld hiervan is de verlenging van bestaande listings met gekwalificeerde meerderheid of het vaker gebruiken van constructieve onthouding. Het kabinet staat constructief tegenover het gebruiken van dergelijke mogelijkheden in het geval daar aanleiding toe is. Tegelijkertijd wijst het kabinet erop dat het tot nu toe altijd mogelijk is gebleken om met unanimiteit te beslissen over de negentien sanctiepakketten tegen Rusland en de verlenging daarvan.
Wat gaat de minister concreet inbrengen wanneer hij in de geannoteerde agenda schrijft: ‘Daarnaast zal Nederland het belang van meer flexibiliteit rondom ruimtelijke ordeningsproblematiek benadrukken’?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft in de RAZ benadrukken dat Nederland als dichtbevolkt land met een groeiende bevolking en een beperkt grondgebied te maken heeft met specifieke opgaven in het ruimtelijke domein. Zoals bekend verwelkomt het kabinet de ambitieuze agenda van de Commissie om regeldruk te verlagen, wetgeving te stroomlijnen en uitvoerbaarheid te verbeteren.
Nederland zal aansluitend op deze agenda blijven benadrukken dat het belangrijk is om Europese wetgeving te vereenvoudigen, ook omdat dit het verwezenlijken van beleidsdoelen in de fysieke leefomgeving kan helpen versnellen.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe het kabinet het voorstel van de Europese Commissie voor een CO2-reductiedoelstelling van 90% in 2040 beoordeelt. Wat is hierin het standpunt geweest van Nederland? Waarom is er gekozen voor 90% en niet voor de eerder geadviseerde 95%? Hoe gaat de minister dit vertalen naar de Nederlandse doelstelling voor 2040?
Antwoord van het kabinet
Zoals gesteld in het BNC-fiche over het 2040-doel6 heeft het kabinet zich ingezet voor een Europees tussendoel ondersteund met een stevig uitvoeringspakket cf. motie Erkens7 en motie Groot8. Tijdens de Milieuraad van 4 november jl. bereikten de EU-klimaatministers een algemene oriëntatie over de wijziging van de EU-klimaatwet 2040 naar een klimaatdoel voor 2040, van netto 90%-emissiereductie. Het Milieuraadverslag wordt op korte termijn gedeeld met uw Kamer.
Een doel van 90% is wat het kabinet betreft een logische tussenstap tussen 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Het biedt stabiliteit, investeringszekerheid en goede voorwaarden voor bedrijven en burgers om deze transitie te kunnen maken. Tevens is het gebaseerd op het advies van de EU Wetenschappelijke Klimaatraad. Hiermee is de EU-inzet in lijn blijft met wat wetenschappelijk gezien noodzakelijk is om de 1,5 graden Celsius binnen bereik te houden, maar gaat niet verder dan noodzakelijk. Daarmee borgt het doel de haalbaarheid van de klimaatambities van de Europese Unie.
De Commissie gaat eerst dit doel in relevante EU-wetgeving vertalen. Dan wordt duidelijk wat wordt gerealiseerd met EU-brede instrumenten en met nationaal beleid. Bij de verdere uitwerking van het post-2030 beleidspakket zal Nederland dan ook blijven inzetten op het borgen van de juiste randvoorwaarden, efficiënte maatregelen en benodigde middelen, op basis van de effectbeoordeling van dit beleidspakket, om de haalbaarheid en implementatie van dit doel te bewerkstelligen. Nederland zal zijn bijdrage leveren aan het Europese doel, maar het kabinet heeft ervoor gekozen om geen nationaal tussendoel voor 2040 vast te leggen in de Nederlandse Klimaatwet.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat de laatste stand van zaken is omtrent het gebruiken van de Russische bevroren tegoeden voor de financiering van de steun aan Oekraïne. Welke rol ziet de minister voor Nederland om de Belgische blokkade te verhelpen?
Antwoord van het kabinet
Momenteel bespreken EU-lidstaten de vormgeving van additionele financiering voor Oekraïne, waarbij de inzet van de bevroren Russische centrale banktegoeden wordt overwogen voor herstelleningen aan Oekraïne. Zodra een voorstel van de Commissie verschijnt, wordt uw Kamer nader geïnformeerd conform informatievoorzieningsafspraken. In het algemeen hecht het kabinet aan een voorstel dat juridisch, technisch en financieel houdbaar is, de noden van Oekraïne adresseert, de G7-partners betrekt en zorgt dat de risico’s en lasten door alle EU-lidstaten gedragen worden. Het kabinet onderstreept daarbij ook het belang van hervormingen voortbouwend op de ervaring met het Oekraïneplan en de IMF-conditionaliteiten. In de aankomende periode wordt door de lidstaten en de Commissie gekeken hoe opvolging gegeven kan worden aan de Belgische zorgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden verwijzen graag naar de inbreng die namens de fractie is ingediend bij het schriftelijk overleg van 1 oktober 2025 aangaande de Kabinetsappreciatie Meerjarig Financieel Kader 2028-2034. Deze leden hebben daar een aantal vragen gesteld, waarop zij het antwoord nog verwachten.
De leden van de BBB-fractie vinden het positief dat de NRPP-middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van de defensie-industrie, militaire mobiliteit, civiele en militaire weerbaarheid en voor migratie-gerelateerde uitgaven in derde landen. Deze leden vragen of er middelen uit het NRPP ter beschikking gesteld kunnen worden ter ondersteuning van de agrarische sector.
Antwoord van het kabinet
Naast de specifieke allocatie in het NRPP voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van EUR 5,1 mld. voor Nederland, hebben lidstaten de mogelijkheid om extra middelen uit het vrij beschikbare deel ook te gebruiken voor ondersteuning van de agrarische sector en landelijke gebieden. Voor het vrij beschikbare deel wordt voorgesteld dat lidstaten ruimte hebben om eigen nationale afwegingen te maken, binnen de genoemde voorwaarden en kaders uit het voorstel.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie hoe dit de begrotingsstructuur verder kan vereenvoudigen, zoals de geannoteerde agenda stelt. Daarnaast willen deze leden graag horen hoe de controle van deze middelen zowel nationaal als Europees verloopt.
Antwoord van het kabinet
Met het voorstel voor het NRPP beoogt de Commissie veertien bestaande fondsen samen te brengen in één overkoepelend kader. Dit kan bijdragen aan vereenvoudiging van de begrotingsstructuur, en daarmee aan lagere administratieve en uitvoeringslasten. Zie verder de beantwoording van vraag 3.
De leden van de BBB-fractie vragen of de koppeling in het NRPP-voorstel tussen hervormingen en uitkering van EU-middelen gewenst is. Het is voor lidstaten niet altijd even makkelijk om EU-doelstellingen te behalen. Ook Nederland heeft moeite met het behalen van verschillende EU-doelstellingen.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft aangegeven de koppeling tussen hervormingen en de uitkering van EU-middelen wenselijk te vinden. Dit kan een extra prikkel geven aan lidstaten om hervormingen door te voeren die bijdragen aan EU-doelstellingen. Het kabinet vindt wel dat er een proportionele verhouding moet zijn tussen het ambitieniveau van beoogde hervormingen en ontvangsten door lidstaten. Het klopt dat bij het niet behalen van een doelstelling een budgettair risico kan ontstaan voor de lidstaten, omdat in het voorstel is opgenomen dat de lidstaten in dat geval wel de eindbegunstigden moeten betalen. Volgens het kabinet ligt hiermee de prikkel voor hervormingen op de juiste plek, namelijk op het niveau van de lidstaten.
Hoe wordt met dit kabinetsstandpunt voorkomen dat Nederland EU-middelen misloopt die juist nodig zijn voor het behalen van de EU-doelstellingen waaraan deze middelen gekoppeld gaan worden?
Antwoord van het kabinet
In het voorstel wordt de uitkering van middelen gekoppeld aan het behalen van mijlpalen en doelstellingen. Met het oog op de uitvoering is het van belang dat bij het opstellen van de plannen door de lidstaten, in samenwerking met de regio, goede mijlpalen en doelstellingen worden geformuleerd. Hierbij moet ook gekeken worden naar de ervaring met de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. De EU-doelstellingen die in het Commissievoorstel zijn opgenomen zijn percentages van het totale bedrag dat lidstaten kunnen ontvangen. Indien middelen worden ingehouden dan betekent dit ook dat de doelstelling daarvoor (procentueel) wordt gecorrigeerd. Het is dan ook niet zo dat decommiteringen resulteren in het niet behalen van doelstellingen zoals in het Commissieraamwerk opgenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen naar het krachtenveld in de Raad rondom pijler 1, en specifiek met betrekking tot de discussie over zelfstandigheid van landbouw en cohesie binnen het MFK. Deze leden vragen wat hierin precies de positie van het kabinet is.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is positief over een bundeling van fondsen, waaronder landbouw en cohesie, in een NRPP. Met deze bundeling wordt beoogd nationale en regionale projecten beter op elkaar aan te laten sluiten en synergiën te creëren tussen de verschillende Europese fondsen, wat zou moeten leiden tot een efficiënter gebruik van middelen. Er blijven binnen het NRPP echter geoormerkte middelen voor o.a. landbouw bestaan en lidstaten krijgen zelf flexibiliteit om niet geoormerkte middelen in te zetten waar ze dat nodig achten.
Ook vragen deze leden wat het kabinet vindt van het standpunt van de groep lidstaten die voor zelfstandigheid van landbouw en cohesie binnen het MFK is en hoe groot deze groep lidstaten is. Deze leden vragen of het klopt dat de Commissie deze lidstaten al enigszins tegemoet gekomen is en zo ja, wat de voorstellen zijn en hoe het kabinet hiernaar kijkt.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft positief over een bundeling van fondsen, waaronder landbouw en cohesie, in een NRPP. Een aantal lidstaten pleit voor zelfstandigheid van landbouw en cohesie fondsen binnen het MFK. De Commissie heeft in het NRPP-voorstel maatregelen voorgesteld om deze kwestie te adresseren, onder meer door het toevoegen van meer geoormerkte middelen of minimale bestedingspercentages voor landbouw en cohesie. Het kabinet is hier kritisch over, aangezien dit de flexibiliteit en modernisering van de EU-begroting niet gen goede komt.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet geen voorstander is van de nieuwe voorgestelde leenfaciliteit voor het ophogen van de NRPP. Deze leden vragen of het kabinet dieper wil ingaan op dit voorstel van de Commissie. Deze leden vragen wat precies het doel van deze faciliteit is, en waar deze middelen voor gebruikt zouden kunnen worden. Ook vragen deze leden of bekend is hoe deze faciliteit vormgegeven zou worden en of dat via een bestaand of nieuw vehikel zou zijn.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is geen voorstander van de voorgestelde leenfaciliteit (“Catalyst Europe”), die lidstaten in staat stelt om hun NRPP op te hogen. Lidstaten kunnen een plan indienen om aanspraak op de leningen te maken indien de kosten van aanvullende hervormingen en investeringen in het NRPP hoger zijn dan de beschikbare nationale en EU-middelen. Voor lidstaten kan dit een rentevoordeel opleveren, indien zij via de Unie goedkoper geld kunnen lenen. De voorgestelde leenfaciliteit betreft een nieuw instrument. Qua vormgeving is deze vergelijkbaar met bestaande leeninstrumenten onder de zogenaamde headroom9.
Deze leden vragen of het kabinet wil ingaan op de door de Commissie genoemde voordelen, bijvoorbeeld dat op deze manier makkelijker middelen beschikbaar komen voor grensoverschrijdende Europese doelen, zoals investeringen in defensie-industrie en energie-infrastructuur.
Antwoord van het kabinet
De manier waarop het NRPP wordt gefinancierd is volgens het kabinet niet van invloed op waar het geld aan uitgegeven kan worden. Hoewel het beschikbare budget voor de NRPPs met een dergelijk leeninstrument hoger is, zonder dat dit leidt tot extra afdrachten, is het kabinet geen voorstander van de voorgestelde leenfaciliteit. Het kabinet is van mening dat er in dit geval geen noodzaak is hiertoe. De plannen van de lidstaten moeten in principe passen binnen het in de EU-begroting beschikbaar gestelde budget. Indien lidstaten grotere ambities hebben kunnen zij zelf nationaal extra middelen vrijmaken voor bijdragen aan hun NRPP.
Deze leden lezen dat het kabinet geen voorstander is, omdat volgens het kabinet geen sprake is van een crisissituatie. Deze leden vragen of het klopt dat het kabinet hiermee van mening is dat financiering door gemeenschappelijke schuld in crisissituaties wel geëigend is.
Antwoord van het kabinet
De Unie beschikt met artikel 122 en artikel 143 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) over rechtsgrondslagen om in bepaalde gevallen financiële steun aan de lidstaten te verlenen, bijvoorbeeld in crisissituaties. In het verleden heeft Nederland meerdere keren ingestemd met leeninstrumenten voor financiële bijstand aan de lidstaten in het geval van buitengewone omstandigheden of crises.
Tot slot vragen deze leden naar het krachtenveld in de Raad ten aanzien van dit specifieke voorstel.
Antwoord van het kabinet
Het krachtenveld in de Raad is nog in ontwikkeling. Op dit moment zijn er zowel positieve als kritische geluiden waarneembaar onder de lidstaten.
.
Reactie van de minister van Buitenlandse Zaken
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3223↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 4144↩︎
Kamerstuk 36 715 nr. 9↩︎
Kamerstuk 32 637 nr. 660↩︎
Kamerstuk II, 2024/25, 22 112, nr. 4114↩︎
Kamerstuk II, 2023/24, 31 793, nr. 257↩︎
Kamerstuk II, 2024/25, 22 112, nr. 4139↩︎
Dit is het verschil tussen het MFK-plafond en het plafond uit het eigenmiddelenbesluit. Dit verschil is nodig als garantie dat de EU aan al haar financiële verplichtingen kan voldoen. Deze marge, ook wel de headroom genoemd, dient als zekerheid voor de financiële markt dat de EU aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen op leningen die zij aangaat. De Commissie kan hiertoe tot maximaal het EMB-plafond aanvullende middelen bij de lidstaten opvragen als dit in het uiterste geval noodzakelijk blijkt om aan haar financiële verplichtingen te voldoen.↩︎