[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Bikker en Ceder over beleid rond inclusiviteit op hogescholen

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D47060, datum: 2025-11-18, bijgewerkt: 2025-11-18 15:54, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z18306:

Preview document (🔗 origineel)


AH 418

2025Z18306

Antwoord van minister Moes (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 november 2025)

Vraag 1

Acht u het wenselijk dat onderwijsinstellingen uit zichzelf traditionele en cultureel diep verankerde religieuze feestdagen hernoemen of schrappen in het kader van inclusiviteit?

Antwoord 1

Ik vind het belangrijk dat onderwijsinstellingen zich bewust zijn van wat er leeft in de maatschappij en bij hun studenten en medewerkers. Onderwijsinstellingen hebben de verantwoordelijkheid en bevoegdheid om zelf hun onderwijs, interne inclusiviteitsbeleid en onderwijskalenders vorm te geven.

Vanwege deze institutionele autonomie heeft het ministerie van OCW geen beleid op hoe hbo- en wo-instellingen feestdagen moeten noemen. De Rijksoverheid communiceert jaarlijks wanneer er officiële feestdagen zijn (waaronder Pasen, Hemelvaart, Pinksteren en Kerstmis) en wanneer er schoolvakanties zijn in het funderend onderwijs. Die feestdagen benoemen wij en dat blijven wij ook doen. Hiernaast roept het kabinet in de Strategie Bestrijding Antisemitisme (2024)1 onder andere onderwijsinstellingen op om naast christelijke dagen ook met andere religieuze dagen, zoals Joodse en Islamitische feestdagen meer rekening te houden. De wijze waarop hbo- en wo-instellingen dit invullen en hun jaarkalenders inrichten is uiteindelijk aan hen.

Vraag 2

Bent u het eens dat dit de noodzaak tot het ontwikkelen naar een inclusieve samenleving ondergraaft omdat het burgers niet meer stimuleert om via dialoog en samenwerking elkaar religieuzes tradities te leren kennen?

Antwoord 2

Ik vind het zeer wenselijk dat op de onderwijsinstelling het gesprek wordt gevoerd over identiteit en (religieuze) tradities en hoe deze in ere worden gehouden. Ook het gesprek omtrent het vieren van feestdagen hoort hier bij. In de dialoog kan de medezeggenschap een rol spelen. Het is echter niet aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om te oordelen over de uitkomst van dit gesprek en het beleid van de instelling dat hieruit voortvloeit.

Vraag 3

Kunt u, naar aanleiding van het nieuws van het schrappen van de benamingen van christelijke feestdagen door de HU, uiteenzetten welke rol u voor uzelf ziet als stelselverantwoordelijke en welke rol bij de instellingen zelf ligt als het gaat om beleid rondom inclusiviteit?

Antwoord 3

Onderwijsinstellingen hebben de verantwoordelijkheid en bevoegdheid om zelf het onderwijs vorm te geven, inclusief bijbehorend inclusiviteitsbeleid. Bij mij ligt de taak om ervoor te zorgen dat er ruimte, aandacht en middelen zijn waarmee instellingen aan die verantwoordelijkheid invulling kunnen geven en waarbij er ruimte is voor pluriformiteit en onderlinge (veilige) dialoog.

Vraag 4

Op welke manier zet u zich in zodat elke student zich veilig voelt binnen het hoger onderwijs, ongeacht bijvoorbeeld geslacht, afkomst, geaardheid, beperking of levensovertuiging?

Antwoord 4

De onderwijsinstellingen dragen zorg voor een (sociaal) veilige leer- en werkomgeving waar eenieder zich vrij kan uiten, zich thuis voelt en kan ontwikkelen. Als minister stimuleer en help ik de instellingen om de sociale veiligheid van hun studenten en medewerkers te bevorderen. Dit doe ik middels de integrale aanpak sociale veiligheid, die samen met het veld is opgesteld en bestaat uit verschillende maatregelen. Zo loopt er momenteel een landelijk programma waarmee universiteiten, hogescholen, medewerker-, promovendi- en studentenorganisaties worden gestimuleerd om samen te werken bij het vergroten van sociale veiligheid. Voor het landelijk programma sociale veiligheid is gedurende 2024-2027 jaarlijks € 4 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast ontvangen instellingen tot en met 2031 jaarlijks € 4 miljoen voor uitvoering van afspraken over sociale veiligheid uit het bestuursakkoord. Verder werk ik aan de ontwikkeling van een wetsvoorstel zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs, die ook voorziet in versterking van het toezicht op veiligheidsbeleid van instellingen. Daarnaast heb ik een onderzoek naar klacht- en meldprocedures laten uitvoeren; mijn beleidsreactie ontvangt uw Kamer in november.

Vraag 5

Erkent u dat inclusiviteitsbeleid een intrinsieke spanning in zich heeft en beleid dat door de ene student verwelkomt, door een andere student als ‘exclusief’ kan worden ervaren?

Antwoord 5

Inclusie gaat in de kern om het creëren van een omgeving waar een verscheidenheid aan identiteiten, culturen, perspectieven worden verwelkomd, benut, erkend en gewaardeerd. Het is mijn stellige overtuiging dat dit mogelijk moet zijn zonder dat dit ertoe leidt dat anderen worden buitengesloten.

Vraag 6

Bent u het eens dat de invulling van inclusiviteitsbeleid van onderwijsinstellingen al snel raakt aan de vrijheid van onderwijs, juist vanwege de identiteitscomponent en bent u het eens dat onderwijsinstellingen, binnen wet- en regelgeving, een zeer grote mate van vrijheid hebben hoe ze dit beleid invullen?

Antwoord 6

Colleges van bestuur gaan, binnen wet- en regelgeving, zelf over het beleid ten aanzien van hun instelling, inclusief het beleid ten aanzien van inclusiviteit. Ik hecht grote waarde aan het feit dat onderwijsinstellingen die vrijheid hebben.

Vraag 7

In hoeverre kunnen instellingen in het (hoger) onderwijs via bijvoorbeeld een cao gebonden worden aan bepaald inclusiviteitsbeleid? Kunnen ze bijvoorbeeld worden verplicht tot het inwisselbaar maken van feestdagen, het opstellen van een bepaalde jaarkalender of het aanpassen van de naam van een feestdag?

Antwoord 7

Uit de wet volgt niet welke feestdagen iemand vrij is. Werkgevers en werknemers, of een vertegenwoordiging daarvan, kunnen in een cao afspraken maken over welke feestdagen gedurende het kalenderjaar een vrije dag zijn. Ook kan daarbij de mogelijkheid voor personeel om een feestdag te ruilen worden vastgelegd. Als partijen daarbij een bepaalde jaarkalender willen opstellen of de naam van een feestdag aan willen passen, dan kan dat binnen het cao recht. De cao wordt afgesloten door (een vertegenwoordiging van) werkgevers en werknemers. Cao-afspraken zijn bindend voor de instellingen die onder de werkingssfeer van die cao vallen.

Vraag 8

Kunt u garanderen dat dit hoort bij de autonomie die een individuele onderwijsinstelling heeft? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Instellingen worden bij de cao-onderhandelingen vertegenwoordigd door de werkgeversverenigingen. Individuele instellingen hebben inspraak op de cao-inzet van deze verenigingen. Ook vindt er een achterbanraadpleging plaats na het afsluiten van een cao-akkoord. Via deze systematiek hebben instellingen invloed op de cao. Wanneer afspraken in de cao worden opgenomen zijn deze bindend.

Vraag 9

Bent u bereid om met onderwijsinstellingen in gesprek te gaan over hoe zij inclusiviteit vormgeven en daarbij expliciet aandacht te vragen voor het behoud van ruimte voor religieuze en culturele tradities, waaronder christelijke feestdagen?

Antwoord 9

Ja, dit onderwerp is belangrijk in het kader van het welzijn, thuisgevoel en de sociale veiligheid van studenten en medewerkers op hun onderwijsinstelling. Over deze onderwerpen heb ik regelmatig gesprekken met het veld. Ik zal dit onderwerp blijven meenemen in mijn gesprekken met onderwijsinstellingen.


  1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/11/22/tk-bijlage-strategie-bestrijding-antisemitisme↩︎