[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

WODC-evaluatie Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2025D47139, datum: 2025-11-19, bijgewerkt: 2025-11-21 11:29, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -1002 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2025Z20041:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 1002 Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2025

Hierbij bied ik u het WODC-rapport ‘Vijf jaar WAMCA. Evaluatie Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (2020-2025)’ aan. Dit rapport vormt het tweede deel van het evaluatieonderzoek van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Op 16 juni 2025 zond de toenmalige Staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer het eerste deel, het WODC-rapport “Rechtsvergelijking toegang tot de rechter van belangenorganisaties in algemeenbelangactie’.1

De wetsevaluatie is in opdracht van het WODC uitgevoerd door een breed onderzoeksconsortium van de Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam en Radboud Universiteit Nijmegen. Bij de wetsevaluatie staat de vraag centraal hoe de WAMCA in de praktijk werkt en of de met de invoering van de wet beoogde doelen zijn bereikt.

In het kader van het onderzoek is een analyse gemaakt van de 95 collectieve acties die sinds 2020 in het Centraal register voor collectieve vorderingen zijn opgenomen. De onderzoekers hebben verder zes focusgroepbijeenkomsten gehouden en een vragenlijstonderzoek verricht waaraan zowel advocaten aan eisende als aan gedaagde kant, belangenorganisaties, gedaagde partijen en rechters hebben deelgenomen. Tot slot is er literatuuronderzoek verricht.

Op basis van het onderzoek komen de onderzoekers tot vier algemene bevindingen en een aantal meer specifieke bevindingen per doelstelling. De eerste algemene bevinding is dat personen en organisaties die actief zijn op het gebied van collectieve acties in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek positief zijn over het bestaan van de collectieve (schadevergoedings)actie. De tweede algemene bevinding is dat de verplicht voorgeschreven en duidelijk onderscheiden ontvankelijkheidsfase en de fase van inhoudelijke behandeling ervoor zorgt dat de voortgang van de collectieve actie een aandachtspunt is. De derde algemene bevinding, die samenhangt met de tweede algemene bevinding, is dat er tot op dit moment nog geen collectieve schadeafwikkeling heeft plaatsgevonden op basis van het WAMCA-regime. De voorfase (voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling) lijkt dusdanig veel tijd te kosten dat collectieve schadevergoedingsvorderingen in de evaluatieperiode in de meeste gevallen nog niet inhoudelijk zijn behandeld. De vierde algemene bevinding is dat elke wetswijziging van een omvang als die van de WAMCA tot onduidelijkheden en knelpunten in de rechtspraktijk leidt. Dat geldt dus ook hier. Op bepaalde punten is duidelijkheid gewenst. Hierbij merken de onderzoekers op dat die duidelijkheid niet altijd van de wetgever hoeft te komen, maar ook door jurisprudentie kan komen.

Als mogelijke benutting van de uitkomsten van het onderzoek stellen de onderzoekers vast dat het bestaan van de collectieve (schadevergoedings)actie als positief wordt ervaren door degenen die ervaring hebben met deze actie. Zij merken op dat er daarmee geen aanleiding is voor een eventuele aanbeveling over het beperken of (fundamenteel) veranderen van de collectieve actie.

De bevindingen van de wetsevaluatie, mede in het licht van het rechtsvergelijkend onderzoek, zijn voor de onderzoekers wel aanleiding om een aantal juridisch-technische aanbevelingen te doen, met name ten aanzien van het bevorderen van de voortgang van de voorfase of ontvankelijkheidsfase van de collectieve actie. De aanbevelingen zien op de voorbereidende fase, de beoordeling van de ontvankelijkheid (waaronder het representativiteitsvereiste), de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger, de vaststelling van de collectieve vordering en de nauw omschreven groep, het bieden van een opt-out-mogelijkheid en de verplichte schikkingsfase voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling. Ten behoeve van de efficiëntie en effectiviteit van de 305a-actie zouden sommige verplichte onderdelen, die coördinatie beogen, kunnen worden losgelaten of aangepast juist in verband met efficiëntie en effectiviteit.

Het evaluatieonderzoek geeft invulling aan de passage in het regeerprogramma van het kabinet Schoof waarin wordt gemeld dat het kabinet onderzoekt of en hoe nadere vereisten gesteld moeten worden aan de representativiteit van belangenorganisaties met een ideëel doel die een procedure kunnen voeren op basis van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek. Het komt ook tegemoet aan moties met een soortgelijke strekking van Stoffer c.s. en van Diederik van Dijk c.s., alsmede aan een aan de Eerste Kamer gedane toezegging.2 Uit het onderzoek blijkt niet dat er een noodzaak is tot het stellen van nadere vereisten. De onderzoekers bevelen aan om een kwalitatieve representativiteitstoets te introduceren voor in (in ieder geval) lid-6-acties (met een ideëel doel), waarbij de geschiktheid van de 305a-organisaties om op te komen voor de belangen die onderwerp zijn van de procedure worden getoetst.

Gelet op de conclusies van het onderzoek en de demissionaire status van het kabinet, zie ik geen aanleiding om op dit moment wetgevende maatregelen te treffen ten aanzien van de WAMCA. Ik laat het aan een volgende kabinet om met een nadere inhoudelijke reactie te komen op het onderzoek. Het evaluatieonderzoek en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen staan centraal tijdens de komende monitoringsbijeenkomst waarin bij de WAMCA betrokken belanghebbenden hun ervaringen met de wet en de aandachtspunten die zij daarbij hebben, kunnen uitwisselen. Ook de uitkomsten daarvan kunnen worden betrokken bij de standpuntbepaling door een volgend kabinet.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

A.C.L. Rutte


  1. Zie Kamerstuk 29 279, nr 975 en Kamerstuk 35 925 VI,AQ.↩︎

  2. Zie Kamerstuk 36 169, nr. 37 (gewijzigde motie Stoffer c.s.), Kamerstuk 36 169, nr 41 (moties Diederik van Dijk c.s.) en Kamerstuk 35 334, BF en 33576- blz.12 (toezegging T03660).↩︎