[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo (Kamerstuk 31289-605)

Voortgezet Onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D49370, datum: 2025-12-01, bijgewerkt: 2025-12-01 16:04, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z19383:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


31289-605 Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo

Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. …

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo (Kamerstuk 31289, nr. 605) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Bij brief van ... heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie

Easton

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de D66-fractie

  • Inbreng van de leden van de PVV-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de CDA-fractie

  • Inbreng van de leden van de JA21-fractie

  • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

  • Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo. Deze leden hebben op het moment geen vragen hierover.

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo. Deze leden hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat het praktijkgerichte vak (in de grote variant) een profielkeuzevak (gedeeltelijk of geheel) kan vervangen en volledig via een schoolexamen wordt afgesloten. Deze leden maken zich zorgen dat hiermee een centraal getoetst theoretisch examenvak verloren gaat en dat diploma-inflatie zal optreden. Kan de staatssecretaris bevestigen dat een centraal examenvak daadwerkelijk kan worden vervangen door dit praktijkgerichte vak zonder centraal examen? Welke gevolgen heeft dit voor het totale aantal centraal-examenvakken dat havoleerlingen afleggen? Welke effecten verwacht de staatssecretaris voor de landelijke vergelijkbaarheid van het havodiploma wanneer een deel van het profiel niet meer centraal wordt getoetst?

De leden van de PVV-fractie signaleren dat deze wijziging neerkomt op een fundamentele verschuiving binnen het havo waarbij algemeen vormende onderdelen worden vervangen door lokaal vormgegeven praktijkgerichte opdrachten. Deze leden vrezen dat dit feitelijk een sluipende stelselwijziging is. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de gevolgen van dit voorstel voor het karakter van het havo als algemeen vormende en op hoger onderwijs voorbereidende richting? Erkent de staatssecretaris dat dit voorstel een structurele verandering van het stelsel impliceert?

De leden van de PVV-fractie hebben zorgen dat de invulling van het praktijkgerichte vak sterk uiteen kan lopen tussen scholen. Deze leden vrezen pseudovakken, intern verzonnen flutopdrachten en niveauverschillen die niet verenigbaar zijn met een landelijk diploma. Welke landelijke kwaliteitskaders worden gehanteerd voor dit praktijkgerichte vak? Hoe wordt de diepgang, complexiteit en betrouwbaarheid van de beoordeling geborgd? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat het vak oneigenlijk wordt gebruikt als relatief eenvoudig alternatief voor theoretische profielvakken? Hoe wordt voorkomen dat scholen willekeurige of laagdrempelige opdrachten inzetten die de waarde van het profiel aantasten?

De leden van de PVV-fractie merken op dat veel scholen nu al moeite hebben om stage- en opdrachtplekken te vinden voor vmbo- en mbo-leerlingen. Deze leden betwijfelen of er voldoende partners zijn voor havo-opdrachten. Is onderzocht of scholen regionaal voldoende externe opdrachtgevers kunnen vinden? Wat gebeurt er wanneer scholen geen passende opdrachten kunnen organiseren? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat dit leidt tot grote kwaliteitsverschillen tussen scholen, afhankelijk van regionale mogelijkheden?

De leden van de PVV-fractie constateren dat LOB1 al verplicht is op het havo. Deze leden willen begrijpen hoe dit nieuwe vak zich verhoudt tot de bestaande loopbaanoriëntatie. Is er sprake van overlap tussen het praktijkgerichte vak en LOB-doelen? Verandert de rol van decanen of mentoren door dit voorstel? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat leerlingen te maken krijgen met versnipperde LOB-structuren? Ligt het niet meer voor de hand een praktijkopdracht bij LOB onder te brengen, bijvoorbeeld als onderdeel van een loopbaandossier?

De leden van de PVV-fractie constateren dat er in de stukken weinig staat over de daadwerkelijke aansluiting op het hbo. Deze leden vinden het onduidelijk of hbo-opleidingen hierbij gebaat zijn. Is grondig onderzocht of hbo-instellingen dit praktijkgerichte vak geschikt achten als vervanging van een theoretisch profielvak? Zo ja, hoe, en wat zijn de uitkomsten?

Wat betekent het vervallen van een centraal examenvak voor de voorbereiding op hbo-studies die sterke theoretische basiskennis vereisen? Hoe wordt geborgd dat de aansluiting op het hbo niet wordt verslechterd?

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat basisvaardigheden onder druk staan. Deze leden vragen hoe dit praktijkgerichte vak zich verhoudt tot de noodzaak om taal, rekenen en andere kernvaardigheden te versterken. Hoe wordt geborgd dat dit vak niet ten koste gaat van aandacht voor basisvaardigheden? Op welke wijze monitort de staatssecretaris de invloed van dit vak op taal- en rekenontwikkeling van havoleerlingen en op het algemene niveau van kennis, kunde en leerprestaties?

De leden van de PVV-fractie hebben zorgen over toezicht, juist omdat de inhoud en kwaliteit van dit vak tussen scholen sterk kan verschillen. Hoe beoordeelt de Inspectie van het Onderwijs de kwaliteit van dit praktijkvak binnen het bestaande inspectiekader? Worden opdrachten, beoordelingen en eindproducten steekproefsgewijs gecontroleerd? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat dit vak wordt ingezet om slagingspercentages te verhogen zonder daadwerkelijke kwaliteitsverbetering?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het ontwerpbesluit weinig duidelijkheid biedt over wie deze praktijkgerichte vakken gaat geven en begeleiden. Deze leden maken zich zorgen dat dit vak kan worden ingezet als schijnoplossing voor het lerarentekort, bijvoorbeeld door minder bevoegde docenten in te zetten of door onderwijsinhoud te vervangen door opdrachtbegeleiding. Deze leden vragen zich af of dit vak daardoor de facto een sluiproute kan vormen om onderwijs te blijven aanbieden met minder leraren en minder vakinhoud. Kan de staatssecretaris toelichten welke bevoegdheden of kwalificaties nodig zijn om dit praktijkgerichte vak te geven en te begeleiden? Op welke wijze wordt geborgd dat alleen voldoende gekwalificeerde docenten dit vak verzorgen? Hoe wordt voorkomen dat scholen dit vak gebruiken om het lerarentekort op te vangen door minder vakinhoudelijke lessen te geven en meer begeleidingsuren in te zetten? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat dit vak uitmondt in een vorm van onderwijs die qua instructie en begeleiding onder de norm ligt die in het havo wordt verwacht? Hoe wordt de werkbelasting van docenten meegenomen, gezien de intensieve begeleiding die praktijkopdrachten kunnen vereisen?

De leden van de PVV-fractie constateren dat scholen sterk verschillen in populatie, docentencapaciteit en onderwijskwaliteit. Deze leden vrezen dat het praktijkgerichte vak een perverse prikkel kan bieden voor scholen die moeite hebben om leerlingen op niveau te houden en daardoor kan bijdragen aan het verder nivelleren van het havodiploma. Met name scholen waar leerlingen al problemen hebben met leerprestaties zouden dit vak kunnen inzetten om leerlingen eenvoudiger door het eindexamen te loodsen. Hoe beoordeelt de staatssecretaris het risico dat dit praktijkgerichte vak leidt tot verschillen in diplomawaarde tussen scholen en regio’s? Is onderzocht of scholen met een kwetsbaardere leerlingenpopulatie dit vak vaker zullen inzetten als vervanging van theoretische vakken? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat dit vak wordt gebruikt om havodiploma’s gemakkelijker te behalen, zonder dat leerlingen daadwerkelijk het vereiste niveau behalen? Op welke wijze wordt gemonitord of dit vak bijdraagt aan of juist afbreuk doet aan kansengelijkheid binnen het funderend onderwijs? Wat zijn de uitkomsten en vooruitzichten?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het in de huidige praktijk al mogelijk is een havodiploma te behalen zonder wiskunde en/of zonder een tweede vreemde taal. De leden merken op dat door de introductie van praktijkgerichte vakken daar nu aan wordt toegevoegd dat een verdiepend theoretisch vak in het profiel eveneens kan worden vervangen door een praktijkgericht vak. De leden zien het risico dat hierdoor een verder uitgekleed havodiploma ontstaat waarin zowel wiskunde als een tweede vreemde taal ontbreken én waarin een praktijkvak in de plaats komt van een theoretisch profielvak. De leden wijzen erop dat dit grote gevolgen kan hebben voor de doorstroom naar het vwo2 en voor opleidingen in het hoger onderwijs die een stevige theoretische basis vragen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het op dit moment al mogelijk is om een havodiploma te behalen zonder wiskunde en zonder een tweede vreemde taal, en dat het voorliggende voorstel het havodiploma verder kan uitkleden door vervanging van een theoretisch profielvak door een praktijkgericht vak? Kan de staatssecretaris toelichten welke gevolgen een dergelijke verdere profieluitkleding heeft voor de doorstroom naar het vwo? Hoe is de aansluiting van havoleerlingen met een praktijkgericht vak op het vwo onderzocht en wat zijn de uitkomsten daarvan? Kan de staatssecretaris bevestigen dat de mogelijkheid tot stapelen van havo naar vwo een bijdrage levert aan kansengelijkheid? Kan de staatssecretaris uiteenzetten hoe het creëren van een verder uitgekleed havoprofiel, met minder theoretische diepgang, de kansengelijkheid kan beïnvloeden?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de praktijkgerichte havo zich inmiddels al in een vergevorderd stadium bevindt doordat SLO3 grootschalige pilots heeft uitgezet op tientallen scholen, terwijl het parlement pas in een laat stadium volledig betrokken raakt via een voorhangprocedure. Deze leden hebben zorgen dat hierdoor feitelijke stelselwijzigingen plaatsvinden zonder dat de Kamer in ieder stadium kan bijsturen. Zij merken op dat dit leidt tot een situatie waarin scholen al massaal met een nieuwe vorm van onderwijs zijn begonnen, waardoor terugdraaien of bijsturen praktisch onmogelijk lijkt. Kan de staatssecretaris toelichten hoe het mogelijk is dat zo’n omvangrijke wijziging in het havoprogramma in de praktijk al is ingevoerd via pilots terwijl de Kamer pas in een voorhangprocedure inhoudelijk wordt betrokken? Hoe beoordeelt de staatssecretaris het risico dat de Kamer hiermee de facto wordt geconfronteerd met een voldongen feit omdat scholen al grootschalig met deze vorm van onderwijs werken? Op welke wijze wordt de democratische controle gewaarborgd wanneer stelselwijzigingen in de praktijk al plaatsvinden voordat de Kamer zich hierover in ieder stadium heeft kunnen uitspreken? Kan de staatssecretaris aangeven welke maatregelen hij bereid is te nemen om te voorkomen dat in de toekomst vergelijkbare grote onderwijsveranderingen via langdurige pilotconstructies tot stand komen zonder parlementaire betrokkenheid in ieder stadium? Hoe wordt in toekomstige trajecten geborgd dat ‘checks and balances’ behouden blijven en dat de Kamer reeds in een vroeg stadium inzicht heeft in de volledige scope, impact, risico’s en richting van dergelijke beleidsveranderingen?

De leden van de PVV-fractie zien de beantwoording van de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo en hebben geen verdere vragen hierover.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit dat regelt dat er praktijkgerichte vakken kunnen worden gegeven. Deze leden moedigen deze ontwikkeling aan en hebben hierover verder geen vragen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag gebruik van de mogelijkheid om enkele vragen te stellen over de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er met praktijkgerichte vakken vakoverstijgend gewerkt kan worden. Dat lijkt deze leden een positieve ontwikkeling. Worden de ‘best-practices’ hiervan tussen scholen gedeeld?

Er zijn bij de internetconsultatie vragen gesteld over de kwaliteit. Is bekend of er verschillen zijn in kwaliteit tussen middelbare scholen waar nu techniekonderwijs op het havo wordt gegeven? Zo ja, wat zijn die verschillen? Zijn er nog externe partners te vinden die mee willen doen of is dit in bepaalde regio’s in Nederland lastiger?

Inbreng van leden van de JA21-fractie

De leden van de JA21-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het voornemen om het havo de mogelijkheid te geven om een praktijkgericht vak aan te bieden en hebben hierover nog de volgende vragen en enkele punten van zorg.

De leden van de JA21-fractie begrijpen dat scholen de praktijkgerichte vakken kunnen toevoegen aan het onderwijsprogramma, ze zijn dat niet verplicht. Een leerling kan ervoor kiezen het vak te volgen binnen een van de vier havoprofielen. Klopt het dat het praktijkvak in dat geval ten koste gaat van een bestaand theoretisch vak? Sommige ‘pilot-scholen’ besteden nu vier dagen aan theorie en één dag aan praktijkgericht onderwijs. Maar we weten dat de leerprestaties in het algemeen vormend onderwijs (lezen, schrijven en rekenen) dalen. Op welke manier is minder algemeen vormend onderwijs en meer praktijkonderwijs een antwoord op het probleem van de dalende prestaties?

De leden van de JA21-fractie constateren dat één op de zes scholieren in de tweede klas van het voortgezet onderwijs geen eenvoudige, begrijpelijke teksten kan schrijven, en een derde van onze vijftienjarigen niet in staat is om de krant of een brief van de gemeente te begrijpen. Vandaar dat in de wet wordt vastgelegd dat het funderend onderwijs meer aandacht moet hebben voor de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen. Hoe verhoudt deze wettelijke focus op basisvaardigheden zich tot het voornemen om de praktijkgerichte programma’s als volwaardige schoolexamenvakken te verankeren binnen het reguliere havo? Op welke manieren wordt ervoor gezorgd dat deze praktijkopdrachten bij zouden dragen aan het ontwikkelen van deze vaardigheden?

De leden van de JA21-fractie lezen in de concept-memorie van toelichting dat de “wens en verwachting” is dat veel scholen hiervoor zullen kiezen; acht de regering het wenselijk dat alle scholen dit overnemen? Zijn er scholen waarvan bekend is dat ze hier geen behoefte aan hebben?

Hoe wordt de kwaliteit gewaarborgd van het praktijkgerichte vak, gezien de vele vormen en invullingen die het kan krijgen? In hoeverre wordt de kwaliteit van de praktijkgerichte vakken afhankelijk van de inbreng van de externe partners? Hoe wordt de kwaliteit gemonitord?

Is het voorzien dat leerlingen aan deze praktijkgerichte vakken vooral zelfstandig zullen moeten werken? In hoeverre worden zij daarin begeleid door de docent? In welke mate neemt door de introductie van de praktijkgerichte vakken het directe contact en het aantal contacturen tussen de docenten en de leerlingen af? Moeten de docenten voor dit soort begeleiding beschikken over een bevoegdheid?

Kan de regering voorbeelden geven van de invulling van praktijkgerichte vakken voor elk van de diverse werkvelden van zowel het praktijkgerichte vak Technologie (van culturele omgeving t/m leefomgeving) als het praktijkgerichte vak Maatschappij (van economie tot onderwijs)?

Hoe verhoudt dit besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit zich tot de bestaande mogelijkheden in het havo om vakken aan te bieden en daarbij samenwerking te zoeken met externe partners, bijvoorbeeld via het vak NLT4, waar dergelijke opdrachten al een rol spelen?

De leden van de JA21-fractie horen veel kritische geluiden van leraren in het voortgezet onderwijs over de flexroosters. Hierbij bepalen leerlingen zelf een deel van hun rooster. Vraagt de dalende lijn in prestaties die deze leden waarnemen niet juist om de garantie dat elke leerling genoeg tijd heeft om te worden onderwezen in de basisvaardigheden en voldoende te oefenen om die onder de knie te krijgen? Is het havo met andere woorden niet eerder gebaat bij rust, regelmaat en een uniform lesrooster?

De leden van de JA21-fractie zien dat het praktijkvak wordt afgesloten met een schoolonderzoek en niet centraal wordt geëxamineerd. In hoeverre zijn de prestaties bij deze schoolonderzoeken te vergelijken en hoe wordt daar toezicht op gehouden? Bestaat hier een risico dat praktijkonderwijs minder of niet serieus wordt genomen? En wat is het risico dat het wordt gebruikt om leerlingen op een makkelijkere manier te laten slagen?

De leden van de JA21-fractie zien in de beslisnota bij de Kamerbrief dat de praktijkgerichte vakken Maatschappij en Technologie wordt omschreven als vakken waarbij havoleerlingen “verschillende levensechte en realistische opdrachten bij of voor externe opdrachtgevers (bedrijven, instellingen of overheden) uitvoeren.” Is bekend in hoeverre bedrijven, instellingen of overheden hieraan mee willen werken? Welke tijdsbelasting vraagt dit van deze instellingen?

Op welke manier beïnvloeden deze praktijkgerichte vakken de mogelijkheden om eventueel door te stromen naar het vwo? Hoe worden leerlingen geïnformeerd over de gevolgen?

De leden van de JA21-fractie zijn benieuwd naar de onderwijskundige onderbouwing van het plan.

De leden van de JA21-fractie weten dat bij het vinden van stageplaatsen voor zogenoemde ‘snuffelstages’ de netwerken van de ouders een grote rol spelen. Hoe zwaar wegen de contacten en de maatschappelijke positie van ouders straks bij dit praktijkonderwijs?

De leden van de JA21-fractie vernamen dat onder begeleiding van SLO nu 240 scholen met praktijkvakken op het havo werken. De bedoeling is om vanaf schooljaar 2026/2027 de praktijkgerichte vakken Maatschappij en Technologie te verankeren in wet- en regelgeving zodat havo-scholen de examenvakken dan vanaf 2026/2027 vrijwillig aanbieden aan leerlingen. Heeft u een idee over de animo om dit te doen bij de scholen die nog geen praktijkonderwijs aanbieden?

De leden van de JA21-fractie zien dat voor praktijkonderwijs vanaf 2027 € 41 miljoen is gereserveerd op de OCW-begroting. In de berekening is uitgegaan van aanvullende bekostiging voor alle leerlingen in de havo bovenbouw, ter hoogte van het bedrag per leerling (€ 358,61) per leerling van de gemengde leerweg. Waar is dit geld precies voor bestemd?

De leden van de JA21-fractie vragen zich af in hoeverre een ‘verankering van het praktijkgerichte vak’ een taakverzwaring betekent voor het personeel van scholen die besluiten hieraan mee te doen.

De leden van de JA21-fractie zien de beantwoording van de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.

Inbreng van leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met de mogelijkheid van het aanbieden van het praktijkgerichte vak in het havo. Deze leden hebben hierover de volgende opmerkingen en vragen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De leden van de BBB-fractie zien dit ontwerpbesluit als een belangrijke stap om het havo aantrekkelijker en toekomstbestendiger te maken. Het toevoegen van praktijkgerichte vakken sluit aan bij de behoefte van leerlingen aan meer praktisch en levensecht leren en draagt bij aan een betere aansluiting op het hbo. Dit is in lijn met de inzet van de leden voor onderwijs dat aansluit bij de arbeidsmarkt en regionale kansen.

Het besluit maakt het aanbieden van praktijkgerichte vakken vrijwillig. Hoe wordt geborgd dat deze vakken niet alleen op grote stedelijke scholen worden ingevoerd, maar ook op kleinere scholen in dorpen en regio’s? Wordt er een stimuleringsregeling voorzien om regionale spreiding te bevorderen?

Daarnaast blijkt uit de internetconsultatie dat er brede steun is voor praktijkgerichte vakken binnen het havo en dat meerdere respondenten zelfs pleiten voor een verplicht schoolexamenvak. Is het niet beter om deze praktijkgerichte vakken verplicht te maken, juist om te voorkomen dat leerlingen in bepaalde regio’s achterblijven, zo vragen de leden van de BBB-fractie. Hoe weegt de staatssecretaris deze oproep uit de consultatie, waarin ook wordt benadrukt dat het vak leerlingen beter voorbereidt op vervolgonderwijs, studiekeuze en het voorkomen van uitval, en dat het vak vakoverstijgend werken stimuleert?

Ook bevat het ontwerpbesluit een inspanningsverplichting tot samenwerking met regionale arbeidsmarktpartijen en hbo-instellingen. Hoe wordt deze samenwerking concreet ondersteund? Komt er een handreiking of structurele ondersteuning voor scholen om deze netwerken op te bouwen?

Verder is er € 41 miljoen structureel gereserveerd. Hoe wordt voorkomen dat deze middelen vooral bij grote onderwijsinstellingen terechtkomen? Wordt er een verdeelsleutel toegepast die kleinschalige initiatieven in de regio’s ondersteunt?

Tot slot benadrukken de leden van de BBB-fractie dat deze koerswijziging niet mag verzanden in verkenningen zonder concrete resultaten. Het is van groot belang dat scholen in alle regio’s daadwerkelijk kunnen starten met praktijkgerichte vakken zodat leerlingen beter voorbereid zijn op hun vervolgopleiding en de arbeidsmarkt.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit van de staatssecretaris zodat het praktijkgerichte vak in het havo kan worden aangeboden. Deze leden zien dat er veel behoefte is bij scholen en leerlingen voor dit vak en juichen deze mogelijkheid dan ook toe. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de staatssecretaris met dit ontwerpbesluit volledig voldoet aan de wensen van scholen die een vorm van techniekhavo aanbieden. Deze leden kennen bijvoorbeeld ook scholen die al in de onderbouw uitgebreid techniekonderwijs aanbieden. Kan de staatssecretaris uiteenzetten welke verdere wensen in relatie tot de praktijkhavo en techniekhavo er bij scholen leven? Kan hij vervolgens toelichten of, en zo ja, op welke manier hij bereid is om deze wensen juridisch en financieel mogelijk te maken? Mocht de staatssecretaris niet op de hoogte zijn van andere wensen, is hij dan bereid dit te inventariseren bij deze voorlopers van de techniekhavo?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de uitwerking van de € 3 miljoen structureel die beschikbaar is voor de techniekhavo dankzij amendement-Bontenbal c.s.5 Is de verwachting dat dit bedrag volledig kan worden ingezet, zowel dit jaar als volgend jaar? Is tevens al uitgewerkt hoe deze middelen vanaf 2027 kunnen worden ingezet? Kan de staatssecretaris delen welke opties hiertoe worden uitgedacht?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de staatssecretaris uiteen te zetten wat hij verwacht van het animo van leerlingen voor keuzevakken als NLT, O&O6 en BSM7. Denkt hij dat die vakken minder leerlingen zullen trekken en dat er daarmee ook minder leerlingen een studie of lerarenopleiding in die richting zullen gaan doen? Verwacht hij daarnaast dat er een financiële prikkel voor scholen kan zijn om de genoemde vakken te schrappen ten gunste van een praktijkgericht vak havo, omdat scholen voor de laatste extra subsidie krijgen maar voor de eerste niet? Zo ja, op welke manier wil de staatssecretaris dit voorkomen? Zo nee, waarom verwacht hij dit niet?

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. LOB: loopbaanoriëntatie en -begeleiding.↩︎

  2. Vwo: voortgezet wetenschappelijk onderwijs.↩︎

  3. SLO: Stichting Leerplan Ontwikkeling.↩︎

  4. NLT: natuur, leven en techniek.↩︎

  5. Kamerstuk 36600-VIII, nr. 141.↩︎

  6. O&O: onderzoek en ontwerpen.↩︎

  7. BSM: bewegen, sport en maatschappij.↩︎