Antwoord op vragen van het lid Teunissen over het bericht ‘Nederland is een ontbossingsland’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D52730, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-17 12:50, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Heinen, minister van Financiën (VVD)
- Mede namens: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Mede namens: A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Kamerbrief Antwoord op vragen van het lid Teunissen over het bericht ‘Nederland is een ontbossingsland’
Onderdeel van zaak 2025Z19984:
- Gericht aan: E. Heinen, minister van Financiën
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Gericht aan: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Gericht aan: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Indiener: C. Teunissen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 699
2025Z19984
Antwoord van minister Heinen (Financiën), mede namens de minister van Klimaat en Groene Groei, de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (ontvangen 17 december 2025)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Nederland is een ontbossingsland'? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat Nederland via de financiële sector, zeehavens en consumptiepatronen in aanzienlijke mate bijdraagt aan wereldwijde ontbossing?
Antwoord
Het artikel wijst op de rol die de financiële sector, zeehavens en consumptiepatronen kunnen hebben in activiteiten met een verhoogd risico op ontbossing. Daar waar het gaat om de financiële sector wordt er geen directe causale relatie gelegd tussen investeringen en ontbossing zelf, maar bevestigt het artikel dat er een mogelijkheid is dat financiële instellingen betrokken zijn bij projecten waarin ontbossingsrisico’s aanwezig zijn.
Vraag 3
Kunt u aangeven in welke mate Nederlandse financiële instellingen, waaronder banken en pensioenfondsen, nog steeds investeren in bedrijven of projecten met een aantoonbaar ontbossingsrisico?
Antwoord
Ontbossing is een internationaal vraagstuk dat ook Nederland raakt via handel, financiële instellingen en onze havens. Het is van belang dat Nederlandse bedrijven voldoen aan Europese regelgeving en internationale afspraken.
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij handelen conform internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Deze standaarden schrijven voor dat risico’s voor mens en milieu in de waardeketen, zoals het risico op ontbossing, worden onderkend en aangepakt. Afhankelijk van de mate van betrokkenheid bij eventuele schade moet een financiële instelling bijdragen aan herstel of haar invloed aanwenden om nadelige gevolgen te beperken.
Hoe een financiële instelling invulling geeft aan de naleving van deze internationale richtlijnen, en welke keuzes zij maakt ten aanzien van investeringen of het aangaan van gesprekken met bedrijven, is de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Dit geldt ook voor een eventuele beslissing om bedrijven uit te sluiten.
Vraag 4
Bent u bekend met het rapport Banking on Biodiversity Collapse 2025, waarin de Rabobank op de achtste plaats wereldwijd wordt genoemd onder financiële instellingen met de hoogste ontbossingsrisico’s? Kunt u toelichten wat uw oordeel is over de bevindingen van dit rapport?
Antwoord
Het rapport geeft een beeld van de internationale positie van financiële instellingen, waaronder de Rabobank, in relatie tot ontbossingsrisico’s en biodiversiteitsverlies. Ik heb kennis genomen van de bevindingen. Voor mij staat voorop dat financiële instellingen zich houden aan de geldende Europese en internationale kaders. Het is aan de instellingen zelf om hun beleid en risicobeheersing hierop in te richten.
Vraag 5
Acht u de huidige beleidsinstrumenten en wettelijke verplichtingen voor Nederlandse financiële instellingen om investeringen met ontbossings- of biodiversiteitsrisico’s te vermijden toereikend?
Antwoord
Er is reeds een aanzienlijk aantal EU-vereisten voor financiële
instellingen ten aanzien van het beheersen van ontbossings- of andere
biodiversiteitsrisico’s.
Voorbeelden zijn de richtlijn met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (Corporate Sustainability Reporting Directive, afgekort CSRD) en bijbehorende European Sustainable Reporting Standards (ESRS). De onder deze regelgeving vallende ondernemingen, waaronder financiële instellingen, rapporteren over de impact (inclusief afhankelijkheden, risico’s en kansen) van hun bedrijfsstrategie en het gevoerde beleid op biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Ook vereist de ESRS transparantie over biodiversiteitsdoelen en inzicht in de eenheden die gebruikt worden om voortgang ten aanzien van de gestelde doelen te meten.
Daarnaast zijn er verschillende andere instrumenten, zoals de EU-taxonomie voor duurzame investeringen, waarmee financiële instellingen inzicht geven in wanneer een investering in een bepaalde economische activiteit als duurzaam kan worden aangemerkt, en die van financiële instellingen verlangen om te rapporteren in hoeverre hun financiële portefeuille daarmee in lijn is.
De CSDDD, CSRD en Taxonomie worden op dit moment vereenvoudigd. Het doel hiervan is om de administratieve lasten te verlagen en het ondernemingsklimaat te versterken, zonder de kern van transparantie en betrouwbaarheid te verliezen. Het kabinet steunt de inzet om de rapportagelasten te versimpelen en verminderen.
Tot slot houden de ECB en DNB vanuit prudentieel oogpunt toezicht op de beheersing van financiële duurzaamheidsrisico’s van financiële instellingen, zoals de financiële risico’s die kunnen voortvloeien uit biodiversiteitsverlies en ontbossing. Dit omvat ook reputatierisico’s die zouden kunnen ontstaan als een instelling eigen doelstellingen of beloftes ten aanzien van biodiversiteit niet na blijkt te komen. In 2020 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) toezichtverwachtingen geformuleerd ten aanzien van het beheersen van aan klimaat en biodiversiteit gerelateerde financiële risico’s, waar Europese banken aan moeten voldoen. Voor de toezichtprioriteiten 2025-2027 blijft het volledig naleven van de toezichtverwachtingen ten aanzien van de beheersing van duurzaamheidsrisico’s door financiële instellingen een prioriteit.1
Vraag 6
Acht u het in het artikel vermelde bedrag van 5 miljoen euro dat Nederland zal bijdragen aan de Tropical Forest Forever Facility in verhouding tot de omvang van de Nederlandse betrokkenheid bij internationale handelsstromen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing, zoals palmolie, soja en cacao? Overweegt u deze financiële bijdrage te verhogen?
Antwoord
Het bedrag van 5 miljoen euro dat Nederland zal bijdragen aan de
Tropical Forest Forever Facility dient te worden gezien als een bijdrage
aan de opstartkosten van dit fonds, dat momenteel nog niet operationeel
is. Een mogelijke investering in het fonds zelf is aan het volgende
kabinet. Tegelijkertijd wordt samen met de private sector onderzocht hoe
aanvullende middelen kunnen worden aangetrokken om doelstellingen van
het fonds te versterken.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de stand van zaken rondom de Europese Ontbossingsverordening en de rol die Nederland vervult bij de implementatie daarvan binnen de Europese Unie?
Antwoord
Het kabinet zal het aankomende jaar gebruiken om in nauwe samenwerking met de Europese Commissie en de lidstaten toe te werken naar een zorgvuldige implementatie en daadwerkelijke administratieve lastenverlichting, die non discriminatoir en WTO-conform zijn. Nederland kan deze rol goed vervullen omdat de bevoegde autoriteiten (NVWA en Douane) alsook voor de meeste bedrijven in Nederland klaar zijn om de EUDR toe te passen.
Vraag 8
Op welke wijze zal toezicht worden gehouden op de naleving van de Ontbossingsverordening in Nederland, in het bijzonder bij importerende bedrijven die grondstoffen of producten verhandelen uit gebieden met een risico op ontbossing?
Antwoord
Hoewel de NVWA is voorbereid op handhaving van de EUDR per 30 december
2025, wordt op dit moment nog onderhandeld over aanpassingen aan de EUDR
en daarmee hoe de werking van de EUDR in de nabije toekomst exact vorm
krijgt. Dit wordt pas definitief als na de triloog de aangepaste EUDR
wordt gepubliceerd in The Official Journal of the European Union.
Hierdoor is er op het moment nog onduidelijkheid voor toezicht en over
de verplichtingen voor ondernemingen. Deze onduidelijkheid zal door
middel van voorlichting moeten worden weggenomen. Ook in de toelichting
bij het inwerkingtredingsbesluit van de implementatieregelgeving zal
hieraan aandacht moeten worden besteed.
Vraag 9
Kunt u toelichten hoe de uitvoering van deze Europese verordening wordt ingebed in het nationale klimaat- en natuurbeleid?
Antwoord
De uitvoering van deze verordening vanuit de overheid bestaat hoofdzakelijk uit toezicht en handhaving door de NVWA en via de reguliere controle van de Douane. Dit wordt ingebed in het bredere werkpakket van de NVWA op het publiek belang van natuur en milieu.
Vraag 10
Hoe ondersteunt Nederland via internationaal beleid en ontwikkelingssamenwerking de bescherming van landrechten van inheemse gemeenschappen in tropische bosgebieden?
Antwoord
Het versterken van de rechten en positie van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen (IPLCs) is een voorwaarde voor effectief en duurzaam beheer van tropische bosgebieden en behoud van biodiversiteit. Tijdens de recente VN-Klimaattop (COP30) heeft Nederland daarom de hernieuwde ‘‘Forest and Land Tenure Pledge’’ onderschreven, een internationale verklaring uit 2021 gericht op de ondersteuning van landrechten van IPLCs, evenals de aanverwante ‘‘Intergovernmental Land Tenure Commitment’’ waarmee verschillende tropische bossenlanden zelf hier hun steun aan hebben verbonden.
Via steun aan multilaterale fondsen, zoals de Climate Investment Funds, en programma’s op het gebied van voedselzekerheid, water en klimaat, draagt Nederland bij aan de versterking van de rechten en weerbaarheid van IPLCs voor het duurzaam beheer van hun leefgebieden en ecosystemen. Zoals hierboven reeds vermeld kondigde Nederland tijdens COP30 een bijdrage van 5 miljoen dollar aan de opstartkosten van de Tropical Forest Forever Facility, een nieuw investeringsfonds gericht op het behoud van bossen. 20% van de betalingen uit dit fonds dienen rechtstreeks ten goede te komen aan IPLCs.
Vraag 11
Op welke wijze stimuleert u bewustwording bij Nederlandse consumenten over de relatie tussen hun koopgedrag en mondiale ontbossing, en welke instrumenten zet u in om duurzaam consumptiegedrag te bevorderen?
Antwoord
Consumenten die duurzame keuzes willen maken, moeten de gelegenheid hebben om dat te doen. Bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid kunnen burgers daarbij helpen, door duurzame keuzes haalbaar, aantrekkelijk en acceptabel te maken.
1) Provinciale Zeeuwse Courant, 18 november 2025, 'Nederland is een ontbossingsland'.
Europese Centrale Bank, SSM Supervisory Priorities 2025–2027, beschikbaar via: https://www.bankingsupervision.europa.eu/framework/priorities/html/ssm.supervisory_priorities202412~6f69ad032f.nl.html.↩︎