Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) 2026 (Kamerstuk 30196-853)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D47746, datum: 2025-11-21, bijgewerkt: 2025-11-21 16:09, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.M. Beckerman, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (SP)
- Mede ondertekenaar: A.C.W. de Vos, griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) 2026 (Kamerstuk 30196-853)
Onderdeel van zaak 2025Z20296:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
| 30196 | Duurzame ontwikkeling en beleid |
|---|
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft de onderstaande fractie de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de brief inzake het Ontwerpbesluit houdende de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) 2026 (Kamerstuk 30196, nr. 853).
De voorzitter van de commissie,
Postma
De griffier van de commissie,
De Vos
I Vragen/opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
II Antwoord/reactie van de minister
I Vraag/opmerking van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
het Ontwerpbesluit houdende de Subsidieregeling Verduurzaming voor
Verenigingen van Eigenaren (SVVE) en hebben over een aantal onderwerpen
nog vragen voor de minister.
Op blz. 9 van het Ontwerpbesluit valt te lezen dat de looptijd van de
regeling is verlengd tot en met 2030 en het subsidieplafond voor
verduurzamingsmaatregelen en ondersteunend onderzoek en advies ten
behoeve van verduurzaming is opgehoogd met meer dan honderd miljoen
euro. De leden van de PVV-fractie willen de minister vragen of er
tussentijdse evaluaties plaatsvinden om te kijken hoe de regeling wordt
gebruikt, wat gebeurt met eventueel overtollig beschikbaar budget in
2030 en of het volledig beschikbare bedrag juridisch gebonden is.
II Antwoord/reactie van de minister
De SVVE is in 2023 gestart. Voor subsidieregelingen geldt dat deze in principe elke 5 jaar geëvalueerd moeten worden. Volgens de planning zal de regeling daarom in 2028 geëvalueerd worden door een onafhankelijke partij. Mocht de evaluatie daar aanleiding toe geven kan de regeling op dat moment worden herzien en verbeterd. Daarnaast wordt de regeling continu gemonitord door RVO. Het CBS heeft tot slot recent een dashboard gepubliceerd waar recente cijfers in terug te vinden zijn van verschillende (subsidie)regelingen, o.a. de SVVE. In dit dashboard is zichtbaar dat het gebruik van de SVVE de afgelopen jaren is toegenomen. Het dashboard is te vinden via: https://dashboards.cbs.nl/energiesubsidies_woningen/
Het toegevoegde budget is gebaseerd op de prognoses voor gebruik van
de regeling. De verwachting is daarom dat het budget volledig
aangevraagd zal worden om verduurzaming bij VvE’s mogelijk te maken. Het
budget is volledig juridisch verplicht voor de SVVE en komt grotendeels
vanuit het Klimaatfonds. In het geval het budget niet volledig wordt
aangevraagd t/m 2030, zal het resterende deel terugvloeien in het
Klimaatfonds.
I Vraag/opmerking van de leden van de PVV-fractie
Tevens valt op blz. 9 van het Ontwerpbesluit te lezen dat vanaf 2024
in de SVVE een bonus geldt voor de toepassing van milieuvriendelijke
biobased isolatiematerialen, zoals vlas en vezelhennep, aangezien deze
vooralsnog duurder zijn dan niet-duurzame isolatiematerialen.
Deze leden willen van de minister weten hoe hoog de meerkosten zijn van
biobased isolatiematerialen ten opzichte van ‘reguliere’
isolatiematerialen, hoe biobased isolatiematerialen kwalitatief scoren
ten opzichte van reguliere isolatiematerialen (levensduur,
veiligheidsaspecten, gebruiksgemak etc.) en wat mogelijke gevolgen zijn
als genoemde bonus geschrapt zou worden.
II Antwoord/reactie van de minister
Milieuvriendelijke biobased isolatiematerialen hebben in de regel een lagere milieudruk dan minerale of synthetische isolatiematerialen. Zo wordt bij een vergelijkbare Rc-waarde over de gehele levensduur gemiddeld minder CO2 uitgestoten bij de toepassing van biobased isolatiemateriaal dan bij andere isolatiematerialen.1,2,3 Mede daarom werkt het Rijk aan de opschaling van de teelt, verwerking en toepassing van deze materialen via de Nationale Aanpak Biobased Bouwen.4
Op dit moment zijn biobased isolatiematerialen nog duurder dan ‘reguliere’ isolatiematerialen. Dit prijsverschil is niet in één getal te vatten, want het varieert per materiaalsoort (bijvoorbeeld houtwol en hennepwol) en per toepassingsgebied (bijvoorbeeld dakisolatie en vloerisolatie). In de SVVE is dit verschil zo goed mogelijk gereflecteerd door een variatie in de subsidiebedragen van € 1/m2 (bodemisolatie) tot € 6/m2 (dakisolatie). De subsidiebonus is bedoeld als een tijdelijke stimulans totdat het prijsverschil fors is verkleind en milieuvriendelijke biobased materialen kunnen concurreren met minerale en synthetische materialen, onder andere door de net genoemde opschaling. Er is overigens geen intrinsieke reden dat biobased materialen duurder zijn: het is veelal een gebrek aan schaal omdat de materialen pas sinds kort geproduceerd worden.
Als de genoemde bonus voortijdig geschrapt wordt, zal de stimulans voor biobased isolatiemateriaal wegvallen, waardoor het minder wordt verkocht. Bijgevolg stijgt de milieu-impact van de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Een belangrijk onderdeel en effect van de Nationale Aanpak Biobased Bouwen valt daarmee weg of wordt vertraagd, namelijk de opschaling van teelt, verwerking en toepassing van biobased materialen. Het wordt ook lastiger voor Nederlandse boeren om bepaalde gewassen, zoals vlas of hennep, te telen en te verkopen aan partijen uit de bouwsector. Hiermee valt een alternatief verdienmodel voor de boeren weg.
I Vraag/opmerking van de leden van de PVV-fractie
Op blz. 10 van het Ontwerpbesluit staat dat de SVVE nauw samenhangt met de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) en de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). De leden van de PVV-fractie willen zo uitgebreid mogelijk van de minister weten waar precies de toegevoegde waarde zit van de SVVE ten opzichte van de andere regelingen en hoe wordt gemonitord of de regelingen elkaar mogelijk niet in de weg lopen.
II Antwoord/reactie van de minister
De genoemde regelingen zijn beschikbaar voor verschillende doelgroepen:
Eigenaren van koopwoningen: de ISDE is beschikbaar voor isolatie en duurzame warmtetechnieken voor eigenaar-bewoners van koopwoningen en is voor duurzame warmtetechnieken beschikbaar voor zakelijke gebruikers zoals bedrijven, woningcorporaties en overheden.
Private verhuurders: de SVOH is beschikbaar voor isolatie, energiezuinige ventilatie, onderhoud en duurzame warmtetechnieken voor particuliere en overige verhuurders, met uitzondering van woningcorporaties.
VvE’s: de SVVE is beschikbaar voor ondersteunend onderzoek, advies en procesbegeleiding, isolatie, duurzame warmtetechnieken en basislaadinfrastructuur voor verenigingen (voornamelijk VvE’s).
Voor VvE’s is een aparte regeling beschikbaar omdat dit een vrij complexe doelgroep is waar de verduurzaming achterblijft, vergeleken met woningen die geen onderdeel zijn van een VvE. Bewoners van VvE’s ondervinden de nadelen hiervan in de vorm van hogere energierekeningen, tocht, schimmel en een lager wooncomfort. Dat de verduurzaming van woningen die onderdeel zijn van een VvE nog achterloopt op de verduurzaming van andere woningen is goed te begrijpen. Appartementseigenaars moeten gezamenlijk besluiten over onderhoud en verduurzaming van het gebouw. Ook de vele verschillende soorten VvE-gebouwen wat betreft bouwjaar en bouwtypen bemoeilijken de verduurzaming. Hierdoor is er geen uniform pakket van verduurzamingsmaatregelen voor alle VvE-gebouwen. Daarnaast zijn VvE’s niet allemaal professioneel georganiseerd, hoewel ook voor professioneel geleide VvE’s het verduurzamen van het gebouw geen dagelijkse gang van zaken is. Hiervoor is inzicht nodig in de bouwkundige, energetische, juridische en financiële mogelijkheden. Naast dat de SVVE verduurzaming financieel aantrekkelijker maakt, helpt de SVVE om ondersteuning bij verduurzaming en het benodigde inzicht te kunnen regelen. Via de SVVE wordt dan ook meer maatwerk geboden dan via de bredere subsidieregeling ISDE.
Zowel de SVVE, SVOH als de ISDE worden uitgevoerd door RVO en deze regelingen worden continue gemonitord, verder verbeterd en op elkaar afgestemd. Deze regelingen zijn elk gericht op een eigen doelgroep en lopen elkaar niet in de weg.
I Vraag/opmerking van de leden van de PVV-fractie
Op blz. 11 van het Ontwerpbesluit staat opgetekend dat de wijziging leidt tot een toename van de uitvoeringslasten voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het aantal aanvragen zal naar verwachting toenemen vanwege de ophoging van het budget en verlenging van de looptijd van de regeling. Deze leden willen de minister vragen of de RVO voldoende is toegerust om een toename van aanvragen en uitvoeringslasten op te vangen.
II Antwoord/reactie van de minister
Het voornaamste doel van de wijziging is het verlengen van de
looptijd, in combinatie met het beschikbaar stellen van budget over de
gehele looptijd. Het budget voor de SVVE t/m 2030 komt uit het
Klimaatfonds meerjarenramingen 2023 en 2024 en staat al langer op onze
begroting. De RVO is daar ook mee bekend en houdt er dus al langer
rekening mee dat de regeling t/m 2030 zal doorlopen. Tot en met 2030 is
er ook uitvoeringsbudget beschikbaar voor de RVO voor het uitvoeren van
deze regeling. RVO is dan ook voldoende toegerust om de aanvragen en
uitvoeringslasten op te vangen de komende jaren.
I Vraag/opmerking van de leden van de PVV-fractie
Op dezelfde bladzijde valt te lezen dat er verschillende reacties zijn binnengekomen over de voorwaarde met betrekking tot het opnemen van de terugverdientijd als onderdeel van het financieel haalbaarheidsonderzoek. Deze voorwaarde zou namelijk soms een remmend effect kunnen hebben op de besluitvorming binnen VvE’s en is om die reden geschrapt. De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de terugverdientijd een essentieel onderdeel is van het financieel haalbaarheidsonderzoek en willen daarom de minister vragen waar het veronderstelde remmend effect op is gebaseerd en hoe wordt voorkomen dat VvE’s worden geconfronteerd met lange terugverdientijden met alle mogelijke gevolgen van dien. Is voor de minister het hoofddoel van CO2-reductie belangrijker dan de financiële gesteldheid van VvE’s?
II Antwoord/reactie van de minister
Nee, CO2-reductie is niet belangrijker dan de financiële gesteldheid van VvE’s. Tijdens de internetconsultatie, die liep in de zomerperiode, zijn een aantal reacties binnengekomen over de verplichting van de terugverdientijd als onderdeel van het financieel haalbaarheidsonderzoek. Daarbij is aangegeven dat de focus op terugverdientijd soms een eenzijdig beeld geeft van de financiële kosten van de verduurzaming en een remmend effect kan hebben op de besluitvorming binnen VvE’s. Dit is gebaseerd op ervaringen van adviseurs/procesondersteuners tijdens ALV-vergaderingen.
Het is mogelijk om via de SVVE subsidie aan te vragen voor een financieel haalbaarheidsonderzoek indien er voor minimaal twee verduurzamingsmaatregelen onderzoek is gedaan naar de financiële haalbaarheid van de investeringen. Het belangrijkste criterium als het gaat het om de financiële haalbaarheid van de verduurzaming is voor veel VvE-leden de verandering van de maandelijkse servicekosten van de VvE. Dit weerspiegelt wat de maatregelen voor bewoners in financieel opzicht betekenen en of deze kosten betaalbaar zijn voor bewoners. De verandering van de maandelijkse servicekosten blijft een verplicht onderdeel van het financieel haalbaarheidsonderzoek. De besluitvorming dient uiteindelijk ook in samenhang te worden bezien met andere aspecten van de verduurzaming zoals verlaging van de energierekening voor bewoners, toegenomen comfort, mogelijk beter binnenklimaat, waardestijging van de woningen en lagere afhankelijkheid van fluctuerende gasprijzen/energieleveranciers. Met deze aangepaste voorwaarde is het overigens nog steeds mogelijk om de terugverdientijd op te nemen in het financieel haalbaarheidsonderzoek, het is alleen geen verplichting meer.
Lawrence, M. (2015). Reducing the environmental impact of construction by using renewable materials. Journal of renewable materials, 3(3), 163-174.↩︎
De Visser, C. L. M., van Wijk, C. A. P., & van der Voort, M. P. J. (2015). Health, comfort, energy use and sustainability issues related to the use of biobased building materials: to what extent are the effects supported by science and data? What are next steps to take? PPO-RAPPORT 641.↩︎
Mouton, L., Allacker, K., & Röck, M. (2023). Bio-based building material solutions for environmental benefits over conventional construction products–Life cycle assessment of regenerative design strategies (1/2). Energy and Buildings, 282, 112767.↩︎
Rijksoverheid. (2023). Nationale Aanpak Biobased Bouwen. 8 november 2023.↩︎