Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 16 december 2025 (Kamerstuk 21501-08-1012)
Milieuraad
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D50111, datum: 2025-12-04, bijgewerkt: 2025-12-04 14:50, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (VVD)
- Mede ondertekenaar: L. van der Graaf, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z20240:
- Indiener: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-11-25 15:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-12-03 10:00: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-12-04 12:00: Milieuraad op 16 december 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 | |
| Vergaderjaar 2025-2026 | ||
| 21501-08 | Milieuraad | |
| Nr. | INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG | |
| Vastgesteld op … 2025 | ||
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Klimaat en Groene Groei over de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 16 december 2025 (Kamerstuk 21501-08, nr. 1012), het verslag van de Milieuraad van 21 oktober 2025 te Luxemburg (Kamerstuk 21501-08, nr. 1011), de kwartaalrapportage Q3 2025 Milieudossiers (Kamerstuk 21501-33, nr. 1163) en het verslag van de Milieuraad van 4 november 2025 (Kamerstuk 21501-08, nr. 1013). De vragen en opmerkingen zijn op 4 december 2025 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Klimaat en Groene Groei voorgelegd. Bij brief van ... is deze door hen beantwoord. |
||
| Fungerend voorzitter van de
commissie, Peter de Groot |
||
| Adjunct-griffier van de
commissie, Van der Graaf |
||
| I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | ||
Inhoudsopgave Inleiding D66-fractie PVV-fractie VVD-fractie GroenLinks-PvdA-fractie CDA-fractie BBB-fractie Partij voor de Dieren-fractie |
1 2 4 4 6 8 11 12 |
|
Inleiding De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen ‘Geannoteerde agenda van de Milieuraad van 16 december 2025’. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen. De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor dit schriftelijk overleg. Zij hebben daarover nog enkele vragen. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 16 december en andere bijbehorende stukken. Zij hebben hierbij nog enkele vragen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken voor het schriftelijk overleg over de Milieuraad van 16 december. De leden hebben hierover nog enkele vragen. De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 16 december 2025. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om op meerdere onderdelen nog enkele vragen te stellen aan het kabinet. De leden van de BBB-fractie hebben de geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 16 december 2025 en de bijgevoegde non-papers (REACH en Milieuomnibus) met belangstelling gelezen. Naar aanleiding van de agendapunten hebben de leden de volgende schriftelijke vragen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor dit schriftelijk overleg. Zij hebben daarover nog enkele vragen aan de demissionair staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de demissionair minister van Klimaat en Groene Groei in het licht van de aankomende Milieuraad. D66-fractie De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris om nader toe te lichten welke aspecten van de herziening van de REACH-verordening volgens Nederland het meest urgent zijn om in 2026 op te pakken, nu de herziening opnieuw vertraging oploopt. Deze leden vragen tevens hoe het kabinet het risico beoordeelt dat een te sterke nadruk op versimpeling kan leiden tot lagere bescherming van gezondheid en milieu, en op welke manier Nederland deze balans in Europese onderhandelingen bewaakt. Zij vragen of de staatssecretaris kan aangeven welke gevolgen het uitstel van de REACH-herziening heeft voor bedrijven die juist duidelijkheid wensen over toekomstige verplichtingen. En welke aanvullende tijdelijke afspraken binnen de Europese Raad worden verkend om voorspelbaarheid te behouden totdat de herziening verschijnt? De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van de REACH-herziening aangezien giftige PFAS nog steeds in grote mate in ons milieu geloosd worden. Recent nog verscheen er een artikel over een bedrijf dat 5 kilogram PFAS per jaar mag lozen op het riool, en dus in het water.1 Bestuurslagen komen tegenover elkaar te staan omdat er nationaal en Europees geen eenduidig beleid is over de stof. Kan de staatssecretaris wederom toezeggen in Europa te pleiten voor een spoedige behandeling van een ambitieuze REACH-herziening? Kan hij tevens toezeggen in de tussentijd een nationaal kader te ontwikkelen met duidelijke richtlijnen voor alle bestuurslagen om te voorkomen dat er kilo’s PFAS in ons drinkwater terecht komen? De leden van de D66-fractie hebben ook met interesse kennisgenomen van de ‘non-paper’ over circulaire economie. Zij zijn de staatssecretaris erkentelijk dat het belang van een circulaire economie benadrukt wordt maar zij vragen de staatssecretaris waarom de nadruk op de afval- en recyclefase wordt gelegd. Deze leden benadrukken dat circulariteit eindigt in de afvalfase, maar, belangrijker, begint bij het verminderen van grondstoffengebruik. Met innovaties en met een ambitieuze Europese strategie kunnen we zorgen dat veel producten en grondstoffen niet in de afvalfase terecht hoeven te komen. Kan de staatssecretaris zijn inzet hierop toelichten en toezeggen voor een ambitieuze agenda te pleiten in Brussel? De leden van de D66-fractie lezen tevens over de inzet van de staatssecretaris op recyclingbedrijven. De leden onderstrepen het belang van het uitblijven van actie en beamen de woorden van de staatssecretaris: “Als we nu geen actie ondernemen, zullen meer bedrijven omvallen”.2 Tegelijk vragen deze leden waarom de staatssecretaris nog geen actie heeft ondernomen om de aangekondigde plasticheffing eerlijk over de keten te verdelen, aangezien deze nu juist ook recyclebedrijven zal raken. Daarnaast is de plastictafel tot een akkoord gekomen over de ‘markt creatie hefboom’. Een systeem wat enorm belangrijk is voor recyclebedrijven aangezien zij rekenden op een bijmengverplichting in 2027, die vervallen was. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de hefboom invoeren niet in 2027 kan omdat het een te korte tijdlijn zou zijn. Deze leden roepen de staatssecretaris met klem op om niet alleen in Europa te pleiten voor actie maar ook nationaal werk te maken van de hefboom, waar de tafel al maanden geleden een akkoord over heeft gemaakt en deze alsnog uiterlijk in 2027 in werking te laten treden. Op die manier worden recyclebedrijven geholpen en groene plastic innovaties gestimuleerd. Deze leden kijken met interesse uit naar de reflectie hierop van de staatssecretaris. De leden van de D66-fractie vragen hoe de Europese Commissie volgens Nederland moet borgen dat het ‘Do No Significant Harm’-principe (DNSH) voldoende robuust blijft binnen het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Deze leden vragen wat de staatssecretaris verstaat onder “rekening houden met kenmerken en uitdagingen van sectoren” bij DNSH-implementatie, en hoe voorkomen wordt dat dit leidt tot verwatering van het principe. De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris welke elementen van het Nederlandse non-paper over de Milieuomnibus volgens hem het meest urgent zijn om door de Commissie over te nemen, en hoe Nederland gaat beoordelen of de voorgestelde simplificaties daadwerkelijk regeldruk verminderen zonder milieudoelen te verlagen. Deze leden vragen ook wanneer het BNC-fiche wordt verwacht. PVV-fractie De leden van de PVV-fractie maken zich grote zorgen over de steeds
verdergaande Europese circulaire economie verplichtingen. In de stukken
missen zij enkele beleidsmaatregelen en acties vanuit de
staatssecretaris. Kosten en lasten van nieuwe EU-regelgeving VVD-fractie De leden van de VVD-fractie merken op dat de eerste herziening van de REACH kaderverordening al diverse keren is uitgesteld en lezen dat ook de herziening die was voorzien voor eind 2025 vermoedelijk niet zal worden gehaald. Zij vragen wat hiervan de oorzaak is. Tevens vragen zij hoe de staatssecretaris de gevolgen van de uitgestelde herziening voor de investeringszekerheid van Nederlandse bedrijven beoordeelt. Welke acties onderneemt Nederland om het proces te versnellen of meer voorspelbaar te maken? Ook zijn deze leden benieuwd naar of de staatssecretaris kan aangeven welke concrete reductie van administratieve lasten Nederland beoogt binnen REACH. De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van het kabinet met betrekking tot de bio-economie strategie . Wel vragen zij hoe geborgd wordt dat de strategie niet zal leiden tot extra administratieve lasten voor agrariërs en mkb-bedrijven. Op welke wijze zet Nederland in op technologie-neutrale uitvoering, zodat innovatie niet afhankelijk wordt van vooraf gekozen technieken of sectoren? De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de Milieuraad een gedachtewisseling milieuaspecten MFK op de agenda staat. Zij zijn blij met het kabinetsstandpunt met betrekking tot de impact van het voorstel op de nationale afdrachten want dit baart ook deze leden zorgen. Zij vragen daarom welke financiële rode lijnen het kabinet hier hanteert en welke coalities worden gezocht om deze positie te versterken. Tevens vragen zij hoe geborgd wordt dat het schrappen of herplaatsen van het LIFE-programma niet leidt tot versnippering en vermindering van effectiviteit. Tijdens de Milieuraad wenst het Deens Voorzitterschap tot een akkoord te komen over de Raadsconclusies over het “Milieu in Europa in 2025 en de weg vooruit richting 2030”, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Zij vragen hoe in die Raadsconclusies wordt geborgd dat toekomstige voorstellen voor circulaire economie leiden tot innovatie in plaats van extra verplichtingen zonder aantoonbare meerwaarde. Op welke wijze wordt de betrokkenheid van sectoren bij klimaatadaptatie versterkt, zoals door Nederland bepleit, zonder nieuwe lasten? Tot slot op dit punt vragen de leden of de staatssecretaris inzicht kan geven in de concrete voordelen die Nederland verwacht voor het bedrijfsleven uit deze Raadsconclusies. De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de Annual progress report on Simplification, Implementation and Enforcement of de staatssecretaris kan aangeven welke concrete lastenreductie Nederland op korte termijn kan verwachten en hoe deze wordt gemeten. Daarnaast vragen zij op welke wijze versnippering tussen lidstaten aangepakt wordt om concurrentieverstoringen te voorkomen. Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de non-paper Milieuomnibus. Welke Nederlandse voorstellen uit het non-paper worden actief ingebracht, en welke steun van andere lidstaten is reeds verkend en/of verzekerd? Hoe wordt geborgd dat de Milieuomnibus niet slechts symbolisch vereenvoudigt, maar tot aantoonbare lastenreductie leidt? GroenLinks-PvdA-fractie De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de staatssecretaris zal garanderen dat de inzet op bio- economie effectief tot een meer duurzame economie zal leiden, en geen andere milieuproblemen tot gevolg zal hebben, bijvoorbeeld doordat de productie van biogrondstoffen ten koste gaat van natuur binnen of buiten Europa. Hoe ziet de staatssecretaris dit in de praktijk werken, onder andere gezien de beperkte beschikbare hoeveelheid land in Europa? Deze leden zijn benieuwd naar welke mogelijke waarborgen de staatssecretaris wil steunen om een potentiële negatieve impact op de natuur te voorkomen. Verder verwelkomen deze leden de ambitie om meer vervuilende grondstoffen te vervangen door duurzame, circulaire vormen van biogrondstoffen die niet ten koste gaan van natuur. Zij vragen zich daarbij af of de staatssecretaris ook zal hameren op het belang van het verminderen van het totale gebruik aan grondstoffen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat precies de gevolgen zijn van de Omnibus voor de bescherming van milieu en gezondheid. Zij zijn benieuwd in hoeverre deze gevolgen in kaart zijn gebracht en of deze gedeeld kunnen worden met de Kamer. Ook zijn zij benieuwd hoe het kabinet milieu en gezondheid weegt ten opzichte van lastenvermindering voor bedrijven. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de zorg van het kabinet dat de komende herziening van de REACH-verordening vooral uitdraait op een versimpeling en niet leidt tot een verbetering van de bescherming van mens en milieu. De REACHverordening is inmiddels twintig jaar oud en de belasting van en kennis over toxische stoffen is anders dan toen en vraagt om een andere aanpak. Op welke wijze wil de staatssecretaris zich hardmaken in Brussel om Persistente Mobiele Stoffen (PMT) en zeer Persistente en Zeer Mobiele stoffen (vPvM) in de REACH-regulering op te nemen als Substance of very High Concern (SVHC)? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de non-paper van het kabinet, dat Nederland alleen de “Generic Approach to Risk Management” wil toepassen voor chemicaliën in consumentenproducten en niet bij de productie, terwijl juist in de productiefase veel stoffen vrijkomen in het (water) milieu. Bekende voorbeelden waar bij de productie veel stoffen vrijkomen zijn 3M en Chemours. Waarom wil de staatssecretaris deze generic approach in relatie tot risicomanagement niet voor de productie laten gelden? Hoe ziet de staatssecretaris de noodzakelijke bescherming van het oppervlaktewater in deze? Wil de staatssecretaris zich inzetten om Europees ook het gebruik en emissies van gevaarlijke stoffen tijdens productie versneld te kunnen verbieden? Kan de staatssecretaris aangeven op welke manier de Nederlandse inzet rond REACH Nederland helpt om te voorkomen dat Zeer Zorgwekkende Stoffen vanuit het buitenland in het oppervlaktewater en bronnen van drinkwater terecht komen? En geldt voor die persistente stoffen niet gewoon dat ze alleen dan geen risico vormen, als ze niet worden geproduceerd? Is een totaalverbod dan niet de meest logische stap? Welke incentive heeft de chemische sector om op zoek te gaan naar veilige alternatieven, als er geen verbod op productie en gebruik wordt aangekondigd? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de staatssecretaris de aanbevelingen van het Burgerberaad Klimaat over het gebruik van spullen mee in overweging neemt voor de Nederlandse positie ten aanzien van de raadsconclusies circulaire economie. Voorstellen zoals het verlengen van de garantieperiode op producten, de mogelijkheid om voor bepaalde reparaties lagere btw-tarieven toe te kennen, en een hogere bijmengverplichting van gerecyclede oplossingen hebben baat bij actie op Europees niveau, onder andere door het creëren van een gelijk speelveld. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een aantal vragen over de milieuaspecten van het MFK. Deze leden lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet het belang van investeringen in de groene transitie steunt en daarbij ook steunt dat er een minimaal bestedingspercentage van 35% voor klimaat en milieu wordt gehanteerd. Waarom pleit de staatssecretaris niet voor een hoger percentage? De EU haalt vooralsnog de klimaatdoelstellingen niet en er zal dus meer moeten gebeuren op het gebied van klimaat en milieu. Daarbij pleit dit kabinet ook juist voor een Europese aanpak. Is het dan niet noodzakelijk om een hoger percentage van de Europese middelen aan klimaat en milieu te besteden? Deze leden lezen ook dat het kabinet pleit voor ‘voldoende aandacht voor natuurherstel’. Wat verstaat de staatssecretaris hieronder? Wat vindt de staatssecretaris voldoende? Kan de staatssecretaris toelichten wat op dit terrein concreet zijn inzet is en wanneer hij zal vinden dat er onvoldoende aandacht is voor natuurherstel? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de opvolging van de COP30. De leden zijn teleurgesteld in de uitkomsten van de COP. Er zijn te weinig resultaten uit de COP gekomen om de wereldwijde doelstellingen te halen. Onderschrijft de staatssecretaris dit? Wat gaan Nederland en Europa doen om het gat om de klimaatdoelen te halen te dichten? Gaat de staatssecretaris hiervoor de banden met andere landen aanhalen en zo ja, op welke manier gaat hij dit doen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn in het bijzonder teleurgesteld in de resultaten van de COP met betrekking tot financiering voor mitigatie en adaptatie. Elk jaar weer wordt hier te weinig commitment uitgesproken door deelnemende landen. Onderschrijft de staatssecretaris deze conclusie? Nederland geeft zelf al niet het juiste voorbeeld door te bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en internationale klimaatfinanciering. Ziet de staatssecretaris dit ook zo? Kan hij reflecteren op het feit dat Nederland hier zelf ook niet de internationale afspraken nakomt? Wat denkt de staatssecretaris dat er nodig is voor het behalen van de internationaal afgesproken doelen als het gaat om financiering voor mitigatie en adaptatie? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tot slot nog enkele vragen over de top die Nederland zal gaan organiseren met Colombia over het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Wat zijn de plannen van de staatssecretaris, of van de minister van Klimaat en Groene Groei (KGG), voor deze top? Heeft de staatssecretaris al een idee bij wat er op de agenda zal staan? Gaat de staatssecretaris specifiek aandacht besteden aan het afbouwen van fossiele subsidies? Deze leden vinden het goed dat Nederland hier internationaal het voortouw op neemt, maar vinden wel dat Nederland dan ook nationaal het goede voorbeeld moet geven. Wat gaat de staatssecretaris (in aanloop naar de top) nationaal aanvullend doen als het gaat om het uitfaseren van fossiele brandstoffen en het afbouwen van fossiele subsidies? CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben over de gedachtewisseling over REACH enkele vragen. Zij vragen hoe de staatssecretaris aankijkt tegen de wens binnen Europa om verdere normering van PFAS, microplastics en andere schadelijke stoffen en chemicaliën te verkennen. Kan de staatssecretaris uiteenzetten in welke sectoren volgens hem ruimte bestaat om het gebruik van dergelijke stoffen te beperken, bijvoorbeeld in consumentenverpakkingen of materialen waarin zij niet van essentiële waarde zijn? Deze leden vragen tevens of de staatssecretaris wil toelichten hoe hij deze onderwerpen in de Milieuraad van 16 december zal inbrengen. Ook vragen deze leden hoe de staatssecretaris omgaat met chemische stoffen die verwerkt zijn in andere materiaalstromen, zoals textiel. Kan de staatssecretaris in dat verband aandacht vragen voor het belang van eerlijke concurrentie, waarbij producten van buiten Europa die op de Europese markt komen moeten voldoen aan dezelfde eisen als Europese producten, onder meer voor productveiligheid en recyclebaarheid? De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de staatssecretaris in Brussel wil inzetten op het opnemen van persistente mobiele stoffen en zeer persistente en zeer mobiele stoffen in de REACH-regelgeving als substances of very high concern. Deze leden vragen daarnaast hoe het kabinet aankijkt tegen de toepassing van generic approaches to risk management, specifiek voor situaties waarbij gevaarlijke stoffen tijdens productieprocessen in het milieu kunnen vrijkomen, en hoe hierbij bescherming van oppervlaktewater en drinkwaterbronnen wordt geborgd. Deze leden vragen ook hoe de staatssecretaris de mogelijkheden beziet om het gebruik en de emissie van gevaarlijke stoffen tijdens productie te beperken of te verbieden. Tot slot vragen zij op welke wijze de Nederlandse inzet binnen REACH ertoe kan bijdragen dat zeer zorgwekkende stoffen vanuit het buitenland niet in het oppervlaktewater en in bronnen voor drinkwater terechtkomen. De leden van de CDA-fractie hebben ook over de gedachtewisseling over de bio-economiestrategie enkele vragen. Zij lezen dat de Europese Commissie een nieuwe strategie zal presenteren en dat de Nederlandse inzet zich richt op het creëren en beschermen van een afzetmarkt voor biobased producten. Deze leden vragen of de staatssecretaris kan toelichten hoe hij dit concreet zal maken voor verschillende sectoren. Ook vragen zij hoe de staatssecretaris aankijkt tegen mogelijke normen voor een percentage groene grondstoffen in producten, bijvoorbeeld het stimuleren van duurzame bouwmaterialen zoals hout en natuurlijke isolatiematerialen zoals vlas. Verder vragen deze leden of de staatssecretaris in de Milieuraad afspraken kan bepleiten over de voorbeeldfunctie van overheden, zowel nationaal als decentraal, in hun rol als aanbesteder en investeerder in het kader van biobased toepassingen. De leden van de CDA-fractie hebben ook over de milieuaspecten van het MFK enkele vragen. Zij lezen dat het kabinet de modernisering en flexibilisering van de EU-begroting steunt, waaronder het samenvoegen van fondsen. De leden vragen of de staatssecretaris kan toelichten hoe wordt voorkomen dat eventuele centralisatie van cohesie- en investeringsfondsen leidt tot minder inspraak of onvoldoende afstemming op lokale behoeften. Deze leden vragen hoe de staatssecretaris in de Milieuraad zal toelichten wat onder aandacht voor natuurherstel wordt verstaan en op welke wijze dit onderwerp in de besprekingen wordt ingebracht. Kan de staatssecretaris een concreet voorbeeld geven wat hieronder wordt verstaan en hoe hij de omstandigheden voor natuurontwikkeling wil verbeteren? Verder vragen de leden welke gemeenschappelijke uitgangspunten lidstaten kunnen hanteren wanneer het gaat om natuurversterkende inpassing van bijvoorbeeld windmolens op zee. De leden van de CDA-fractie hebben ook over de raadsconclusies over het milieu en de weg vooruit naar 2030 enkele vragen. Uit de documentatie blijkt dat lidstaten niet op koers liggen om alle milieudoelstellingen te halen. De leden vragen hoe de staatssecretaris het belang van verbetering van waterkwaliteit zal inbrengen en of hij kan bevestigen dat wordt gewerkt aan een vorm van doelsturing voor nutriënten in oppervlaktewater in plaats van strikte middelvoorschriften. Deze leden vragen of het kabinet scherp in beeld heeft welke aanvullende maatregelen nuttig kunnen zijn ter versterking van biodiversiteit, luchtkwaliteit en waterkwaliteit. Vooruitlopend op het aangekondigde voorstel voor klimaatadaptatie en circulaire economie vragen de leden of de staatssecretaris bereid is om in de Milieuraad te verkennen of een Europese grondstoffenheffing kan bijdragen aan het aantrekkelijker maken van secundaire grondstoffen en het versterken van autonomie. Ook vragen deze leden of een verhoging van heffingen op fossiele LNG-import kan worden besproken om duurzame alternatieven kansrijker te maken. Daarnaast vragen deze leden of gezamenlijke productnormen met verplichtingen voor recycled content en design-for-recycling onderdeel kunnen worden van de Nederlandse inzet. De leden van de CDA-fractie hebben ook over de recente berichtgeving over CO2-toedeling aan de tuinbouw enkele vragen. In een artikel werd gesteld dat een juridische interpretatie ertoe zou kunnen leiden dat CO2 niet meer naar de tuinbouw kan gaan en dat deze automatisch zou moeten worden toegewezen aan opslag onder de Noordzee. Deze leden vragen de staatssecretaris of deze duiding van Europese regels juist is. Indien dit klopt vragen zij of de staatssecretaris in Europa kan aangeven dat dit volgens Nederland onwenselijk is en tot negatieve gevolgen leidt, onder meer voor verduurzaming in de sector. De leden vernemen graag hoe de staatssecretaris dit op korte termijn kan ophelderen en of hij bereid is om draagvlak te zoeken voor oplossingen die de CO2-toevoer richting kassen waarborgen, bijvoorbeeld door aanpassingen in administratieve vastlegging te verkennen indien dat het probleem blijkt te zijn. De leden van de CDA-fractie hebben ook over het Annual Progress Report on Simplification, Implementation and Enforcement enkele vragen. Deze leden lezen dat een presentatie zal worden gegeven over de uitvoering van milieugerelateerde EU-regelgeving, inclusief uitdagingen en initiatieven voor meer efficiëntie. Deze leden vragen of de staatssecretaris kan informeren hoe binnen de EU meer gebiedsgericht gewerkt kan worden en welke goede voorbeelden er zijn die lidstaten onderling kunnen uitwisselen. Ook vragen zij of de staatssecretaris kan benadrukken dat Nederland graag wil samenwerken met andere EU-landen om de handhaving van vergunningen, bijvoorbeeld voor lozingen op water, te actualiseren en strikt uit te voeren, onder meer door het delen van kennis en best practices. De leden van de CDA-fractie hebben ook over het non-paper inzake de Milieuomnibus enkele vragen. Zij onderschrijven het belang van minder regeldruk, maar vragen hoe tegelijkertijd geborgd blijft dat milieubescherming als doel overeind blijft. Deze leden vragen hoe de Omnibus in de praktijk kan bijdragen aan het beter faciliteren van duurzamere alternatieven en welke knelpunten kunnen worden weggenomen. Zij vragen of de staatssecretaris deze vragen wil betrekken in de Nederlandse bijdrage aan de Milieuraad. BBB-fractie De leden van de BBB-fractie merken op dat de Nederlandse inzet op de Milieuomnibus gericht is op het verminderen van administratieve en bureaucratische lasten. Deze leden hechten groot belang aan het verminderen van de regeldruk, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Welke concrete en meetbare regeldrukverminderingen voor het mkb en de agrarische sector verwacht de staatssecretaris dat de Milieuomnibus zal opleveren, in het bijzonder ten aanzien van rapportagevereisten op het gebied van circulaire economie? De leden van de BBB-fractie lezen dat de Nederlandse inzet pleit voor het stroomlijnen van beleid en het minimaliseren van complexe kruisverwijzingen tussen verschillende EU-regelgevingen, zoals tussen RED III en de EIA-richtlijn. Op welke wijze zal de staatssecretaris tijdens de Milieuraad de Commissie oproepen deze beleidsfragmentatie en de daardoor veroorzaakte onduidelijkheid voor bedrijven en overheden effectief aan te pakken? De leden van de BBB-fractie lezen dat de herziening van de REACH-verordening is uitgesteld, met een verwachte publicatie in het tweede kwartaal van 2026. Dit uitstel zorgt voor onzekerheid voor de chemische sector. Welke initiatieven neemt het kabinet om de Commissie op te roepen de voorspelbaarheid en snelheid van het wetgevingsproces te vergroten en daarmee de onzekerheid en hoge kosten voor de industrie te verminderen? De leden van de BBB-fractie merken op dat Nederland de introductie van een Mixture Allocation Factor (MAF) steunt, maar uitsluitend onder de voorwaarde van bewezen effectiviteit. Hoe verzekert de staatssecretaris dat de MAF in de praktijk op een wetenschappelijk onderbouwde en doelgerichte manier wordt toegepast, en dat deze factor zich beperkt tot relevante chemicaliën, om onnodige lasten te voorkomen? De leden van de BBB-fractie lezen dat de Nederlandse inzet zich beperkt de uitbreiding van de Generic Approach to Risk Management (GRA) tot consumentenproducten voor de meest gevaarlijke stoffen. Wat is de specifieke reden om deze versnelde restrictieprocedure niet toe te passen op industriële toepassingen? Hoe garandeert het kabinet dat de gezondheid en veiligheid van werknemers in de industrie in dit scenario voldoende beschermd blijven, gezien andere reguleringsinstrumenten in deze sector? De leden van de BBB-fractie merken op dat de Nederlandse inzet ervoor pleit om het autorisatieproces direct te koppelen aan het restrictieproces. Door het autorisatieproces direct te koppelen aan het restrictieproces, wordt bereikt dat niet alleen het gebruik van een bepaalde chemische stof in de EU wordt gereguleerd, maar tegelijkertijd ook (geïmporteerde) producten die deze chemische stof bevatten. Welke stappen onderneemt de staatssecretaris om te zorgen dat deze koppeling effectief leidt tot een gelijk speelveld door ook risico’s bij het gebruik van geïmporteerde producten met risicovolle chemicaliën te reguleren? De leden van de BBB-fractie lezen dat het kabinet "ernstige zorgen" heeft geuit over de voorgestelde stijging van het MFK 2028-2034 en dat zij de impact op de nationale afdrachten "onacceptabel" acht. Welk concreet standpunt zal de staatssecretaris innemen tijdens de gedachtewisseling tijdens de Milieuraad op 16 december om deze onacceptabele stijging te adresseren en een acceptabele afdracht voor Nederland te waarborgen? De leden van de BBB-fractie merken op dat de gedachtewisseling over de bio-economie strategie zich zal richten op de Nederlandse inzet, waaronder het ondersteunen van boeren en het verhogen van de beschikbaarheid van duurzame biogrondstoffen. Hoe verzekert de staatssecretaris dat deze strategie daadwerkelijk leidt tot nieuwe economische kansen voor Nederlandse boeren, zonder dat dit ten koste gaat van de voedselproductie of resulteert in nieuwe, onnodige regeldruk? Partij voor de Dieren-fractie De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen benadrukken hoe belangrijk het is dat Nederland inzet op extra milieubeleid, waarbij een gezonde leefomgeving, natuur, schoon water en gezondheid van mens en dier worden geborgd. Een nieuw rapport van het Europees Milieuagentschap laat zien dat de algehele situatie van het milieu verslechtert en alle indicatoren in het rood staan. 81% van de habitats en een groot aantal diersoorten zijn in slechte of middelmatige conditie als gevolg van menselijke activiteiten. Landbouw is verantwoordelijk voor 93% van de atmosferische ammoniakemissies en de belangrijkste factor in de afname van bestuivers en bodemdegradatie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij om te lezen dat het kabinet erkent dat het minder beschermen van de gezondheid en het milieu maatschappelijke kosten oplevert. Helaas zien we in de praktijk dat wanneer er afwegingen gemaakt moeten worden tussen het concurrentievermogen van grote vervuilers en milieu en gezondheid, milieu en gezondheid vaak het onderspit delven. Onder het mom van vereenvoudiging van de regelgeving kan het beschermingsniveau voor mens en milieu flink worden ingeperkt. Zo zien we dat er al minder bescherming is in de cosmeticarichtlijn rondom kankerverwekkende stoffen bij de vereenvoudiging van de Chemicals Omnibus. Hoe ziet het kabinet – kijkend naar de al gepubliceerde Omnibus-voorstellen – de balans tussen concurrentiekracht en bescherming van milieu en gezondheid in zijn algemeenheid? Kunnen de bewindspersonen reflecteren op het risico dat door de voorstellen er extra schade optreedt voor milieu, natuur en gezondheid? Op welke wetenschappelijke bronnen baseren de bewindspersonen zich dan? Kunnen de bewindspersonen reflecteren op de mogelijke extra maatschappelijke kosten (waaronder hogere rekening voor waterzuivering, hogeren kosten door schade aan natuur en gezondheid) die zullen volgen als de voorstellen door worden gezet? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat verschillende lidstaten zorgen hebben geuit over het mogelijk verdwijnen of uithollen van het LIFE-programma. Daarnaast worden de afzonderlijke bestedingsdoelen onder het meerjarig financieel kader voor klimaat (nu 30%) en biodiversiteit (nu 7,5%) samengevoegd en verlaagd tot een totaal bestedingsdoel van 35%. Is de staatssecretaris bereid zich expliciet aan te sluiten bij deze lidstaten en te pleiten voor voldoende financiële middelen voor natuur, biodiversiteit en natuurherstel om uiteindelijk te kunnen voldoen aan wat nodig om de natuur te herstellen en te beschermen (conform wetenschappelijk consensus)? Kan de staatsecretaris ook toelichten wat volgens hem voldoende financiële middelen zijn en op welke wetenschappelijke inzichten hij zich precies baseert? En kan de staatssecretaris toelichten hoe Nederland wil bijdragen aan het effectief realiseren van natuurherstelprojecten binnen Europa? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in de non-paper Milieu-Omnibus het belang van ‘investeringsduidelijkheid’ door het kabinet wordt benadrukt. Tegelijkertijd willen circulaire ondernemers juist duidelijke kaders en wetgeving en zijn zowel grote als kleine bedrijven niet blij met het uitstellen of schrappen van maatregelen zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de bossenstrategie, juist omdat dit leidt tot onzekerheid en vooral negatief uitpakt voor koploperbedrijven die er al mee bezig zijn. Is het kabinet het ermee eens dat juist het plotseling uitstellen of schrappen van net afgesproken regels, grote onzekerheid voor bedrijven veroorzaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat Nederland dit in Brussel onder de aandacht brengen? Hoe gaat het kabinet zorgen dat er een gelijk speelveld komt voor bedrijven die al groen en duurzaam doen, ten opzichte van grote bedrijven die daar onvoldoende tot geen beweging in maken? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat luchtvervuiling zorgt voor voortijdige sterfgevallen en grote maatschappelijke kosten. In Nederland is houtstook volgens experts nog een belangrijke bron van slechte luchtkwaliteit. Erkent het kabinet de adviezen van experts hierover? Zo nee, waar baseert het kabinet zich dan op? Wordt houtstook al in Europees verband besproken als oorzaak van luchtvervuiling en schade aan gezondheid? En wat doet de staatsecretaris nu concreet extra om de negatieve gezondheidseffecten van houtstook landelijk te voorkomen? Is het kabinet bereid om hierin extra maatregelen te overwegen? Zo ja, wanneer gaat het kabinet de Kamer hierover informeren? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen merken op dat het kabinet aangeeft dat regelgeving ruimte moet bieden voor nationale omstandigheden, maar dat ecologische uitkomsten binnen de EU wel geharmoniseerd moeten blijven om een level playing field te behouden. Welke Nederlandse uitzondering(en) doelt het kabinet hier specifiek op? REACH-herziening De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat Nederland streeft naar snellere, voorspelbare procedures binnen REACH, met minder administratieve lasten en zonder dat dit ten koste gaat van de bescherming van gezondheid en milieu. Tegelijkertijd blijkt uit het nieuwe rapport van het Europees milieuagentschap dat er ondanks regelgeving over bescherming tegen bepaalde chemische stoffen het volume en aantal schadelijke stoffen op de markt toeneemt. Hoe kan de staatssecretaris ons precies verzekeren dat vereenvoudiging niet zal leiden tot afzwakking van de regelgeving en extra schade aan gezondheid, natuur en milieu? Op welke wetenschappelijke bronnen baseert de staatssecretaris zich dan? De Partij voor de Dieren-fractie hecht groot belang aan een zo snel mogelijk landelijk en Europees verbod op alle PFAS, gezien de ernstige en langdurige milieu en gezondheidsschade die deze stoffen veroorzaken. Het kabinet stelt zich in te willen zetten voor een zo breed mogelijk Europees PFAS-verbod. Maar op dit moment wordt PFAS in bestrijdingsmiddelen uitgezonderd van het Europese voorstel voor een verbod, terwijl het gebruik daarvan stijgt en ervoor zorgt dat PFAS alsnog overal in onze omgeving en zelfs op ons voedsel terecht komt. Is het kabinet het met ons eens dat het onwenselijk is dat via bestrijdingsmiddelen PFAS alsnog overal in onze omgeving terecht komt? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt het kabinet (ook vanuit het voorzorgsbeginsel) het risico op gezondheid van mens en dier als PFAS via bestrijdingsmiddelen steeds in ons voedsel terecht komt en zich in ons lichaam opstapelt, ook gezien het feit dat meeste Nederlanders nu al te veel PFAS in hun bloed hebben? Is het kabinet als eindverantwoordelijke voor gezondheid van mens, dier en milieu bereid om ook voor een verbod op PFAS in bestrijdingsmiddelen te pleiten, eventueel in samenwerking met landen als Denemarken? Zo niet, is het kabinet bereid daar nationale maatregelen op te nemen, in lijn met onder andere Denemarken? Zo nee, waarom kan Denemarken het wel? Waarom laat het kabinet bewust toe dat PFAS via bestrijdingsmiddelen alsnog overal in ons milieu, water en voedsel terechtkomt? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het kabinet bekend is met de conclusies uit het rapport ‘Grondwaterkwaliteit Nederland 2024’, waaruit blijkt dat PFAS bijna overal zit en op veel plekken ver de toegestane waarde overschrijdt? Is het kabinet bekend met de conclusies uit datzelfde rapport waarin wordt gewaarschuwd dat Nederland niet meer gaat voldoen aan de Europese waterkwaliteitsdoelen en waarin de onderzoekers de aanwezigheid van PFAS ‘zorgelijk’ noemen? Ziet het kabinet reden voor snelheid en actie om PFAS beter aan te pakken via ook nationale maatregelen? Geeft dit verbod het kabinet een reden om ook te pleiten voor een PFAS-verbod in bestrijdingsmiddelen? Zo nee, waarom niet? Wat is in de EU de inzet van Nederland als het gaat om sanering van
vervuilde locaties, monitoring en betere transparantie richting publiek?
Welke acties worden daarin ondernomen in de EU en welke mogelijke extra
stappen ziet het kabinet nog? Door (soms illegale) lozingen van PFAS
richten bedrijven maatschappelijke schade aan, waaronder verhoogde
kosten voor rioolzuivering, maar blijkt nu in praktijk moeilijk om de
kosten op de bedrijven te verhalen. Is het kabinet bereid in de EU
ervoor te pleiten dat beter wordt geborgd dat zulke bedrijven zelf gaan
betalen voor de schade die ze hebben veroorzaakt, conform aangenomen
motie-Kostić/Soepboer (Kamerstuk 27625, nr. 694), in plaats dat de
rekening steeds bij burgers terecht komt? Welke mogelijkheden ziet het
kabinet daarin? Daarnaast vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie wat het kabinet concreet doet om te waarborgen dat de herziening van de REACH-verordening niet primair gericht wordt op administratieve vereenvoudiging voor de industrie, maar dat gezondheid van mensen, dieren en milieu volgens meest recente wetenschappelijke inzichten en vanuit het voorzorgsbeginsel wordt geborgd. Toezicht en handhaving De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarom het kabinet specifiek pleit voor een systeem waarbij een ‘breach of permit’ niet direct aan de autoriteiten hoeft te worden gemeld maar slechts in een logboek wordt geregistreerd waar autoriteiten bij opvraging in kunnen kijken. Erkent het kabinet dat dit het risico verhoogt dat milieuovertredingen onopgemerkt blijven en de consequenties voor bedrijven kunnen afnemen? Er wordt geschreven dat er bij ‘uitzonderlijke’ overtredingen wel direct melding moet worden gemaakt. Wat verstaat het kabinet onder uitzonderlijke overtredingen? Is het kabinet het ermee eens dat bij schending, ook wanneer niet ‘uitzonderlijk’ van milieuwetgeving er soms onmiddellijk moet worden ingegrepen, om schade aan gezondheid en milieu te voorkomen? Hoe wordt voorkomen dat belangrijke milieu-incidenten worden weggezet als niet uitzonderlijk en er daardoor niet tijdig kan worden gehandhaafd? |
||
| II Reactie van de bewindspersoon | ||
NOS, 1 december 2025, ‘Ernstige zorgen over PFAS-lozingen Limburgs afvalbedrijf, maar tóch vergunning?’ (Ernstige zorgen over PFAS-lozingen Limburgs afvalbedrijf, maar tóch vergunning?).↩︎
De Telegraaf, 19 november 2025, ‘Nederland slaat alarm in Brussel over crisis recyclingbedrijven: ‘Economie van de toekomst krijgt hardste klappen’’ (Nederland slaat alarm in Brussel over exodus van recyclingbedrijven: 'Economie van de toekomst krijgt hardste klappen' | De Telegraaf).↩︎