[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de rapporten ‘Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel’ van de Inspectie G&J en ‘Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt’ van de Inspectie J&V

Jeugdzorg

Brief regering

Nummer: 2025D49633, datum: 2025-12-02, bijgewerkt: 2025-12-03 10:11, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -1113 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2025Z21007:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Op donderdag 4 december heeft uw Kamer een debat ingepland over de op 25 september uitgebrachte publicatie ‘Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel’1 en het rapport ‘Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt’2 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV). Ter voorbereiding op dit debat sturen wij uw Kamer deze brief.

De inspecties voerden dit jaar samen verdiepend toezicht uit op gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en -reclassering en de IGJ op pleegzorgaanbieders, onder meer vanwege de ernstige mishandeling van het meisje in het pleeggezin in Vlaardingen. Deze gebeurtenis heeft blijvende indruk gemaakt op de samenleving en de sector. De rechter heeft onlangs uitspraak gedaan in de rechtszaak tegen de pleegouders. De gebeurtenissen in Vlaardingen en het kritische rapport dat de inspecties begin dit jaar hebben gepubliceerd, laten zien dat kinderen niet altijd de zorg en bescherming krijgen die ze nodig hebben. Ook de recente berichtgeving over gebeurtenissen in een gezinshuis in het noorden van het land benadrukt die constatering. Het is schrijnend dat kinderen die niet meer thuis kunnen wonen op de plek – in een pleeggezin of gezinshuis – waar ze veiligheid, bescherming en liefdevolle aandacht zouden moeten krijgen, te maken hebben met mishandeling. Onze gedachten gaan uit naar de kinderen, hun familie en andere direct betrokkenen. De IGJ heeft laten weten dat zij met betrokkenheid van de IJenV een calamiteitenonderzoek gestart is naar de veiligheid en de kwaliteit van de jeugdhulp aan kinderen die verbleven in een gezinshuis in Noord-Nederland. Het is nog niet bekend wanneer het onderzoek gereed is.

In ‘Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel’ geeft de inspectie de samenhang aan tussen de rapporten ‘Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt’ en ‘Pleegkinderen uit beeld’, die gelijktijdig verschenen. De meeste pleegkinderen hebben namelijk te maken met zowel begeleiding vanuit de pleegzorg als met een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder. De inspecties geven aan dat deze kinderen risico’s lopen door tekortkomingen in zowel de pleegzorg als de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Uit deze rapporten blijkt dat de problemen in de jeugdbescherming en jeugdhulp onverminderd aandacht nodig hebben.

In een omgeving die bedoeld is om bescherming te bieden als kinderen niet thuis kunnen wonen, moeten kinderen veilig zijn en goede zorg krijgen. Als overheid dragen wij samen met de betrokken organisaties de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat ieder kind dat aan onze zorg wordt toevertrouwd, veilig is. Daar werken we met volle inzet aan.

In deze brief

In deze brief gaan we allereerst in op het rapport ‘Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt’ en daarna op het rapport ‘Pleegkinderen uit beeld’.

Vervolgens geven wij, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een stand van zaken van de overige maatregelen die de sector en het Rijk hebben genomen naar aanleiding van de afschuwelijke gebeurtenissen in het pleeggezin in Vlaardingen. In onze brieven van 30 januari 20253 en 17 juni 20254 is uw Kamer geïnformeerd over verbetermaatregelen naar aanleiding van het inspectierapport over de zorg en hulp aan het meisje in het pleeggezin in Vlaardingen.

Ook gaan we kort in op hoe we de gezinshuissector kunnen versterken, in afwachting van het calamiteitenrapport van de inspectie inzake het gezinshuis in Noord-Nederland. Tenslotte gaan wij in op enkele relevante moties en toezeggingen.

  1. Reactie inspectierapport ‘Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt’

1.1 Bevindingen van inspectie

De inspecties hebben eind 2024/begin 2025 toezicht uitgevoerd bij gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering (GI’s). Zij zien dat te veel jeugdigen nog steeds niet – of niet tijdig – de noodzakelijke bescherming, begeleiding en hulp krijgen5. Er zijn wachtlijsten en er is vaak geen tijdige en passende jeugdhulp beschikbaar.

De inspecties zien als grootste tekortkoming dat er onvoldoende betekenisvol contact is met jeugdigen en gezinnen en dat passende hulp niet of niet op tijd wordt ingezet. Dat leidt tot onvoldoende zicht op de ontwikkeling en veiligheid van de jeugdige en tot onvoldoende participatie van jeugdigen en ouders in hun eigen hulpverleningstraject. Met het ontbreken van tijdige en passende jeugdhulp kunnen bedreigingen in de ontwikkeling van jeugdigen niet effectief worden afgewend en/of blijven de risico’s bestaan op terugval in criminaliteit en onveiligheid.

De oorzaak hiervan ligt volgens de inspecties niet bij de jeugdbeschermers. De inspecties zien bij hen grote inzet en betrokkenheid om jeugdigen en ouders te beschermen en te helpen. Jeugdigen en hun ouders merken dat als een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is, dit voor verbetering zorgt. De inspecties zien als belangrijkste oorzaken de arbeidsmarktproblemen en ontbrekende of ontoegankelijke (jeugd)hulp.

1.2 Beleidsreactie en aanpak op hoofdlijnen

De inspecties geven aan dat inzet van de verschillende partijen van de afgelopen jaren niet heeft gezorgd voor het gewenste resultaat voor jeugdigen en gezinnen. De inspecties stellen vast dat de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering per saldo nog altijd onvoldoende is. Dat is een harde conclusie. Tegen de achtergrond van de afspraken over de toepassing van een landelijk tarief voor jeugdbescherming is wel de workload van jeugdbeschermers in drie jaar gedaald van gemiddeld 17 naar 12 kinderen. De wachtlijst is echter nog steeds te hoog. De cijfers van de GI-monitor van 1 oktober 2025 (zie bijlage) laten een toename zien van 1.358 naar 1.499 kinderen op de wachtlijst ten opzichte van peildatum 1 april 2025.

We herkennen het beeld dat de inspecties schetsen dat de kwaliteit van de jeugdbescherming en jeugdreclassering een stelsel- en niet alleen een organisatievraagstuk is. Om het goede voor kinderen en gezinnen te kunnen doen is een fundamentele verandering van de huidige werkwijze in de jeugdbeschermingsketen en de brede jeugdzorg nodig. Samen met het veld werken we aan structurele verbeteringen in de jeugdzorg via de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.

De Hervormingsagenda Jeugd bevat een samenhangend pakket aan maatregelen met als doel de jeugdzorg structureel te verbeteren, financieel gezond te maken en te zorgen dat tijdig passende hulp beschikbaar komt voor kinderen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties. Recent is de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg door de beide Kamers der Staten-Generaal aangenomen, die gemeenten verplicht om bepaalde vormen van jeugdzorg op regionaal niveau in te kopen. Daarnaast gaat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelselonderzoek uitvoeren naar onder meer de beschikbaarheid van jeugdzorg. Ook wordt gewerkt aan de aangekondigde Wet Reikwijdte, het convenant Stevige Lokale teams en beter inzicht in kwaliteit en effectiviteit van vormen van jeugdhulp, zodat minder jeugdigen en gezinnen behoefte hebben aan jeugdhulp.

Met het Toekomstscenario wordt een werkwijze ontwikkeld om gezinnen waar veiligheidsproblemen spelen eerder en betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties rond het gezin. Een werkwijze die ertoe leidt dat de juiste hulp aan kinderen én volwassenen wordt geboden, die beter beschermt en waardoor minder gedwongen maatregelen, waaronder uithuisplaatsingen nodig zijn. De werkwijze richt zich niet alleen op het aanpakken van de problemen van het kind, maar juist ook op die van de ouders, in de wetenschap dat problemen in gezinnen leiden tot problemen bij de kinderen. We zullen uw Kamer in het voorjaar van 2026 informeren over de veranderstrategie voor het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. De inspecties geven aan dat de ambities van het Toekomstscenario nog onvoldoende soelaas bieden voor kinderen en hun ouders die nu tijdige bescherming en hulp nodig hebben.

Het Rijk heeft het voortouw genomen om met gemeenten en GI’s gezamenlijk afspraken te maken om in het hier en nu mede op basis van de aanbevelingen van de inspecties te zorgen voor betere bescherming en tijdige hulp voor kinderen en hun ouders. Hiermee geven we uitvoering aan motie Van de Werf6. Daarbij willen we zoveel mogelijk aansluiten bij effectieve werkwijzen en goede voorbeelden die al bestaan in de sector en bij de verbeterplannen die nu al in verschillende regio’s worden uitgevoerd naar aanleiding van het toezicht van de inspectie.

Hierin willen we ook nauw aansluiten op de veranderstrategie die we met alle betrokken partijen in het kader van het Toekomstscenario opstellen. Een integraal ontwikkelingsplan voor de GI’s ter overbrugging van de periode totdat het Toekomstscenario gestalte krijgt, moet daarvan onderdeel zijn, met daarin de bijdragen die het Rijk, gemeenten en GI’s daaraan leveren. Het is immers cruciaal dat we afspraken over het aanpakken van problemen in de jeugdbeschermingsketen in het hier en nu, in nauwe samenhang zien met de koers richting een ander stelsel voor jeugdbescherming. Deze aanpak behelst het volgende:

  • We organiseren met gemeenten, GI’s, ketenpartners en andere betrokken instanties een ketensessie over de jeugdbescherming met als doel om – in lijn met de beoogde werkwijze van het Toekomstscenario – tot concrete maatregelen te komen om de instroom in de jeugdbescherming/de GI’s snel omlaag te brengen.

  • Rijk, gemeenten, GI’s en jeugdhulporganisaties voeren met elkaar het gesprek over de verwijzing naar en de toegang tot specialistische jeugdhulp.

  • We verlengen de zij-instroomregeling die GI’s helpt om goede jeugdbeschermers te werven met een jaar t/m 2026.

  • De GI’s ontwikkelen verbetervoorstellen op basis van ‘best practices’ die betrekking hebben op het tegengaan van wachtlijsten en transparantie over wachtlijsten.

  • De maatregelen die hieruit voortvloeien worden opgenomen in een landelijk plan dat past in de veranderstrategie van het Toekomstscenario.

  • Accounthoudende wethouders nemen vanuit hun rol als opdrachtgever de bevindingen van de inspecties mee in hun gesprekken met de GI’s. Gemeenten en GI’s bespreken in dat kader ook de verwijzing naar en de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

In een bestuurlijk overleg van het Rijk met de betrokken accounthoudende wethouders wordt nader besproken hoe we deze aanpak zo goed mogelijk kunnen vormgeven en wat daar voor nodig is.

1.3 Toelichting op de verbetervoorstellen

De te ontwikkelen verbetervoorstellen zijn gericht op de aanbevelingen die door de inspecties in het toezichtsrapport gedaan zijn. Het gaat hierbij om de volgende 5 punten:

  1. omlaag brengen van de wachtlijsten;

  2. verbeteren van het betekenisvol contact tussen jeugdbeschermer en gezin;

  3. tijdige inzet van jeugdhulp;

  4. aanpak van de arbeidsmarktproblemen;

  5. ketenaanpak.

  1. Wachtlijsten voor jeugdbescherming en jeugdreclassering

Uit de GI-monitor komt naar voren dat niet bij alle GI’s de wachtlijsten in dezelfde mate voorkomen. Bij ongeveer de helft van de GI’s is sprake van een relatief korte wachtlijst. Enkele GI’s werken zelfs al enige tijd zonder een wachtlijst. De GI’s hebben gezamenlijk afgesproken om op basis van een nadere analyse van deze ‘good practices’ een werkwijze te ontwikkelen die in alle regio’s waar nog wachtlijsten zijn, kan helpen om de wachtlijsten omlaag te brengen.

In antwoord op de aanbeveling van de inspecties aan de GI’s om transparant te zijn wanneer ze hun kernfunctie onvoldoende uit kunnen voeren (b.v. wachtlijsten voor een vaste jeugdbeschermer door onderbezetting of het ontbreken van passende jeugdhulp) hebben de GI’s aangegeven hierover gezamenlijke afspraken te maken om de ketenpartners (waaronder de Rechtbanken en de RvdK), gemeenten en de gezinnen, zoveel mogelijk uniform te informeren.

  1. Betekenisvolle contacten met jeugdigen en ouders

De inspecties constateren dat een grote tekortkoming is dat jeugdbeschermers onvoldoende betekenisvol contact hebben met jeugdigen en ouders. Dat leidt tot onvoldoende zicht op de ontwikkeling en veiligheid van de jeugdige en tot onvoldoende participatie van het gezin in het vormgeven van de begeleiding. Met betekenisvol contact bedoelen inspecties: structureel en face to face 1-op-1 contact tussen jeugdzorgbeschermers en jeugdigen waarin de jeugdige kan vertellen hoe het gaat en inspraak heeft in diens hulpverleningstraject. Voor het contact tussen jeugdbeschermers en ouders geldt hetzelfde. De GI’s geven aan zich te herkennen in de constateringen van de inspecties. Voor het succes van de kinderbeschermingsmaatregel is het belangrijk om zo veel mogelijk samen met het kind en de ouders invulling te geven aan de uitvoering van de maatregel. De GI’s hebben aangegeven om als sector gezamenlijke afspraken te maken over de uitgangspunten voor betekenisvolle contacten en deze vervolgens per GI in te vullen. Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de werkwijze die vanuit het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming wordt ontwikkeld en in het ‘handelingskader’ vastgelegd. Het handelingskader betekent vernieuwd vakmanschap voor professionals in de jeugdzorg waarbij autonomie van het gezin/huishouden daarbij altijd het uitgangspunt is. Het handelingskader wordt in een iteratief proces met professionals, ervaringsdeskundigen, proeftuinen en wetenschappers continue doorontwikkeld en in modules verdiept7.

  1. Tijdige en toegankelijke inzet van passende jeugdhulp

De inspecties geven aan dat een belangrijk probleem voor de jeugdbescherming in het huidige stelsel is dat passende (jeugd)hulp niet of niet tijdig kan worden ingezet. Alle GI’s lopen volgens de inspecties aan tegen schaarste in de (jeugd)hulp en jeugdbeschermers zijn veel tijd kwijt om passende hulp te vinden en te regelen. De beschikbaarheid van passende jeugdhulp, met name voor de meest kwetsbare kinderen, is een veelomvattend probleem. Het Rijk zet samen met gemeenten en betrokken partijen onder meer via de Hervormingsagenda volop in op het verbeteren van de jeugdhulp voor de kinderen die dit het meest nodig hebben.

Zo treedt per 1 januari 2026 de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg in werking. Deze wet verplicht gemeenten om vanaf uiterlijk 1 januari 2027 regionaal samen te werken en specialistische jeugdzorg minimaal op regionaal niveau in te kopen. Onderdeel van deze regionale samenwerking is dat gemeenteraden regiovisies moeten opstellen, waarin zij een visie vastleggen over de samenwerking met de andere gemeenten in de regio, met als doel te bevorderen dat er een toereikend aanbod is van specialistische jeugdzorg. In de regiovisie moet ook aandacht worden besteed aan de aanpak van wachttijden en het regionaal formuleren van maximaal aanvaardbare wachttijden en de afstemming in de regio over inzet van schaarse jeugdhulpvormen. Dat bij het opstellen van de regiovisies ook wordt gesproken met de GI’s en er specifiek aandacht is voor de groep kinderen die in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel en/of onveiligheid jeugdhulp nodig hebben vinden wij vanzelfsprekend. Een gezamenlijk gedragen beeld in de regio over welke jeugdhulp voor kinderen in het gedwongen kader beschikbaar moet zijn is van groot belang. Niet als geïsoleerd vraagstuk, maar juist in relatie tot andere knelpunten binnen de jeugdzorg én in relatie tot de gewenste ontwikkelrichting.

Naast het gebrek aan passende jeugdhulp, hebben de inspecties geconstateerd dat de toeleiding naar jeugdhulp voor kinderen in de jeugdbescherming niet goed verloopt. De werkwijze om te komen tot inzet van jeugdhulp is tijdrovend. De gemeente is het volgens de inspecties niet altijd eens met de jeugdhulp die de jeugdbeschermer noodzakelijk acht bij de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregel en heroverweegt dan de inzet van deze jeugdhulp. De samenwerking tussen gemeenten en GI’s bij de toeleiding naar jeugdhulp moet worden verbeterd (waaronder het verminderen van de tijd die jeugdbeschermers besteden aan het zoeken naar passende jeugdhulp). Daarom vinden we het belangrijk dat er afspraken worden gemaakt hoe de GI’s, gemeenten en zorgaanbieders in dit kader samenwerken en hoe zij het verwijsproces naar en de toegang tot specialistische jeugdhulp inrichten.

Om de administratieve lasten voor de jeugdbeschermers te verminderen, subsidieert het Rijk daarnaast de totstandkoming van een uniform aanmeldformulier waarmee jeugdbeschermers cliënten kunnen aanmelden bij jeugdhulpaanbieders.

In de Kamerbrief die wij in januari 2026 voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Jeugd aan uw Kamer sturen, gaan wij verder in op de acties die wij in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd nemen om de beschikbaarheid van jeugdhulp voor de kinderen die dit het meest nodig hebben, te verbeteren.

  1. Aanpak van de arbeidsmarkt

De inspecties zien de arbeidsmarkt als een belangrijke oorzaak van de wachtlijsten bij de GI’s. Er zijn al verschillende maatregelen genomen om het tekort aan personeel terug te dringen door vooral in te zetten op het behoud van jeugdbeschermers voor de GI’s. Eind 2023 zijn met gemeenten en GI’s afspraken gemaakt om in overeenstemming met de aanbevelingen van de inspecties de workload te verlagen en daarmee te zorgen dat jeugdbeschermers voldoende tijd hebben om de kinderen en hun ouders adequaat te kunnen begeleiden. De workload is inmiddels verlaagd van gemiddeld 17 kinderen in 2022 naar ongeveer 12 kinderen in 2025 per jeugdbeschermer. We zien dat in de afgelopen periode het personeelsverloop bij de GI’s aanzienlijk is gedaald van 20% per jaar (medio 2022) naar ongeveer 16% per jaar in de afgelopen jaren. Daarmee doen de GI’s het beter dan de brede jeugdzorgsector (21%, Q2 2025). Hierdoor hoeven minder jeugdbeschermers opgeleid te worden en is er meer tijd over om de kinderen te helpen. Een andere belangrijke indicator is het ziekteverzuim. Deze blijft de laatste jaren rond het gemiddelde van de jeugdzorgsector (7,3%).

Een maatregel die de GI’s helpt bij de werving van voldoende jeugdbeschermers is de subsidieregeling zijinstroom, waarmee GI’s sinds 2023 een bijdrage hebben gekregen in de extra kosten die zij maken bij het intern opleiden van zijinstromers. De GI’s geven aan dat zij-instromers inmiddels een belangrijke bron zijn om goede jeugdbeschermers te werven. Het ministerie van Justitie en Veiligheid maakt 3,25 miljoen euro vrij voor 2026 om de zij-instroomregeling met een jaar te verlengen.

  1. Ketenaanpak

De wachtlijstproblematiek bij de jeugdbescherming kan niet los worden gezien van de bredere problematiek binnen het hele jeugdzorgstelsel. De grote stijging van behoefte en vraag naar jeugdzorg van 1 op 27 jeugdigen 20 jaar geleden naar 1 op 7 jeugdigen nu, is daarbij een grote factor. Jeugdbeschermers hebben te maken met tekorten aan noodzakelijke jeugdhulp (zoals omgangsbegeleiding). Daarnaast zien de GI’s kinderen en gezinnen in de jeugdbescherming instromen waarbij een eerdere interventie met de juiste (jeugd)hulp en deskundigheid in vrijwillig kader, instroom in gedwongen kader had kunnen voorkomen. Ook de wachtlijsten in de andere delen van de jeugdbeschermingsketen dragen niet bij aan een snelle inzet van de juiste deskundigheid. In het kader van het Toekomstscenario werken we met de sector aan een veranderstrategie die in het voorjaar van 2026 gereed moet zijn. Hiermee wordt invulling gegeven aan de werkwijze zoals die in het Toekomstscenario is ontwikkeld en die moet leiden tot betere hulp aan kind én het gezin en die instroom in het kader van de jeugdbescherming zoveel mogelijk voorkómt. In dit kader organiseren we op korte termijn een ketensessie met GI’s, gemeenten, de Raad voor de Kinderbescherming, wijkteams, Veilig Thuis (en andere in dat kader belangrijke partners) om te bespreken op welke wijze voorkomen kan worden dat er jeugdbeschermingsmaatregelen worden uitgesproken in situaties waarin de inzet van jeugdbescherming naar verwachting weinig effect zal hebben. Over de resultaten van deze bijeenkomsten informeren we u in het voorjaar van 2026 tezamen met de veranderstrategie. Daarmee geven we tevens invulling aan de motie Dral8.

  1. Reactie op inspectierapport ‘Pleegkinderen uit beeld’

2.1 Bevindingen van de inspecties

Naast het toezicht op de GI’s voerde de IGJ ook thematoezicht uit op pleegzorgaanbieders. Het is goed om hierbij aan te geven dat de IGJ constateert dat het bij veruit de meeste pleegzorgplaatsingen goed gaat. In 2024 waren er voor korte of langere tijd 19.918 kinderen geplaatst bij 14.713 pleeggezinnen.

De inspectie erkent de grote toewijding en inzet van betrokken pleegzorgbegeleiders. De meeste pleegkinderen en pleegouders zijn dan ook erg tevreden over hun pleegzorgbegeleider.

De inspectie heeft echter geconstateerd dat bij sommige pleegzorgorganisaties het zicht op veiligheid van het pleegkind belemmerd is. Een centraal probleem is dat pleegzorgbegeleiders te weinig rechtstreeks en betekenisvol contact hebben met pleegkinderen. Contact verloopt veelal via pleegouders, waardoor signalen over mogelijke onveiligheid gemist kunnen worden. Huisbezoeken vinden niet altijd plaats en periodieke veiligheidschecks zijn niet overal goed geborgd. Daarnaast zijn hulpverleningsplannen vaak te algemeen en worden risico’s onvoldoende systematisch besproken en vastgelegd. Ook schiet de dossiervoering tekort, wat planmatig werken belemmert. De aandacht voor seksuele ontwikkeling van pleegkinderen blijft eveneens achter.

Ook ziet de inspectie risico’s ten aanzien van passende hulp en randvoorwaarden. Door schaarste aan pleeggezinnen worden niet-optimale plaatsingen soms toch doorgezet en hanteren aanbieders werkprocessen en richtlijnen niet altijd consistent. Belangrijke waarborgen, zoals tijdige VOG- of VGB-controles en goede incidentregistratie, zijn niet altijd op orde.

Daarnaast geeft de inspectie aan dat niet altijd sprake is van een goed functionerend team waarin alle betrokkenen – pleegouders, ouders, school, hulpverlening – afspreken wie welke verantwoordelijkheid draagt. Ook ontstaan er door onduidelijkheid over regie en taakverdeling, gaten in de zorg. Hoge werkdruk bij zowel pleegzorgbegeleiders als jeugdbeschermers vergroten deze problemen, leiden tot overbelasting en drukken op de kwaliteit van ondersteuning.

  1. Beleidsreactie

Het Rijk werkt, samen met de pleegzorgsector, aan verschillende verbeterinitiatieven om het zicht op de veiligheid van pleegkinderen en de samenwerking in de gehele keten te verbeteren, naar aanleiding van het calamiteitenonderzoek naar de mishandeling binnen het pleeggezin in Vlaardingen en de recente inspectierapporten. Vanwege de berichtgeving over het gezinshuis in het noorden van het land wordt een deel van deze acties ook specifiek uitgebreid naar de zorgvorm gezinshuizen.

  1. Vergroten van zicht op veiligheid pleegkinderen

Naar aanleiding van de mishandeling in het pleeggezin in Vlaardingen, zijn we direct het gesprek aangegaan met de sector om het zicht op de veiligheid van pleegkinderen beter te waarborgen. In de Kamerbrief van 17 juni 2025 over verbetermaatregelen gebeurtenissen pleeggezin Vlaardingen is aangegeven dat Jeugdzorg Nederland (JZNL) vanwege de gebeurtenis in Vlaardingen eerder is gestart met de evaluatie van het Kwaliteitskader. Dit kader in de pleegzorg is door aanbieders gezamenlijk opgesteld met als doel om duidelijkheid, transparantie en - waar mogelijk - eenduidigheid aan te brengen in het proces van voorbereiding en screening in de pleegzorg. Het kader dient als leidraad voor de pleegzorgaanbieders om hun beleid concreet vorm te geven en is geborgd via de eisen van de HKZ-certificering9. In het eerste kwartaal van 2026 wordt hier de laatste hand aan gelegd en wordt deze bij partners getoetst. JZNL streeft ernaar om het gewijzigde Kwaliteitskader in het tweede kwartaal van 2026 vast te stellen, waarna het op korte termijn als leidraad gevolgd kan gaan worden.

Naast de evaluatie van het Kwaliteitskader, geeft de IGJ aan dat ook aandacht nodig is voor het zicht op veiligheid wanneer er sprake is van pleegoudervoogdij. Bij 14% van de bijna 20.000 pleegkinderen die jaarlijks in Nederland in een pleeggezin verblijven, is er sprake van pleegoudervoogdij waarbij de pleegouder wettelijk vertegenwoordiger van het pleegkind is. In de Jeugdwet is vastgelegd dat de afspraken over de begeleiding van een pleegoudervoogd zich beperken tot een begeleiding van één gesprek per jaar, tenzij de pleegoudervoogd verzoekt om meer begeleiding. In het inspectierapport schetst de IGJ een risico ten aanzien van het zicht op de veiligheid van pleegkinderen in deze gevallen. Hierover gaan we op korte termijn in gesprek met betrokken partijen, waaronder de RvdK, JZNL en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP).

Naast bovengenoemde verbeterinitiatieven inventariseren we of frequentere (justitiële) screening van pleegouders een passende maatregel is. Hier gaan we bij 3.i nader op in.

ii. Verbeteren samenwerking rond pleegkinderen

We zorgen voor het verduidelijken van de rol en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen, door in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd de komende periode onder andere de samenwerking in het sociaal domein in brede zin te verbeteren. Daarnaast is het essentieel om verbeteringen aan te brengen in de samenwerking tussen pleegzorg en jeugdbescherming. Veel pleegkinderen hebben immers te maken met zowel begeleiding vanuit de pleegzorg als met een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder. Daarom evalueert JZNL de Handreiking samenwerkingsafspraken, met financiering van VWS en JenV. Hierbij wordt de handreiking meteen ook uitgebreid naar de samenwerking met gezinshuizen.

We willen de stem van het kind steviger verankeren. Daarom zetten we in op de rol van vertrouwenspersonen. In het voorjaar heeft lid Westerveld in haar motie10 aandacht gevraagd voor de belangrijke rol van een vertrouwenspersoon voor kinderen en jongeren. Zij zijn er als luisterend oor, steun en toeverlaat als een kind of jongere dat nodig heeft. Een vertrouwenspersoon kan iemand uit het sociale netwerk van de jongere zijn vanwege de al bestaande band met de jongere, maar kan ook de onafhankelijke vertrouwenspersoon van Jeugdstem zijn. Jeugdstem voert in opdracht van VWS het vertrouwenswerk landelijk uit, conform de wettelijke eisen uit de Jeugdwet ten aanzien van de vertrouwenspersoon. Er zijn dit najaar meerdere momenten geweest waarop het recht op een vertrouwenspersoon voor pleegkinderen breed onder de aandacht is gebracht. Jeugdstem heeft een communicatiecampagne gelanceerd waarin een podcast met pleegkinderen is geïntroduceerd. Daarbij hoort ook het boek ‘Ken-je-recht’ dat speciaal voor kinderen en jongeren in de pleegzorg is geschreven en in samenwerking met NVP en JongWijs is ontwikkeld. Via verschillende websites11 is het boekje te vinden, daarnaast is het uitgedeeld op 1 en 2 november jl. in Duinrell waar de pleeggezinnen in het kader van de Week van de Pleegzorg een ontspannende dag hadden.

Of een vertrouwenspersoon uit het sociale netwerk wordt gevonden of via Jeugdstem; in beide situaties moet de persoon die deze rol vervult hiervoor toegerust zijn. Professionals hebben de belangrijke taak ouders en kinderen op het recht op een vertrouwenspersoon te wijzen en de inzet van een vertrouwenspersoon mogelijk te maken. Vanuit FACTOR-i12 is een methode ontwikkeld die professionals ondersteunt met het in beeld krijgen, activeren en inzetten van het sociaal netwerk van de jongere. Hiervoor heeft FACTOR-i een 1-daagse training voor professionals met een borgingsprogramma met begeleide intervisies ontwikkeld. Deze training heeft al dit najaar gedraaid en wordt ook in 2026 georganiseerd. Voor een structurele borging van de vertrouwenspersoon in de pleegzorg worden in 2026 meer van deze activiteiten aangeboden.

Voor een goed functionerend zorgteam, is het in eerste plaats belangrijk dat er voldoende pleegouders zijn om deze kinderen een veilige thuisomgeving te bieden. Op dit moment bestaat er een wachtlijst voor pleegzorg. Om ervoor te zorgen dat deze afneemt, is ingezet op de werving van nieuwe pleegouders door de intensivering van de landelijke campagne ‘Jouw huis een 2e thuis’ te financieren. Deze campagne is in 2023 door JZNL namens alle aangesloten pleegzorgorganisaties gelanceerd. De slogan ‘Jouw huis een 2e thuis’ moet zoveel mogelijk mensen inspireren om hun huis en hart open te stellen voor kinderen die een tweede thuis nodig hebben. De campagne bereikt veel aspirantpleegouders. Toch zien we dat veel mensen voorzichtig zijn in het zetten van de volgende stap. Om het aantal aanmelding van aspirantpleegouders te vergroten wordt de campagne hierop aangepast in het eerste kwartaal van 2026. De ambitie is 2500 extra pleeggezinnen. Dan kan er sneller en beter gematcht worden en kunnen we de wachtlijst verkleinen

  1. Stand van zaken overige maatregelen

  1. Toezicht inspecties en verbeteringen organisaties

De inspecties IGJ en IJenV hebben vanuit hun toezichthoudende rol op de organisaties in de jeugdzorg en jeugdbescherming calamiteitenonderzoek gedaan naar de hulp aan het meisje tijdens haar verblijf in het pleeggezin in Vlaardingen13. Ook deden de inspecties onderzoek naar betrokken organisaties. Enver is op 14 mei jl. onder verscherpt toezicht gesteld en heeft, zoals in de Kamerbrief van 17 juni is vermeld, tot uiterlijk eind januari 2026 de tijd om noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Naar aanleiding van het thematisch toezicht dat de inspecties bij vijf GI’s hebben uitgevoerd, is het toezicht op de William Schrikker Stichting (WSS) sinds afgelopen juni afgeschaald naar regulier toezicht. De WSS heeft naar aanleiding hiervan diverse maatregelen genomen, zo toetst WSS elk kwartaal of er recent een één-op-één-gesprek met het kind, een recente veiligheidsbeoordeling en een multidisciplinaire casuïstiekbespreking heeft plaatsgevonden. Voor een uitgebreide opsomming van alle maatregelen die de betrokken organisaties naar aanleiding van de onderzoeken van de inspecties hebben genomen, verwijzen wij naar de Kamerbrief over verbetermaatregelen gebeurtenissen pleeggezin Vlaardingen van 17 juni 2025.

  1. (Her)screening:

Om pleegouder te worden, doorlopen aspirant-pleegouders een intensief voorbereidings- en screeningstraject. De RvdK voert een justitiële screening uit en checkt hiervoor het strafblad en zijn eigen systeem en geeft vervolgens al dan niet een Verklaring van Geen Bezwaar af. De pleegzorgaanbieder kijkt naar de geschiktheid van de aspirant-pleegouders om een pleegkind te verzorgen en op te voeden. Hoewel de justitiële screening geen factor was in de beoordeling van het pleeggezin in Vlaardingen, gaven de gebeurtenissen wel aanleiding om te verkennen of de bestaande justitiële screening versterkt kan worden, in samenhang met verbeteringen van de screening door de pleegzorgaanbieder (zie ook hierboven onder 2.1.).

In de Kamerbrieven van 30 januari jl. en 17 juni jl. is aangekondigd dat wij de mogelijkheid en wenselijkheid van continue en/of periodieke justitiële (her)screening van pleegouders verkennen14. Uit verkennende gesprekken met JZNL en de RvdK dit voorjaar kwam naar voren dat zowel continue als periodieke (her)screening diverse juridische en praktische gevolgen meebrengt voor zowel de pleegzorgorganisaties en de RvdK, als voor de pleegouders en de jeugdigen die in het pleeggezin verblijven. Inmiddels hebben wij de verkenning verdiept om de gevolgen beter in beeld te krijgen. Pleegzorgaanbieders zijn onder meer gevraagd in hoeverre continue of periodieke (her)screening bijdraagt aan een veilige omgeving van pleegkinderen en wat de voor- en nadelen van beide scenario’s zijn. Ook hebben we (netwerk)pleegouders en pleegzorgorganisaties op bijeenkomsten gevraagd naar hun mening over frequentere justitiële screening. Tot slot heeft de RvdK gekeken naar de effecten op de eigen organisatie bij invoering van continue en/of periodieke (her)screening. De komende periode zullen we de opgehaalde informatie nader duiden en – in samenwerking met de betrokken organisaties – wegen om zo tot een beslissing te komen over het al dan niet invoeren van periodieke of continue justitiële screening. Via de reguliere voortgangsrapportages jeugd informeren we uw Kamer hierover.

  1. Versterking Veilig Thuis

Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) heeft in september 2025 een nieuw digitaal platform gelanceerd. Met dit platform wordt mede door gebruik van chatbots en AI een interactieve omgeving gefaciliteerd waar iedereen 24/7 terecht kan voor kennis, handelingsperspectieven en gerichte vragen over huiselijk geweld en kindermishandeling. Vanuit dit digitale platform kan gemakkelijk in contact worden getreden met een medewerker van Veilig Thuis. Via het platform is ook expliciet aandacht voor de radarfunctie en hoe te handelen bij een onthulling van een kind over fysieke mishandeling of seksueel misbruik (disclosure). Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor disclosure via de bij Veilig Thuis aanwezige sociaal-medische expertise. Ook zijn er netwerkgesprekken, worden samenwerkingsafspraken vernieuwd en landelijk vertrouwensartsen en het handelingsperspectief voor disclosure onder de aandacht gebracht.

Op het gebied van het toegankelijker en overzichtelijker maken van informatie uit meldingen (motie Van der Werf15) loopt er een verkenning om de knelpunten en mogelijke verbeterstappen scherp in beeld te krijgen. Daarbij wordt ook gekeken naar ervaringen uit andere landen, zoals het informatiesysteem VIOGEN in Spanje. Bij de verkenning gaat het zowel om het meldingssysteem, als de grondslagen om informatie te mogen inzien. In de loop van 2026 zal de Kamer hierover verder worden geïnformeerd.

Ook de mogelijkheid advies te vragen bij Veilig Thuis bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld (adviesfunctie) is breder onder de aandacht gebracht via het digitale platform. In de eerste maand is dit platform 50.000 keer bezocht, door 41.000 unieke bezoekers. Daarnaast brengt Veilig Thuis in contact met professionals nadrukkelijk onder de aandacht wat de adviesfunctie te bieden heeft voor de professionals. Veilig Thuis Rotterdam-Rijnmond heeft concrete samenwerkingsafspraken met de ketenpartners en professionals over wanneer contact op nemen en samen op te trekken. Vanuit deze ervaring adviseren zij andere VT’s via het Landelijk Netwerk Veilig Thuis.

  1. Verkennen invoeren adviesplicht

Het vragen van deskundig advies speelt een steeds grotere rol bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling: Het aantal over het eerste half jaar van 2025 lag 13% hoger dan het eerste halfjaar van 2024 en 28% hoger dan het eerste halfjaar van 202216. Het vragen van advies is heel belangrijk voor goede opvolging door een professional die kindermishandeling of huiselijk geweld vermoedt. Daarom leeft de wens om tot een adviesplicht te komen. Zoals in de Kabinetsreactie van januari 2025 is aangegeven en de motie Dral17 verzoekt, verkent het ministerie van VWS een adviesplicht binnen de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Een invoering van een adviesplicht vraagt een aantal inhoudelijke keuzes, zoals de verhouding tot collegiale toetsing, de impact op professionals en de uitvoerbaarheid. Het ministerie zal komende tijd met betrokken organisaties een aantal scenario’s van de adviesplicht bespreken en vervolgens verder uitwerken tot een voorkeursscenario. Vervolgstap is in beeld brengen wat dit betekent voor aanpassing van wet- en regelgeving.

Via de reguliere voortgangsrapportages jeugd informeren we uw Kamer over de voortgang.

  1. Samenwerking Veilig Thuis en onderwijs, bekendheid meldcode in het onderwijs

Verkenning regierol
In navolging van de motie Stoffer is verkend of een wettelijke regierol nodig is voor kinderen op wie een maatregel van kinderbescherming van toepassing is en die zijn uitgevallen op school, bijvoorbeeld door een controlerende rol van de leerplichtambtenaar.18

Op initiatief van OCW zijn twee bijeenkomsten georganiseerd met organisaties uit het onderwijs en de jeugdbescherming, waarin de verkenning van de motie heeft plaatsgevonden. Uit deze verkenning blijkt dat betrokkenen bij de praktijk van de jeugdbescherming en het onderwijs het doel van de motie steunen. Zij geven echter aan dat het voorgestelde middel daarvoor niet gepast is.

In de praktijk wordt een jeugdbeschermingscasus doorgaans eerst besproken aan een jeugdbeschermingstafel, waar vaak o.a. de betrokken hulpverleners, jeugdbeschermers en onderzoekers van de RvdK meepraten. Hier wordt besloten of er verder onderzoek door de RvdK gedaan moet worden. Als de RvdK na onderzoek van oordeel is dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van het kind, dan verzoekt zij bij de kinderrechter een ondertoezichtstelling. In het kader van dat onderzoek haalt de RvdK zelf altijd informatie op bij de school (als het kind op school zit) en bij andere informanten.

De rechter kan vervolgens een kinderbeschermingsmaatregel opleggen op basis van een rekest van de RvdK. In de beschikking van de kinderrechter worden de doelen van de ondertoezichtstelling vastgelegd en wordt een GI aangesteld om de kinderbeschermingsmaatregel uit te voeren. Als in de door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel sprake is van schooluitval neemt de GI altijd contact op met school. Ook meldt de school bij leerplicht als er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim.

Gelet op de reeds betrokken partijen is een extra wettelijke waarborg niet nodig. Wel is uit de gesprekken met de betrokken partijen naar voren gekomen dat het belangrijk is dat deze kwetsbare kinderen goed in het zicht blijven, ook bij school. Het is dan ook goed om te verkennen of de samenwerking tussen de jeugdbeschermingsketen, het onderwijs en leerplicht verbeterd kan worden. Daartoe worden de komende periode verdiepende gesprekken georganiseerd. Hiermee beschouwen we de motie Stoffer als afgedaan.

Meldcode in onderwijs

Daarnaast is dit najaar gestart met het organiseren en uitvoeren van gerichte scholing voor leraren, intern begeleiders en aandachtsfunctionarissen. De Nederlandse vereniging van aandachtsfunctionarissen (LVAK) voert dit uit op basis van een projectsubsidie, samen met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Doel van deze bijeenkomsten is vooral om de kennis van de meldcode Veilig Thuis te vergroten.

Het is van belang dat leraren de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling - en het afwegingskader voor het onderwijs - goed toepassen en scholen hun beleid op orde hebben. Hierover blijft het kabinet in overleg met de Vakvereniging voor Schoolleiders en sectorraden in primair en voortgezet onderwijs.

  1. Gezinshuizen

Steeds meer kinderen die tijdelijk of langdurig niet huis kunnen wonen, vinden een plek in een gezinshuis. Daar leven ze in een zo normaal mogelijke gezinssituatie, met gezinshuisouders die opvoeding, ondersteuning en zorg bieden. Specifiek voor gezinsgerichte zorg zijn in 2021 kwaliteitscriteria gezinshuizen opgesteld door het veld. Eerder dit jaar zijn betrokken partijen, waaronder Platform Gezinshuiszorg, NJi, gemeenten, aanbieders en professionals gestart met het actualiseren van de kwaliteitscriteria om ze beter aan te laten sluiten op de praktijk. Dit traject wordt gefaciliteerd door de netwerkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren. Daarnaast is de sector hard aan de slag om de gezinsgerichte zorg te verbeteren; zo zijn de bij gezinshuiszorg betrokken partijen nauwer met elkaar gaan samenwerken. Deze acties sluiten aan bij de aanbevelingen die de IGJ in haar onderzoek naar gezinshuizen in maart 202519 heeft gedaan. De aanbevelingen zien o.a. toe op zorgvuldige screening van gezinshuisouders op vaardigheden en deskundigheid, het bewaken dat gezinshuisouders relevant geschoold zijn en dat extra deskundigheid wordt ingezet waar nodig, zoals aangegeven in de kwaliteitscriteria gezinshuizen. Ook wordt ingegaan op de rol van plaatsende instanties, gezinshuisouders, hoofdaannemers en gemeenten.

In het kader van de actualisatie van de kwaliteitscriteria gezinshuizen en in afwachting van het calamiteitenonderzoek van de IGJ over de gebeurtenissen in het gezinshuis in Noord Nederland, gaan we in gesprek met de sector over aanvullende mogelijkheden om de zorg voor jeugdigen in gezinshuizen, als het gaat om kwaliteit en veiligheid, verder te versterken. Wij informeren uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van deze gesprekken.

  1. Moties en toezeggingen

  1. Toezegging verbetering samenwerking politie en hulpverlening

De staatssecretaris voor Rechtsbescherming heeft de Kamer toegezegd in kaart te brengen wat er goed gaat en waar het beter kan in de samenwerking tussen politie en hulpverlening. Ook in de regio’s waar deze samenwerking al is georganiseerd.

Tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer op 3 maart 2025 voorafgaand aan het plenaire debat op 5 maart 2025 is door de politie aangegeven dat in geval van een zorgmelding, de politie samen met de meest voor de hand liggende hulp- en/of zorgverlenende organisatie graag een huisbezoek wil doen. Tijdens het debat gaf de toenmalige staatssecretaris voor Rechtsbescherming aan dat dit ‘samen optrekken in acute situaties’ door de politie met een hulp- en/of zorgverlenende partner (vaak Veilig Thuis als het gaat om een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling) in bepaalde regio's al goed georganiseerd is. Dit beeld is de afgelopen maanden bevestigd. Al langer is duidelijk dat deze ontwikkeling, die valt binnen de aanpak Veiligheid Voorop20, in veel andere regio’s nog (goed) van de grond moet komen. In de brief van 17 juni jl. aan uw Kamer heeft de toenmalige staatssecretaris voor Rechtsbescherming als reactie op de motie Van der Werf over huisbezoek aangegeven dat de politie de inzet van het huisbezoek, al dan niet met Veilig Thuis, bij vermoedelijke kindermishandeling intern onder de aandacht blijft brengen. Daarnaast wordt in diverse regio’s door meerdere organisaties, waaronder gemeenten, aangegeven dat zij een bredere insteek van het ‘samen optrekken in acute situaties’ noodzakelijk vinden. Namelijk niet alleen politie met Veilig Thuis in geval van vermoedens van acute onveiligheid door huiselijk geweld of kindermishandeling, maar ook de politie met bijvoorbeeld de ggz bij een crisismelding in geval van vermoedens van verward of onbegrepen gedrag of een jeugdprofessional als er sprake is van een crisissituatie bij een kind. Op basis van deze behoefte en in het verlengde van reeds gestarte initiatieven in diverse regio’s financiert het ministerie van JenV een landelijk ontwikkeltraject. Onder aanvoering van landelijke projectleiders worden deze regionale ontwikkelingen ondersteund en is de ambitie om toe te werken naar een model voor ‘geïntegreerde crisisinterventie 24/7 0-100 jaar’ dat toepasbaar is voor alle regio’s. Naar verwachting is dit eind 2027 beschikbaar.

  1. Motie lid Bruyning over een onderzoek naar het Keurmerk Jeugdzorg

In de motie van lid Bruyning wordt de regering verzocht onderzoek te laten doen naar de werking van de certificering binnen de jeugdzorg, in het bijzonder hoe instellingen ondanks een negatief oordeel van de inspecties hun certificaat behouden, en de Kamer hierover te informeren met voorstellen tot verbetering.21 Het certificeringssysteem binnen de jeugdzorg kent een andere toetsingswijze dan het toezicht van de inspecties. Binnen de certificering wordt het managementsysteem van een GI getoetst volgens het vastgestelde normenkader, terwijl de inspecties de feitelijke kwaliteit van de uitvoering en individuele casuïstiek toetsen. Hierdoor kan een instelling haar certificaat behouden, ook wanneer inspecties tekortkomingen signaleren. Beide toezichtsvormen hebben verschillende functies en vullen elkaar aan. In het kader van het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming zal het certificeringssysteem worden herzien. Wij nemen deze herziening mee in de verdere uitwerking, afhankelijk van de keuzes die daarin worden gemaakt.

  1. Motie over iedere professional die werkt met kinderen in een kwetsbare positie voldoende scholen om signalen van kinderen op te pakken 

De motie Westerveld verzoekt om iedere professional die werkt met kinderen in een kwetsbare positie, voldoende te scholen om signalen van kinderen op te pakken.22 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft JZNL gevraagd of zij zich herkennen in de overweging in de motie dat er een tekort zou zijn aan trainingsmogelijkheden voor professionals om signalen van kindermishandeling te herkennen. Dat is niet het geval. Er wordt een vervolggesprek gevoerd met JZNL en werkgeversorganisaties om na te gaan hoe er aandacht wordt besteed aan het herkennen van kindermishandeling in het opleidingsprogramma van jeugdzorgwerkers.

Ter afsluiting

Met deze brief hebben we uw Kamer ten behoeve van het debat op 4 december a.s. geïnformeerd over de inspectierapporten en de stand van zaken ten aanzien van de verbetermaatregelen naar aanleiding van de gebeurtenissen in Vlaardingen. We zullen uw Kamer half december nog informeren over diverse andere moties en toezeggingen, die raken aan de Hervormingsagenda en overige onderwerpen op het terrein van Jeugd, en de aanbieding van enkele rapporten. In januari van 2026 volgt een voortgangsbrief jeugd waarin we onder andere uitgebreider ingaan op de meest actuele beleidsontwikkelingen rondom de uitwerking van de Hervormingsagenda Jeugd en de stand van zaken ten aanzien van het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming en de verbetermaatregelen naar aanleiding van de Commissie Hamer. We geven hierin ook een reactie op het verzoek van de vaste commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een reactie te geven op het onderzoek ‘Niet gehoord en niet gezien’ van het Meldpunt Jeugdbescherming Noord.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

mr. A.C.L. Rutte

De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport,

Judith Zs.C.M. Tielen


Bijlage GI-monitor. Ontwikkeling aantal kinderen, workload en wachtlijst sinds 1 december 2022

1 dec 2022 1 mei 2023 1 okt 2023 1 april 2024 1 okt 2024

1 april

2025

1 okt 2025
Aantal kinderen met een maatregel 34.043 33.130 32.429 32.080 31.416 31.230 30.975
Gemiddelde workload per fte 17,1 16,3 15,3 14,2 12,6 12,0 12,1
Wachtlijst vaste Jeugdbeschermer 2.072 1.617 1.498 1.343 1.496 1.358 1.499

Cliënten

  • Het totaal aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen bij GI’s is verder afgenomen naar 30.975 op 1 oktober 202523. De sterkte van de daling van het aantal maatregelen neemt wel af in vergelijking met eerdere jaren.

Capaciteit en workload

  • De formatie aan (ondersteunend) jeugdbeschermers/jeugdreclasseerders bij de GI’s is verder toegenomen van 2.681 fte op 1 april 2025 tot 2.740,9 fte op 1 april 2025. Naast deze functies worden ook andere medewerkers (zoals gedragsdeskundigen, juristen of zorgbemiddelaars) ingezet in het primaire hulpverleningsproces in het kader van functiedifferentiatie.

  • De landelijke gemiddelde organisatieworkload stabiliseert zich rond de 12 kinderen per jeugdbeschermer. De afgesproken landelijke tarieven zijn gebaseerd op gemiddeld 12,8 kinderen per jeugdbeschermer. Bij de start van deze GI-monitor (1 december 2022) was deze nog 17,1 kind per medewerker.

  • Het personeelsverloop en ziekteverzuim bedroegen op 1 okt 2025 respectievelijk 16,7% (per jaar) en 7,5%. Op 1 oktober 2024 waren deze respectievelijk 16,1% en 7,3%. Ter vergelijking: het personeelsverloop was medio 2022 nog bijna 20%24. Het gemiddelde personeelsverloop binnen de hele jeugdzorgsector bedraagt 22% (Q2 2025). Het gemiddelde ziekteverzuim in de gehele jeugdzorg is 7,3% (Q2 2025). Daarmee ligt het ziekteverzuim bij de GI’s iets hoger dan het gemiddelde van de gehele sector jeugdzorg.

Wachtlijsten

  • Het aantal kinderen dat wacht op een vaste jeugdbeschermer is helaas weer toegenomen van 1.358 kinderen op 1 april 2025 naar 1.499 kinderen op 1 okt 2025 (gemiddeld 4,8% van totaal aantal kinderen op peildatum dat in het gedwongen kader begeleid wordt). Hiervan wachten 523 kinderen bij de start van de maatregel op een vaste jeugdbeschermer. Daarnaast wachten 976 kinderen op een vaste jeugdbeschermer omdat ze door verloop of langdurige ziekte van hun jeugdbeschermer nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer hebben. De gemiddelde wachttijd voor kinderen die wachten op een vaste jeugdbeschermer is vanaf de start van de maatregel59 dagen.

  • De kinderen die op deze interne wachtlijst staan, hebben in de regel al wel een plan van aanpak en er is veelal al een vorm van (jeugd)hulp ingezet. De GI houdt zicht op de veiligheid van alle kinderen die wachten, zowel bij de kinderen die wachten bij de start van de maatregel als op de interne wachtlijst.


  1. Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd↩︎

  2. Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd↩︎

  3. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 015, nr. 277↩︎

  4. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 015, nr. 303↩︎

  5. Kamerstukken II, 2025/2026, 31 839, nr. 1098↩︎

  6. Kamerstukken II, 2025/2026, 31 839, nr. 1108↩︎

  7. De meest actuele versie is te vinden op https://www.voordejeugdenhetgezin.nl/documenten/2024/02/26/handelingskader.↩︎

  8. Kamerstukken II, 2025/2026, 31 839, nr. 1109↩︎

  9. Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector↩︎

  10. Kamerstukken II, 2024/2025, 31015, nr. 290↩︎

  11. Website van Jeugdstem (https://jeugdstem.nl/over-jeugdstem/nieuws/van-frustratie-naar-inspraak-geef-jongeren-regie-in-de-jeugdzorg), NVP en pleegzorg.nl.↩︎

  12. Voorheen JIMwerkt.↩︎

  13. De zakelijk weergave van het calamiteiten onderzoek staat op de website van de IGJ: https://toezichtdocumenten.igj.nl↩︎

  14. Continue screening houdt in dat doorlopend wordt gecontroleerd op nieuwe strafrechtelijke gegevens in het justitieel documentatiesysteem. Dit vergt onder meer dat een register wordt ingericht waarin de pleegouders en eventueel andere te screenen familieleden of huisgenoten worden opgenomen. Periodieke screening sluit aan bij het bestaande systeem en kan inhouden dat er een (wettelijke) termijn wordt vastgesteld waarop de pleegzorgorganisatie een nieuwe VGB-aanvraag moet doen.↩︎

  15. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 015, nr. 285↩︎

  16. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2025/43/meer-adviezen-en-meldingen-over-kindermishandeling-en-huiselijk-geweld↩︎

  17. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 015, nr. 293↩︎

  18. Kamerstukken II, 2025/2025 31015 nr. 297↩︎

  19. Zo thuis mogelijk opgroeien: aanbevelingen voor verbetering kwaliteit jeugdhulp in gezinshuizen | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd↩︎

  20. Een gezamenlijke werkwijze van politie, Veilig Thuis maar ook Openbaar Ministerie, de reclassering en RvdK bij huiselijk geweld en kindermishandeling, gericht op intensief en vroegtijdig afstemmen over interventies en informatie uitwisselen↩︎

  21. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 839 nr. 1100↩︎

  22. Kamerstukken II 2024/2025, 31 015 nr.291↩︎

  23. Daarbij ging het op 1 oktober 2025 om 25.137 kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel (was 25.827 op 1 april 2025). De andere kinderen hebben een vorm van jeugdreclassering.↩︎

  24. https://www.jeugdzorg-werkt.nl/sites/fcb_jeugdzorg/files/2023-02/monitor-verzuim-en-uitstroom-bij-gecertificeerde-instellingen.pdf↩︎