Amendement van het lid Flach over het meer aan laten sluiten van artikel 139 bij de bepaling over het verbieden van rechtspersonen in het Burgerlijk Wetboek
Regels betreffende de financiering van politieke partijen en transparantieregels met betrekking tot hun interne organisatie en financiën, evenals regels met betrekking tot het toezicht en het verbieden van politieke partijen (Wet op de politieke partijen)
Amendement
Nummer: 2025D47440, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-20 11:52, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.J. Flach, Tweede Kamerlid (SGP)
Onderdeel van kamerstukdossier 36742 -11 Regels betreffende de financiering van politieke partijen en transparantieregels met betrekking tot hun interne organisatie en financiën, evenals regels met betrekking tot het toezicht en het verbieden van politieke partijen (Wet op de politieke partijen).
Onderdeel van zaak 2025Z20190:
- Indiener: A.J. Flach, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
| Vergaderjaar 2025-2026 | ||
| 36 742 | Regels betreffende de financiering van politieke partijen en transparantieregels met betrekking tot hun interne organisatie en financiën, evenals regels met betrekking tot het toezicht en het verbieden van politieke partijen (Wet op de politieke partijen) | |
| Nr. 11 | AMENDEMENT VAN HET LID Flach | |
| Ontvangen 20 november 2025 | ||
| De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: | ||
Artikel 139 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt “de grondbeginselen van”.
2. Het tweede lid vervalt.
Toelichting
Ondergetekende deelt de opvatting van de Afdeling advisering van de Raad van State dat het bij het formuleren van een bepaling inzake het verbieden van een politieke vereniging de voorkeur verdient om te volstaan met de hoofdnorm dat een partij alleen kan worden verboden als haar doelstelling of werkzaamheden een daadwerkelijke en serieuze bedreiging vormen voor de democratische rechtsstaat. Het wetsvoorstel zou dichter moeten aansluiten bij de bestaande bepaling over het verbieden van rechtspersonen in artikel 2:20 BW. De onnodige toevoegingen in artikel 139 van het wetsvoorstel scheppen extra onduidelijkheid en onzekerheid.
Het centraal stellen van de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat wijkt af van het huidige artikel 2:20 BW, waarin niet opvattingen of beginselen centraal staan, maar het doel of de werkzaamheid die de democratische rechtsstaat als zodanig ontwricht. De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het risico bestaat van een onbedoelde verbreding van de bepaling over het verbieden van rechtspersonen die juist zou kunnen leiden tot een lagere drempel voor het verbieden van politieke partijen dan nu het geval is. Ondergetekende vindt dat dit risico zoveel mogelijk moet worden vermeden. Aan de bijzondere status van politieke partijen dient maximaal recht gedaan te worden. Er kan geen sprake van zijn dat een politieke partij verboden zou kunnen worden vanwege enkel het hebben en uitdragen van opvattingen over een of meer beginselen van de democratische rechtsstaat.
De indicatieve opsomming van het tweede lid roept veel vragen op. Dat betreft allereerst de interpretatie van de onderdelen die wel zijn opgenomen, waarbij de Afdeling advisering van de Raad van State verschillende voorbeelden noemt van interpretatievragen. Ook rijzen vragen over de status van grondbeginselen die niet benoemd worden, zoals het eerbiedigen van het legaliteitsbeginsel, terwijl deze een minstens zo wezenlijk onderdeel zouden kunnen vormen van de democratische rechtsstaat.
Op grond van het voorgaande schrapt het amendement het element van de grondbeginselen in het eerste lid en eveneens het tweede lid waarin de indicatieve opsomming van grondbeginselen is geregeld. Hierdoor ontstaat een kernachtiger artikel dat meer aansluit bij de bestaande regeling. Het schrappen van de lijst met grondbeginselen laat uiteraard onverlet dat alle wezenlijke elementen van de democratische rechtsstaat, zoals het houden van vrije en geheime verkiezingen, voluit onderdeel van de beoordeling kunnen blijven of in de praktijk daadwerkelijk sprake is van een ernstige bedreiging voor de democratische rechtsstaat.
Flach