36850-XVII Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D51888, datum: 2025-12-12, bijgewerkt: 2025-12-12 14:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.G. Boswijk, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (CDA)
- Mede ondertekenaar: E. Hoedemaker, adjunct-griffier
- Aanbiedingsbrief
- Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1
- Beslisnota bij het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)(Kamerstuk 36850-XVII)
Onderdeel van zaak 2025Z21944:
- Indiener: A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-12-18 13:30: Procedurevergadering Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
36850-XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de brief van 28 november 2025 van inzake de Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (36850-XVII, nr. 1).
De daarop door de staatssecretaris gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.
Fungerend voorzitter van de commissie,
Boswijk
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
| Nr | Vraag | Bijlage | Blz. (van) | t/m |
| 1 | Klopt het dat veel extra kosten zijn betaald door ontstane ruimte op 5.4 doordat de kosten voor asielopvang lager dan geraamd waren? Hoeveel was de originele raming van asielkosten betaald uit ODA? Hoeveel is die raming neerwaarts bijgesteld? Antwoord Bij de suppletoire begroting september 2025 was de raming voor de ODA-toerekening voor 2025 EUR 1,173 miljard (AenM en OCW). Bij de Najaarsnota is deze raming op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) bijgesteld naar EUR 1,057 miljard. Hierdoor vloeit EUR 116 miljoen terug naar de BHO-begroting. Dit bedrag is zoals gebruikelijk ingezet binnen de ODA-doelstellingen. |
|||
| 2 | Kunt u aangeven hoe u de motie Hirsch uitvoert die verzoekt om te onderzoeken hoe de impact van de pauzering van USAID opgevangen kan worden in de versterking van democratie en rechtsstaat (Kamerstuk 21501-02, nr. 3051)? Antwoord
Daarnaast heeft BZ met uitvoeringspartners van het NFRP MATRA-programma gesproken. Daarbij kwam aan de orde hoe Nederland het maatschappelijk middenveld en de rechtsstaat in (potentiële) kandidaat-lidstaten en de landen van het Oostelijk Partnerschap (MATRA-doellanden) verder kan ondersteunen. Hieruit kwam ook het belang aan de orde om in publieke communicatie vanuit de EU en Nederland richting de bevolking van MATRA-doellanden het maatschappelijk middenveld en rechtsstaatshervormingen te ondersteunen. Nederland zet zich hiervoor in, in EU-verband en via publieke diplomatie in de regio. |
|||
| 3 | In januari 2025 zei minister Klever dat het budget “samenwerking maatschappelijk organisaties” slechts 30% is van de financiering die ngo’s krijgen uit ontwikkelingshulp. Wat is die andere 70%? Antwoord Van alle financiering die ngo’s uit de BHO-begroting ontvangen liep in 2023 ongeveer 30% via het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. De rest van de financiering van ngo’s liep via humanitaire hulp en via thematische programmering op bijvoorbeeld water, voedselzekerheid, gezondheid, mensenrechten en veiligheid en rechtsorde. |
|||
| 4 | De oude systematiek van oude kabinetten, waarbij het basispad 0,7 bni is, en beleidskeuzes daar vanaf worden gehaald, is nog steeds niet hersteld. Nu beweert het kabinet dat koppelen aan 0,7 zou leiden tot een verslechtering van het budget omdat de economie minder hard groeit. Kan dit toegelicht en uitgelegd worden? Het huidige budget voor 2026 is 0,55%, en zal in de komende jaren dalen tot 0,44%. Hoe kan koppelen aan 0,7%, minus beleidskeuzes, dan tot een verslechtering leiden? Alleen bij ernstige economische krimp, waar geen sprake van is, zou dit toch een verslechtering betekenen? Antwoord Omdat de koppeling van voorgaande kabinetten uitging van 0,7% van het bni en de huidige koppeling stabiliseert op een lager percentage is de mutatie op basis van 0,7% zowel bij een stijging als bij een daling groter. Een daling van het bni ten opzichte van de laatst verwerkte raming, zoals afgelopen MEV2026 het geval was ten opzichte van de CEP2025, zal leiden tot een verlaging van het ODA-budget ongeacht de manier van koppelen. |
|||
| 5 | Wat is de planning als het gaat om de route richting toetreding van Nederland tot het Verdrag van Aken, inclusief data van Europese en Nederlandse vergaderingen, tot aan de datum van toetreding? Antwoord Nederland heeft in juli 2023 de wens uitgesproken om toe te treden tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein (ook wel bekend als het Verdrag van Aken) en in juni 2025 van de drie huidige verdragslanden Duitsland, Frankrijk en Spanje een formele uitnodiging ontvangen om toe te treden tot dit verdrag. In reactie op deze uitnodiging wordt momenteel gewerkt aan de parlementaire goedkeuringsstukken. Binnen afzienbare tijd zullen deze stukken gereed zijn, waarna de Ministerraad zal worden gevraagd om in te stemmen met het starten van de parlementaire goedkeuringsprocedure, teneinde tot het verdrag toe te kunnen treden. Na afronding zal het verdrag aanhangig worden gemaakt bij de Raad van State. Hierna volgt het parlementaire goedkeuringstraject. |
|||
| 6 | Welke stappen dienen nog gezet te worden voordat toetreding tot het Verdrag van Aken rond is? En op welke momenten zal u hierover bericht geven en ruimte aan de Kamer bieden voor parlementaire controle? Antwoord Zie het antwoord op vraag 5. |
|||
| 7 | Wanneer gaat de IOB het Nederlandse wapenexportbeleid weer analyseren? Antwoord IOB is de inhoudelijk onafhankelijke evaluatiedienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken en draagt zelf zorg voor zijn evaluatieprogrammering. Een evaluatie van het Nederlandse wapenexportbeleid is niet opgenomen in de programmering van IOB. De evaluatie van het Nederlandse wapenexportbeleid staat gepland voor 2027, volgens de planning van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) van Buitenlandse Zaken zoals beschreven in de Memorie van Toelichting bij de Begroting van 2026 (KST 36600-V-2). Op dit moment is het voornemen de evaluatie uit te besteden aan een externe partij. |
|||
| 8 | Wanneer verwacht u de toets van de vergunning van de F35-onderdelen naar Israël afgerond te hebben? Antwoord Conform het arrest van de Hoge Raad (d.d. 3 oktober 2025) is de uit- en doorvoer van F-35 onderdelen vanuit Nederland naar Israël opnieuw beoordeeld aan de hand van de geldende kaders voor wapenexportcontrole. Daarover is uw Kamer op 13 november jl. per brief (Kamerstuk 22054-469) geïnformeerd. Gelet op de recente ontwikkelingen rondom het staakt-het-vuren en de verdere uitwerking van het vredesplan, is er sprake van een situatie die voortdurend in ontwikkeling is. Het kabinet heeft daarom besloten tot een volgende herbeoordeling binnen een uiterlijke termijn van zes maanden. |
|||
| 9 | Welke vergunningen zijn er sinds april 2023 afgegeven aan de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi-Arabië, Qatar en Egypte? Kunt u de bijbehorende beslisnota’s met de Kamer delen? Antwoord Over zowel toegewezen als afgewezen vergunningaanvragen wordt openbaar gerapporteerd via rijksoverheid.nl. In aanvulling daarop wordt de Tweede Kamer conform de motie El Fassed c.s. (Kamerstuk 2010-2011, 22 054, nr. 165 en Kamerstuk 2011-2012, 22 054, nr. 181) versneld (binnen twee weken na afgifte van vergunning) per brief geïnformeerd over afgegeven nieuwe vergunningen (niet zijnde een verlenging of vervanging) voor de definitieve uitvoer van volledige wapensystemen met een waarde van meer dan € 2 miljoen indien het land van eindbestemming geen EU/NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land (Japan, Zwitserland, Nieuw-Zeeland en Australië) betreft. |
|||
| 10 | Kunnen de exportlijsten worden geüpdatet, met daarin een gedetailleerde beschrijving van de betreffende militaire goederen? Kan ook worden aangegeven of het een geheel wapensysteem of een onderdeel betreft? Antwoord Zie het antwoord op vraag 9. De daarin vermelde openbare rapportage van de afgegeven vergunningen voor militaire goederen is bijgewerkt tot en met juli 2025. Het overzicht wordt zo spoedig mogelijk bijgewerkt met de meest recente data van de maanden augustus, september, oktober en november 2025. Er is tijd nodig om de data van alle vergunningaanvragen te verwerken en gereed te maken voor publicatie. Hierdoor zit er een tijdsperiode tussen het afgeven van een vergunning en de openbare publicatie van deze vergunning in de rapportage. |
|||
| 11 | Kunnen alle vergunningen, inclusief onderliggende beslisnota’s van militaire goederen uitgevoerd naar Israël sinds januari 2025, gedeeld worden? Antwoord Zie het antwoord op vraag 9 en 10. |
|||
| 12 | Welke militaire goederen zijn middels een doorvoervergunning vanuit de Verenigde Staten, via Nederland naar de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi-Arabië, Qatar en Egypte uitgevoerd? Kunt u de bijbehorende beslisnota’s met de Kamer delen? Antwoord Over de afgegeven vergunningen voor doorvoer van militaire goederen wordt doorlopend openbaar gerapporteerd via rijksoverheid.nl. Zie ook het antwoord op vraag 9. |
|||
| 13 | Gelet op de daling van het budget met € 7,1 miljoen binnen artikel 1.1, kunt u toelichten of deze bijstelling gevolgen heeft voor IMVO-programma’s in agrarische waardeketens in landen met lagere productiestandaarden dan in Nederland zijn toegestaan, waaronder Mercosur-staten? Antwoord De daling van het budget binnen artikel 1.1. heeft geen gevolgen voor IMVO-programma’s in agrarische waardeketens in partnerlanden. |
|||
| 14 | Artikel 1.2 laat een verschuiving zien van subsidies naar opdrachten binnen internationaal ondernemen. Kunt u aangeven hoeveel van deze middelen worden ingezet voor handelsbevordering in landen waarmee de EU onderhandelt over of uitvoering geeft aan handelsakkoorden, en welke sectoren dit betreft specifiek in de landbouwketen? Antwoord De verschuiving wordt ingezet in het brede handelsinstrumentarium. Het handelsinstrumentarium is wereldwijd beschikbaar met uitzondering van landen waarop sancties van toepassing zijn. Dit handelsinstrumentarium is gericht op de promotie van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland en werkt vraag gestuurd, zodat het optimaal aansluit op de behoeften en wensen van bedrijven. Handelsbevordering is niet direct gekoppeld aan landen waar de EU mee onderhandelt over of uitvoering geeft aan handelsakkoorden. Er is uiteraard overlap tussen de landen en regio’s waarmee de EU handelsakkoorden heeft of wil sluiten en waar Nederlands bedrijfsleven actief is en gebruikmaakt van inzet van het handelsinstrumentarium. Er zijn geen overzichten beschikbaar waarin wordt weergegeven hoeveel budget van het handelsinstrumentarium er in totaal per land en per sector wordt ingezet. |
|||
| 15 | Gelet op de stijging van de uitgaven voor duurzame productie en handel met € 28,6 miljoen binnen artikel 1.3, kunt u specificeren welke landbouw- en voedselketens hiermee worden ondersteund, en of deze ketens producten exporteren naar de EU onder potentieel ongelijke standaardvoorwaarden? Antwoord De stijging betreft uitgaven op lopende programma’s voor duurzame productie en handel. Het betreft verduurzaming van onder andere cacao, palmolie, koffie en thee. Deze producten worden ook naar de EU geëxporteerd conform bestaande wet- en regelgeving. |
|||
| 16 | Gelet op de toename van de verplichtingen op artikel door realtime verrekening bij RVO en Invest International, kunt u aangeven of een deel van deze verplichtingen betrekking heeft op investeringen of handelsmissies in Mercosur-landen of andere landen met substantiële agrifood-export naar de EU? Antwoord De toename van de verplichtingen worden met name veroorzaakt door een verhoging van het verplichtingenbudget voor infrastructuurontwikkeling uitgevoerd door Invest International, de bijbehorende uitvoeringskosten en de bijdrage aan het agentschap RVO. Deze instrumenten zijn niet gericht op investeringen of handelsmissies in Mercosur-landen of andere landen met substantiële agri-food export naar de EU. |
|||
| 17 | Gelet op de diverse mutaties die zichtbaar zijn binnen artikel 2.1 in programma’s voor voedselzekerheid en duurzame landbouw, kan per subprogramma worden aangegeven of deze inzet effect kan hebben op de exportcapaciteit van landbouwsectoren in landen die nu of in de toekomst onder EU-handelsverdragen vallen? Antwoord De inzet op voedselzekerheid binnen artikel 2.1 is gericht op versterking van lokale voedselsystemen, met focus op gebieden waar de ontwikkeling van de voedsellandbouw stagneert en ondervoeding structureel is (TK 33625-341). Exportlandbouw is daarbinnen geen expliciet doel en directe effecten op exportcapaciteit worden dan ook niet gemonitord en zijn waarschijnlijk beperkt. Indirect kan de inzet op voedselzekerheid wel bijdragen aan de exportcapaciteit, inclusief naar de EU, namelijk via algemene verbetering van de kwaliteit en duurzaamheid van agrarische producten en productieprocessen. Die indirecte effecten zijn echter moeilijk aantoonbaar. |
|||
| 18 | De ontvangstenstijging van € 14 miljoen via de FOM-reserve voor het DTIF betreft investeringen in opkomende markten. Kan worden uitgesplitst welk deel hiervan betrekking heeft op agrifood-sectoren of handelsfacilitatie in landen waarmee de EU onderhandelt over handelsakkoorden? Antwoord De ontvangsten zijn niet toe te rekenen aan specifieke landen en/of sectoren. De stijging van de ontvangsten dient ter dekking van de transacties die gericht zijn op financiering van ondernemingen ten behoeve van directe buitenlandse investeringen en/of export transacties met als uitgangspunt het leveren van een bijdrage aan werkgelegenheid en duurzame economische groei in Nederland. |
|||
| 19 | Kunt u bevestigen dat er in Nederland Braziliaans rundvlees is teruggeroepen in verband met de aanwezigheid van in de Europese Unie verboden groeihormonen, en via welke kanalen dit vlees in Nederland op de markt is gekomen? Antwoord Ja, zoals bevestigd in het schriftelijk overleg over de informele Landbouw- en Visserijraad 11-12 december van 9 december jl. (Kamerstuk 21501-32-1736) is er een partij Braziliaans rundvlees tegengehouden. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) doet op dit moment nader onderzoek. De resultaten van het onderzoek naar de feiten en daaruit voortvloeiende acties worden aan de opdrachtgevers van de NVWA (respectievelijk LVVN en VWS) verzonden. Vervolgens zal uw Kamer per brief worden geïnformeerd. |
|||
| 20 | Om welke hoeveelheden rundvlees en om hoeveel afzonderlijke partijen of zendingen gaat het in Nederland, uitgesplitst naar importeur, distributeur en afnemers? Antwoord Zie het antwoord op vraag 19. |
|||
| 21 | Welke maatregelen zijn getroffen om na te gaan of consumenten mogelijk al van het betreffende rundvlees hebben geconsumeerd, en welke gezondheidsrisico’s ziet u voor Nederlandse consumenten? Antwoord Zie het antwoord op vraag 19. |
|||
| 22 | Hoe beoordeelt u, in het licht van deze vondst van verboden hormonen, de betrouwbaarheid en robuustheid van de veterinaire en voedselveiligheidscontroles in Brazilië? Antwoord Zie het antwoord op vraag 19. Alle geïmporteerde producten – ook die uit de Mercosur-landen – moeten voldoen aan de eisen die de EU stelt op het gebied van Europese plant- en diergezondheidseisen en voedselveiligheidseisen, inclusief residuen van medicijnen en antimicrobiële resistentie (AMR). Hierop wordt toegezien door een drieledig systeem van controles: 1) in de productielanden, waar de Commissie audits uitvoert op productielocaties; 2) aan de grens (douane en NVWA); 3) in de EU zelf, onder andere door de NVWA. In dat kader is op 9 december jl. door de Europese Commissie aangekondigd het aantal audits in derde landen met 50% te verhogen en de controles van voedselproducten aan de EU-buitengrens te intensiveren.2 Door deze controles wordt voorkomen dat producten die niet aan deze eisen voldoen de EU-markt opkomen. Wanneer er sporen van niet toegestane stoffen worden aangetroffen wordt hiernaar gehandeld door de Europese Commissie en de nationale autoriteiten, net zoals er wordt opgetreden wanneer er niet toegestane stoffen worden aangetroffen op binnen de EU geproduceerde voedselproducten. Momenteel is de NVWA, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 19, bezig om nader onderzoek te doen naar deze specifieke casus. |
|||
| 23 | Hoe heeft de NVWA gehandeld vanaf het moment dat bekend werd dat consignaties Braziliaans rundvlees met verboden hormonen de EU waren binnengekomen, en welke concrete stappen zijn in Nederland gezet om deze producten uit de handel te halen? Antwoord Zie het antwoord op vraag 19. |
|||
| 24 | Beschikt de NVWA over voldoende capaciteit en bevoegdheden om structureler te testen op verboden hormonen en antibiotica in geïmporteerd vlees uit derde landen, inclusief Brazilië, en zo nee, welke versterkingen acht u nodig? Antwoord Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 22 is er een drieledig systeem van controle op geïmporteerde producten. Voor de invoer van producten zijn binnen de Europese Unie afspraken gemaakt, die in Verordeningen zijn vastgelegd. Deze afspraken betreffen welke voedselveiligheidsgaranties er voor de te importeren producten moeten worden afgegeven. Deze afspraken zijn niet afhankelijk van de volumes die geïmporteerd worden. Op dit moment wordt er door de EU al intensief gecontroleerd op o.a. vleesproducten uit Brazilië. Rundvlees uit Brazilië wordt aanzienlijk vaker gecontroleerd dan gemiddeld en voor pluimveevlees uit Brazilië is dit zelfs 100%. Wanneer verboden stoffen worden aangetroffen kunnen partijen worden tegengehouden en waar nodig getraceerd en vernietigd. Op 9 december jl. is door de Europese Commissie een verdere intensivering aangekondigd van de audits in derde landen (de Commissie is voornemens het aantal audits met 50% te verhogen) en de controles aan de EU buitengrens waar het gaat om geïmporteerde voedselproducten.3 |
|||
| 25 | Welke gevolgen verbindt u aan deze affaire voor de Nederlandse inzet ten aanzien van de (voortgezette) onderhandelingen en eventuele ratificatie van het EU‑Mercosur‑handelsakkoord, gezien de zorgen over hormoongebruik, antibiotica en marktverstoring in de Europese veehouderij? Antwoord Het incident met deze partij rundvlees staat los van het Mercosur akkoord. Producten worden immers nu ook, dus zonder akkoord, geïmporteerd, en moeten daarbij voldoen aan de EU SPS eisen. In deze context is het goed dat de Commissie op 9 december jl. heeft bevestigd het aantal controles en audits in derde landen te verhogen. Het kabinet zal de resultaten van deze audits en controles actief blijven monitoren. Met het versturen van de kabinetsappreciatie op 14 november jl. heeft het kabinet de Kamer op de hoogte gesteld van het voorgenomen standpunt over het EU-Mercosur akkoord.4 De appreciatie is uitgebreid besproken met uw Kamer tijdens het Commissiedebat over de RBZ Handel van 19 november jl. |
|||
| 26 | Op welke wijze is in de begroting rekening gehouden met de voorbereiding van COP17 van de Convention on Biological Diversity in 2026? Antwoord Binnen de begroting voor BHO worden diverse projecten ondersteund die bijdragen aan het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in ontwikkelingslanden. Dit wordt net als bij klimaatfinanciering bijgehouden door per project in de administratie vast te leggen in welke mate het project bijdraagt aan het thema. In 2024 bedroeg het totaal aan biodiversiteitsrelevante financiering vanuit de BHO-begroting 276 miljoen euro. De verdragscontributie voor de Convention on Biological Diversity (CBD) komt uit de begroting van het ministerie van LVVN. Voorafgaand aan COP17 zal uw Kamer door de staatssecretaris van LVVN worden geïnformeerd over de kabinetsinzet voor de COP. |
|||
| 27 | Hoe verhoudt de inzet op IMVO-normen zich tot de wens van het kabinet tot regeldrukbeperking voor het bedrijfsleven? Welke inzet heeft de prioriteit? Antwoord Het kabinet beschouwt beide punten als belangrijk. In de context van het Omnibus I-traject gaan de twee hand in hand. De inzet van het kabinet, gedeeld in het BNC-fiche over het Omnibus I-voorstel, was gericht op regeldrukbeperking binnen de CSDDD met behoud van de doelen. Een belangrijke prioriteit van de kabinetsinzet betrof versterking van de risicogebaseerde benadering binnen de CSDDD. Deze benadering maakt het voor bedrijven mogelijk om zich te richten op situaties waar de risico’s het grootst zijn en dat is vaak verderop in de waardeketen. Deze gerichte aanpak, in combinatie met een beperking van informatie-uitvragen aan ketenpartners, vermindert ook de regeldruk voor bedrijven. Deze inzet is behaald in het voorlopig politiek akkoord dat is gesloten op Omnibus I, waarover uw Kamer middels brief (kenmerk BZ2523162) separaat is geïnformeerd. Met deze benadering wordt zowel bijgedragen aan regeldrukvermindering voor bedrijven, als positieve impact in waardeketens. Zie ook het antwoord op vraag 40. |
|||
| 28 | Aan welke projecten voor Global Getaway draagt Nederland bij? Wat doen deze projecten en hoe draagt Nederland bij? Antwoord Global Gateway is een strategie en wordt geïmplementeerd via een veelheid aan programma’s, instrumenten en budgetten, zowel van de EU als van lidstaten. Nederland werkt proactief aan vier innovatieve en transformatieve Global Gateway focus projecten. De twee projecten op agrologistiek, in de Northern corridor in Oost Afrika en in de Lobito corridor in Angola, hebben in december 2025 cofinanciering van de EU gekregen via delegated cooperation, naast de Nederlandse inzet en financiering. Invest International is voor Nederland de centrale organisatie in deze projecten en werkt aan de projectontwikkeling, financiering en implementatie. Ook financieren we Trade Mark Afrika voor inzet op handelsfacilitatie op de Northern corridor. De twee energieprojecten op groene waterstof in Namibië en energietransitie in Indonesië bevinden zich nog in de ontwerp- en voorstelfase. Daarnaast staan op de Europese Global Gateway vlaggenschip lijst infrastructuurprojecten op o.a. kustbescherming en energie gefinancierd door het DRIVE programma. Ook kunnen Nederlandse bedrijven, ontwikkelingsorganisaties en kennisinstellingen deelnemen aan Global Gateway initiatieven van andere EU lidstaten. |
|||
| 29 | U spreekt vaak over een op regels gebaseerd handelssysteem. Over welke regels heeft u het dan? Hoe kunt u hierover spreken, als er geen – wettelijke – eisen mogen worden gesteld aan importproducten op gebied van milieu, dierenwelzijn en arbeidsomstandigheden? Antwoord Onder het op regels gebaseerde handelssysteem verstaat het kabinet de verschillende regels die voortvloeien uit de akkoorden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de handelsakkoorden die de EU met derde landen heeft gesloten. Circa driekwart van de wereldhandel vindt plaats op basis van WTO-regels, die onder meer zien op tarifaire en non-tarifaire handelsbelemmeringen, subsidies, aanbestedingen, handel in diensten en intellectueel eigendom. In EU handelsakkoorden worden daarnaast door de EU nadere afspraken gemaakt op genoemde terreinen, maar ook op terreinen als investeringen en duurzaamheidsstandaarden ten aanzien van arbeid en milieu. De afspraken in EU handelsakkoorden zijn bindend en afdwingbaar. Voor regels over handel in goederen is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen productstandaarden en productiestandaarden.5 Productstandaarden zien op de fysieke kenmerken van een product en elk land (of regio) mag daartoe zijn eigen regels maken. Zo moeten alle producten die de EU-markt betreden, ongeacht hun productielocatie, aan de in de EU geldende productstandaarden voldoen. Dergelijke productstandaarden gelden voor voedselveiligheid of productveiligheid voor bijvoorbeeld speelgoed, textiel en medicijnen. Productiestandaarden zien daarentegen op de wijze waarop een product is geproduceerd. Voorbeelden daarvan zijn regels over arbeidsomstandigheden en bescherming van het milieu. WTO-regels stellen strenge eisen aan het eenzijdig opleggen van productiestandaarden aan import van producten die buiten de eigen jurisdictie zijn geproduceerd. De reden daarvoor is dat ieder land, net als de EU, een right to regulate heeft om zijn eigen wet- en regelgeving op te stellen. Handel zou al snel onmogelijk worden als ieder land zijn eigen productiestandaarden oplegt aan importgoederen uit een ander WTO-land. Bovendien riskeert het eenzijdig opleggen van productiestandaarden aan importproducten dat een ander WTO-land een geschillenbeslechtingsprocedure bij de WTO start of tegenmaatregelen treft jegens Europese of Nederlandse export. Ook is het niet zo dat EU-productiestandaarden per definitie hoger of beter zijn dan die in derde landen. Vanwege voornoemde redenen is het belangrijk dat de EU terughoudend en zorgvuldig omgaat met het eenzijdig opleggen van productie-eisen aan import uit derde landen. Tegelijkertijd zet de EU in op bindende afspraken op het terrein van milieu, waaronder klimaat, en arbeid in de bilaterale handelsakkoorden die de EU aangaat met derde landen. Deze afspraken zijn wederkerig en gericht op het verhogen van standaarden. |
|||
| 30 | Zou het uit oogpunt van strategische autonomie niet veel beter zijn dat de EU zoveel mogelijk zelfvoorzienend in voedsel en veevoer wordt? Erkent u dat de huidige WTO-regels dit onmogelijk maken? Antwoord Nederland en de Europese Unie zijn voor een groot deel zelfvoorzienend op voedselgebied en tevens één van de grootste voedselexporteurs ter wereld. Hiermee wordt ook bijgedragen aan de voedselzekerheid elders. Nederland en de EU importeren voor een deel producten die niet in de EU geproduceerd kunnen worden (zoals tropische producten). Voor die productcategorieën waar Nederland en de EU nog (deels) op de import van voedsel of veevoer van elders zijn aangewezen, worden extra inspanningen ondernomen om de productie in de EU te stimuleren of de waardeketen te diversifiëren. Zo worden in de nieuwe GMO (Gemeenschappelijke Marktordening) voorstellen van de Commissie de samenwerking en marktontwikkeling bij de productie van eiwitgewassen in de EU gestimuleerd. Deze stimulansen passen prima onder de huidige WTO regels. In bredere zin geldt dat WTO-regels een goede balans bieden tussen het voorkomen van handelsbelemmeringen om waardeketen te kunnen diversifiëren en mogelijkheden via o.a. tarieven voor landbouwproducten en vrijwaringsmechanismen om importmarkten te beschermen tegen (marktverstorende) importen |
|||
| 31 | Wat vindt u van het pleidooi van de internationale boerenbeweging La Via Campesina voor alternatieve multilaterale handelsregels binnen de landbouw gebaseerd op voedselsoevereiniteit?6 Antwoord Nederland is een netto exporteur van landbouwproducten en de landbouwsector en de Nederlandse economie heeft de afgelopen decennia flink kunnen groeien door de toegenomen handel in landbouwproducten. Zo is de exportwaarde van de Nederlandse landbouw gegroeid van 82,6 miljard in 2016 naar 128,9 miljard in 2024. Daarnaast heeft de Nederlandse consument door deze handel toegang gekregen tot een breed scala van voedselproducten tegen betaalbare prijzen. Het voorstel van de internationale boerenbeweging La Via Campesina voor alternatieve multilaterale handelsregels binnen de landbouw gebaseerd op voedselsoevereiniteit zou deze voordelen teniet doen. |
|||
| 32 | Erkent u dat deze andere multilaterale handelsregels een voorwaarde zijn, om over te kunnen gaan aan hernieuwde marktregulering binnen het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) vanaf 2027? Zoals bekend is dit GLB namelijk vanaf 1992 afgestemd op WTO-regels die vanaf 1995 in werking zijn getreden. Antwoord Zoals aangegeven in de kamerbrief over de inzet op het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GBL) post 2027 7, zet het kabinet in op een marktgericht GLB voor een weerbare agrarische sector. Daarmee richt het GLB zich primair op boeren die hun inkomen uit de markt halen, waarbij het GLB ondersteuning biedt voor verdere ontwikkeling of beloning van diensten die niet goed via de markt worden vergoed. Het kabinet is van mening dat dit zeer goed mogelijk is binnen de huidige multilaterale handelsregels. |
|||
| 33 | Erkent u dat de huidige landbouwsubsidies handelsverstorend zijn, omdat ze leiden tot verkoop onder de kostprijs op de wereldmarkt? Erkent u dat de voorgestelde GLB-hervorming kan leiden tot het voorkomen van deze dumping in het mondiale Zuiden, en een kleiner beslag op natuurlijke hulpbronnen aldaar voor de EU-markt? Antwoord Het GLB is de afgelopen decennia hervormd, waarbij het EU-beleid zich daarbij heeft geëvalueerd van een systeem gericht op productieverhoging- en prijsbescherming tot een systeem van inkomensondersteuning voor de boer en betaling voor maatschappelijke diensten. Reden voor deze omslag is dat het vroegere systeem van hoge, gegarandeerde steunprijzen in de landbouw in combinatie met aankoopgarantie door de EU leidde tot grote productieoverschotten (melk- en wijnplassen, boterbergen), die met subsidies op de wereldmarkt werden afgezet. Dit leidde tevens tot grote nadelige effecten voor boeren in derde landen, inclusief ontwikkelingslanden. Er wordt momenteel nog onderhandeld over het GLB na 2027 en het kabinet acht het derhalve voorbarig om uitspraken te doen over de impact. Uw kamer is geïnformeerd over de inzet van het kabinet door de minister van LVVN.8 Zoals reeds aangegeven in het fiche over het voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027 (MFK), moet het GLB bijdragen aan een concurrerende en weerbare agrarische sector door het stimuleren van hoge kwaliteit productie en efficiënt gebruik van (natuurlijke)hulpbronnen. Tegelijk moet het generatievernieuwing en daarmee voedselzekerheid voor de lange termijn garanderen.9 |
|||
| 34 | Erkent u dat deze hervorming leidt tot een veel effectievere inzet van het GLB-budget, omdat het niet langer wordt besteed aan het compenseren van boeren voor te lage prijzen, maar (vooral) aan betere betaling van hun groene diensten aan de maatschappij? Antwoord Er wordt momenteel nog onderhandeld over het GLB na 2027 en het kabinet acht het derhalve voorbarig om uitspraken te doen over de impact. Uw kamer is geïnformeerd over de inzet van het kabinet door de minister van LVVN.10 |
|||
| 35 | Op dit moment is de EU op gebied van plantaardig eiwit- en olie, verre van zelfvoorzienend, dat komt mede door de oneerlijke concurrentie van soja en palmolie waar EU akkerbouwers niet tegen kunnen concurreren. Erkent u dat – hogere – importheffingen op soja en palmolie nodig zijn om de Europese teelt van deze gewassen te stimuleren? Erkent u dat de enige manier is om te komen tot echte kringlooplandbouw binnen de EU, en een effectieve aanpak van de stikstof- en fosfaatcrisis? Antwoord Zoals aangegeven in de nationale eiwitstrategie11 is het verhogen van tariefmuren aan de EU-grenzen binnen deze kaders geen realistische optie. Wel bestaat de mogelijkheid om het niveau van eisen (duurzaamheid, footprint, gewasbeschermingsmiddelen, etc) aan importgrondstoffen aan te scherpen en in evenwicht te brengen met de minimale eisen aan grondstoffen voor veevoeders en humane consumptie in de EU en Nederland. Hiermee wordt het gelijk speelveld voor de teelt van eiwitrijke gewassen in de EU versterkt ten opzichte van landen buiten de EU. Voorts worden in de nieuwe GMO (Gemeenschappelijke Marktordening) voorstellen van de Commissie samenwerking en marktontwikkeling bij de productie van eiwitgewassen in de EU gestimuleerd, wat bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van deze sector in de EU. Uw Kamer is geïnformeerd over de inzet hierbij van het kabinet door de minister van LVVN.12 |
|||
| 36 | Kunt u aangeven hoeveel mijnbouwproducten nodig zijn om in de komende decennia de geplande elektrificatie van het Europese wagenpark mogelijk te maken? Kunt u aangeven waar deze benodigde mijnbouwproducten vandaan zouden kunnen komen? Erkent u dat de huidige mijnbouw al tot grote problemen voor de voorziening in basisbehoeften van de lokale bevolking leidt? En zo ja, dat deze extra toekomstige vraag eigenlijk niet fysiek haalbaar is? Erkent u dat de EU eigenlijk zou moeten overgaan naar drastische stimulering van openbaar vervoer, en zich moet beperken tot productie van elektrisch openbaar - en vrachtvervoersmiddelen? Antwoord Uit de Global EV outlook 2025 van de International Energy Agency (IEA) (https://www.iea.org/reports/global-ev-outlook-2025) blijkt dat het aantal wereldwijde Elektrische voertuigen (EV’s) tegen 2030 verdrievoudigd zal zijn ten opzichte van nu. In Europa zouden EV’s tegen 2030 meer dan 4 % van de totale elektriciteitsvraag kunnen uitmaken. Hoewel daardoor de vraag naar belangrijke energiemineralen zoals lithium, nikkel, kobalt en grafiet sterk zal stijgen, zijn precieze cijfers voor het Europese wagenpark niet beschikbaar, omdat dit afhangt van aannames over het aantal EV’s in Europa, batterijchemie, mate van recyclage en andere factoren. In de Nationale Grondstoffenstrategie erkent het kabinet zowel de mogelijke positieve als negatieve impact van mijnbouw voor onder andere de lokale bevolking. In lijn met de Nationale Grondstoffenstrategie en de EU Critical Raw Materials Act wordt actief ingezet op het verbeteren van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, waarbij het verminderen van de negatieve impact op mens en milieu een randvoorwaarde is. Dit gebeurt onder andere via de opbouw van verwerkingscapaciteit, strategische voorraden, en recycling in Nederland, internationale partnerschappen, verduurzaming internationale grondstoffenketens en handelsbevordering. Daarnaast zet het kabinet met de Nationale Grondstoffen Strategie in op het verminderen van het gebruik van primaire kritieke grondstoffen door efficiënt materiaalontwerp, substitutie, levensduurverlening en hergebruik van producten en het verhogen van het aandeel gerecyclede kritieke grondstoffen. Door de beperkte Europese geologische reserves en verwerkingscapaciteit blijft Europa afhankelijk van grondstofrijke landen voor de verwerking van mijnbouwproducten en de productie van EV’s. Europa en Nederland zetten in op zowel stimulering van het openbaar vervoer en op verduurzaming van mobiliteit, bijvoorbeeld door financiering uit het EU Connecting Europe Fonds. Verder stimulert het kabinet de inzet van elektrisch aangedreven openbaar-vervoersmiddelen, met name bussen via het Bestuursakkoord Zero Emissie Busvervoer. |
|||
| 37 | In de beoordeling van handelsverdragen als EU-Chili, EU-Indonesië en EU-Mercosur wordt vaak gesproken over het belang van de toegang tot kritische grondstoffen. Erkent u dat mijnbouw van deze grondstoffen tot zeer ernstige problemen voor de voorziening in basisbehoeftes van de lokale bevolking leidt, mede door het schenden van land- en waterrechten? Antwoord In de Nationale Grondstoffenstrategie erkent het kabinet de mogelijke impact van mijnbouw op mens en milieu, waaronder druk op land- en waterrechten van lokale gemeenschappen. Dit sluit aan bij de Critical Raw Materials Act (CRMA), die hier ook op ingaat.13 Zo moeten strategische projecten onder de CRMA uitgevoerd worden met onder andere respect voor milieu, mensenrechten en lokale gemeenschappen. Daarnaast komt de EU in handelsakkoorden met Chili en de Mercosur landen naast verbeterde markttoegang tot kritieke grondstoffen ook overeen dat verdragspartijen zullen samenwerken op het gebied van verantwoorde mijnbouw en duurzame productie. Het akkoord met Chili bevat afspraken over de milieueffecten bij nieuwe projecten.14 In het akkoord met de Mercosurlanden zijn in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling duurzaamheidsafspraken overeengekomen die effect hebben op de mijnbouwsector en kritieke grondstoffen waardeketens.15 Zo ziet het akkoord toe op de naleving van IMVO-kaders en informatie-uitwisseling en samenwerking op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in grondstoffenketens. Ook is overeengekomen de toepassing van de OESO-richtlijnen voor duurzame waardeketens van mineralen uit conflict- en hoog risicogebieden te bevorderen. |
|||
| 38 | Erkent u dat Nederlands beleid niet mag bijdragen aan landroof, zoals volgens het UNDROP-verdrag, the United Nations Declaration of Rights of Peasants and Other People Working in Rural Areas? Antwoord UNDROP is een verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die aangenomen is op 17 december 2018, en daarmee geen verdrag in formele zin. Nederland zich heeft onthouden van stemming over deze verklaring. |
|||
| 39 | Erkent u dat de huidige Nederlandse en EU-import van veevoer, biobrandstoffen en critical raw materials leidt tot schending van UNDROP? Antwoord Zoals aangegeven in beantwoording van vraag 38 is UNDROP een verklaring van de algemene vergadering van de Verenigde Naties, waarbij Nederland zich heeft onthouden van stemming over deze verklaring. |
|||
| 40 | Hoe gaan Nederland en de EU ervoor zorgen dit verdrag te respecteren, zeker nu CSDDD wordt beperkt tot slechts de laatste schakel in de aanvoerketen? Antwoord De Europese Commissie had in het kader van het Omnibus I-traject inderdaad voorgesteld in de CSDDD gepaste zorgvuldigheid te beperken tot directe zakenrelaties. In plaats daarvan heeft het kabinet ingezet op een risicogebaseerde benadering. Deze benadering maakt het voor bedrijven mogelijk om zich te richten op situaties waar de risico’s het grootst zijn en dat is vaak verderop in de waardeketen. Deze gerichte aanpak, in combinatie met een beperking van informatie-uitvragen aan ketenpartners, vermindert ook de regeldruk voor bedrijven. In het voorlopig politiek akkoord dat is gesloten op Omnibus I, en waarover uw Kamer middels brief (kenmerk BZ2523162) separaat is geïnformeerd, is deze risicogebaseerde benadering weer opgenomen. Daardoor zal, als deze aanpassing uiteindelijk blijft bestaan, de gepaste zorgvuldigheid in de CSDDD niet meer beperkt blijven tot alleen directe zakenrelaties, maar van toepassing zijn op de gehele waardeketen. Bedrijven kunnen vervolgens prioriteren op basis van waar in de keten de risico’s het grootst zijn. |
|||
| 41 | Kunt u in een tabel aangeven op welke budgetten de afgelopen drie jaar onderuitputting heeft plaatsgevonden? Antwoord De begroting van BHO kende geen onderuitputting in de afgelopen drie jaar. De BHO-begroting kent een verdeelartikel 5.4, waarop overprogrammering voor het ODA-budget wordt aangehouden. Eventueel resterende overprogrammering aan het einde van het jaar op artikel 5.4 wordt binnen de HGIS-systematiek opgevangen en in mindering gebracht op het ODA-budget. Dat is conform geldende systematiek. |
|||
| 42 | Op welke specifieke projecten zal de €10 miljoen extra voor weerbaarheid tegen klimaatextremen in de Nijldelta zich richten? Antwoord EUR 5 mln. werd toegekend aan het programma Water at the Heart of Climate Action (WHCA). Dit programma is een consortium geleid door het Nederlandse Rode Kruis, dat samen met overheidsinstanties en de lokale rodekruisverenigingen in Rwanda, Oeganda, Soedan, Zuid-Soedan en Ethiopië weerbaarheid van mensen tegen klimaatextremen verbetert. Daarnaast is EUR 5 mln. toegekend aan het programma Getpro van het Duitse ontwikkelingsagentschap GIZ voor mobilisatie van private klimaatfinanciering voor o.a. groene waterstof. |
5 | ||
| 43 | Kunt u nader toelichten waarom de gerealiseerde uitgaven van Invest International en RVO in hetzelfde boekjaar verwerkt dienen te worden en waarom deze werkwijze niet al bij de begroting was voorzien? Op welke wijze wordt dit nu meerjarig in de begroting opgenomen? Antwoord Door voortschrijdend inzicht in de administratieve verwerking van regelingen die onder mandaat van de bewindspersoon worden uitgevoerd, is het sinds 2025 de werkwijze de gerealiseerde BHO-uitgaven van Invest International en RVO volledig in hetzelfde boekjaar te verwerken als ze door RVO en Invest International jworden gerealiseerd. Voorheen werd met voorschotten gewerkt, waardoor er in de verwerking rond de jaargrenzen nog een timingsverschil optrad. De 2e suppletoire begroting is een enkeljarige begrotingswet die ziet op het lopende jaar. Er wordt geen meerjarige budgettaire verwerking doorgevoerd. |
5 | ||
| 44 | Kunt u specificeren welk deel van de € 89,5 miljoen aan extra uitgaven binnen art. 1.3. voortkomt uit (1) nieuwe beleidsmatige keuzes en welk deel uit (2) boekhoudkundige verrekeningen met Invest International en RVO binnen het lopende boekjaar? Antwoord De extra uitgaven binnen art. 1.3 komen niet voort uit nieuwe beleidsmatige keuzes. De extra kasuitgaven komen voor ongeveer de helft voort uit de realisatie van aangegane verplichtingen uit voorgaande jaren en voor de andere helft uit de boekhoudkundige verrekeningen met Invest International en RVO. Er worden geen nieuwe beleidsmatige keuzes gemaakt. |
8 | ||
| 45 | Kan het kabinet aangeven wat de oorspronkelijke bestemming was van artikelonderdeel 5.2 (Diverse ondersteunende activiteiten)? Betrof dit artikelonderdeel primair een buffer voor wisselkoersfluctuaties, of waren aan deze post ook andere beleidsmatige of programmatische doelen gekoppeld? Antwoord Op artikelonderdeel 5.2 worden diverse ondersteunende activiteiten geraamd. Op dit artikelonderdeel worden ook uitgaven en/of ontvangsten als gevolg van het fluctueren van wisselkoersen verantwoord. Bij de 1e suppletoire begroting 2025 is het uitgavenbudget in 2025 op dit artikelonderdeel verhoogd met EUR 52 miljoen in 2025. Dit betrof een reservering voor de wisselkoers voor betalingen in buitenlandse valuta die een tegenvaller liet zien op de gehanteerde peildatum. In de 1e suppletoire begroting 2025 is tevens aangegeven dat de wisselkoers conform gebruikelijke systematiek zou worden afgerekend aan het einde van het jaar. Bij de 2e suppletoire begroting zijn de verwachte wisselkoersfluctuaties afgenomen. De inschatting is hiermee dat een deel van de bij 1e suppletoire begroting 2025 gealloceerde EUR 52 miljoen niet langer benodigd is voor het opvangen van wisselkoersfluctuaties. Daardoor kan een deel van de EUR 52 miljoen worden geheralloceerd binnen de BHO-begroting. Deze middelen zijn ingezet ter dekking van hogere uitgaven op artikel 1.3 op reeds aangegane verplichtingen voor programma’s op het gebied van handel en economie voor ontwikkeling. |
16 | ||
| 46 | Is het kabinet voornemens de Kamer net als voorgaande jaren te informeren via een brief over de kabinetsbrede financiële inzet voor Oekraïne voor het opvolgende begrotingsjaar? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze brief verwachten? Antwoord In de Miljoenennota 2026 is een totaaloverzicht van de geraamde uitgaven aan Oekraïne voor de jaren 2025-2030 opgenomen in paragraaf 2.7.1 Oekraïne. Dit overzicht met financiële inzet maakt onderscheid tussen internationale steun (militair en niet-militair), binnenlandse regelingen (zoals opvang, zorg en onderwijs) en leveringszekerheid. Dit overzicht wordt regulier in begrotingsstukken geactualiseerd. Het eerstvolgende moment voor meerjarige actualisatie (2026-2031) is bij Voorjaarsnota 2026. Naast het totaaloverzicht voor financiële steun dat bij elke begrotingsnota wordt bijgevoegd, wordt uw Kamer periodiek geïnformeerd door de Minister van Defensie, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, over respectievelijk de stand van zaken van Nederlandse militaire steun (Kamerstuk 22054-463) als de invulling van niet-militaire steun (Kamerstuk 36045-239). |
17 | ||
| 47 | Hoe verklaart u de lagere toerekening voor de opvang van eerstejaarsasielzoekers door de lagere asielraming (€116 miljoen euro? Antwoord Een deel van de uitgaven aan eerstejaars opvang van asielzoekers in Nederland mag volgens de richtlijnen van de OECD-DAC worden toegerekend aan het ODA-budget. Als de ramingen hoger of lager blijken dan waarmee rekening wordt gehouden, leidt dit tot mee- of tegenvallers binnen het ODA-budget. Deze worden verrekend met artikel 5.4 op de BHO-begroting. Doordat de bezetting van het COA in de Meerjaren Productie Prognose (MPP) voor 2025 lager geraamd wordt dan eerder verwacht, daalt de toerekening aan het ODA-budget in 2025 met EUR 116 miljoen. |
17 | ||
| 48 | Betreffende de €85 miljoen die is gereserveerd voor opvang in de regio, klopt het dat dit geld beleidsmatig is gereserveerd voor migratiepartnerschappen? Is een deel van dit geld ook bedoeld voor het concreet uitwerken van de transithub in Oeganda? Antwoord Van het totale budget van EUR 385 miljoen voor Artikel 4.2, dat zowel het beleidsterrein Opvang in de Regio als Migratiesamenwerking betreft, is in 2026 EUR 85 miljoen beleidsmatig gereserveerd, maar nog niet gecommitteerd, voor verschillende programmeringsdoelen. Daaronder valt ook mogelijke financiering van de uitwerking van de migratiesamenwerking met Oeganda, voor zover deze uitgaven voldoen aan de OESO-DAC criteria voor de besteding van ODA middelen. |
19 | ||
| 49 | Welke inzet en maatregelen zijn voorzien om bij te dragen aan het internationaal afgesproken doel om in 2035 wereldwijd 300 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering te mobiliseren? Antwoord Nederland blijft zich inzetten om zijn aandeel te leveren aan internationale klimaatfinanciering. Dit doen we onder andere door de inzet op thema’s waar extra middelen voor beschikbaar komen, zoals watermanagement en voedselzekerheid, sterker te richten op het tegengaan van negatieve gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast wil Nederland meer private financiering mobiliseren voor klimaatprojecten in ontwikkelingslanden. Naar verwachting groeit daarnaast het volume aan klimaatfinanciering van multilaterale ontwikkelingsbanken en stijgt hiermee ook de aan Nederland toe te rekenen klimaatfinanciering vanuit deze banken. |
39 | ||
| 50 | Welke ramingen hanteert het kabinet voor een Nederlands aandeel in internationale klimaatfinanciering, uitgaande van indicatoren zoals bbp, bevolkingsgrootte en historische emissies sinds 1990? Antwoord Er is geen internationaal overeengekomen groeipad en verdeelsleutel tussen landen voor het klimaatfinancieringsdoel van 300 miljard dollar per 2035. Nederland hanteert daarom geen raming op basis van indicatoren voor de invulling van Nederlandse klimaatfinanciering. |
39 | ||
| 51 | Welke inzet en maatregelen zijn voorzien om bij te dragen aan het internationaal afgesproken doel om in 2030 wereldwijd 200 miljard dollar per jaar aan biodiversiteitsfinanciering te mobiliseren? Antwoord Het op 25 maart jl. met uw Kamer gedeelde Nationaal Biodiversiteit Strategie & Actieplan (Kamerstukken 26407, nr. 155) beschrijft de Nederlandse bijdrage aan de 23 actiedoelen van het Global Biodiversity Framework, inclusief het doel om in 2030 jaarlijks 200 miljard dollar aan financiering uit alle bronnen voor biodiversiteit te mobiliseren. |
39 | ||
| 52 | Welke berekeningen of methodieken gebruikt het kabinet om een mogelijk Nederlands aandeel in internationale biodiversiteitsfinanciering te bepalen, bijvoorbeeld op basis van bbp, bevolkingsgrootte en relevante indicatoren van grensoverschrijdende milieudruk? Antwoord Evenals voor klimaat geldt dat er voor biodiversiteit tussen landen geen internationaal overeengekomen verdeelsleutel bestaat voor de collectieve financieringsdoelen uit het Global Biodiversity Framework. |
39 | ||
| 53 | Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de tijdens COP30 gedane toezeggingen en internationale bosinzet, waaronder de bijdrage aan het Tropical Forest Forever Facility, in het licht van de daling van artikel 2.3 in het komende jaar? Antwoord De op COP30 aangekondigde bijdragen aan de opstartkosten van de Tropical Forest Forever Facility (TFFF) en een bestaand programma gericht op het voorkomen van bosbranden komen uit de bestaande budgettaire ruimte van artikel 2.3 binnen de BHO-begroting voor 2025. Ook de drie bossen gerelateerde verklaringen waar Nederland tijdens COP30 bij is aangesloten (de ‘Call to Action on Wildfire Management’, de ‘Forest Tenure Pledge’ en de ‘Intergovernmental Land Tenure Commitment’) vallen binnen de bestaande programmering en vereisen geen aanvullende financiële committeringen. |
42 | ||
| 54 | Welke analyses of inschattingen zijn er beschikbaar over de mogelijke ecologische gevolgen van het niet realiseren van de beoogde verdubbeling van de financiële bijdrage aan het tegengaan van ontbossing in de drie tropische regenwoudregio’s? Antwoord Het UN Environment Programme (UNEP) stelt in haar State of Finance for Forests rapport uit oktober 2025 dat er voor de financiering van bossen een bedrag oplopend tot 216 miljard dollar in 2030 nodig is. De ecologische gevolgen van het loslaten van de verdubbelingsdoelstelling voor Nederlandse bossenfinanciering zijn niet in kaart gebracht. Binnen het beschikbare budget op artikel 2.3 is het nog steeds wel mogelijk om bij te dragen aan dit thema. Recent deed Nederland dat door zijn bijdrage aan de ontwikkeling van het Tropical Forest Forever Facility. |
42 | ||
| 55 | Welke analyses zijn er beschikbaar over de risico’s van mogelijke ecologische kantelpunten in tropische regenwoudregio’s, en hoe worden deze meegenomen in de beoordeling van de financiële inzet op het tegengaan van ontbossing bij het uitblijven van de beoogde verdubbeling? Antwoord Er zijn meerdere analyses beschikbaar over de risico’s op kantelpunten in tropische regenwoudregio’s. Zo verscheen v.w.b. de Amazone hierover in 2024 nog een gezaghebbende analyse in het wetenschappelijk tijdschrift Nature (Critical transitions in the Amazon forest system | Nature). Nederland ondersteunt de internationale inzet om deze ontwikkeling tegen te gaan. Waar mogelijk zal dit worden gedaan uit het klimaatbudget op artikel 2.3. In de brede financiële afweging bij de allocatie van teruglopende budgetten is besloten dat een verdubbeling van het budget niet mogelijk is. |
42 | ||
| 56 | Welke factoren liggen ten grondslag aan de daling van de Nederlandse bijdrage aan het UN Environment Programme (UNEP) vanaf 2026 en wat betekent dit voor de omvang en inzet van de Nederlandse financiering binnen UNEP-programma’s? Antwoord Nederland draagt onder artikel 2.3 bij aan het Environment Fund van het UN Environment Programme (UNEP). Voor de periode 2023-2025 betrof de bijdrage EUR 8,6 mln. per jaar. Met het oog op de bezuinigen is deze bijdrage aan het Environment Fund van UNEP naar beneden bijgesteld voor de periode 2026-2029. Dit betekent dat UNEP voor deze periode minder kernfinanciering ontvangt vanuit Nederland. De exacte cijfers komen uw Kamer toe middels de publicatie van de Voorjaarsnota. |
49 |
Kamerstuk nr. 21501-02 nr. 3127↩︎
Commission announces reinforcement of controls on products imported into the EU↩︎
https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_25_2979↩︎
Kamerstuk 31 985, nr. 107↩︎
Kamerstuk 36 518, nr. 14.↩︎
https://viacampesina.org/en/2025/09/a-new-global-trade-framework-based-on-food-sovereignty-is-urgent-and-necessary-la-via-campesina/)↩︎
Kamerstuk 21 501-32 nr. 1736↩︎
Kamerstuk 21 501-32 nr. 1736↩︎
Kamerstuk 22 112 – nr. 4147↩︎
Kamerstuk 21 501-32 nr. 1736↩︎
Kamerstuk 35 570-XIV nr. 70↩︎
Kamerstuk 21 501-32 nr. 1736↩︎
Verordening (EU) 2024/1252 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024, artikel 35, p.8↩︎
Kamerstuk 21 501-02 nr. 2715 Kamerbrief over kabinetsappreciatie Advanced Framework Agreement en Interim Agreement on Trade EU-Chili↩︎
Kamerstuk 31 985 nr. 107 Kabinetsappreciatie EU-Mercosur akkoord↩︎