Antwoord op vragen van het lid Verouden over nationale toepassing staatssteunregels bij scale-ups (OIM problematiek)
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D52350, datum: 2025-12-15, bijgewerkt: 2025-12-17 08:20, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20252026-674).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Beslisnota bij Antwoord op vragen van het lid Verouden over nationale toepassing staatssteunregels bij scale-ups (OIM problematiek)
- Public Consultation Questionnaire - Revision of the Rescue and Restructuring Guidelines
Onderdeel van zaak 2025Z19620:
- Gericht aan: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Indiener: V.C.H.M. Verouden, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
| Vergaderjaar 2025-2026 | Aanhangsel van de Handelingen |
| Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
674
Vragen van het lid Verouden (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Economische Zaken over nationale toepassing staatssteunregels bij scale-ups (OIM problematiek) (ingezonden 11 november 2025).
Antwoord van Minister Karremans (Economische Zaken) (ontvangen 15 december 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Regeldrukreductie in perspectief: wat is nou echt belangrijk?»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de toekenning van subsidies aan jonge bedrijven (bv. innovatie- en projectsteun aan scale-ups) vaak aanloopt tegen een specifiek «Nederlands» probleem bij de toepassing van EU-staatssteunregels, in die zin dat de Nederlandse regelgeving en toepassingspraktijk er andere, meer stringente, maatstaven op na lijkt te houden bij de beoordeling of een bedrijf al dan niet in financiële moeilijkheden verkeert («OIM problematiek»), waardoor veel van deze bedrijven (naar schatting wel 25%) steun mislopen?
Antwoord 2
Ik zie dat jonge (innovatieve) bedrijven aanlopen tegen de definitie van «onderneming in moeilijkheden» (OIM), zoals opgenomen in de Europese staatsteunkaders. Dit is een probleem en aanpassing van de EU-staatssteunregels acht ik zeer noodzakelijk. Aanpassing van de Nederlandse regels biedt helaas geen oplossing.
Dat komt omdat bij het toekennen van staatssteun elke lidstaat zich namelijk moet houden aan de Europese regels en de uitleg daarvan door Europese en nationale rechters. De Nederlandse regelgeving en praktijk hanteert geen strengere of afwijkende maatstaven.
Om te bepalen of een onderneming een OIM is, wordt gekeken naar de verhouding tussen het geplaatste aandelenkapitaal en het eigen vermogen van een onderneming. Het begrip «eigen vermogen» moet volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in de gehele EU op autonome en uniforme wijze worden uitgelegd.2 Totdat de definitie op Europees niveau is aangepast, dient NL zich te houden aan deze uitspraak van het CBb. Werken met een ruimere interpretatie biedt dus geen oplossing voor ondernemers. Dit kan zelfs tot gevolg hebben dat de subsidie – met rente – moet worden teruggevorderd omdat de subsidie dan kwalificeert als onrechtmatige staatssteun.
Mijn voorgangers en ik dringen dan ook al geruime tijd bij de Europese Commissie (EC) aan op verandering van deze definitie – en met mij verschillende andere lidstaten. Mede door onze inzet is het probleem erkend door de EC en opgenomen in de recent gepubliceerde start- en scale-up strategie van de EC. De aankondiging van de EC om de Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun, met daarin de OIM-definitie, eind 2026 te herzien is ook unaniem verwelkomd door de lidstaten. Hetzelfde geldt voor de aankondigde herziening van de Algemene groepsvrijstellingsverordening waarin deze definitie ook is opgenomen.
Vraag 3
Acht u het gewenst dat Nederland er andere, meer stringente, maatstaven op na lijkt te houden bij de beoordeling of een bedrijf al dan niet in financiële moeilijkheden verkeert?
Antwoord 3
Ik acht het niet wenselijk om meer stringente maatstaven te hanteren bij de beoordeling of een onderneming in financiële moeilijkheden verkeert. De huidige definitie van OIM sluit juist bepaalde jonge (innovatieve) bedrijven uit van toegang tot het verkrijgen van steun. De huidige Europese definitie is dus te ruim. Nederland wil een aanpassing van deze definitie zodat deze innovatieve ondernemingen steun kunnen ontvangen. Het is uiteraard niet wenselijk om strengere maatstaven in Nederland te hanteren dan in andere EU lidstaten. Ik vind het wel belangrijk om te handelen in overeenstemming met de Europese staatssteunregels. De aanpassing van deze definitie is daarom nodig op Europees niveau, ook gelet op de uitspraak van het CBb. Mij is geen informatie bekend waaruit blijkt dat Nederland op dit moment een meer stringente maatstaf hanteert dan andere lidstaten. Dit komt ook niet terug uit contact met andere lidstaten.
Vraag 4
Bent u bereid om op korte termijn – en vooruitlopend op de huidige consultatieronde op Europees niveau – alvast de nationale obstakels uit de weg te ruimen die de toekenning van projectsubsidies aan jonge bedrijven (bv. innovatiesteun aan scale-ups) verhinderen?
Antwoord 4
Ik kijk al enige tijd naar wat, binnen de geldende juridische kaders, mogelijk is om de problematiek rondom de definitie «OIM» zo veel mogelijk te verminderen.
Ondernemingen kunnen ter ondersteuning in gesprek gaan met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), wanneer zij de uitvoerder is van de betreffende subsidieregeling. Samen kunnen zij de benodigde acties uitzoeken voor het oplossen van de juridische OIM-kwalificatie. Zo wordt er, bij de indiening van een subsidieaanvraag waaruit blijkt dat een bedrijf als OIM kwalificeert, proactief met bedrijven gekeken of de balanspositie voorafgaand aan de subsidieverlening verbeterd kan worden. Dit heeft meerdere malen een positief effect gehad.
Vraag 5
Deelt u de mening dat een nieuwe beleidsinstructie (bv. in de vorm van een spoed-AMvB) over het kwalificeren van achtergestelde leningen als eigen vermogen hiertoe een nuttige of zelfs noodzakelijke stap zou zijn?
Antwoord 5
Nee, in de hierboven genoemde uitspraak van het CBb komt naar voren dat leningen zoals in die zaak aan de orde, niet vallen onder de Europese definitie van «eigen vermogen». De uitspraak draait om achtergestelde aandeelhoudersleningen binnen de groep van ondernemingen. Een nieuwe beleidsinstructie, of AMvB, biedt geen oplossing omdat deze ook in lijn moet zijn met het Europees recht, en dus rekening moet houden met de uitspraak van het CBb.
Vraag 6
Deelt u de mening dat scale-ups wel vaker te maken hebben met een boekhoudkundig negatief vermogen (bijv. als gevolg van de gekozen ontwikkelingsstrategie met hoge initiële investeringskosten), maar dat zij bij opeenvolgende financieringsrondes toch nieuw kapitaal weten op te halen omwille van de al bij al gunstige groeivooruitzichten?
Antwoord 6
Ik deel deze mening. Dit is ook één van de argumenten die ik enige tijd geleden met de EC heb gedeeld om hen ervan te overtuigen over te gaan tot herziening van de definitie.
Vraag 7
In welke mate zouden EU staatssteunregels meer rekening moeten houden met dit inzicht en bijvoorbeeld een scale-up als «niet in moeilijkheden» moeten beschouwen indien het bedrijf in kwestie er blijk van geeft dat het parallel aan het ontvangen van de subsidiemaatregel ook in significante mate nieuw privékapitaal weet op te halen?
Antwoord 7
De OIM-definitie uit de Europese staatssteunregels moet in grote mate rekening houden met deze inzichten. Deze maken ook deel uit van de input die ik heb gegeven op de recente consultatie van de EC over de OIM-definitie. In de consultatie pleit ik voor het aanpassen van de definitie aan de hand van de volgende drie voorstellen:
Het verlengen van de uitzonderingsperiode voor nieuwe innovatieve mkb-ondernemingen, van 3 jaar naar 10 jaar. Dergelijke ondernemingen tot 10 jaar zijn dan uitgezonderd van de OIM-definitie.
Het verruimen van het begrip «eigen vermogen». Hierdoor moet het mogelijk worden dat o.a. achtergestelde leningen wel mee mogen tellen in de OIM-toets.
Het verhogen van de drempelwaarde van het geplaatste aandelenkapitaal dat verloren mag gaan als gevolg van opgebouwde verliezen, van 50% naar meer dan 70% voor het mkb.
Vraag 8
Wilt u de Kamer per ommegaande informeren over wat de inbreng van uw ministerie zal zijn bij de huidige consultatieronde op het niveau van de EU-staatssteunregels?
Antwoord 8
Ja, op 14 november heb ik de Nederlandse reactie op de OIM-consultatie naar de EC gestuurd. Deze reactie stuur ik ook als bijlage bij deze beantwoording mee. Hiermee geef ik tegelijkertijd uitvoering aan de motie-Thijssen over het aanpassen van de definitie «onderneming in moeilijkheden»3. Eerder dit jaar heb ik informatie met u gedeeld over mijn inzet voor dit onderwerp in de eerste en derde EU-kwartaalrapportage van 20254.
Vraag 9
Kunt u elk van deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 9
Nee, helaas is het niet gelukt deze antwoorden binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
LinkedIn, «Regeldrukreductie in perspectief: wat is nou echt belangrijk?» (https://www.linkedin.com/pulse/regeldrukreductie-perspectief-wat-nou-echt-belangrijk-melvin-k%C3%B6nings-vvs0e/?trackingId=ONGwmufBRjGeipuonpXXjQ%3D%3D)↩︎
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-04-2024, 22/2178, ECLI:NL:CBB:2024:289.↩︎
Kamerstukken II, 24 september 2025, 33 009, nr. 168.↩︎
Kamerstukken II, 19 mei 2025, 22 112, nr. 4062, bijlage Consultatie over het concept van het nieuwe staatshulpraamwerk ter ondersteuning van de Clean Industrial Deal; Kamerstukken II, 20 november 2025, 22 112, nr. 4212, bijlage Vragenlijst: GBER algemene beschouwing 2025.↩︎