[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Positie Nederland ten aanzien van EU-Verordening ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik

Brief regering

Nummer: 2025D47108, datum: 2025-11-18, bijgewerkt: 2025-11-18 18:12, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z20028:

Preview document (🔗 origineel)


Door middel van deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de positie die Nederland ten aanzien van het laatste compromisvoorstel inzake de EU-Verordening ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik (CSAM-Verordening) zal innemen.

De voorgestelde CSAM-Verordening bevat een uitgebreid stelsel aan maatregelen om internetbedrijven te verplichten om risico’s op de verspreiding van kinderpornografisch materiaal tegen te gaan en om dit materiaal, indien onderkend, snel te verwijderen. Dit voorstel wordt gedaan gelet op de gigantische aantallen waarin seksueel beeldmateriaal van kinderen op het internet rondgaat.

Oorspronkelijk stond de CSAM-Verordening op de agenda van de JBZ-raad van 8 en 9 december a.s. Lidstaten is echter op 14 november verzocht hun formele positie op 19 november a.s. kenbaar te maken tijdens de Coreper-vergadering. Inmiddels is vandaag duidelijk geworden dat het agendapunt is verplaatst naar de Coreper-vergadering op 26 november a.s. Gelet op de gevraagde formele positie informeert het kabinet u met deze brief over de positie die zij daar zal innemen.

  1. Nieuw compromisvoorstel

In het voorstel dat nu voorligt is verplichte detectie van online seksueel beeldmateriaal van kinderen helemaal uit het voorstel geschrapt. In plaats daarvan wordt voorgesteld de mogelijkheden die bedrijven nu op grond van een tijdelijke derogatieregeling hebben om op eigen initiatief te detecteren, permanent te maken.1 Het betreft bestaand materiaal van online seksueel kindermisbruik, nieuw materiaal en grooming. Mede dankzij de inzet van Nederland is in het voorstel expliciet opgenomen dat niets in deze verordening mag worden opgevat als het opleggen van detectieverplichtingen aan aanbieders.

Verder zal de voorgestelde CSAM-verordening voorzien in verplichtingen voor aanbieders om een beoordeling te maken van het risico dat hun diensten worden gebruikt voor de verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik. Daarbij moeten zij zo nodig risico-mitigerende maatregelen nemen en aan een nieuw EU-centrum melden wanneer zij op of via hun diensten kennis hebben gekregen van mogelijk online seksueel kindermisbruik. Deze aanbieders worden verplicht dit materiaal zo snel mogelijk te verwijderen. Ook worden aanbieders van software application stores verplicht leeftijdsverificatie toe te passen, en interpersoonlijke communicatiediensten als er uit het risico-assessment blijkt dat sprake is van een aanzienlijk risico op grooming. In de Verordening wordt daarnaast geregeld dat elke lidstaat een Coördinerende Autoriteit aanwijst die de bevoegdheid krijgt verwijder- en blokkeringsbevelen te verzoeken. Ook zijn er in het voorstel specifieke rechten gecreëerd voor slachtoffers van seksueel kindermisbruik van wie beelden en video’s nog online kunnen circuleren nadat het fysieke misbruik is gestopt. Ten slotte wordt een EU-centrum opgericht dat zal moeten dienen als kennis- en coördinatiecentrum voor de aanpak van online seksueel kindermisbruik.

  1. Kabinetsstandpunt

Zoals uw Kamer weet, onderhandelt Nederland al geruime tijd over de Verordening. Het BNC-fiche daarover is op 17 juni 2022 met uw Kamer gedeeld.2 Gedurende de onderhandelingen heeft het voorzitterschap meerdere voorstellen gedaan. Voor Nederland is het duidelijk dat, mede naar aanleiding van de moties van Raan c.s. en Kathmann c.s., geen ruimte bestaat om voorstellen te ondersteunen die:

  1. end-to-end encryptie onmogelijk maken,3

  2. verplichte detectie in de privécommunicatie van alle burgers inhouden; en

  3. detectie verplichten in end-to-end versleutelde omgevingen die in de praktijk uitsluitend kunnen worden uitgevoerd door middel van client-side scanning.4

Bij de vraag welke positie Nederland ten aanzien van het huidige voorstel moet innemen, is er daarom zowel aandacht geweest voor de complexe inhoudelijke belangenafweging als voor de positie van ons land in het Europese krachtenveld. Nederland erkent de urgentie van de bestrijding van online seksueel beeldmateriaal van kinderen volledig en wil hier zich maximaal voor inspannen. Nederland is daarom in principe een voorstander van effectieve EU-regelgeving voor het tegengaan van de verspreiding hiervan. Het Nederlandse kabinet hecht zoals gezegd zeer aan een gezamenlijke Europese aanpak van online seksueel kindermisbruik en de voorgestelde CSAM-verordening bevat daartoe waardevolle maatregelen. In een eerdere brief aan uw Kamer zijn bezwaren van dit kabinet gedeeld.5 Daarbij is ook van belang dat in de strijd tegen de verspreiding van dit vreselijke materiaal ook recht wordt gedaan aan grondwettelijke zorgen, de digitale weerbaarheid van de lidstaten en de privacy van gebruikers van internetdiensten. Met het permanent maken van de vrijwillige detectie verdwijnt de periodieke heroverweging van de balans tussen het doel van de detectie en privacy- en veiligheidsoverwegingen. Dat vindt het kabinet een groot risico.

Het verwijderen van verplichte detectie is een grote stap geweest richting de positie van Nederland. Het kabinet is het voorzitterschap hiervoor erkentelijk. Helaas zijn niet alle hierboven genoemde zorgen van Nederland weggenomen. Dat resulteert erin dat Nederland zich zal onthouden van stemming tijdens de Coreper-vergadering van 26 november en daarbij een stemverklaring zal afleggen langs de lijnen zoals hierboven geschetst.

Met de verschuiving van het agendapunt naar de Coreper-vergadering van 26 november a.s. hoop ik uw Kamer hiermee tijdig te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Foort van Oosten


  1. Op grond Verordening (EU) 2021/1232 is voorzien in een tijdelijke afwijking van bepaalde bepalingen van de ePrivacy-Richtlijn (Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie).↩︎

  2. Kamerstukken II, 2021-2022, 221 12, nr. 3455.↩︎

  3. Naar aanleiding van de motie Van Raan c.s. Kamerstukken II, 2022-2023, 266 43, nr. 908.↩︎

  4. Kamerstukken II, 2025-2026, 323 17, nr. 972.↩︎

  5. Kamerstukken II, 2024-2025, 323 17, nr. 906.↩︎