Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het advies Nederlandse Sportraad: Hoofdzaak. Advies om hersenletsel door sport te voorkomen (Kamerstuk 30234-426)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D47401, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-20 09:52, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: M. Heller, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z15932:
- Indiener: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-09-09 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-24 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-11-19 14:00: Advies Nederlandse Sportraad: Hoofdzaak. Advies om hersenletsel door sport te voorkomen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2026-02-09 10:00: Begrotingsonderdeel Sport (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr.
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld …………. 2025
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tielen) over het advies Hoofdzaak. Advies om hersenletsel door sport te voorkomen van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) 1.
Voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Heller
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Reactie van de staatssecretaris
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van het rapport van de Nederlandse Sportraad om hersenletsel door sport te voorkomen. De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat er aandacht is voor het voorkomen van hersenletsel door sport. Sport levert een onmisbare bijdrage aan de fysieke en mentale gezondheid, sociale verbinding en het plezier van miljoenen Nederlanders. Tegelijkertijd mag het risico op hersenletsel niet worden genegeerd. Genoemde leden hechten eraan dat sport veilig en verantwoord kan worden beoefend, zeker ook voor kinderen en jongeren. Zij erkennen echter ook de waarde van sport als ruimte om grenzen te verkennen en eigen keuzes te maken. Daarom zoeken zij naar een zorgvuldige balans tussen het beschermen van de gezondheid van sporters en het behouden van vrijheid en autonomie binnen de sport.
De NLsportraad adviseert om hoofdcontact bij kinderen onder de twaalf jaar te verbieden en bij jongeren tot achttien jaar sterk te ontraden. De leden van de D66-fractie begrijpen de wens om jonge sporters extra te beschermen, en vragen de staatssecretaris hoe zij deze specifieke leeftijdsgrenzen beoordeelt. Daarbij vragen deze leden de staatssecretaris of zij nog maatschappelijke of praktische barrières ziet om maatregelen te nemen en hoe ze deze kan wegnemen.
Het rapport laat daarnaast zien dat de implementatie van veiligheidsmaatregelen per sport sterk varieert. In sommige sporten, zijn duidelijke leeftijdsgrenzen of beschermingsmiddelen al ingevoerd; in andere ontbreken goede afspraken en toezicht. De leden van de D66-fractie vragen hoe de staatssecretaris ervoor wil zorgen dat sporters, trainers en sportbonden zich aan de geadviseerde grenzen en maatregelen houden. Ziet zij hierbij bijvoorbeeld een rol voor NOC*NSF of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? En hoe wordt de naleving georganiseerd in de recreatieve sport, waar toezicht en handhaving vaak beperkt zijn? Daarnaast vragen deze leden wat de plannen van de staatsecretaris zijn betreffende sportbonden die richtlijnen hanteren die afwijken van de adviezen van de NLsportraad, waaronder de geadviseerde leeftijdgrenzen.
De NLsportraad constateert dat kennis over herhaald hoofdcontact en traumatisch hersenletsel versnipperd is en dat er geen structurele registratie of dataverzameling plaatsvindt. Daarom pleit de raad voor een nationaal expertisecentrum dat onderzoek, kennisdeling en monitoring coördineert. De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang van kennisontwikkeling en vragen hoe de staatssecretaris tegenover dit voorstel staat. Is zij bereid om de oprichting van een dergelijk centrum te verkennen? Welke rol ziet zij voor bestaande organisaties, en hoe wordt geborgd dat onderzoek ook inspeelt op vrouwen, kinderen en parasporters, die nu bij bestaande onderzoeken nog te vaak buiten beeld blijven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het advies en het rapport van de NLsportraad en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Sportbonden onderschrijven het belang van aandacht voor hersengezondheid in de sport en steunen veelal initiatieven die bijdragen aan veilig sporten voor iedereen. Tegelijkertijd vinden genoemde leden het belangrijk dat beleidskeuzes zorgvuldig worden afgewogen, met oog voor wetenschappelijke inzichten, sportpraktijk en de positieve maatschappelijke waardes van sport. Hoe waarborgt de staatssecretaris dat deze beleidskeuzes op alle aspecten en met name op de positieve maatschappelijke waarde, zorgvuldig worden gewogen?
De wetenschappelijke literatuur laat zien dat de frequentie en intensiteit van hoofdcontact verlaagd kan worden met verschillende maatregelen. Er is echter weinig bekend over de langetermijneffecten daarvan. Hoe gaan deze langetermijneffecten voor de verschillende sporten inzichtelijk gemaakt worden? Is de staatsecretaris voornemens eerst meer inzichten te verkrijgen over de langetermijneffecten alvorens bindende maatregelen door te voeren? Hoe worden deze afwegingen gewogen?
In het rapport Hoofdzaak wordt gesteld dat er ‘geen afstemming is tussen sport en zorg over eenduidige richtlijnen voor herstel na hersenletsel’. Veelal wordt het aan de huisarts overgelaten wanneer mensen na klachten aan het hoofd weer mogen starten met sporten, echter eenduidige richtlijnen ontbreken hierbij. Genoemde leden verbazen zich enigszins over deze bevindingen. Indien er namelijk daadwerkelijk sprake is van (traumatisch) hersenletsel zou men ervanuit mogen gaan dat men onder behandeling is van een neuroloog en een revalidatiearts, zeker zolang men nog in de herstelfase zit is van de huisarts helemaal geen sprake in deze discussie. Is de staatssecretaris het met genoemde leden eens dat er sprake is van onder behandeling wanneer dit niet het geval is? Waaruit blijkt dat deze mensen vaak bij de huisarts belanden? Heeft de staatssecretaris hier cijfers van? Wat is de reden van het belanden bij een huisarts in plaats van bij een revalidatiearts in voorkomende gevallen?
Wat genoemde leden betreft wordt de rol van de revalidatiearts in het rapport onderbelicht en wordt deze maar één keer genoemd in het hele rapport. Is de staatsecretaris het met genoemde leden eens dat de revalidatiearts de expertise in huis heeft om per individu te kijken wat nodig is voor herstel in voorkomende gevallen? Hebben de revalidatieartsen om richtlijnen gevraagd? Wat vinden de revalidatieartsen van dit rapport in verhouding tot hun vakgebied? Hoeveel sporters hadden de afgelopen vijf jaar een consult bij de revalidatiearts ten gevolge van hersenletsel door het beoefenen van sport? Kan de staatssecretaris een uiteenzetting per sport geven?
In het voetbal hebben bonden in enkele andere landen maatregelen genomen om koppen voor met name kinderen en jongeren te verbieden of te ontmoedigen. ‘In het Nederlandse voetbal zijn dergelijke maatregelen niet genomen’, valt in het rapport te lezen. Is de staatssecretaris op de hoogte van de maatregelen die bijvoorbeeld de KNVB al wel heeft genomen om de kans op hersenletsel te voorkomen? Zijn deze voorbereidingen en initiatieven van de KNVB meegenomen in het advies voor een kopverbod? Op welke manier is er samenwerking met de hersenpoli van de KNVB over veilig en verantwoord koppen? Worden de gegevens van de hersenpoli meegenomen in de beleidskeuzes?
Is bij het overwegen van een kopverbod in Nederland ook gekeken naar de mogelijke negatieve effecten op het spelverloop en het risico op andere blessures? Is er inzicht in hoe vaak spelers in verschillende leeftijdsgroepen gemiddeld koppen per seizoen? Zijn er verschillen bekend tussen mannen en vrouwen als het gaat om de hoeveelheid en impact van kopballen? De gezondheid van onze jeugd staat voor genoemde leden voorop, desondanks zijn genoemde leden benieuwd of een kopverbod in Nederland kan leiden tot een sportief nadeel voor Nederlandse teams in internationaal verband?
Deelt de staatssecretaris de mening van genoemde leden dat, zolang koppen onderdeel blijft van het internationale voetbal, het belangrijk is dat spelers dit op een verantwoorde en veilige manier leren?
Hoe kijkt de staatssecretaris naar de mogelijke negatieve gevolgen van een kopverbod voor het sportplezier en de positieve effecten van sport, zoals gezondheid, zelfvertrouwen en sociale verbondenheid?
De Gezondheidsraad adviseert in te zetten op monitoring om de blootstelling aan herhaald hoofdcontact beter in kaart te brengen. Hoe gaat dit gerealiseerd worden en wat is hierbij de te hanteren tijdlijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het advies om hersenletsel te voorkomen van de NLsportraad. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de NLsportraad van mening lijkt te zijn dat de richtlijnen van de KNVB niet voldoende zijn om jonge voetballers (met name onder de twaalf jaar oud) te beschermen. Nu constateren deze leden dat er binnen de KNVB nieuwe richtlijnen over veilig koppen gelden voor het seizoen 2025/2026. Kan de staatssecretaris aangeven of deze richtlijnen meegewogen zijn in het advies? Graag horen deze leden op welke punten deze richtlijnen al dan niet voldoen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de NLsportraad adviseert om het inzicht te vergroten in de incidentie van hersenletsel vanwege sportbeoefening. Zij geven aan dat de sportbonden hier een aantal ideeën over hebben, zoals uitbreiding van het wedstrijdformulier. Kan de staatssecretaris aangeven of zij deze ideeën voldoende acht, of acht zij aanvullende maatregelen nodig om het inzicht in de genoemde incidentie te vergroten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de NLsportraad adviseert om herhaalde klappen en stoten tegen het hoofd te verbieden voor kinderen onder de twaalf jaar. Kan de staatssecretaris op hoofdlijnen schetsen hoe een dergelijk verbod eruit zou kunnen zien?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de NLsportraad adviseert om tot verdere kennisontwikkeling te komen. Hierbij ligt de nadruk op kennisontwikkeling over vrouwen, parasporters en kinderen. Kan de staatssecretaris aangeven op welke manier zij specifiek voor deze doelgroep de genoemde kennisontwikkeling wil stimuleren? Ziet zij mogelijkheden om in dit kader bij andere projecten aan te sluiten, zoals de Nationale Strategie Vrouwengezondheid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris en het rapport ‘Hoofdzaak Advies om hersenletsel door sport te voorkomen’. Genoemde leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Allereest vinden de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het goed dat er onderzoek wordt gedaan naar hersenletsel door sport en dat dit rapport is verschenen. Er wordt steeds meer bekend over het verband tussen herhaald hoofdcontact en chronisch hersenletsel. De bewustwording groeit ook, maar lijkt nog niet voldoende te zijn. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de huidige bewustwording aangaande herhaald hoofdcontact en chronisch hersenletsel?
In de beantwoording op de vragen van het lid Mohandis (ontvangen op 20 maart 2025) geeft de staatssecretaris aan dat in eerste instantie de betreffende aanbieders van het jeugdvoetbal verantwoordelijk zijn voor een veilige sportbeoefening. Tevens verwijst zij alvast naar betreffende rapport. Hoe kijkt de staatssecretaris naar haar rol naar aanleiding van dit gepubliceerde rapport? Ziet zij aanknopingspunten voor het stimuleren van deze bewustwording? Tevens geeft de staatssecretaris in de beantwoording aan in gesprek te gaan met de verantwoordelijke sportorganisaties. Zijn deze gesprekken al gevoerd? Zo ja, kan zij nader toelichten hoe deze gesprekken zijn verlopen?
De NLsportraad pleit ervoor dat de staatssecretaris verantwoordelijkheid neemt voor de bescherming van kinderen en jongeren en dit niet enkel bij de sportbonden te laten. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? De NLsportraad adviseert verder om een expertisecentrum te benoemen om kennisontwikkeling en -implementatie te coördineren. Hoe kijkt de staatssecretaris tegen dit voorstel aan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de NLsportraad en bedanken hen voor dit advies waarin een praktische vertaling gegeven wordt aan het advies dat de Gezondheidsraad in juni publiceerde. Deze leden hebben daarnaast nog enkele vragen aan de staatssecretaris over de aanbevelingen van dit advies.
De NLsportraad bepleit onder andere dat de overheid een extra beschermingsplicht heeft voor kinderen en jongeren en dat de staatssecretaris daarom verantwoordelijkheid moet nemen en bescherming niet alleen aan de sportsector over moet laten. De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris het in algemene zin hiermee eens is. Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar liggen volgens de staatssecretaris de grenzen van de verantwoordelijkheden tussen overheid en sportsector als het gaat om het beschermen van kinderen en jongeren?
De NLsportraad adviseert voor verschillende leeftijdscategorieën verschillende regels voor hoofdcontact te gaan hanteren. Hierbij moeten sportbonden de ruimte krijgen om zelf maatregelen uit te werken voor sporters vanaf twaalf jaar. De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris bereid is sportbonden hierbij hulp aan te bieden als daar behoefte aan is. Zo nee, waarom niet?
De NLsportraad adviseert om het dragen van een helm in de paardensport, toerfiets- en wielersport, skiën en snowboarden, schaats- en inlineskatesport te verplichten bij georganiseerde deelname en te stimuleren bij ongeorganiseerde sportdeelname. De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris van mening is dat hier eventueel een wettelijke verplichting voor zou moeten komen, als de desbetreffende sportbonden niet zelf tot een dergelijke verplichting over zouden gaan.
De NLsportraad geeft aan dat kennis over risico’s van herhaald hoofdcontact voor chronisch hersenletsel nog diverse onzekerheden kent als het gaat om andere dan mannelijke profsporters. De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris bereid is te stimuleren dat er meer aan kennisontwikkeling gedaan wordt, bijvoorbeeld onder regie van VeiligheidNL in samenwerking met partijen als universitaire ziekenhuizen, Sportgeneeskunde Nederland, koepelorganisaties in de sport- en zorgsector en de sportbonden. Welke rol ziet de staatssecretaris voor zichzelf hierin?
Met betrekking tot het onderzoek zelf hebben genoemde leden ten slotte nog enkele vragen. Het advies stelt voor om onder de twaalf jaar een kopverbod in te voeren. Hoe ziet de NLsportraad in de praktijk dat kinderen en volwassenen op latere leeftijd alsnog op een veilige manier leren koppen? Is bij het overwegen van een kopverbod in het voetbal door de Sportraad ook gekeken naar de mogelijke negatieve effecten op het spelverloop en het risico op andere blessures? Is er inzicht in hoe vaak spelers in verschillende leeftijdsgroepen gemiddeld koppen per seizoen? Zou een kopverbod in Nederland kunnen leiden tot een sportief nadeel voor Nederlandse teams in internationaal verband? Is in de voorbereiding van het advies meegenomen welke maatregelen de KNVB al heeft genomen om koppen veiliger te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de NLsportraad. Deze leden hebben hierover de volgende vragen aan de staatssecretaris.
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over de toenemende neiging van de overheid om risico’s in het leven te willen uitbannen via regelgeving en verboden. Genoemde leden staan voor gezond verstand, eigen verantwoordelijkheid en het recht op vrijwillige deelname aan sport, ook als daar risico’s aan verbonden zijn. Sport is geen risicoloze activiteit en dat moet het ook niet worden.
De NLsportraad stelt dat sporters beschermd moeten worden tegen herhaald hoofdcontact, met name kinderen. Tegelijkertijd erkent de raad dat sport ook draait om het bewust opzoeken van risico’s. Het advies stelt vergaande maatregelen voor zoals een verbod op herhaald hoofdcontact bij kinderen en het sterk ontraden daarvan bij jongeren. De leden van de BBB-fractie stellen dat sport per definitie een vrijwillige activiteit is waarin mensen bewust risico’s nemen. Is de staatssecretaris bereid te erkennen dat sport risico’s kent en dat het niet de taak van de overheid is om deze volledig uit te bannen? Hoe voorkomt zij dat het beleid betuttelend wordt en sportplezier ondermijnt?
Verder stelt het advies een verbod op herhaald hoofdcontact voor kinderen onder de twaalf jaar, wat in de praktijk neerkomt op een kopverbod in het jeugdvoetbal. Genoemde leden vinden dit een vergaande maatregel die nauwelijks uitvoerbaar is en het karakter van de sport aantast. Is de staatssecretaris van plan om een kopverbod in het jeugdvoetbal te ondersteunen? Zo ja, hoe beoordeelt zij de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid hiervan, en de impact op sportdeelname en plezier?
Ook stelt de KNVB dat een verbod op koppen kan leiden tot méér hoofdletsel, omdat spelers dan risicovollere alternatieven kiezen. Ook kan het veiliger zijn om een bal te koppen dan op een andere manier weg te werken. De leden van de BBB-fractie vinden het onbegrijpelijk dat deze praktijkkennis niet is meegenomen. Is de staatssecretaris bereid te erkennen dat een verbod op koppen niet alleen betuttelend is, maar ook averechts kan uitpakken voor de veiligheid van spelers? Waarom is dit risico niet expliciet meegenomen in het advies?
Verder vinden de leden van de BBB-fractie dat koppen een essentieel onderdeel is van het voetbalspel en dat een verbod in Nederland kan leiden tot een sportief nadeel ten opzichte van landen waar koppen wel wordt aangeleerd. Is de staatssecretaris het ermee eens dat een nationaal kopverbod Nederlandse voetbalteams op achterstand zet in internationale competities? Hoe wordt dit meegewogen in de beleidsreactie?
Daarnaast stelt het advies dat de overheid regie moet nemen op sportbeleid, convenanten en monitoring. De leden van de BBB-fractie hechten aan autonomie van sportverenigingen en sporters. Is de staatssecretaris voornemens om landelijke regie te nemen over sportregels? Zo ja, hoe waarborgt zij dat sportverenigingen en sporters zeggenschap behouden over hun eigen sportpraktijk?
Ook wijst de KNVB erop dat jeugdspelers onder de dertien jaar gemiddeld slechts één keer per twaalf wedstrijden koppen. De leden van de BBB-fractie vragen zich af waarom dan juist deze groep in het advies wordt aangepakt. Als de effecten van koppen voor alle doelgroepen vergelijkbaar zijn, waarom is dan gekozen voor een verbod onder de leeftijd van twaalf jaar? Is dit onderbouwd met cijfers over kopbelasting per leeftijdscategorie?
Tot slot stelt de Nlsportraad dat ook hoofdcontact zonder symptomen risico’s oplevert en pleit voor brede preventieve maatregelen. De leden van de BBB-fractie vragen de staatssecretaris of de voorgestelde maatregelen niet doorschieten. Hoe gaat de staatssecretaris beoordelen of maatregelen proportioneel zijn ten opzichte van het risico? Wordt hierbij ook gekeken naar uitvoerbaarheid, kosten en impact op sportdeelname?
Reactie van de staatssecretaris
Kamerstuk 30234-426↩︎