[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Herziening Verordening Duurzaam Beleggen

Brief regering

Nummer: 2025D50378, datum: 2025-12-05, bijgewerkt: 2025-12-05 15:50, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z21321:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Fiche 1: Herziening Verordening Duurzaam Beleggen

1. Algemene gegevens

  1. Titel voorstel

Proposal for a regulation of the European Parlement and of the Council amending Regulation (EU) 2019/2088 on sustainability-related disclosures in the financial services sector (SFDR), Regulation (EU) No 1286/2014 on key information documents for packaged retail and insurance-based investment products (PRIIPs) and repealing Commission Delegated Regulation (EU) 2022/1288

  1. Datum ontvangst Commissiedocument

20 november 2025

  1. Nr. Commissiedocument

COM(2025) 841

  1. EUR-Lex

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52025PC0841

  1. Nr. impact assessment Commissie en Opinie

SWD(2025) 838

  1. Behandelingstraject Raad

Raad Economische en Financiƫle Zaken

  1. Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Financiƫn

  1. Rechtsbasis

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

  1. Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

  1. Rol Europees Parlement

Mede beslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Met het Commissievoorstel (hierna: het voorstel) wordt de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiĆ«ledienstensector ((EU) 2019/2088) inhoudelijk gewijzigd. Het doel van de verordening is de informatieasymmetrie tussen financiĆ«lemarktdeelnemers en eindbeleggers te verminderen ten aanzien van duurzaamheidsrisico’s, het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op duurzaamheid en de duurzaamheidskarakteristieken en -doelen van beleggingen. Onder meer in twee door de Commissie georganiseerde openbare consultaties is brede steun uitgesproken voor de doelen van de verordening maar is tegelijkertijd naar voren gekomen dat de huidige verordening complex en onvoldoende doeltreffend en doelmatig is. Dit komt ook naar voren in de evaluatie die is uitgevoerd in het kader van art. 19 van de verordening1. Met het voorstel beoogt de Commissie aan geĆÆdentificeerde tekortkomingen tegemoet te komen.

Het voorstel heeft tot doel het stroomlijnen en verminderen van nalevingskosten voor financiƫlemarktdeelnemers, het verbeteren van coherentie van het EU-raamwerk voor duurzame financiering, en het inzichtelijker maken van duurzaamheidsaspecten van beleggingsproducten voor de eindbelegger.

De bestaande verordening bevat rapportageverplichtingen op entiteitsniveau voor aanbieders van beleggingsproducten met duurzame karakteristieken of doeleinden over belangrijke ongunstige effecten en over beloningsbeleid. Dit betekent dat een financiƫlemarktdeelnemer, wanneer deze beleggingsproducten aanbiedt met duurzame karakteristieken of doeleinden, zal moeten aangeven wat de milieu-impact is van al zijn activiteiten. Omdat deze informatie geen directie betrekking heeft op het beleggingsproduct in kwestie en er overlap is met de Richtlijn duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (CSRD), is de toegevoegde waarde van deze rapportageverplichtingen volgens de Commissie beperkt. Ze stelt daarom voor deze te schrappen. Daarnaast worden financieel adviseurs en portefeuillemanagementproducten met het voorstel uitgezonderd van het toepassingsbereik van de verordening.

De verordening bevat transparantievereisten voor beleggingsproducten die ecologische en sociale kenmerken promoten (art. 8) of duurzame doelstellingen hebben (art. 9). De Commissie stelt dat deze artikelen in de praktijk zijn gaan functioneren als productcategorieĆ«n terwijl de artikelen daarvoor niet zijn ingericht. De huidige inrichting bevat namelijk geen norm voor wanneer een product daadwerkelijk ā€˜duurzaam’ genoemd mag worden; ze verplicht enkel transparant te zijn over de productkenmerken als een aanbieder een duurzame claim maakt. Doordat de huidige inrichting van de artikelen 8 en 9 geen duidelijke criteria bevatten, is er onduidelijkheid over wat de vereisten zijn voor fondsen om geclassificeerd te worden als ā€˜artikel 8’ respectievelijk ā€˜artikel 9’. Dit gaat ten koste van de mate waarin beleggers producten kunnen vergelijken. De Commissie stelt daarom voor om drie productcategorieĆ«n te introduceren: financiĆ«lemarktdeelnemers die beleggingsproducten op de markt brengen met (i) transitiegerelateerde doeleinden, (ii) strategieĆ«n of ontwerpen die zijn gebaseerd op duurzame factoren of (iii) duurzame doeleinden. FinanciĆ«lemarktdeelnemers worden onder andere verplicht om aan te tonen dat minimaal 70% van de onderliggende portefeuille in lijn is met het doel van de productcategorie waarvan de aanbieder claimt dat het desbetreffende product daar onder valt. De investeringen onder de overige maximaal 30% van het product mogen bovendien het doel van de productcategorie niet tegenwerken. Om in lijn te zijn met het doel dient een fondsproduct te voldoen aan in het voorstel geformuleerde minimumcriteria. Artikelen 7, 8 en 9 zetten deze voor elk van de drie voorgestelde productcategorieĆ«n uiteen. De insteek om per productcategorie te moeten voldoen aan minimum- en exclusiecriteria vervangt de verplichting om te rapporteren over belangrijke ongunstige effecten van producten die binnen de reikwijdte van de verordening vallen. De in artikelen 7, 8 en 9 van het voorstel uiteengezette minimum- en exclusiecriteria per productcategorie, kunnen nader worden uitgewerkt per gedelegeerde handeling. In artikelen 7 (transitiedoeleinden) en 9 (duurzaamheidsdoeleinden) wordt specifieke aandacht besteed aan impact-investeringen. Het voorstel biedt ruimte voor communicatie over duurzaamheidsaspecten van beleggingsproducten die doelen uit artikelen 7, 8 en 9 combineren.

b) Impact assessment Commissie

De Commissie heeft een impact assessment uitgevoerd. Het Impact Assessment concludeert dat volledige afschaffing van de verordening, alhoewel dit nalevingskosten bespaart, niet in het belang is van beleggers omdat zij juist vragen om transparantie over duurzaamheidsaspecten van beleggingsfondsen, zodat ze beleggingsfondsen kunnen vergelijken en beoordelen. Daarnaast creƫert volledige afschaffing volgens de Commissie onzekerheid in de markt (wat ten koste gaat van zowel aanbieders als eindbeleggers), schaadt het de samenhang van het EU-raamwerk voor duurzame financiering en staat het op gespannen voet met de noodzaak om meer privaat kapitaal voor de groene transitie te mobiliseren.

Het impact assessment weegt verschillende opties ter versimpeling van de verordening. De toegevoegde waarde van de bestaande rapportageverplichtingen over belangrijke ongunstige effecten op het niveau van de financiĆ«lemarktdeelnemer is volgens de Commissie beperkt en daarom is het schrappen van deze rapportageverplichtingen doeltreffend en doelmatig. Ten aanzien van transparantie over belangrijke ongunstige effecten van beleggingsfondsen zelf, weegt de Commissie een beperkte wijziging ten opzichte van de huidige structuur af tegen een verdere vermindering van transparantieverplichtingen. De Commissie beoordeelt de tweede van deze opties als meest effectief in het licht van de opgave om de lasten te verminderen. Het impact assessment beschrijft tenslotte drie opties voor de introductie van productcategorieĆ«n. De Commissie ziet de introductie van drie categorieĆ«n als meest effectief. Ze betoogt dat met de introductie van twee labels (ā€˜duurzaam’ en ā€˜transitie’) slechts een relatief klein deel van de markt voor beleggingsproducten afgedekt zou worden, waardoor er voor beleggers onduidelijkheid blijft bestaan over de prestaties van een aanzienlijk aantal producten met ESG-kenmerken (die in dat geval immers niet aan minimumcriteria zouden hoeven voldoen). Daarmee zou het voorstel groenwassen onvoldoende aanpakken.

Tot slot verwacht de Commissie dat de preferente opties zullen leiden tot een vermindering van de regeldrukkosten van 25% voor het mkb. Dit zou gaan om ongeveer 163 miljoen euro aan jaarlijkse terugkerende kosten, waarvan ongeveer 43 miljoen euro voor rapportages op het niveau van de financiƫlemarktdeelnemer en 120 miljoen euro voor rapportages op productniveau.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het raamwerk voor duurzame investeringen is onnodig complex geworden. Nederland zet zich daarom samen met andere lidstaten in voor meer onderlinge samenhang tussen de verschillende transparantievereisten en minder rapportagelasten.

Ten aanzien van transparantievereisten en minimumcriteria voor beleggingsproducten met duurzaamheidsaspecten heeft het kabinet oog voor het belang dat een groot aantal beleggers hecht aan betrouwbare en vergelijkbare informatie over de duurzaamheidsprestaties van beleggingen. Gestructureerde informatievereisten voor beleggingsproducten kunnen informatieasymmetrieƫn verminderen, waardoor vraag en aanbod op de kapitaalmarkten beter op elkaar afgestemd worden. De verplichting om aan te tonen dat producten met duurzame claims voldoen aan bepaalde minimum- en uitsluitingscriteria brengt nalevingskosten mee voor financiƫlemarktdeelnemers. Desalniettemin kunnen gestructureerde informatievereisten ook in hun belang zijn, omdat transparantieverplichtingen beleggingsfondsen waarvan de duurzaamheidsprestaties overeenkomen met de duurzaamheidsclaims onderscheidt van andere beleggingsfondsen. Een door de wetgever geschetst kader levert in dat geval dus een concurrentievoordeel op voor aanbieders die al relatief duurzaam zijn.

b) beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet verwelkomt op hoofdlijnen het Commissievoorstel omdat het de lasten voor financiƫlemarktdeelnemers, waaronder aanbieders van beleggingsproducten, vermindert, de samenhang in het EU-raamwerk voor duurzame financiering verbetert en de begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid van duurzame beleggingsproducten voor beleggers naar verwachting zal bevorderen. Het voorstel omvat een ambitieuze inhoudelijke versimpeling van de verordening en adresseert daarmee in de ogen van het kabinet de knelpunten ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de bestaande verordening.

Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie om rapportageverplichtingen voor financiƫlemarktdeelnemers op entiteitsniveau (huidige verordening, art. 4) te schrappen. Bij de keuze tussen verschillende beleggingsfondsen hebben beleggers primair belang bij informatie over de duurzaamheidsprestaties van specifieke beleggingsfondsen (op productniveau).

Het kabinet steunt de introductie van nieuwe productcategorieƫn in het voorstel. Ook steunt het kabinet de introductie van minimumcriteria per fondsenlabel. Het kabinet zet zich ook ervoor dat de criteria voor duurzame financiƫle producten in de verordening investeringen in defensie en veiligheid niet categorisch uitsluiten.

Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie dat de bestaande verordening doeltreffender en doelmatiger kan worden ingericht. De bestaande onduidelijkheid rond de vereisten aan beleggingsfondsen met duurzame karakteristieken (huidige verordening, art. 8) en doelstellingen (art. 9) zorgt voor onzekerheid en inefficiĆ«ntie in de markt en is niet in het belang van financiĆ«lemarktdeelnemers (waaronder in de Nederlandse financiĆ«le sector) die al duurzamere beleggingsproducten aanbieden. Het kabinet steunt daarom de introductie van drie productcategorieĆ«n met minimumcriteria. Dit vermindert naar verwachting de complexiteit en lasten voor financiĆ«lemarktdeelnemers ten opzichte van de huidige verordening en vergroot tegelijkertijd de duidelijkheid en vergelijkbaarheid van producten voor beleggers. Om zekerheid aan de markt te bieden ten aanzien van de duurzaamheidsprestaties van beleggingsproducten zet het kabinet zich in voor duidelijke, geloofwaardige en zoveel mogelijk op wetenschap gebaseerde minimum- en exclusiecriteria zodat deze in lijn zijn met het Klimaatakkoord van Parijs. Het is van belang dat de criteria aansluiten bij wat eindbeleggers verwachten van een beleggingsproduct, binnen elk van de drie voorgestelde productcategorieĆ«n, ook qua gevolgen voor reĆ«el economische activiteiten waarin producten investeren. Daarnaast vindt het kabinet het van groot belang dat de criteria voor de markt uitvoerbaar zijn en vindt het kabinet het belangrijk dat relevante partijen gebruik kunnen maken van verifieerbare schattingen als niet alle onderliggende data over duurzaamheidsprestaties van een product beschikbaar zijn. Het kabinet heeft enkele vragen over een aantal aspecten rondom de voorgestelde productcategorieĆ«n. Zo is nog niet geheel duidelijk op welke wijze de voorgestelde productcategorieĆ«n aansluiten bij hoe productcategorieĆ«n door eindbeleggers zullen worden begrepen omdat de benaming van de drie productcategorieĆ«n via gedelegeerde handelingen zal plaatsvinden. Ook zal het kabinet vragen naar de invulling die het voorstel geeft aan het begrip ā€˜impact-investeringen’ en het feit dat portefeuillemanagementproducten met het voorstel van de verordening worden uitgezonderd.

Het kabinet merkt voorts op dat het voorstel beperkingen oplegt ten aanzien van communicatie over duurzaamheidsaspecten op het moment dat beleggingsproducten niet onder ƩƩn van de drie voorgestelde labels vallen. Het kabinet zal aandacht vragen voor de implicaties hiervan voor verschillende soorten financiƫlemarktdeelnemers, waaronder pensioenfondsen. In tegenstelling tot veel andere aanbieders bevat bij pensioenfondsen het beleggingsproduct de gehele portefeuille. Het kabinet vindt het onwenselijk als pensioenfondsen als gevolg van het voorstel helemaal niet meer over duurzaamheid zouden mogen communiceren met hun deelnemers via kanalen als hun website en nieuwsbrieven.

c) Eerste inschatting van het krachtenveld

Uit eerder contact met andere lidstaten en de Europese Commissie blijkt dat veel lidstaten de noodzaak zien van een herziening van de verordening. Het kabinet verwacht dat er onder lidstaten breed begrip is voor de keuzes die de Commissie op hoofdlijnen met het voorstel maakt. Wat dit voor de onderhandelingen betekent aan de zijde van de Raad is in dit stadium tegelijkertijd nog onduidelijk. Veel lidstaten hebben nog geen formele positie ingenomen en het is nog onbekend hoe ze zich in meer detail verhouden tot verscheidene aspecten van het voorstel.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Artikel 114 VWEU geeft de EU de bevoegdheid tot het vaststellen van maatregelen betreffende instelling en werking van de interne markt. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub a VWEU).

b) Subsidiariteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De verordening heeft tot doel om de regels te vereenvoudigen en de regeldruk voor financiƫlemarktdeelnemers te verminderen, de coherentie van het EU-raamwerk voor duurzame financiering te verbeteren, en duurzaamheidsaspecten van beleggingsproducten voor de eindbelegger inzichtelijker te maken, de coherentie van het EU-raamwerk voor duurzame financiering te verbeteren, en duurzaamheidsaspecten van beleggingsproducten voor de eindbelegger inzichtelijker te maken. Gezien de grensoverschrijdende aard van financiƫle markten en het feit dat, gelet hierop, duurzaamheidsinformatie over beleggingsproducten uniform en vergelijkbaar moet zijn binnen de gehele Unie, kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig.

c) Proportionaliteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De herziening van de verordening heeft tot doel om de regels te vereenvoudigen en de regeldruk voor financiëlemarktdeelnemers te verminderen. Verder heeft de herziening tot doel om de coherentie van het EU-raamwerk voor duurzame financiering te verbeteren en duurzaamheidsaspecten van beleggingsproducten voor de eindbelegger inzichtelijker te maken. De voorgestelde herziening is geschikt om deze doelstellingen te bereiken. De voorgestelde regels dragen bij aan het verminderen van de lastendruk en daarnaast leiden de aanpassingen ertoe dat beleggers beter worden geïnformeerd over duurzaamheidsaspecten van beleggingsproducten zodat zij beleggingsproducten beter met elkaar kunnen vergelijken.

Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat de regels goed aansluiten bij de huidige marktpraktijk en de bestaande marktbehoeften.

5. Financiƫle consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

Er worden geen consequenties voor de EU-begroting voorzien. De Commissie stelt dat het voorstel eraan kan bijdragen dat private kapitaalstromen worden gekanaliseerd richting competitieve, duurzame activiteiten in de EU, wat in algemene zin de druk op publieke uitgaven die de bevordering van groene, competitieve economische activiteiten nastreven kan doen verminderen.

In algemene zin geldt dat het kabinet van mening is dat benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiƫle kaders van de EU-begroting en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiƫle consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden

Dit voorstel heeft geen financiƫle consequenties (incl. personele) voor de Rijksoverheid. In het geval er budgettaire gevolgen zijn, wat dus niet wordt verwacht, dan worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Naar verwachting zal het voorstel geen gevolgen hebben voor de toezichtkosten van de Autoriteit Financiƫle Markten.

c) Financiƫle consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

De verwachte financiƫle consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger zijn positief. Het voorstel draagt eraan bij dat de bestaande verplichtingen eenvoudiger worden en de administratieve lasten afnemen. Voor de eindbelegger worden producten met duurzaamheidsaspecten door het voorstel makkelijker met elkaar te vergelijken. Dit reduceert naar verwachting de kosten die ze hiervoor moeten maken terwijl het hun informatiepositie verbetert. De verwachte effecten van het voorstel voor de regeldruk voor het bedrijfsleven, specifiek financiƫlemarktdeelnemers, zijn positief. Een aantal rapportageverplichtingen voor financiƫlemarktdeelnemers wordt geschrapt. De inrichting van de productcategorieƫn wordt uniformer en eenvoudiger en ook hier verminderen rapportageverplichtingen voor financiƫlemarktdeelnemers naar verwachting over tijd. Ook worden dataverzoeken van financiƫlemarktdeelnemers aan bedrijven die onderdeel uitmaken van hun fondsen naar verwachting gerichter en wordt hierin meer standaardisatie aangebracht. De verwachting is dat dit de algehele lastendruk in informatiewaardeketens vermindert.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

De verwachte effecten voor de concurrentiekracht van de Europese financiƫle sector en de Europese economie in brede zin zijn positief. Het voorstel biedt een gestandaardiseerd kader voor beleggingsproducten met duurzaamheidsaspecten. Vanuit de markt, zo beschrijft de Commissie, blijft er veel vraag bestaan naar dit soort producten. Het voorstel zorgt ervoor dat deze vraag beter aan zal gaan sluiten op het aanbod wat ten bate komt van de efficiƫntie van Europese kapitaalmarkten (minder informatieasymmetrieƫn). Dit verbetert de Europese concurrentiepositie. Het voorstel zorgt bovendien voor minder lastendruk voor financiƫlemarktdeelnemers en eindbeleggers op de Europese markt. Met het voorstel hebben op de Europese markt onder de herziene verordening aangeboden producten naar verwachting een concurrentievoordeel ten opzichte van op andere markten aangeboden producten die wel duurzaamheidsclaims maken maar deze mogelijk minder adequaat onderbouwen.

Betreffende de geopolitieke aspecten merkt het kabinet op dat het voorstel verlangt dat aanbieders van beleggingsproducten die duurzaamheidsclaims maken met data ofwel schattingen kunnen aantonen wat de prestaties zijn van deze producten ten aanzien van voorgestelde minimum- en exclusiecriteria. Het voorstel zou indirect effecten kunnen hebben voor de mate van investeringen met duurzaamheidsaspecten via beleggingsproducten vanuit de EU naar niet-EU-jurisdicties wanneer deze niet-EU-jurisdicties restricties opleggen ten aanzien van de beschikbaarheid van schattingen of data over duurzaamheidsaspecten.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De verordening heeft naar verwachting enige, maar beperkte consequenties voor nationale regelgeving, ook gezien de directe werking van de verordening. Wel zal het Besluit uitvoering EU-verordeningen (gebaseerd op de Wet op het financieel toezicht) aangepast moeten worden om het toezicht en de handhaving van de neergelegde bepalingen te regelen. Er dienen ook boetecategorieƫn aan specifieke bepalingen in het voorstel te worden gekoppeld. Deze bepalingen moeten handhaafbaar worden gemaakt (met o.a. last onder dwangsom en aanwijzing).

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de lex silencio positivo.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat vijf bevoegdheden voor de Europese Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen.

In de gewijzigde artikelen 7, vijfde lid, 8, vierde lid en 9, vijfde lid gaat het om de bevoegdheid om nadere regels te stellen over de duurzaamheidsinformatie die financiƫlemarktdeelnemers over hun beleggingsproducten aan beleggers moeten verstrekken in geval zij bepaalde duurzaamheidsclaims willen maken. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiƫle onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden vindt het kabinet wel wenselijk, omdat het gaat om technische uitwerking van de hoofdnorm. Delegatie in plaats van uitvoering ligt hier voor de hand omdat het technische uitwerking betreft.

In de gewijzigde artikelen 11, vierde lid en 13, vierde lid betreft het de bevoegdheid om vast te stellen welke informatie in periodieke verslagen respectievelijk marketinginformatie dient te worden opgenomen en op welke wijze die informatie dient te worden gepresenteerd. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiƫle onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden vindt het kabinet wel wenselijk, omdat het gaat om technische uitwerking van de wetgevingshandeling. Het is wenselijk om de inhoud van de periodieke verslagen en marketinginformatie vast te leggen in gedelegeerde handelingen. Vooral omdat dan ook sneller wijzigingen kunnen worden doorgevoerd. Delegatie in plaats van uitvoering ligt hier voor de hand omdat het gaat om aanvulling van de wetgevingshandeling.

Het kabinet vindt elk van de bovenstaande bevoegdheden voldoende afgebakend, aangezien is aangegeven op welke punten de Commissie aanvullende regels mag stellen. Bovendien kunnen het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheidstoedeling altijd intrekken, experts van de lidstaten zijn betrokken bij het vaststellen van de gedelegeerde handelingen, en het Europees Parlement of de Raad kunnen de vaststelling van de gedelegeerde handelingen blokkeren. Het voorstel is daarnaast in lijn met het interinstitutioneel akkoord beter wetgeven.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde verordening zal in werking treden op de twintigste dag na bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is achttien maanden na inwerkingtreding rechtstreeks toepasselijk.

d) wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De verordening bevat een evaluatiebepaling (artikel 19). Op grond van artikel 19 evalueert de Commissie de categorisering van producten op grond van de artikelen 7, 8 en 9 van de verordening. Verder evalueert de Commissie het gebruik van gegevens en schattingen conform artikel 12a en of de werking van deze verordening wordt belemmerd door problemen met de beschikbaarheid en kwaliteit van data. Het kabinet kan zich vinden in het voorstel dat de Commissie de verordening op de voorgestelde onderwerpen evalueert.

e) Constitutionele toets

N.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Er worden geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid voorzien. De implementatie van de nieuwe regels door financiƫlemarktdeelnemers zal wel een inspanning van hen vergen. De Autoriteit Financiƫle Markten is in Nederland belast met de handhaving van de artikelen uit de verordening, ook na de herziening.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

De verwachte implicaties van het voorstel voor ontwikkelingslanden zijn positief. Het voorstel creƫert gestandaardiseerde productcategorieƫn voor beleggingsproducten met duurzaamheidsaspecten. Beleggingsproducten die onder ƩƩn van de drie productcategorieƫn (of een combinatie hiervan) willen vallen, zullen moeten aantonen op welke manier hun producten voldoen aan minimum- en uitsluitselcriteria. Die minimum- en uitsluitselcriteria gelden ook voor activiteiten buiten de EU waar het beleggingsproduct dat onder de verordening wordt aangeboden in investeert. Het voorstel geeft erkenning aan producten met daadwerkelijke duurzaamheidsaspecten en maakt deze dus aantrekkelijker ten opzichte van producten die slechts claimen verduurzaming mee te wegen of producten zonder duurzaamheidsclaims. Op deze wijze kan het voorstel ook duurzame investeringen in ontwikkelingslanden aantrekkelijker maken.


  1. Artikel 19 van de verordening bepaalt dat de Commissie de toepassing van de verordening dient te evalueren.ā†©ļøŽ