Kabinetsreactie op het advies van het Internationaal Gerechtshof over de aanwezigheid en activiteiten van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties en derde staten in de Palestijnse Gebieden
Brief regering
Nummer: 2025D47724, datum: 2025-11-21, bijgewerkt: 2025-11-21 15:30, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Mede ondertekenaar: A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z20288:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
Geachte voorzitter,
Op 24 oktober 2025 verzocht uw vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp het kabinet te reageren op het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 22 oktober jl. over verplichtingen van Israƫl voor VN-hulpverlening in de Palestijnse Gebieden. Met deze Kamerbrief voldoet het kabinet aan uw verzoek.
In deze brief informeren wij u ook over het indienen van een eventuele Nederlandse verklaring tot interventie in de zaak die Zuid-Afrika heeft aangespannen tegen Israƫl bij het IGH, zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat van 10 september over de informele Raad Buitenlandse Zaken d.d. 29 augustus 2025 (TZ202509-108).
Het kabinet informeert u conform de toezegging van de minister-president ook over de rol die Nederland kan spelen bij de oprichting van VN-commissies die oorlogsmisdrijven onderzoeken, specifiek in het kader van de oorlogsmisdrijven in Gaza en Israƫl, gedaan tijdens het debat op 16 oktober over de Europese Top (TZ202510-167).
Advies Internationaal Gerechtshof (IGH)
Op 22 oktober 2025 bracht het IGH zijn advies uit in de adviesprocedure over de verplichtingen van IsraĆ«l over de aanwezigheid en activiteiten van de Verenigde Naties (VN) ā in het bijzonder het VN-agentschap United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) ā alsook andere internationale organisaties en derde staten ā in de bezette Palestijnse Gebieden (PG). Deze adviesaanvraag is op 19 december 2024 op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), en op Noors initiatief, bij het Hof ingediend. Nederland heeft door het indienen van een zienswijze op 28 februari 2025 deelgenomen aan de schriftelijke fase van de procedure.
Het advies is niet juridisch bindend, maar vormt wel een gezaghebbende uiteenzetting van het toepasselijk internationaal recht.
De uitspraak van het Hof berust voornamelijk op feiten uit de periode na 7 oktober 2023. Het Hof stelt dat het in deze uitspraak niet ingaat op de vraag of Israƫl zijn verplichtingen daadwerkelijk heeft geschonden, noch op de eventuele juridische gevolgen hiervan. Wel spreekt het Hof ernstige zorgen uit over de naleving van het humanitair oorlogsrecht en mensenrechtenverplichtingen door Israƫl.
Het IGH stelt in het advies dat:
De staat Israƫl, als bezettende macht, zijn verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht moet naleven. Deze verplichtingen omvatten:
het verzekeren dat de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden beschikt over essentiƫle levensbehoeften waaronder voedsel, water, kleding, beddengoed, onderdak, brandstof, medische benodigdheden en diensten;
het instemmen met en faciliteren van hulpacties ten behoeve van de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden, zolang deze bevolking onvoldoende bevoorraad is, zoals het geval is geweest in de Gazastrook, met inbegrip van hulp die wordt verleend door de Verenigde Naties, met name UNRWA, andere internationale organisaties en derde landen, en dergelijke hulpacties niet belemmeren;
het ontzien en beschermen van hulpverleners, waaronder medisch personeel en medische faciliteiten;
het respecteren van het verbod op gedwongen verplaatsing en deportatie in de bezette Palestijnse Gebieden;
het respecteren het recht van gedetineerde personen uit de bezette Palestijnse Gebieden op bezoek van het Internationale ComitƩ van het Rode Kruis (ICRC);
het respecteren van het verbod op het gebruik van uithongering van burgers als methode van oorlogsvoering.
ISR, als bezettende macht, is verplicht de mensenrechten van de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden te respecteren, te beschermen en te eerbiedigen, inclusief door de aanwezigheid en activiteiten van de VN, andere internationale organisaties en derde staten.
ISR is verplicht om te goeder trouw samen te werken met de Verenigde Naties door bijstand te verlenen bij elke actie die zij onderneemt in overeenstemming met het VN Handvest, met inbegrip van UNRWA, in en met betrekking tot de bezette Palestijnse Gebieden.
ISR is verplicht om de privileges en immuniteiten van de VN te eerbiedigen en te waarborgen, de onschendbaarheid van VN-gebouwen, inclusief UNWRA, tegen elke vorm van inmenging te beschermen en de privileges en immuniteiten van VN in en met betrekking tot de bezette Palestijnse Gebieden, te eerbiedigen.
Het Hof concludeert dat UNRWA een onvervangbare verstrekker van humanitaire hulp in de Gazastrook is en citeert de uitspraak van de Secretaris Generaal van de VN dat er momenteel geen realistisch alternatief voor UNRWA is om adequaat diensten en ondersteuning te verlenen aan Palestijnse vluchtelingen. Er is volgens het Hof geen bewijs dat UNRWA, als entiteit, het onpartijdigheidsbeginsel zou hebben geschonden. Het Hof is daarnaast van oordeel dat de informatie waarover het beschikt niet voldoende is om het gebrek aan neutraliteit van UNRWA vast te stellen met het oog op de beoordeling van haar onpartijdigheid als organisatie in de zin van artikel 59 van het Vierde Verdrag van GenĆØve.
Beleidsimplicaties IGH-advies
Het advies bevestigt de nijpende humanitaire situatie in de Gazastrook en hiermee ook de grote zorgen die het kabinet heeft over de humanitaire toegang en distributie van humanitaire hulp in de Gazastrook. Het Hof constateert dat de Palestijnse bevolking onvoldoende is voorzien in haar essentiƫle levensbehoeftes en dat Israƫl daarom verplicht is humanitaire hulp door derde staten en onpartijdige humanitaire organisaties toe te staan.
Het IGH oordeelt dat de Israƫlische blokkade van humanitaire hulp tot een ernstige verslechtering van de situatie in de Gazastrook leidde. Nederland heeft deze blokkade, sinds deze van start ging, sterk veroordeeld en heeft Israƫl via alle beschikbare kanalen opgeroepen om de blokkade op te heffen. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 28 juli 2025, heeft Nederland mede om deze reden in EU-verband het initiatief genomen voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israƫl Associatieakkoord en andere stappen genomen, waaronder de Israƫlische ambassadeur op ministerieel niveau ontboden.1
In het bilaterale contact met IsraĆ«l, zo ook in het recente contact tussen minister Van Weel met zijn IsraĆ«lische evenknie, wordt al geruime tijd benadrukt dat maatregelen moeten worden genomen om humanitaire hulp voor de Gazastrook onmiddellijk en aanzienlijk op te schalen. Dat betreft maatregelen om de invoer van hulpgoederen te bespoedigen en verruimen, alsook om de distributie van hulpgoederen binnen de Gazastrook te verbeteren. Nederland onderstreept hierbij het belang van de heropening van meer grensovergangen en, conform motie Van den Burg, van ongehinderde toegang voor de professionele hulporganisaties waaronder de VN, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en internationale ngoās.2 Inmiddels is een lichte verbetering zichtbaar, zo zijn grensovergangen Kerem Shalom, Zikim en Kissufim (gedeeltelijk) operationeel.
Over de uitdagingen waar hulpverleners mee worden geconfronteerd onderhoudt Nederland nauw contact met onze humanitaire partnerorganisaties. Nederland heeft dit thema ook bilateraal opgebracht bij de IsraĆ«lische autoriteiten, bijvoorbeeld in recente gesprekken van zowel minister-president Schoof als minister Van Weel met hun respectievelijke counterparts. Het kabinet blijft zich inspannen om er voor te zorgen dat onze partner-ngoās hun humanitaire werk kunnen uitvoeren in IsraĆ«l en de bezette Palestijnse Gebieden, en stemt deze inspanningen nauw af met de hulporganisaties in kwestie.
Nederland blijft ook een aanzienlijke financiĆ«le bijdrage leveren aan de humanitaire respons in de Gazastrook. Sinds 7 oktober 2023 heeft Nederland in totaal 94,2 miljoen euro vrijgemaakt voor hulpprogrammaās van VN-organisaties waaronder het Wereldvoedselprogramma, alsook voor het werk van de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de partner-ngoās van de Dutch Relief Alliance. Dit bedrag komt bovenop de ongeoormerkte financiering die Nederland jaarlijks aan humanitaire organisaties geeft. Het belang van deze manier van financieren is dat het professionele humanitaire organisaties in staat stelt goederen in te kopen en op te slaan en mensen paraat te hebben, zodat hulpverlening direct opgeschaald kan worden. Zo kunnen hulporganisaties snel en flexibel reageren op humanitaire crises wereldwijd. Dat geldt ook voor de respons in de Gazastrook. Tevens deed Nederland recent bijdragen aan onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie voor het verlichten van medische en humanitaire knelpunten in de regio.3 Recent heeft het kabinet besloten om een additionele 10 miljoen euro te alloceren aan het waterprogramma van UNICEF dat zich richt op het herstel van de watervoorziening voor een substantieel deel van de bevolking in Gaza.
UNRWA speelt op dit moment een belangrijke rol voor humanitaire hulpverlening in de Gazastrook. In de Gazastrook heeft UNRWA nog steeds een aanzienlijke capaciteit, expertise en implementerend vermogen, bijvoorbeeld op gebied van gezondheidszorg. Daarnaast levert UNRWA humanitaire hulp en basisdiensten aan mensen in de hele regio, waaronder in de Westelijke Jordaanoever en landen in de regio, zoals vastgelegd in het door de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) verleende mandaat. Dit gaat onder meer om activiteiten op gebied van sociale bescherming, onderwijs en gezondheidszorg. Daarmee levert UNRWA een aanzienlijke bijdrage aan de stabiliteit in de regio. Nederland deelt de zorgen die leven over de organisatie en blijft het belang onderstrepen van implementatie van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport. Hier zal Nederland aandacht voor blijven vragen, met inachtneming van het feit dat UNRWA al stappen heeft gezet om institutionele verbeteringen door te voeren. Nederland blijft het huidige door de Algemene Vergadering van VN verleende mandaat op dit moment steunen. Nederland blijft UNRWA ook financieel ondersteunen, waarbij deze steun gradueel afbouwt in navolging van het amendement Eerdmans en Stoffer (Kamerstuk 36600-XVII, nr. 50). In 2025 ontving UNRWA een bijdrage van 15 miljoen euro. Dat is 4 miljoen euro minder dan de Algemene Vrijwillige Bijdrage aan UNRWA van 2024. De vrijgevallen 4 miljoen euro van dit jaar werd wel gebruikt voor humanitaire ondersteuning in de Gazastrook, maar werd aan een andere organisatie toegekend. Zo bleef het kabinet, ook in lijn met het bovengenoemde amendement, inzetten op diversificatie van humanitaire hulp in de Gazastrook.
Om perspectief aan de Gazanen te bieden voor een betere toekomst, met kansen voor economische ontwikkeling en een stabiel bestuur, zet het kabinet waar mogelijk in op spoedig herstel en wederopbouw. Om deze reden is Nederland co-host van de aankomende wederopbouwconferentie in Egypte.
Nederland blijft zich inzetten voor het tegengaan van straffeloosheid (accountability). Hoewel het IGH-advies zich niet richt op juridische gevolgen voor derde staten en niet oordeelt of Israƫl zijn verplichtingen daadwerkelijk heeft geschonden, erkent het kabinet de noodzaak om druk te blijven uitoefenen op Israƫl om zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te leven. Dit brengt Nederland duidelijk over het voetlicht in bilaterale contacten met Israƫl, waaronder ook in de recente juridische consultaties. Ook via multilaterale fora wordt Israƫl, mede door Nederland, steevast opgeroepen te handelen in overeenstemming met humanitair oorlogsrecht. Bijvoorbeeld tijdens het Open Debat Midden-Oosten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 27 oktober 2025 waarbij is opgeroepen tot onafhankelijk onderzoek naar schendingen van internationaal recht, conform motie Dassen c.s.4
Ā
Het kabinet ziet momenteel te weinig onderzoek naar en berechting van internationale misdrijven door Israël zelf. Nederland spreekt Israël hier consistent op aan.5 Conform de toezegging van minister-president, informeer ik u ook over de rol die Nederland kan spelen bij de oprichting van VN-commissies die oorlogsmisdrijven onderzoeken. Als een staat niet bereid of niet in staat is om zelf internationale misdrijven te onderzoeken en degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn te vervolgen en te berechten komt de internationale gemeenschap in beeld. In het geval van Israël en de bezette Palestijnse Gebieden bestaan reeds door de Mensenrechtenraad gecreëerde mandaten die onderzoek doen. Deze mechanismes doen onderzoek naar de daden van alle partijen, waaronder expliciet ook die van Hamas. Ook heeft het Internationaal Strafhof vorig jaar arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen (inmiddels overleden) leiders van Hamas.
De inzet van het kabinet blijft primair gericht op het laten slagen van het vredesplan. Nederland benadrukt in internationaal verband, conform motie Diederik van Dijk c.s.6 het essentiƫle belang van afspraken over de volledige implementatie van de eerste fase en daarnaast de uitwerking van de volgende fasen. Het is van groot belang dat het staakt-het-vuren stand houdt en dat beide partijen zich aan de gemaakte afspraken houden. Dit betekent onder andere dat Hamas alle lichamen van de gegijzelden moet vrijgeven. Er mag geen rol voor de terroristische organisatie Hamas zijn in het toekomstig bestuur van de Gazastrook. Het uiteindelijke doel is het bereiken van een duurzame vrede tussen Israƫliƫrs en Palestijnen.
Nederlandse interventie IGH-zaak Zuid-Afrika tegen Israƫl
De deadline voor indiening van het verweerschrift (āCounter-Memorialā) door IsraĆ«l in de zaak Zuid-Afrika v. IsraĆ«l is door het IGH met twee maanden verlengd, tot 12 maart 2026. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een eventuele verklaring tot interventie door andere verdragspartijen bij het Genocideverdrag, waaronder Nederland, ook met twee maanden is verlengd. Het kabinet beslist om deze reden op een later moment over het indienen hiervan.
De minister van Buitenlandse Zaken, D.M. van Weel |
Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, |
|---|
Kamerstuk 23432, nr. 569, d.d. 28 juli 2025ā©ļø
Kamerstuk 23432, nr. 600, d.d. 21 augustus 2025ā©ļø
Kamerstuk 23432, nr. 611, d.d. 15 oktober 2025ā©ļø
Kamerstuk 21 501-20, nr. 2301, d.d. 16 oktober 2025ā©ļø
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3245, d.d. 11 september 2025ā©ļø
Kamerstuk 21501-20, nr. 2289, d.d. 30 september 2025ā©ļø