Publicatie CBS Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest derde kwartaal 2025
Mestbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D47376, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-20 13:35, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 33037 -626 Mestbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z20155:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-11-25 15:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-26 11:15: Procedurevergadering Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Met deze brief informeer ik de Kamer dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) op 20 november 2025 de derde kwartaalrapportage 2025 over de fosfaat- en stikstofexcretie door de Nederlandse veestapel1 heeft gepubliceerd. Tevens kom ik met deze brief tegemoet aan de door de Kamer aangenomen motie Vedder c.s.2 waarin mij verzocht is in deze brief ook in te gaan op de meest actuele inschatting van de deelname aan de Lbv en Lbv-plus en het effect daarvan op de mestproductie.
Op mijn verzoek stelt het CBS na afloop van ieder kwartaal een berekening samen van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Aan de rapportage is eveneens op mijn verzoek toegevoegd een prognose van het ruweiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen. De derde kwartaalrapportage 2025 geeft een momentopname van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie en het ruweiwitgehalte over geheel 2025 op basis van de op 1 oktober 2025 beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens over de omvang van de rundveestapel, de melkproductie per koe, de beschikbaarheid en samenstelling van krachtvoer en ruwvoer en de voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op peildatum 1 april 2025.
Ook in deze derde kwartaalrapportage is er sprake van een mate van onzekerheid in de prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2025. Die onzekerheid is een gevolg van het feit dat er nog geen definitieve cijfers bekend zijn over de hoeveelheden en samenstelling van het ruwvoer en krachtvoer. Hierdoor is het CBS in zijn berekening uitgegaan van voorlopige cijfers, zoals het ook is uitgegaan van voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel. De in tabel 1 en tabel 2 vermelde cijfers betreffen dan ook een verwachting van de mestproductie. De definitieve mestproductiecijfers over 2025 zullen in de zomer van 2026 bekend worden.
Verwachte mestproductie 2025
De door het CBS voor 2025 verwachte fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel is weergegeven in tabel 1 respectievelijk tabel 2.
Tabel 1: Momentopname van de verwachte fosfaatexcretie van de Nederlandse veestapel over 2025 (in miljoen kg)
Plafond 2025 |
1e kw. 2025 | 2e kw. 2025 | 3e kw. 2025 |
|
|---|---|---|---|---|
| Nationaal | 135,0 | 142,7 | 140,6 | 141,6 |
| Melkvee | 71,8 | 73,6 | 73,8 | 74,6 |
| Varkens | 27,8 | 32,3 | 30,2 | 30,3 |
| Pluimvee1 | 20,3 | 20,7 | 20,4 | 20,0 |
| Overig2 | 15,1 | 16,1 | 16,1 | 16,7 |
N.B. Door afrondingen kan de som van de cijfers afwijken van het totaal.
Tabel 2: Momentopname van de verwachte stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel over 2025 (in miljoen kg)
Plafond 2025 |
1e kw. 2025 | 2e kw. 2025 | 3e kw. 2025 |
|
|---|---|---|---|---|
| Nationaal | 440,0 | 433,7 | 428,1 | 433,7 |
| Melkvee | 267,8 | 252,8 | 252,8 | 257,3 |
| Varkens | 70,3 | 80,1 | 75,1 | 75,2 |
| Pluimvee1 | 48,4 | 48,5 | 48,1 | 47,1 |
| Overig2 | 53,5 | 52,4 | 52,1 | 54,2 |
N.B. Door afrondingen kan de som van de cijfers afwijken van het totaal.
1) Het sectoraal plafond voor de pluimveehouderij heeft alleen betrekking op de mestproductie van die diersoorten waarop het stelsel van pluimveerechten van toepassing is, te weten kippen en kalkoenen.
2) Voor ‘overig’ is in de Msw geen sectoraal plafond vermeld. Het hier vermelde plafond is afgeleid van het nationale plafond en de plafonds voor melkvee, varkens en pluimvee
Uit tabel 1 en 2 blijkt dat het CBS verwacht dat in 2025 de fosfaatexcretie van de Nederlandse veestapel het nationale plafond met 4,9% zal overschrijden. De stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel in 2025 zal naar verwachting 1,4% onder het nationale plafond uitkomen. Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is de verwachte excretie van fosfaat en stikstof toegenomen, als gevolg van hogere stikstof- en fosforgehaltes van het verse gras, een hoger stikstofgehalte van de graskuil van 2025 en een grotere rundveestapel.
Verwacht ruweiwitgehalte in melkveevoerrantsoen
In het kader van de stikstofproblematiek is met de melkveesector afgesproken om op sectorniveau te streven het ruweiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen te verlagen en deze in 2025 niet hoger te laten zijn dan 160 gr RE/kg droge stof3. In februari dit jaar is er een convenant opgesteld en ondertekend door de partijen in de zuivelketen4. De convenantpartners verbinden zich aan het doel om het gemiddelde ruw eiwitgehalte van het rantsoen te verlagen naar maximaal 160 gram per kilogram droge stof in 2025 en 158 gram per kilogram droge stof in 2026. CBS monitort de voortgang op dit voerspoor door een prognose te geven van het ruweiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen. Deze prognose is in tabel 3 weergegeven.
Tabel 3: RE-gehalte in het melkveevoerrantsoen in 2022, 2023,
2024 en het verwachte
RE-gehalte in 2025 (in g/kg droge stof)
| 2022 | 2023 | 2024 | 1e kw. 2025 | 2e kw. 2025 | 3e kw. 2025 |
|
|---|---|---|---|---|---|---|
Melkveevoerrantsoen (melk- en kalfkoeien en bijbehorend jongvee) |
161 | 163 | 161 | - 1 | 156 | 157 |
1) Er waren onvoldoende gegevens beschikbaar om een indicatie te kunnen geven
In de cijfers in tabel 3 is de samenstelling verwerkt van het ruwvoer van 2024, de voorjaars- en zomerkuilen van 2025, vers gras en van het krachtvoer tot en met het derde kwartaal van 2025. Het ruweiwitgehalte van de voorjaars- en zomerkuilen en van vers gras van 2025 is hoger dan dat van 2024. Uit tabel 3 blijkt dat het CBS verwacht dat de afgesproken streefwaarde voor 2025 gehaald wordt.
Deelname Lbv en Lbv-plus
Op 29 oktober 2025 stonden er bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in het kader van de beëindigingsregelingen Lbv en Lbv-plus 1.039 verleningsbeschikkingen5 geregistreerd. Van de veehouders met een verleningsbeschikking op die datum hebben er 1.023, oftewel ruim 98%, de modelovereenkomst ondertekend en het eerste subsidievoorschot ontvangen.
Potentieel effect LBV en LBV-plus op mestproductie
Veehouders die in het kader van de Lbv of de Lbv-plus een subsidieaanvraag hebben ingediend, hebben daarbij moeten aangeven hoeveel productierechten doorgehaald moeten worden. Hiermee is het mogelijk om een indicatie te krijgen van het potentiële effect van deelname aan deze regelingen op de mestproductie vanuit de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij. De vleeskalverhouderij kent geen systeem van productierechten, maar door uit te gaan van het gemiddeld aantal in een kalenderjaar gehouden dieren, is het ook voor deze sector mogelijk om een indicatie te krijgen van het potentiële effect van deelname aan deze regelingen op de mestproductie. Op basis van de op 29 oktober 2025 bij RVO geregistreerde verleningsbeschikkingen gaat het om 2.276.240 fosfaatrechten, 1.288.646 varkensrechten, 5.957.257 pluimveerechten en 89.373 vleeskalveren. Als al deze veehouders daadwerkelijk besluiten tot beëindiging over te gaan, dus bij 100% deelname, dan komt het potentiële effect op de nationale mestproductie uit op een vermindering van 10,7 miljoen kilogram fosfaat en 29,4 miljoen kilogram stikstof.
Inschatting mestproductie
Omdat deelnemers aan Lbv en Lbv-plus tot een jaar na het onderteken van de overeenkomst de tijd hebben om hun dieren weg te doen, zal het volledige effect van Lbv en Lbv-plus niet al in 2025 maar in de loop van de twee jaren daarna tot uiting komen in de mestproductiecijfers.
Om een inschatting te maken van de mestproductie inclusief het effect van deelname aan Lbv en Lbv-plus ben ik tot nu toe uitgegaan van een deelnamepercentage van 80%. Daarbij heb ik mij gebaseerd op het gegeven dat op 15 juni 2025 van de veehouders met een verleningsbeschikking op ruim 89% de modelovereenkomst ondertekend had. Zoals eerder aangegeven in deze brief heeft inmiddels meer dan 98% van de veehouders met een verleningsbeschikking op 29 oktober 2025 de modelovereenkomst ondertekend. Daarom vind ik het realistisch om voor een inschatting van de mestproductie uit te gaan van een deelnamepercentage van 90%. De inschatting is dat in dit 90%-scenario de mestproductie in Nederland ook op termijn boven (+2,1 miljoen kg) het nationale fosfaatproductieplafond van 135,0 miljoen kilogram fosfaat uitkomt. Deze verwachte overschrijding is het gevolg van een verwachte overschrijding van het sectorale fosfaatproductieplafond voor de melkveehouderij (+2,9 miljoen kg). Daarentegen zullen de andere mestproductieplafonds, zowel nationaal als sectoraal op termijn niet overschreden worden. Een en ander is inzichtelijk gemaakt in tabel 4.
Tabel 4: Inschatting van de mestproductie op termijn (2026/2027) op basis van de gerealiseerde mestproductie 2024 en het potentiële effect van deelname aan Lbv en Lbv-plus bij 90% deelname (in miljoen kg)
| Nationaal | Melkvee | Varkens | Pluimvee | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| fosfaat | stikstof | fosfaat | stikstof | fosfaat | stikstof | fosfaat | stikstof | |
| Productie1 | 146,7 | 448,9 | 76,7 | 265,2 | 32,3 | 80,1 | 20,7 | 48,5 |
| Effect2 | 9,6 | 6,5 | 2,0 | 7,0 | 5,0 | 13,5 | 2,1 | 4,2 |
| Inschatting | 137,1 | 422,4 | 74,7 | 258,2 | 27,3 | 66,6 | 18,5 | 44,3 |
| Plafond | 135,0 | 440,0 | 71,8 | 267,8 | 27,8 | 70,3 | 20,3 | 48,4 |
| Overschrijding3 | 2,1 | -17,6 | 2,9 | -9,6 | -0,5 | -3,7 | -1,8 | -4,1 |
1) Betreft de in 2024 gerealiseerde mestproductie (bron: CBS)
2) Betreft het potentiële effect op de mestproductie bij 90% deelname aan Lbv en Lbv-plus op basis van de op 29 oktober 2025 bij RVO geregistreerde verleningsbeschikkingen
3) Er is sprake van een overschrijding van het plafond als het vermelde getal positief (+) is. Is het getal negatief (-) dan is er sprake van een onderschrijding van het plafond.
Reflectie
Zoals aangegeven acht ik een scenario waarbij uit wordt gegaan van een deelnamepercentage aan Lbv en Lbv-plus van 90% in plaats van 80% realistisch. Daarbij in ogenschouw nemend dat 98% van de veehouders met een verleningsbeschikking op 29 oktober 2025 de modelovereenkomst ondertekend heeft en een eerste subsidievoorschot ontvangen heeft. De ervaring met eerdere regelingen leert dat als men eenmaal deze stap heeft gezet er weinigen zijn die alsnog besluiten het bedrijf toch niet te beëindigen. Maar ook in het 90%-scenario zal het nationale fosfaatproductieplafond (+2,1 miljoen kg) en het sectorale fosfaatproductieplafond voor melkvee (+2,9 miljoen kg) waarschijnlijk overschreden worden, terwijl de andere plafonds op termijn waarschijnlijk niet overschreden zullen worden. Dit blijft echter een inschatting van de mestproductie, de werkelijke mestproductie over 2025 zal echter pas duidelijk worden in de zomer van 2026. Tot die tijd is het zaak om de ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2025/monitor-fosfaat-en-stikstofexcretie-in-dierlijke-mest-derde-kwartaal-2025↩︎
Kamerstukken II 2025/26, 33 037, nr. 621↩︎
Kamerstukken II 2020/21, 35 334, nr. 159↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33 037, nr. 586↩︎
Met verleningsbeschikkingen wordt hier bedoeld het aantal subsidieverleningen op 29 oktober 2025 die nog niet zijn ingetrokken (omdat een veehouder bijvoorbeeld heeft besloten niet tot beëindiging over te gaan of niet binnen de vastgestelde termijn aan de vereisten uit de subsidieregeling heeft voldaan).↩︎