[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijzigingsbesluit gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief

Bijlage

Nummer: 2025D51845, datum: 2025-12-12, bijgewerkt: 2025-12-12 13:36, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijziging gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief (2025D51844)

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van de Gemeenschappelijke regeling 'Zeeuws Archief'

Versie 01092025

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,

Gelet op de hoofdstukken I en VIII van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Overwegende dat:

  • De colleges van burgemeester en wethouders van Terneuzen, Schouwen-Duiveland en Vlissingen, het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland en het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen hebben besloten om, na verkregen toestemming van de raden van de gemeenten onderscheidenlijk provinciale staten van de provincie Zeeland en het algemeen bestuur van het waterschap Scheldestromen toe te treden tot de gemeenschappelijke regeling;

  • Er als gevolg van de voormelde toetreding een wijziging van de gemeenschappelijke regeling vereist is;

  • Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten:

De Gemeenschappelijke regeling 'Zeeuws Archief' wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de archiefdienst;

archiefdienst: het Zeeuws Archief;

archiefbescheiden: archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Archiefwet 1995;

collecties: de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en digitale bescheiden in de meest ruime zin van het woord, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of in beheer bij de gemeenten, de provincie en het waterschap voor zover het betreft voorwerpen of bescheiden onder het beheer van de archiefdienst;

colleges B&W: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de archiefdienst;

deelnemers: de minister, de colleges B&W, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur van het waterschap;

directeur: de door het dagelijks bestuur benoemde directeur van de archiefdienst;

gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland;

gemeenten: de gemeente Middelburg, de gemeente Veere, de gemeente Terneuzen, de gemeente Schouwen-Duiveland, de gemeente Vlissingen;

minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

overheidsorgaan: orgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

provinciale staten: provinciale staten van de provincie;

provincie: de Provincie Zeeland;

regeling: de gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief;

waterschap: het Waterschap Scheldestromen;

Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.

B

De hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK II. ZEEUWS ARCHIEF' wordt gewijzigd in 'HOOFDSTUK II. OPENBAAR LICHAAM ZEEUWS ARCHIEF'.

C

Artikel 2 vervalt, onder vernummering van artikel 2a tot artikel 2.

D

Artikel 2 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na 'genaamd Zeeuws Archief' ingevoegd ', dat gevestigd is in de gemeente Middelburg'.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het openbaar lichaam heeft rechtspersoonlijkheid.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. De bestuursorganen van de archiefdienst zijn:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur;

c. de voorzitter.

4. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de archiefdienst.

E

De hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK III. DOEL EN TAKEN' wordt gewijzigd in 'HOOFDSTUK III. DOELEN EN TAKEN'.

F

Na de hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK III. DOELEN EN TAKEN' (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3

1. De regeling wordt getroffen met het doel de belangen van de deelnemers bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden en collecties, die berusten bij de archiefdienst dan wel onder het beheer van de archiefdienst vallen, in gezamenlijkheid te behartigen.

2. De archiefdienst voert bij de behartiging van de belangen, bedoeld in het eerste lid, het archiefbeleid van de minister, de gemeenten, de provincie en het waterschap uit.

3. De archiefdienst kan met instemming van het algemeen bestuur ook diensten aan derden aanbieden.

G

Artikel 2b wordt vernummerd tot artikel 4.

H

Artikel 4 komt te luiden:

Aan het bestuur van de archiefdienst zijn de navolgende werkzaamheden, taken en bevoegdheden van de deelnemers overgedragen:

a. de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden en collecties die berusten bij, dan wel vallen onder het beheer van de archiefdienst;

b. de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17 tot en met 20, 29, eerste en derde lid, 32, eerste en derde lid, en 37, eerste en derde lid, van de Archiefwet 1995;

c. de bevoegdheid van de minister om op grond van de artikelen 25 en 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995 de rijksarchivaris in de provincie aan te wijzen, te schorsen en te ontslaan;

d. de bevoegdheid van gedeputeerde staten om op grond van artikel 29 van de Archiefwet 1995 de provinciearchivaris aan te wijzen, te schorsen en te ontslaan;

e. de bevoegdheid van de colleges B&W om op grond van artikel 32 van de Archiefwet 1995 de gemeentearchivaris aan te wijzen, te schorsen en te ontslaan;

f. de bevoegdheid van het bestuur van het waterschap om op grond van artikel 37 van de Archiefwet 1995 de waterschapsarchivaris aan te wijzen, te schorsen en te ontslaan.

g. het adviseren en het doen van voorstellen aan de deelnemers over de taken en bevoegdheden, die door de deelnemers worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5 tot en met 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 27 en 29, tweede lid, 30 en 32, tweede lid, 35 en 37, tweede lid, van de Archiefwet 1995;

h. het verrichten van door de deelnemers opgedragen andere taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid.

I

Artikel 3 (oud) vervalt.

J

De artikelen 4 (oud) tot en met 14 worden vernummerd tot de artikelen 5 tot en met 15.

K

Artikel 5 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'zes leden' vervangen door 'zoveel leden als dat er deelnemers zijn, plus twee. De colleges B&W, gedeputeerde staten, en het dagelijks bestuur van het waterschap wijzen ieder uit hun midden één lid aan. De minister wijst drie leden aan'.

2. Het tweede tot en met vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde, zesde en achtste lid tot tweede, derde en vierde lid.

3. In het tweede lid (nieuw), eerste zin, wordt 'De minister en de colleges' vervangen door 'Deelnemers' en vervalt ', voor het college uit zijn midden,'.

4. In het tweede lid (nieuw), tweede zin, vervalt 'tenzij de regeling anders bepaalt'.

5. In het derde lid (nieuw) wordt na 'Het lidmaatschap van' ingevoegd 'de leden van' en wordt 'op het tijdstip waarop de zittingsperiode van het college van de betreffende gemeente afloopt' vervangen door 'bij beëindiging van het lidmaatschap in de besturen van de deelnemers, zij het dat het lidmaatschap van het lid dat is aangewezen door de minister eindigt op het moment dat de zittingsperiode van de rijksbestuurder afloopt'.

6. In het vierde lid (nieuw) wordt 'wijzen de minister of het betreffende college van burgemeester en wethouders dan wel de betreffende colleges van burgemeester en wethouders' vervangen door 'wijst de desbetreffende deelnemer'.

7. Het zevende en negende lid vervallen.

L

Artikel 6 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De stemverhouding binnen het algemeen bestuur is gebaseerd op de financiële bijdrage van de deelnemers bij aanvang van deze regeling (zie bijlage 1), waarbij ieder lid het volgende aantal stemmen heeft:

a. minister: 13 stemmen per rijksbestuurder;

b. gedeputeerde staten van de Provincie Zeeland: 10 stemmen;

c. college B&W van de Gemeente Middelburg: 7 stemmen;

d. college B&W van de Gemeente Schouwen-Duiveland: 6 stemmen;

e. college B&W van de Gemeente Terneuzen: 6 stemmen;

f. dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen: 4 stemmen;

g. college B&W van de Gemeente Vlissingen: 4 stemmen;

h. college B&W van de Gemeente Veere: 2 stemmen.

2. In het tweede lid vervalt 'of waarbij hij als vertegenwoordiger in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn'.

3. In het derde lid wordt 'benoeming' vervangen door 'aanwijzing'.

4. In het vierde lid wordt 'het aantal leden dat zitting heeft' vervangen door 'de leden die zitting hebben' en wordt 'moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen' vervangen door 'moeten onthouden, heeft deelgenomen aan de stemming'.

5. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt 'ingeval' vervangen door 'indien', wordt 'een benoeming' vervangen door 'een aanwijzing' en wordt na 'niet geldig was;' ingevoegd 'en'.

6. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt 'niet geopende vergadering' vervangen door 'vergadering als bedoeld in 5a,'.

7. In het zesde lid wordt 'wordt volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, voor zover de regeling niet anders bepaalt' vervangen door 'is een meerderheid van stemmen vereist, tenzij elders in de regeling anders is bepaald'.

8. Onder vernummering van het zevende tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

7. Bij het staken van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen opnieuw staken, is het voorstel niet aangenomen.

9. In het achtste lid (nieuw) vervalt 'behoorlijk ingevuld'.

10. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Het algemeen bestuur kan een reglement van orde vast stellen.

M

Artikel 7 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst' en wordt na 'alle bevoegdheden' ingevoegd 'toe'.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt 'ingevolge artikel 31 van de Wet gemeenschappelijke regelingen' vervangen door 'ingevolge artikel 95 jo. 77 van de Wgr' en wordt 'artikel 18, 18a en 19' vervangen door 'de artikelen 18, 18a en 19 van deze regeling'.

4. In het derde lid (nieuw), tweede zin, wordt 'dan raden van de gemeenten en de minister' vervangen door 'dan nadat de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap'.

5. In het derde lid (nieuw), derde zin, wordt 'unanimiteit' vervangen door 'gekwalificeerde meerderheid van tweederde van de stemmen'.

N

Artikel 8 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt 'andere'.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De leden van het dagelijks bestuur worden door en vanuit het algemeen bestuur op de volgende wijze aangewezen:

- één lid op voordracht van de minister;

- twee leden op voordracht van de overige leden van het algemeen bestuur.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Het aantal stemmen dat de leden van het dagelijks bestuur samen in het algemeen bestuur mag uitbrengen, mag niet groter zijn dan de helft van het totaal in het algemeen bestuur uit te brengen aantal stemmen.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt 'men' vervangen door 'het desbetreffende lid'.

5. Het vierde lid (oud) vervalt.

6. In het vijfde lid vervalt 'volstrekte' en wordt 'in de regeling' vervangen door 'in deze regeling'.

7. In het zesde lid wordt 'het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig' vervangen door 'het aantal leden die zitting hebben, vertegenwoordigd'.

8. In het zevende lid wordt 'tegenwoordig' vervangen door 'vertegenwoordigd' en vervalt ', onder verwijzing naar dit artikel,'.

O

In artikel 9 (nieuw) wordt 'één of meer leden' vervangen door 'een of meer leden'.

P

Artikel 11 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst'.

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. het uitvoeren van de taken, werkzaamheden en bevoegdheden, bedoeld in artikel 4 van deze regeling;

3. Onderdeel c komt te luiden:

c. het voorbereiden en uitvoeren van de beslissingen van het algemeen bestuur;

4. Onderdeel d komt te luiden:

d. het vaststellen van regels over de personele organisatie van de archiefdienst;

5. In onderdeel e wordt 'besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het Zeeuws Archief' vervangen door 'het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen door de archiefdienst' en wordt 'artikel 6, vierde lid' vervangen door 'artikel 7, derde lid'.

6. In onderdeel f wordt 'besluiten namens het Zeeuws Archief' vervangen door 'het besluiten tot het namens de archiefdienst', wordt na 'het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur' ingevoegd 'voeren van', wordt 'te voeren of' vervangen door 'of het verrichten van', vervalt 'te verrichten' en wordt 'voor zover het het algemeen bestuur' vervangen door 'voor zover dit het algemeen bestuur'.

7. In onderdeel h wordt 'het Zeeuws Archief, en' vervangen door 'de archiefdienst;'

8. In onderdeel i wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst'.

Q

Artikel 12 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt 'uit de leden die door de minister zijn aangewezen'.

2. In het tweede lid wordt 'artikel 7, eerste lid, worden een of' vervangen door 'artikel 8, eerste lid, worden één of'.

3. In het vijfde lid wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst'.

R

Artikel 13 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het dagelijks en algemeen bestuur geven de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap schriftelijk alle inlichtingen die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Belangrijke financiële, beleidsmatige of organisatorische ontwikkelingen of belangrijke afwijkingen van de werkzaamheden genoemd in artikel 3 en 4, zendt het dagelijks bestuur door middel van een tussentijdse rapportage tijdig ter informatie aan de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap.

2. In het tweede lid wordt 'Het bestuur geeft de minister en de raden van de gemeenten op verzoek van de minister of de raden' vervangen door 'Het dagelijks en algemeen bestuur geven de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap, op verzoek van de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten of de algemene vergadering van het waterschap'.

3. In het derde lid wordt 'de minister of het college dat' vervangen door 'de deelnemer die' en wordt 'de minister of het college of een of meer leden daarvan' vervangen door 'de deelnemer of één of meer leden van een college B&W, gedeputeerde staten of het dagelijks bestuur van het waterschap'.

S

In artikel 14 (nieuw) wordt 'De minister, de colleges en de raden van de gemeenten kunnen een' vervangen door 'De deelnemers, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap kunnen het door de desbetreffende deelnemer aangewezen' en wordt 'in een vergadering of schriftelijk' vervangen door 'in een vergadering schriftelijk'.

T

In artikel 15 (nieuw) wordt 'Ingezetenen van de gemeenten' vervangen door 'Ingezetenen van de provincie Zeeland', wordt 'bij de minister, de colleges en de raden van de deelnemers' vervangen door 'voor burgerparticipatie van de deelnemers en de gemeenteraden, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap' en wordt na 'evaluatie van beleid' ingevoegd 'van de archiefdienst'.

U

Hoofdstuk X vervalt.

V

De hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK XI. FINANCIËLE BEPALINGEN' wordt gewijzigd in 'HOOFDSTUK X. FINANCIËLE BEPALINGEN'.

W

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'de minister en de gemeenten,' vervangen door 'de deelnemers' en wordt ', op basis van de begroting' vervangen door 'op basis van een goedgekeurde begroting van de archiefdienst'.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het algemeen bestuur stelt een financieel bijdrageoverzicht vast, dat de uitgangspunten voor de toerekening van de kosten bevat. Het besluit tot het vaststellen van dit financieel bijdrageoverzicht wordt genomen met een tweederde meerderheid van de stemmen.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De kosten over het lopende kalenderjaar worden bij de deelnemers in rekening gebracht op basis van de door het algemeen bestuur voor het betreffende jaar, bij de begroting, vastgestelde uitgangspunten.

4. Het vierde lid komt te luiden:

4. Deelnemers dragen er zorg voor dat de archiefdienst te allen tijde beschikt over voldoende middelen om aan zijn verplichtingen te voldoen.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De in het eerste lid bedoelde deelnemersbijdragen, met uitzondering van de bijdrage door de minister, worden jaarlijks aangepast volgens de indexeringsmethodiek op basis van de som van twee derde van de prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers en een derde van de prijs overheidsconsumptie, netto materieel (IMOC), zoals gepubliceerd in de septembercirculaires gemeenten- en provinciefonds van het begrotingsjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop het indexpercentage wordt toegepast. De bijdrage van de minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen zoals dit in voorkomend geval door de minister in de loop van het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld.

6. In het zesde lid wordt 'Bij de start van het Zeeuws Archief en voor' vervangen door 'Voor', wordt 'partners' vervangen door 'deelnemers' en wordt na 'nadere afspraken gemaakt worden' ingevoegd 'met de deelnemers'.

7. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid.

8. In het zevende lid (nieuw) wordt 'de minister of de gemeenten een bijzondere taak opdraagt' vervangen door 'de deelnemers een bijzondere taak opdragen', wordt 'artikel 2b, onder d' vervangen door 'artikel 4, onderdeel h', wordt 'de minister of de gemeente opdrachtgever' vervangen door 'de desbetreffende deelnemer' en wordt na 'een tevoren' ingevoegd 'schriftelijke'.

X

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

2. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting aan de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap, die daarbij gedurende twaalf weken in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk op het concept hun zienswijzen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het algemeen bestuur stelt het beleidsplan en de meerjarenbegroting vervolgens vast. Ten minste dertien maanden voorafgaand aan de periode waarop het beleidsplan en de meerjarenbegroting betrekking hebben, worden deze toegezonden aan de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap.

3. Het vierde lid vervalt.

Y

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na 'zendt uiterlijk' ingevoegd 'vóór' en wordt 'de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de gemeenten en de minister' vervangen door 'de ontwerpbegroting en de financieel-beleidsmatig onderbouwde meerjarenraming aan de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap'.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap met een toelichting op de ontwerpbegroting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

3. In het derde lid wordt na 'bedoeld in het eerste' ingevoegd 'en tweede', vervalt 'en het cultuurbeleid', wordt 'artikel 2, tweede lid' vervangen door 'artikel 3, tweede lid' vervalt 'de algemene aanwijzingen, bedoeld in artikel 2, derde lid' en vervalt 'en daarnaast de afspraken, bedoeld in artikel 17, vierde lid'.

4. In het vierde lid wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst'.

5. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. De ontwerpbegroting wordt door de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld.

6. In het zesde lid (nieuw) wordt 'De raden van de gemeenten en de minister' vervangen door 'De minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap'.

7. In het zevende lid (nieuw) wordt 'Het dagelijks bestuur stelt de minister en de raden van de gemeenten' vervangen door 'Het dagelijks bestuur stelt de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap', wordt 'de zienswijze' vervangen door 'de zienswijzen' en wordt na 'bedoeld in het zesde lid' ingevoegd 'van artikel 18'.

Z

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt te luiden:

Artikel 18a

2. In het eerste lid, tweede zin, wordt 'vastgesteld bij unanimiteit' vervangen door 'bij meerderheid van stemmen vastgesteld'.

3. In het tweede lid wordt 'deze' vervangen door 'de begroting', vervalt ', zo nodig,' en wordt 'de raden van de gemeenten en de minister, die ter zake bij gedeputeerde staten van de provincie' vervangen door 'de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap die ter zake bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties'.

4. In het derde lid wordt 'doch' vervangen door 'maar' en wordt 'de in artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum aan gedeputeerde staten van de provincie' vervangen door '15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties'.

AA

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

1. Het algemeen bestuur kan begrotingswijzigingen tot uiterlijk 30 september van het betreffende begrotingsjaar vaststellen. De artikelen 18 en 18a, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

2. In afwijking van het eerste lid kan het algemeen bestuur begrotingswijzigingen zonder zienswijzeprocedure tot het eind van het betreffende begrotingsjaar vaststellen indien geen verandering wordt aangebracht in de hoogte van de deelnemersbijdragen.

BB

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'De gemeenten en de minister' vervangen door 'De deelnemers' en wordt 'bijdrage' vervangen door 'bijdragen'.

2. In het tweede lid wordt 'de gemeenten en de minister' vervangen door 'de deelnemers in overleg met de archiefdienst' en vervalt 'door hen'.

CC

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt 'en de raden van de gemeenten. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek' vervangen door ', de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap'.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt 'de accountant(s) van de minister en de gemeenten' vervangen door 'accountants van de minister, gemeenten, provincie of waterschap' en wordt ', bedoeld in het eerste lid,' vervangen door 'van de archiefdienst'.

4. In het derde lid (nieuw) wordt na 'Het dagelijks bestuur brengt jaarlijks' ingevoegd 'voor 30 april' en wordt 'de minister en de raden van de gemeenten voor 30 april' vervangen door 'de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap'.

5. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

4. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop het betrekking heeft aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

6. In het zesde lid (nieuw) wordt 'de in artikel 34, vierde lid, van de wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum aan gedeputeerde staten van de provincie, aan de raden van de gemeenten en de minister' vervangen door '15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop het betrekking heeft aan de minister, de raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap'.

7. In het zevende lid (nieuw) wordt 'het eerste en derde lid' vervangen door 'het vierde lid'.

DD

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt 'aan de reserve, of kan worden uitbetaald' vervangen door 'aan de algemene reserve dan wel bestemmingsreserves'.

2. In het eerste lid, tweede zin, vervalt ', gehoord de minister en de raden van de gemeenten'.

3. In het eerste lid vervalt de derde zin.

4. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het voorstel voor bestemming van een positief rekeningsaldo of de verdeling van een negatief rekeningsaldo wordt gelijktijdig met het voorstel tot vaststelling van de jaarstukken aan het algemeen bestuur aangeboden.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De algemene reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan 5% van de totale bijdragen van dat jaar van de minister, de gemeenten, de provincie en het waterschap en andere overheidsinstellingen, tenzij het (op basis van een jaarlijkse risicoanalyse) benodigde weerstandsvermogen een ander percentage vraagt.

EE

In artikel 23 wordt 'de minister en de gemeenten' vervangen door 'de minister, de gemeenten, de provincie en het waterschap'.

FF

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt 'en van het kasbeheer en de boekhouding van het Zeeuws Archief' vervangen door ', van het kasbeheer en van de boekhouding van de archiefdienst'.

2. In het eerste lid, tweede zin, wordt 'ambtenaren' vervangen door 'medewerkers' en wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst'.

3. Het derde lid vervalt.

GG

In artikel 25 wordt 'De minister en de gemeenten kunnen, binnen het kader van de onderhavige regeling, gezamenlijk' vervangen door 'Het algemeen bestuur kan' en wordt 'jaarverslag en aandachtspunten' vervangen door 'het jaarverslag en de aandachtspunten'.

HH

De hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK XII. HET ARCHIEF' wordt gewijzigd in 'HOOFDSTUK XI. HET ARCHIEF'.

II

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de archiefdienst, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

2. Deze regeling wordt aan de minister van Binnenlandse Zaken toegestuurd.

JJ

Artikel 27 en 28 vervallen.

KK

De hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK XIII. DE DIRECTEUR EN OVERIGE PERSONEEL' wordt gewijzigd in 'HOOFDSTUK XII. DE DIRECTEUR'.

LL

De artikelen 29 tot en met 31 worden vernummerd tot de artikelen 27 tot en met 29.

MM

Artikel 27 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding '1.' Geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt 'benoeming, schorsing en ontslag van' vervangen door 'het aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met' en wordt 'het Zeeuws Archief' vervangen door 'de archiefdienst'.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat er periodiek een functionerings- en beoordelingsgesprek met de directeur plaatsvindt.

NN

In artikel 29 (nieuw), tweede lid, wordt 'artikel 11' vervangen door 'artikel 12'.

OO

Artikel 32 en 33 vervallen.

PP

Hoofdstuk XIV vervalt.

QQ

Na artikel 29 (nieuw) wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XIII. TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN EN OPHEFFING

Artikel 30

1. Een overheidsorgaan dat wenst toe te treden, richt het verzoek hiertoe aan het algemeen bestuur.

2. Het algemeen bestuur stuurt een verzoek als bedoeld in het eerste lid na ontvangst door aan de minister, de besturen van de deelnemende gemeenten, provincie en waterschap onder overlegging van zijn advies over de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

3. Toetreding vindt plaats indien de deelnemers daarmee instemmen.

Artikel 31

1. Uittreding uit de regeling kan geschieden door toezending van een daartoe strekkend besluit van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur. De colleges B&W, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur van het waterschap overleggen daarbij ook het besluit tot toestemming van de raden van de gemeente, provinciale staten of de algemene vergadering van het waterschap. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

2. Het algemeen bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept-uittredingsplan.

3. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

4. De uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op het verstrijken van een termijn van drie jaren na het nemen van het besluit tot uittreding, tenzij het algemeen bestuur bij unanimiteit en de uittredende deelnemer een andere opzegtermijn overeenkomen.

Artikel 32

1. Het uittredingsplan bepaalt de berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

2. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

3. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

4. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van het bestuur van de uittredende deelnemer.

5. Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de bijdragen in de vastgestelde jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

6. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de bijdragen in de vastgestelde jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar en zal de bijdrage over een periode van vijf jaar toerekenen.

7. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico- opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorziene kosten.

8. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen, met een maximum van vijf jaartermijnen, of in één keer dient te betalen.

Artikel 33

1. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, waaronder ook een reëel aandeel in het vermogen van deelnemingen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, derde lid.

2. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten, te maken door de archiefdienst die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

3. Onder desintegratiekosten worden verstaan, alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de archiefdienst die samenhangen met de afbouw van structurele en incidentele overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere structurele en incidentele verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

4. Het algemeen bestuur brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 32, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 32 anders is vastgelegd.

5. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

6. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 31, vierde lid.

7. Indien de kosten van de inzet van een externe deskundige als bedoeld in artikel 32, derde lid in relatie tot de verwachtte uittreedsom daartoe aanleiding geeft, kan het algemeen bestuur in overleg met de uittredende deelnemer besluiten om in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden de uittreedsom te bepalen op de eigen bijdrage, zoals deze is vastgesteld in de jaarrekening van het jaar van uittreding, waarbij die bijdrage ieder jaar met 20% afneemt (1e jaar 100%, 2e jaar 80%, 3e jaar 60%, 4e jaar 40% en 5e jaar 20%).

8. Het openbaar lichaam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande hoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 34

1. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om medewerkers van de archiefdienst die als gevolg van de uittreding boventallig zijn geworden, met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van de archiefdienst wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van de archiefdienst die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Artikel 35

1. De regeling wordt gewijzigd, indien de deelnemers bij tweederde meerderheid daartoe besluiten.

2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de deelnemers.

3. Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de minister, colleges B&W, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur van het waterschap ter voorlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de raden van de deelnemende gemeenten, provinciale staten, onderscheidenlijk de algemene vergadering van het waterschap, die in de gelegenheid worden gesteld om binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp van de regeling hun zienswijze over de ontwerpregeling naar voren te brengen.

4. Voorstellen uitgaande van één of meer van de deelnemers worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de minister, de colleges B&W, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur van het waterschap ter voorlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de raden van de deelnemende gemeenten, provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap doen toekomen, waarna deze verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.

Artikel 36

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Grondwet worden geschillen over de toepassing van de regeling, in de ruimste zin van het woord, onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.

2. Voordat wordt overgegaan tot het vragen van het in het eerste lid bedoelde deskundigenadvies, wordt het geschil besproken tussen een afvaardiging van het dagelijks bestuur en een afvaardiging van de deelnemer waarmee het geschil bestaat.

3. Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het dagelijks bestuur en de deelnemer waarmee het geschil bestaat elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het dagelijks bestuur treedt mede namens de desbetreffende deelnemer op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt tenminste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.

4. De in het derde lid bedoelde commissie regelt zelf de wijze waarop zij haar advies tot stand brengt. Het advies wordt tegelijkertijd toegezonden aan het dagelijks bestuur en aan de desbetreffende deelnemer.

5. Op basis van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 136 van de Grondwet te laten beslechten.

6. De kosten van de adviescommissie worden door het dagelijks bestuur en de desbetreffende deelnemer ieder voor de helft gedragen.

Artikel 37

1. De regeling kan worden opgeheven, op voorstel van het algemeen bestuur, conform artikel 95 jo. 74 jo. 9 van de Wgr, bij een daartoe strekkend besluit van de deelnemers minus één.

2. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de minister, de raden van de gemeenten onderscheidenlijk provinciale staten en de algemene vergadering van het waterschap gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze naar voren te brengen.

3. Ingeval van een besluit tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het eerste lid, stelt het algemeen bestuur daarvoor een liquidatieplan op ter vereffening van het vermogen van de archiefdienst. Dit besluit wordt met een tweederdemeerderheid genomen.

4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemers, de financiële gevolgen van de opheffing van de regeling ende gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

6. Het besluit tot opheffing van deze regeling wordt direct gezonden aan de deelnemers.

7. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van ontbinding in functie, totdat de vereffening is voltooid.

8. Gedurende de vereffening wordt de aanduiding van de regeling aangevuld met de afkorting van ‘in liquidatie’, zodat het opschrift komt te luiden: Gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief 2026 (i.l.).

RR

De hoofdstukaanduiding 'HOOFDSTUK XV. SLOTBEPALINGEN' wordt gewijzigd in 'HOOFDSTUK XIV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN'.

SS

Artikel 39 en 40 wordt vernummerd tot artikel 38 en 39.

TT

Artikel 38 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt 'De werking van de regeling zal' vervangen door 'De werking van de regeling kan'.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Gedeputeerde staten maken deze regeling, alsmede besluiten tot wijziging, uittreding, toetreding en opheffing daarvan, bekend door publicatie in het provinciaal blad overeenkomstig artikel 74 lid 1 sub l, gelezen in samenhang met artikel 26 lid 1 Wgr.

3. In het derde lid wordt 'Het Zeeuws Archief' vervangen door 'Het dagelijks bestuur' en wordt 'artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen' vervangen door 'artikel 26 lid 2 Wgr'.

UU

Artikel 39 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 39

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief 2026.

VV

Artikel 41 vervalt.

Artikel II

  1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  2. De artikelen 31 tot en met 34, zoals vastgesteld in artikel I, zijn niet op de uittreding van de minister van toepassing. Op de uittreding van de minister blijven de artikelen 35 en 36 van de Gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief 2020 (Gmb. 2025, nr. [PM]) van toepassing, zoals die golden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg

De burgemeester, De secretaris,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Veere

De burgemeester, De secretaris,


Toelichting

Algemeen

Het college van B&W van de gemeente Terneuzen, Schouwen-Duiveland en Vlissingen, gedeputeerde staten van de provincie Zeeland en het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen hebben besloten toe te treden tot de Gemeenschappelijke Regeling Zeeuws Archief. Ten behoeve van deze toetreding, is de onderhavige regeling gewijzigd. Waar nodig is in de artikelen naar de (organen van de) toetreders verwezen. Ook zijn de verwijzingen naar de juiste artikelen van de Wet gemeenschappelijke regelingen waar nodig aangepast. Enkele overige wijzigingen worden hierna per artikel nader toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De definitiebepalingen zijn uitgebreid met de (organen van) de toetreders.

Artikel 4

Dit artikel ziet op de werkzaamheden, taken en bevoegdheden die de deelnemers aan het bestuur van de archiefdienst overdragen. De verwijzingen naar de artikelen uit de Archiefwet, die zien op de archiefbescheiden van provincies en waterschappen, zijn aan dit artikel toegevoegd.

Artikel 5 en 6

De artikelen 4 en 5 zijn vernummerd tot de artikelen 5 en 6. Deze artikelen zien op het aantal leden van en de stemverhoudingen binnen het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling. Dit is aangepast vanwege de voormelde toetreding. Zo is onder meer het aantal stemmen dat ieder lid van het algemeen bestuur heeft, uitgewerkt. Ook is de bepaling die ziet op de situatie van het staken van stemmen herzien. Aangesloten is bij de regeling uit artikel 32 van de Gemeentewet.

Artikel 8

Artikel 7 is vernummerd tot artikel 8. De wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur door en vanuit het algemeen bestuur worden aangewezen, is aangepast.

Artikelen 16 tot en met 25

Deze artikelen bevatten de financiële bepalingen. Waar nodig zijn de artikelen aangepast vanwege het toegenomen aantal deelnemers. Ook zijn enkele data nader gespecificeerd, zoals het moment tot wanneer het algemeen bestuur uiterlijk begrotingswijzigingen kan nemen.

Artikelen 30 tot en met 37

Deze artikelen zien op de toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing. Dit waren de artikelen 34 tot en met 37. De regeling hieromtrent is inhoudelijk gewijzigd, met inachtneming van (de toename van) het aantal (nieuwe) deelnemers. Zo zijn onder meer de regeling omtrent de uittreedsom en het wijzigen van de regeling nader uitgewerkt. De uittredingsregeling sluit nu aan bij het format van de Zeeuwse gemeenten.

Voor de uittreding van de minister is een uitzondering op de bepalingen over de (financiële) gevolgen van de uittreding gemaakt. Reden hiervoor is dat de minister heeft aangekondigd ook na uittreding de financiering aan het Zeeuws Archief in stand te houden op het niveau van het laatste jaar van deelname aan deze gemeenschappelijke regeling. De afspraken over de samenwerking en ondersteuning van het Zeeuws Archief zijn opgenomen in het “Bestuursconvenant duurzame samenwerking ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de regionale historische centra” d.d. 1 februari 2024.1 Het vierde lid van artikel 31 en artikel 32 tot en met 34 zijn om deze reden niet van toepassing op de uittreding van de minister. Wel zal de minister bij zijn uittreding met het Zeeuws Archief in gesprek gaan over kosten die mogelijk alsnog met de uittreding samenhangen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg

De burgemeester, De secretaris,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Veere

De burgemeester, De secretaris,


  1. Stcrt 2024, 6919.↩︎