Verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp aan de OESO van 9 tot en met 10 maart 2025
Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2026
Verslag van een werkbezoek
Nummer: 2025D46688, datum: 2025-11-17, bijgewerkt: 2025-11-17 09:53, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Prenger, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36800 XVII-11 Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2026.
Onderdeel van zaak 2025Z19908:
- Indiener: M. Prenger, griffier
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-11-27 13:30: Procedurevergadering Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
36 800 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2026
Nr. 11 VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK VAN EEN DELEGATIE UIT DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP AAN DE OESO VAN 9 TOT EN MET 10 MAART 2025
Vastgesteld 17 november 2025
Een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft van zondag 9 tot en met maandag 10 maart 2025 een werkbezoek gebracht aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in Parijs. De delegatie bestond uit de leden De Vries (delegatieleider, VVD), Ram (PVV), Hirsch (GroenLinks-PvdA), Kamminga (VVD), Bamenga (D66) en Dobbe (SP).
De OESO speelt een belangrijke rol binnen het werkterrein van de
commissie, met name op het gebied van ontwikkelingshulp, internationale
handel en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO).
Tijdens het werkbezoek is de delegatie in gesprek gaan met leiders en
experts van de OESO over bovengenoemde themaās en over de bredere rol
van de OESO bij mondiale vraagstukken zoals kritieke grondstoffen en
internationaal klimaatbeleid.
De delegatie dankt alle gesprekspartners en degenen die betrokken zijn
geweest bij het organiseren van dit werkbezoek. In het bijzonder wil de
delegatie haar waardering uitspreken voor de inzet van de Nederlandse
permanente vertegenwoordiging bij de OESO en haar medewerkers bij de
voorbereiding van het programma en tijdens het werkbezoek. De hartelijke
ontvangst en goede begeleiding van de delegatie hebben in belangrijke
mate bijgedragen aan het welslagen van het bezoek.
De commissievoorzitter,
Thijssen
De griffier van de delegatie,
Prenger
Zondag 9 maart 2025
Het werkbezoek begon met een werkdiner op de residentie van de
Nederlandse ambassadeur in Frankrijk, de heer Versteeg. Naast de
ambassadeur, waren de permanent vertegenwoordiger van Nederland bij de
OESO, de heer Wiers, de tweede secretaris politieke zaken, mevrouw
Defossez en de economisch en financieel raad bij de PV OESO, de heer van
Boxtel, aanwezig. Tijdens het diner werd onder meer gesproken over
recente ontwikkelingen binnen de OESO en over de actuele politieke,
economische en sociale situatie in Frankrijk.
Maandag 10 maart 2025
De dag begon met een gesprek met de permanent vertegenwoordiger
van Nederland bij de OESO, de heer Wiers, en de financieel en
economische raad, de heer van Boxtel.
De heer Wiers lichtte door middel van een presentatie de werkzaamheden van de OESO toe. De OESO brengt gelijkgestemde landen samen rond gedeelde waarden zoals democratie, rechtsstatelijkheid, open markten en transparante regelgeving. Ook vervult de organisatie een belangrijke rol als denktank en kennishub binnen het multilaterale systeem. Zij publiceert beleidsanalyses over uiteenlopende themaās als economie, handel, energie, onderwijs en digitalisering. Daarnaast ontwikkelt en verspreidt de OESO internationale standaarden op uiteenlopende beleidsterreinen, variĆ«rend van belastingbeleid en onderwijs tot ontwikkelingshulp, milieu en duurzaam ondernemerschap. De OESO blijkt vaak effectief in het stellen van normen wanneer in andere internationale fora, zoals de Verenigde Naties, onvoldoende voortgang wordt geboekt.
Het hoogste beslissingsorgaan is de Raad, waarin alle 38 lidstaten plus de Europese Commissie zijn vertegenwoordigd. De Raad bepaalt de strategische koers van de organisatie en stelt de werkagenda vast. Daarnaast werkt de OESO via een uitgebreid netwerk van meer dan 300 comitĆ©s, expert- en werkgroepen, die zich richten op uiteenlopende beleidsthemaās. Deze comitĆ©s bestaan uit ambtenaren en inhoudelijke experts uit de lidstaten, soms aangevuld met academici of vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
Waar de OESO in het verleden vaak werd aangeduid als een ārijke landenclubā, is deze kwalificatie inmiddels achterhaald. De organisatie telt vandaag de dag 38 lidstaten, waaronder meerdere middeninkomenslanden. Daarnaast zijn er acht kandidaat-lidstaten, waaronder IndonesiĆ«, Thailand en Peru. Het toetredingsproces tot de OESO is omvangrijk en veeleisend: kandidaat-lidstaten moeten door meer dan dertig technische commissies worden beoordeeld, een proces dat minstens vijf jaar in beslag neemt. Dit proces fungeert als een belangrijke aanjager voor hervormingen.
Tot slot sprak de heer Wiers over de tweejaarlijkse OESO Economic Survey van Nederland, die in juni 2025 zal worden gepubliceerd. Deze periodieke doorlichting biedt een diepgaande analyse van de economische ontwikkelingen in Nederland, met afzonderlijke hoofdstukken over de belangrijkste beleidsuitdagingen en aanbevelingen om deze aan te pakken. De heer Wiers gaf aan dat de OESO graag bereid is het rapport nader toe te lichten in de Kamer.
Aansluitend kreeg de delegatie een presentatie van twee medewerkers van het parlementaire netwerk van de OESO. Dit wereldwijde netwerk fungeert als een kennisbub voor parlementariƫrs, en staat open voor zowel OESO- als niet-OESO-landen, inclusief subnationale parlementen en het Europees Parlement. Het netwerk biedt leden toegang tot OESO-analyses en aanbevelingen over actuele beleidskwesties en stimuleert internationale samenwerking via de uitwisseling van best practices. Jaarlijks wordt een plenaire bijeenkomst georganiseerd, de eerstvolgende zal plaatsvinden van 11 tot en met 13 maart 2026 in Parijs.
Vervolgens sprak de delegatie met de heer Staur, voorzitter van het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO. Het DAC stelt internationale normen vast voor officiƫle ontwikkelingshulp (ODA), publiceert statistieken hierover en monitort de uitvoering van het VN-doel dat ontwikkelde landen 0,7% van hun bruto nationaal inkomen (BNI) aan ODA besteden. Daarnaast bevordert het DAC de uitwisseling van best practices en voert het periodieke peer reviews uit (elke vier tot zes jaar) om de kwaliteit en effectiviteit van het ontwikkelingsbeleid van lidstaten te verbeteren. Het centrale doel is het terugdringen en uiteindelijk uitbannen van armoede wereldwijd.
De heer Staur stond in het bijzonder stil bij twee grote uitdagingen op het gebied van ontwikkelingshulp. Ten eerste de trend van bezuinigingen door donorlanden op ontwikkelingshulp, mede als gevolg van de COVID-19-pandemie en stijgende uitgaven aan defensie. Volgens Staur is het onwenselijk dat ontwikkelingslanden hiervan de rekening gepresenteerd krijgen, juist omdat mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering en pandemieƫn niet verdwijnen. Tegelijkertijd erkende hij dat donorlanden onder de huidige geopolitieke en economische omstandigheden moeilijke keuzes moeten maken. Het streven naar 0,7% van het BNI voor ontwikkelingshulp moet echter richtinggevend blijven. Ten tweede zullen de komende jaren circa 800 miljoen jongeren in ontwikkelingslanden de arbeidsmarkt betreden, terwijl er onvoldoende banen beschikbaar zijn. Banencreatie in lage- en middeninkomenslanden is daarom cruciaal, aldus de heer Staur. Dit vergt een combinatie van hulp en handel, met gerichte investeringen, open handelskanalen en het versterken van toegevoegde waarde binnen deze landen zelf. Tegelijkertijd zet de mondiale trend van terugtrekkende globalisering de economische vooruitzichten in veel ontwikkelingslanden onder druk. Het nalaten van actie op dit vlak zal onvermijdelijk leiden tot grotere migratiestromen en toenemende instabiliteit, aldus de heer Staur.
Aansluitend had de delegatie een gesprek met mevrouw Norton en mevrouw Bijeljic, beiden werkzaam bij het centrum voor IMVO van de OESO. Het gesprek ging voornamelijk over de herziening van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), waarover momenteel binnen de EU wordt onderhandeld. Vanuit de OESO werd onder meer toegelicht dat de CSDDD in grote lijnen voortbouwt op de OESO-richtlijnen voor IMVO, maar dat in de voorgestelde herziening de reikwijdte van gepaste zorgvuldigheid wordt beperkt tot directe zakenrelaties (tier 1). Daarbij werd opgemerkt dat ernstige risicoās, zoals dwangarbeid, zich vaak verderop in de toeleveringsketen voordoen, waardoor dergelijke risicoās mogelijk minder goed in beeld komen. Ook werd besproken dat een dergelijke beperking kan leiden tot een meer reactieve, in plaats van proactieve benadering van gepaste zorgvuldigheid. Verder wezen de sprekers op de lancering van het āInclusive Platform on Due Diligence Policy Cooperationā van de OESO. Dit platform heeft als doel internationale samenwerking en kennisuitwisseling op het terrein van gepaste zorgvuldigheid te versterken, en biedt overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties een structureel kader om ervaringen en best practices en met elkaar te delen.
Tijdens de lunch sprak de delegatie met de heer Dahou, plaatsvervangend directeur Global Relations and Cooperation. In het gesprek kwamen onder meer de toetreding van nieuwe landen tot de OESO, strategische partnerschappen en het belang van veilige en verantwoorde toeleveringsketens van kritieke grondstoffen aan bod.
Vervolgens sprak de delegatie met de heer Drummond, hoofd van de
directie Handel. Een belangrijke prioriteit van de OESO is het
bevorderen van een gelijk speelveld in de internationale handel. Door
middel van onderzoek en beleidsevaluaties ondersteunt de OESO landen bij
de ontwikkeling van een open, eerlijk en duurzaam handelssysteem. De
werkzaamheden worden gestuurd door het Trade Committee, waarin
hoge ambtenaren uit de lidstaten zitting hebben en die het mandaat en de
onderzoeksagenda bepaalt. Volgens Drummond hebben het toenemende
protectionisme en de oplegging van tariefmaatregelen duidelijke
negatieve economische gevolgen. Op korte termijn leiden ze tot verlies
van banen en verstoringen in toeleveringsketens; op langere termijn
remmen ze investeringen en innovatie, met negatieve effecten op groei en
werkgelegenheid. Hij benadrukte dat de Verenigde Staten en China voor
veel landen de belangrijkste handelspartners zijn, en dat duurzame
economische groei alleen mogelijk is door sterke multilaterale
samenwerking. In een context van toenemende geopolitieke spanningen is
samenwerking tussen gelijkgezinde landen dan ook belangrijker dan
ooit.
Het werkbezoek werd afgesloten met een gesprek met mevrouw Gavornikova,
hoofd van de afdeling exportkredietverzekeringen (ekv). De OESO fungeert
als het belangrijkste multilaterale onderhandelingsforum waar afspraken
over ekv en handelsgerelateerde gebonden hulp worden gemaakt en de
uitvoering daarvan wordt gemonitord. Deze afspraken, vastgelegd in het
Arrangement on Officially Supported Export Credits, zijn erop
gericht een gelijk speelveld te behouden tussen aanbieders, het beperken
van marktverstorende overheidssteun en het bevorderen van transparantie
tussen exportkredietverzekering agentschappen. Daarnaast zijn er
aanvullende aanbevelingen opgesteld om milieu, sociale en
mensenrechtenaspecten, evenals principes voor duurzame kredietverlening,
structureel mee te wegen bij het verstrekken van ekv. In het gesprek
werd verder stilgestaan bij de recente opgerichte MAnufacturing
Groups and Industrial Corporation (MAGIC) database. Deze database
bevat gegevens op bedrijfsniveau over de grootste ondernemingen in 14
belangrijke industriesectoren en biedt daarmee waardevolle informatie
over de mate en typen van overheidssteun die bedrijven ontvangen,
waaronder subsidies en belastingvoordelen.