[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Ceder over het artikel 'Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D49568, datum: 2025-12-02, bijgewerkt: 2025-12-02 15:49, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z20183:

Preview document (šŸ”— origineel)


AH 517

2025Z20183

Antwoord van staatssecretaris Rutte (Justitie en Veiligheid), mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 2 december 2025)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel 'Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten'?

Antwoord op vraag 1

Ja

Vraag 2

Bent u bekend met de bij deze zaak behorende beschikkingen van de rechtbank Noord Nederland?

Antwoord op vraag 2

Ja

Vraag 3

Hoe kan het volgens u dat kinderen drie jaar lang ernstig fysiek zijn mishandeld,Ā waaronder geslagen, aan de oren getrokken worden en door een hond gebeten worden, terwijl zij in dit gezinshuis geplaatst zijn door de Gecertificeerde Instelling (GI), deze GI de voogdij had en deze als gevolg hiervan ook toezicht diende te houden op het wel en wee en de veiligheid van de kinderen? Ā 

Antwoord op vraag 3

GI’s zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en hebben daarmee een belangrijke taak in het bewaken van de veiligheid van kinderen. Dat houdt onder meer in dat zij risico’s moeten signaleren, beoordelen en (waar nodig) passende stappen moeten zetten om de veiligheid te waarborgen. Hoe deze verantwoordelijkheid in deze specifieke casus is ingevuld, kunnen we op dit moment niet beoordelen. Hiervoor zijn we in afwachting van het onderzoek dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, in samenwerking met de Inspectie Justitie en Veiligheid en mogelijk met de Inspectie van het Onderwijs, gaat doen naar de feiten en omstandigheden in deze casus.

Vraag 4

Bent uĀ bekend met het persberichtĀ van de GI waarin gesteld wordt dat de jeugdbeschermers al langere tijd zorgen hadden over het pedagogisch klimaat in het gezinshuis?

Antwoord op vraag 4

Ja

Vraag 5

Wat zegt het u dat ondanks dat jeugdbeschermers al langere tijd zorgen hadden over het pedagogische klimaat in het gezinshuis, de kinderen er pas werden weggehaald na een specifieke melding? Hoe reflecteert u in dat licht op het functioneren en de daadkracht van de GI en de interne controlemechanismen, zeker gezien de duur, de herhaling en de ernst van de mishandelingen?

Antwoord op vraag 5

Omdat er volgens de GI sprake was van acute onveiligheid zijn de kinderen onmiddellijk overgeplaatst naar een ander gezinshuis en heeft de GI melding gedaan bij de IGJ. Er waren volgens de GI eerder geen concrete signalen van (fysieke) mishandeling opgevangen, ondanks regelmatige gesprekken met de kinderen door de jeugdbeschermers. De vraag óf er wel signalen waren en zo ja, waarom deze dan zijn gemist, wordt onderzocht.

De GI heeft aangegeven dat er eerder wel zorgen waren over de opvoedvaardigheden in het gezinshuis en de verzorging. Hier is destijds actie op ondernomen door de GI. De hoofdaannemer van het gezinshuis heeft daarop een traject gestart gericht op het verbeteren van de (pedagogische) vaardigheden van de gezinshuisouder. Pas nadat dit succesvol was afgerond, zijn deze kinderen in dit gezinshuis geplaatst.

Vraag 6

Erkent u dat drie jaar mishandeling niet past bij het uitgangspunt dat een GI kinderen nauwlettend moet volgen en beschermen? Zo nee, hoe verklaart u dan dat dit toch is gebeurd?

Antwoord op vraag 6

Zoals ook bij vraag 3 is aangegeven, zijn we in afwachting van het onderzoek van de inspecties over de feiten en omstandigheden. Hoewel jeugdbeschermers kinderen regelmatig zien, blijft het herkennen van signalen van mishandeling bijzonder complex. Ieder contactmoment geeft slechts een beperkte inkijk in het dagelijks leven. Hierdoor blijft altijd een risico bestaan dat zorgwekkende situaties niet volledig zichtbaar zijn. Zoals ook bij vraag 5 is aangegeven, onderzoekt de GI óf er eerder wel signalen waren die zij hebben gemist. De GI zal de uitkomsten van dit intern onderzoek ook met de inspecties delen.

Vraag 7

Hoe kan het dat nu blijkt dat er kinderen in een gezinshuis al jaren werden behandeld, terwijl de betrokken GI, die ook in de Vlaardingen-zaak betrokken was, heeft verklaard dat alle dossiers waren nagekeken en getoetst?

Antwoord op vraag 7

De GI heeft naar aanleiding van casus Vlaardingen alle dossiers getoetst op

risicofactoren. Op basis hiervan is de situatie in dit gezinshuis ook opnieuw multidisciplinair besproken. Daaruit kwam naar voren dat er op dat moment geen signalen van acute onveiligheid waren.

Vraag 8

Deelt u de analyse dat er in deze casus zowel sprake is van het verwijtbaar gedrag van de gezinshuisouders, als falen van de GI die signalen had moeten opmerken, controleren en melden?

Antwoord op vraag 8

Op dit moment kunnen we geen conclusies trekken over eventuele verwijtbaarheid of tekortkomingen van betrokken partijen. De inspecties voeren een calamiteitenonderzoek uit om de feiten en omstandigheden vast te stellen en conclusies te trekken over het handelen van de betrokken organisaties.

Vraag 9

Hoe is het toezicht op gezinshuizen georganiseerd? Welke formele rechtspositie hebben de gezinshuisoudersĀ in het stelsel?

Antwoord op vraag 9

Bij gezinshuizen krijgen kinderen professionele jeugdhulp wanneer zij – om verschillende redenen – (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen. De gezinshuisouders bieden 24 uur per dag professionele begeleiding, structuur en zor in een huiselijke setting. De gezinshuiskinderen maken daarbij deel uit van het gezin van de gezinshuisouder(s). De gezinshuisouders zijn hiervoor opgeleid en werken als jeugdhulpverleners.

Gezinshuisouders werken nauw samen met andere professionals zoals jeugdzorgwerkers, voogden van gecertificeerde instellingen en de leerkrachten op de school van de (gezinshuis)kinderen. Meestal zijn er vanuit de betrokken zorgorganisatie ook gedragsdeskundigen betrokken waaraan de gezinshuisouders bijzonderheden over de kinderen kunnen rapporteren en die meedenken over een zorgplan en de inschakeling van jeugdhulp of b.v. traumatherapie kunnen voorstellen.

Gezinshuisouders moeten voldoen aan de norm van de verantwoorde werktoedeling. Deze norm stelt dat aanbieders van jeugdhulp en jeugdbescherming er zorg voor dragen dat de taken worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ-(kwaliteitsregister Jeugd) of BIG- geregistreerde professional. Een SKJ-registratie toont aan dat voldaan wordt aan de eisen van vakbekwaamheid (o.a. relevante HBO-opleiding) en dat gewerkt wordt volgens de professionele standaarden van de beroepsgroep. Belanghebbenden kunnen een klacht indienen bij het SKJ en het register kan maatregelen opleggen en publiceren.

Gezinshuizen zijn aanbieders van jeugdhulp. Daarom vallen zij onder de Jeugdwet en onder het toezicht van de IGJ en IJenV. Ook gemeenten spelen een grote rol onder andere door inkopen van kwalitatief goede jeugdhulp. Zij kopen jeugdhulp in bij gezinshuizen, rechtstreeks of via een organisatie. Gemeenten bepalen vooraf aan welke eisen de jeugdhulp moet voldoen. Zij betalen voor deze jeugdhulp. Gemeenten moeten zich er bij de inkoop en betaling van vergewissen dat de aanbieder passende en kwalitatief goede en veilige hulp biedt.

Meldingen en klachten over incidenten, misstanden en terugkerende tekortkomingen zijn voor de IGJ een belangrijke bron van informatie. Iedereen kan een signaal afgeven bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Daarnaast moeten zorg- en jeugdhulpaanbieders, waaronder ook gezinshuizen, bepaalde incidenten (zoals calamiteiten en geweld) verplicht bij de inspecties melden. Signalen en meldingen worden bekeken en beoordeeld. Op basis van deze signalen en meldingen voert de inspectie risicogestuurd toezicht uit.

Vraag 10

Zijn bij inspecties, meldpunten of vertrouwenspersonen meer meldingen bekend over structurele onveiligheid, geweld, misstanden of gebrek aan kwaliteit in gezinshuizen? Hoeveel sinds 2020?

Antwoord op vraag 10

De IGJ registreert meldingen die ze ontvangen op naam van de jeugdhulpaanbieder. Meldingen specifiek over het type jeugdhulpaanbieder 'gezinshuis' hebben zij niet voorhanden.

In maart 2025 heeft de inspectie een overkoepelend rapport gepubliceerd over het toezicht naar de kwaliteit en veiligheid van de jeugdhulp in gezinshuizen1. Hiervoor analyseerde de inspectie handmatig 139 signalen en meldingen over gezinshuizen in 2023 en 2024.

Vraag 11

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Ceder c.s. over onderzoeken in hoeverre de bestaande bestuurdersaansprakelijkheid beter onder de aandacht gebracht kan worden bij slachtoffers (Kamerstuk 31015, nr. 289)?

Antwoord op vraag 11

Iedereen die te maken heeft met jeugdzorg kan bij een onafhankelijke vertrouwenspersoon van Jeugdstem terecht voor informatie, advies of ondersteuning. Jeugdstem kan advies geven over de mogelijke stappen die gezet kunnen worden, bijvoorbeeld bij het indienen van een klacht. In deze communicatie nemen zij ook de mogelijkheden voor bestuurdersaansprakelijkheid mee. Jeugdstem draagt bij aan de bekendheid van de procedure door de cliƫnt erop te wijzen de mogelijkheden te bespreken met een advocaat vanwege de complexe juridische aard. Gezien de complexiteit van deze trajecten, zien we op dit moment geen andere realistische mogelijkheid om dit ook nog op andere manieren verder onder de aandacht te brengen van slachtoffers.

Vraag 12

Klopt het dat kinderen waarvan het gezag bij ouders is weggenomen, als gevolg van een besluit op basis van artikel 1:266 lid 1 BW, door de uitwerking van de maatregel en de uitvoering door de GI, vaak volledig aan het zicht onttrokken worden van de rechtbank? Klopt het en vindt u het wenselijk dat ouders vrijwel niet worden geĆÆnformeerd of betrokken bij het toezicht op hun kind?

Antwoord op vraag 12

Bij een uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling blijft de kinderrechter op vaste momenten betrokken, omdat de maatregel periodiek moet worden verlengd. Bij een voogdijmaatregel is dat inderdaad anders: deze loopt in beginsel door tot de meerderjarigheid van het kind en wordt niet periodiek door de kinderrechter getoetst.

De GI is (wettelijk) verantwoordelijk voor zicht op de veiligheid en ontwikkeling van een minderjarige onder voogdij. Daarnaast hebben ouders, ook na gezagsbeƫindiging, op grond van artikel 377c BW recht op informatie over hun kind.

We herkennen dat het ontbreken van onafhankelijk toezicht op het welzijn en de positie van minderjarigen onder voogdij als een tekortkoming. Daarom wordt in het wetsvoorstel ā€˜Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming’ de Raad voor de Kinderbescherming belast met een jaarlijkse evaluatie van het welzijn en de veiligheid van deze kinderen. De RvdK spreekt daarbij met de minderjarige, de ouders, de eventuele pleegouders en degene die een vertrouwensband met de minderjarige heeft.

Vraag 13

Erkent u dat ouders na een gezagsbeƫindiging nauwelijks meer zicht hebben op hun kinderen en dat dit ertoe kan leiden dat zij als enige in staat zijn misstanden te signaleren maar juridisch niet gehoord worden? Hoe beoordeelt u dat in zowel de Vlaardingen-zaak als deze zaak de ouders de enige waren die de misstanden zagen, maar door hun rechtspositie genegeerd werden?

Antwoord op vraag 13

We erkennen dat ouders na een gezagsbeƫindiging een beperkte formele positie hebben en dat dit kan betekenen dat zij minder zicht hebben op de dagelijkse situatie van hun kind. Tegelijk blijven ouders ook na gezagsbeƫindiging op grond van artikel 377c BW recht houden op informatie over hun kind. In de praktijk wordt echter ervaren dat dit recht niet altijd voldoende invulling krijgt, waardoor ouders zich onvoldoende gehoord kunnen voelen wanneer zij zorgen hebben.

De gebeurtenis in Vlaardingen laat zien dat signalen over mogelijke misstanden altijd serieus moeten worden genomen, ongeacht van wie deze afkomstig zijn. Het is onwenselijk als zorgen van ouders – of van anderen die dicht bij het kind staan – niet worden opgepakt. Daarom wordt in het wetsvoorstel ā€˜Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming’ voorzien in onafhankelijk toezicht op kinderen onder voogdij door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit toezicht omvat onder meer een periodiek gesprek met de ouders, zodat hun signalen jaarlijks worden meegenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat ook na gezagsbeĆ«indiging signalen van ouders kunnen leiden tot onderzoek en eventuele vervolgstappen wanneer daar aanleiding toe is.

Vraag 14

Klopt het dat door het inzetten van de gezagsbeƫindigende maatregel deze kinderen ook buiten beeld komen van de rechter, waardoor een toetsing of het goed gaat met het kind in de nieuwe setting niet meer plaatsvindt? Vindt u dat wenselijk?

Antwoord op vraag 14

Zie het antwoord op vraag 12.

Vraag 15

Wat vindt u van het feit het dat ouders, bij wie problemen zijn met het opvoeden van hun kinderen, het gezag ontnomen kan worden? Wat vindt u van het creƫren van een tussenliggende maatregel waarbij de beslissingsbevoegdheid, al dan niet tijdelijk, ontnomen wordt?

Antwoord op vraag 15

Het beƫindigen van het ouderlijk gezag is een zeer ingrijpende maatregel. Soms is het helaas noodzakelijk voor de veiligheid en ontwikkeling van een kind. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens mag gezagsbeƫindiging alleen plaatsvinden als duidelijk is dat voortzetting van het gezag schadelijk is voor het kind.

Om hierbij beter aan te sluiten, wordt in het wetsvoorstel ā€˜Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming’ het noodzakelijkheidscriterium toegevoegd: gezagsbeĆ«indiging kan alleen als dit Ć©cht onvermijdelijk is. Daarnaast introduceert het wetsvoorstel, via het wettelijk vastleggen van het perspectiefbesluit, een minder vergaande maatregel. Een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing kunnen voor onbepaalde tijd worden voortgezet wanneer dat in het belang van het kind is. Daarmee ontstaat een alternatief voor gezagsbeĆ«indiging, waarbij ouders niet volledig hun beslissingsbevoegdheid verliezen.

Vraag 16

Bent u bereid te onderzoeken of de rechtspositie van ouders na gezagsbeëindiging moet worden herzien, zodat hun signalen over mishandeling van hun eigen kinderen in situaties van pleegzorg, gezinshuizen of instellingen niet langer structureel kunnen worden genegeerd, mede gezien het risico dat kinderen van de radar verdwijnen binnen deze vormen van jeugdzorg?

Antwoord op vraag 16

We herkennen de zorg dat signalen over het welzijn van minderjarigen onder voogdij serieus moeten worden genomen. Het ontbreken van onafhankelijk toezicht op deze groep is inderdaad een tekortkoming in de huidige praktijk. Daarom wordt in het wetsvoorstel onafhankelijk toezicht op minderjarigen onder voogdij wettelijk geborgd, zodat problemen in bijvoorbeeld een pleeggezin of gezinshuis niet buiten beeld kunnen blijven en kinderen niet van de radar verdwijnen. Met de ouder(s) wordt door de RvdK – in het kader van de evaluatie – een gesprek gevoerd. In dit gesprek kunnen zij hun mening en ideeĆ«n over het welzijn en de veiligheid van de minderjarige kenbaar maken. Als er gegronde zorgen uit dit gesprek blijken dan kan de RvdK, als GI en RvdK een verschil van visie hebben en hier onderling niet uitkomen, het visieverschil voorleggen aan de kinderrechter

Vraag 17

Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de rapporten ā€˜Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel’ van de Inspectie Gezondheidszorg en JeugdĀ en ā€˜Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt’ van de Inspectie Justitie en Veiligheid?

Antwoord op vraag 17

Ja

Ā 

1) AD, 18 november 2025, 'Kinderen in gezinshuis geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten', https://www.ad.nl/binnenland/pleegkinderen-geslagen-aan-oren-getrokken-en-door-hond-gebeten~a6009c8b/

2) ECLI:NL:RBNNE:2025:4600,Ā https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:4600

3)Ā ECLI:NL:RBNNE:2025:4716,Ā https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:4716

4) William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, 18 november 2025, 'Reactie berichtgeving uitplaatsing gezinshuiskinderen Noord-Nederland', https://williamschrikker.nl/nieuws/statement-uithuisplaatsing-noord-nederland/

Ā 


  1. Zo thuis mogelijk opgroeien: aanbevelingen voor verbetering kwaliteit jeugdhulp in gezinshuizen | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugdā†©ļøŽ