[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie Periodieke Rapportage Sociale Vooruitgang

Brief regering

Nummer: 2025D47726, datum: 2025-11-21, bijgewerkt: 2025-11-21 15:30, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z20289:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

De directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in augustus 2025 een onderzoek afgerond naar het Nederlandse sociale ontwikkelingsbeleid in de periode 2018-2024. Hierbij deel ik met uw Kamer zowel de Periodieke Rapportage als de beleidsreactie.

De rapportage richt zich op vier thema’s: mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR); vrouwenrechten en gendergelijkheid; maatschappelijk middenveld en onderwijs. Zoals toegelicht in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp1 is besloten om vanaf 2026 geen apart budget meer te reserveren voor onderwijs.

Conclusies uit de Periodieke Rapportage

IOB concludeert dat er veel positieve resultaten zijn geboekt op individueel en lokaal niveau: SRGR kennis onder jongeren is verbeterd en vrouwenrechtenorganisaties zijn versterkt. IOB is ook positief over de goed werkende coördinatie van multilaterale instrumenten op het gebied van gezondheid, SRGR en gendergelijkheid. IOB waardeert de Nederlandse COVID-19 respons in lage- en middeninkomenslanden. Ook concludeert IOB dat onder andere de flexibiliteit van het ministerie en financiële toezeggingen voor de lange termijn hebben bijgedragen aan efficiëntie van ontwikkelingsprogramma’s.

Tegelijkertijd identificeert IOB een aantal verbeterpunten. Zo was de kwaliteit van programmaevaluaties niet altijd toereikend voor het vaststellen van effectiviteit en is er verbetering mogelijk op het gebied van efficiëntie en lokaal geleide ontwikkeling. IOB heeft zes specifieke aanbevelingen geformuleerd, waarop hieronder zal worden gereageerd.

  • Aanbeveling 1: Zet het principe van gecoördineerde en voorspelbare financiering van Nederland op het gebied van mondiale gezondheid en SRGR voort, met een focus op ondersteuning van nationale overheden en systemen

Het kabinet verwelkomt deze aanbeveling. Gezondheid blijft een kernthema in de ontwikkelingshulp.2 Op basis van de Mondiale Gezondheidsstrategie (MGS) 2023-2030 zet Nederland zich in voor een toekomstbestendige mondiale gezondheidsarchitectuur.3 IOB beveelt specifiek aan om nationale overheden te blijven ondersteunen, ten behoeve van het versterken van zorg op het gebied van SRGR. Het kabinet kan goed uit de voeten met deze aanbeveling. Juist nu internationale steun voor gezondheid sterk afneemt, wordt meer leiderschap verwacht van overheden in ontwikkelingslanden. Het versterken van nationale gezondheidssystemen blijft daarom onderdeel van de Nederlandse inzet. In lijn met de aanbeveling zal het kabinet ook blijven inzetten op een combinatie van ongeoormerkte, flexibele en meerjarige financiering van multilaterale organisaties4 en grote fondsen5 en ondersteuning van (lokale) maatschappelijke organisaties.

Het kabinet zal geleerde lessen over de internationale respons op de COVID-19 crisis goed documenteren en meenemen in de voorbereiding op eventuele toekomstige gezondheidscrises.6

  • Aanbeveling 2: Zorg voor betrouwbare en verantwoorde partnerschappen met zowel multilaterale en internationale organisaties als met ngo’s/CSO’s

Het kabinet verwelkomt deze aanbeveling. Met multilaterale organisaties en maatschappelijke organisaties worden geregeld beleidsdialogen gehouden en Nederland speelt samen met gelijkgezinde donoren een actieve rol in bestuursorganen van mondiale gezondheidsfondsen als GAVI en Global Fund.

Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van IOB om in onze samenwerking met maatschappelijke organisaties grote, complexe partnerschappen te vermijden. Daarom wordt onder andere in het Focus-kader (2026-2030) geen consortia van maatschappelijke organisaties met veel tussenlagen gefinancierd.7 Op deze manier wordt de beheerslast van programma’s voor Buitenlandse Zaken en partnerorganisaties verminderd.

Zoals IOB aangeeft, is het belangrijk dat programma’s ook na afloop effect blijven hebben en dat er verantwoord wordt omgegaan met ingezette middelen en betrokken partners. Het kabinet is het daarom eens met de aanbeveling om duurzaamheids- en exit-strategieën standaard onderdeel te maken van programmavoorstellen. Dit wordt meegenomen in de criteria voor de beoordeling van programmavoorstellen onder het Focus-kader.

  • Aanbeveling 3: Ontwikkel realistische beleidskaders en programma’s binnen de invloedssfeer van Nederland

IOB raadt aan om bij het ontwikkelen van beleidskaders en programma’s voldoende rekening te houden met de invloed van externe factoren en de haalbaarheid van gestelde doelen. Het kabinet neemt deze aanbeveling ter harte in zijn programmering.

Zo zal het ministerie binnen het Focus-kader sterker inzetten op het formuleren van resultaten en doelen die haalbaar zijn binnen de looptijd van dit kader. De vereisten voor monitoring en evaluatie worden versimpeld.

  • Aanbeveling 4: Betrek lokale organisaties en doelgroepen vanaf de ontwerpfase bij programma’s, zodat de doelstellingen van het programma aansluiten bij behoeften van de doelgroepen

Deze aanbeveling sluit aan bij de beleidsbrief Ontwikkelingshulp en de oproep van de OESO en maatschappelijke organisaties tot versterkt lokaal eigenaarschap in ontwikkelingshulp.8 In de toekomstige programmering onder artikel 3 zal lokaal eigenaarschap nadrukkelijk centraal gesteld worden.

Daarnaast adviseert IOB om pleitbezorgingsactiviteiten te combineren met dienstverlening om beter tegemoet te komen aan de behoeften van de doelgroepen. Dienstverlening richt zich op het direct verbeteren van levensomstandigheden van mensen en gemeenschappen, waar pleitbezorging en het aangaan van de (kritische) dialoog met invloedrijke partijen zich richten op structurele verbeteringen of het beïnvloeden van sociale normen. Pleitbezorging kan op verschillende niveaus plaatsvinden, op (sub-)nationaal niveau bijvoorbeeld bij traditionele leiders en lokale overheden, op regionaal niveau bijvoorbeeld bij de Afrikaanse Unie en op internationaal niveau bijvoorbeeld bij VN-instanties.9

Het kabinet onderschrijft dat de combinatie van pleitbezorging en dienstverlening een effectieve aanpak is om ontwikkelingsdoelen te bereiken. In het Focus-kader gaat daarom minimaal 30% van het programmabudget naar dienstverlening. Daarbij blijft voldoende ruimte voor maatschappelijke organisaties om te doen aan pleitbezorging op (sub-)nationaal, regionaal én internationaal niveau. Financiering voor lobby in Nederland is uitgesloten van financiering.10

  • Aanbeveling 5: Blijf voortbouwen op de goede resultaten en praktijken van lokaal geleide interventies

Het kabinet is tevreden over de vooruitgang op lokaal geleide ontwikkeling, zoals binnen het Leading from the South-programma waarbij vrouwenfondsen uit het mondiale zuiden subsidies verstrekken aan lokale organisaties.

Het kabinet neemt deze aanbeveling ter harte bij de nieuwe programmering voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties onder artikel 3.

  • Aanbeveling 6: Definieer duidelijke doelstellingen op het gebied van gelijkheid, en operationaliseer en monitor ze.

Het kabinet onderschrijft het belang van gendergelijkheid binnen ontwikkelingsprogramma’s. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de uitvoering van EU Gender Actie Plan III, zet Nederland zich in voor het integreren van vrouwenrechten en gender in beleid en programmering.11 IOB concludeert dat hierop in de afgelopen jaren vooruitgang is geboekt, maar dat de effectiviteit niet altijd goed is gemeten. Om hier verbetering in te brengen, zal in de toekomst aandacht uitgaan naar het beter toepassen van de OESO-DAC gendermarker.12 Dat betekent onder meer dat genderanalyses structureel onderdeel dienen te zijn van de activiteitscyclus en dat vaker genderspecifieke doelstellingen worden geformuleerd.

Tenslotte

Het kabinet dankt IOB voor haar evaluatie en neemt de overkoepelende bevindingen en aanbevelingen ter harte. De geleerde lessen zullen zoveel mogelijk worden meegenomen in nieuwe ontwikkelingsprogramma’s.

Staatssecretaris Buitenlandse Handel

en Ontwikkelingshulp,

Aukje de Vries


  1. Kamerbrief Beleid Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36180, nr. 133) d.d. 20 februari jl.↩︎

  2. Kamerbrief Beleid Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36180, nr. 133) d.d. 20 februari jl.↩︎

  3. Kamerbrief Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030: Samen zorgen voor gezondheid wereldwijd (Kamerstuk 36180, nr. 25) d.d. 21 oktober 2022.↩︎

  4. UNFPA, UNAIDS en de WHO.↩︎

  5. Het Global Financing Facility voor moeders, kinderen en adolescenten van de Wereldbank, het Global Fund ter bestrijding van Tuberculose, Malaria en hiv-aids en GAVI (de Vaccin Alliantie),↩︎

  6. Sub-aanbeveling 1d: Documenteer lessen uit de Nederlandse noodrespons bij de COVID-19-pandemie om de paraatheid voor toekomstige (gezondheids)crises te verbeteren.↩︎

  7. Zie Kamerbrief over het beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp 2026-2030 (Kamerstuk 31865, nr. 282) d.d. 27 juni 2025.↩︎

  8. Zie bijvoorbeeld OESO-DAC (2024) Pathways Towards Effective Locally Led Development Co-operation: Learning by Example; Partos (2022) Dream Paper: Shift the Power.↩︎

  9. Voor verdere toelichting over deze combinatie zie Kamerbrief over het beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp 2026-2030 (Kamerstuk 31865, nr. 282) d.d. 27 juni 2025↩︎

  10. Kamerbrief over het beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp 2026-2030 (Kamerstuk 31865, nr. 282) d.d. 27 juni 2025.↩︎

  11. Kamerstuk 36 180, nr. 170 d.d. 8 juli 2025.↩︎

  12. De OECD-DAC Gender Equality Policy Marker is een classificatiesysteem dat door de OESO-DAC wordt gebruikt om bij te houden in welke mate ontwikkelingshulpprojecten gericht zijn op gendergelijkheid en vrouwenrechten.↩︎