Tussenstand verkenning toekomstbestendige profielenstructuur beroepsgericht vmbo
Brief regering
Nummer: 2025D53242, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-18 15:53, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Factsheet verwevenheid tussen beroepsgerichte pro?elen vmbo en de verwante doorstroom mbo
- Landelijke dekking beroepsgerichte profielen vmbo
- Beslisnota bij Tussenstand verkenning toekomstbestendige profielenstructuur beroepsgericht vmbo
Onderdeel van zaak 2025Z22464:
- Indiener: K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
|---|
| Datum | 18 december 2025 |
|---|---|
| Betreft | Tussenstand verkenning toekomstbestendige profielenstructuur beroepsgericht vmbo |
Onderwijsprestaties en Voortgezet Onderwijs Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl |
Onze referentie 55820874 |
| Bijlagen |
| 2 |
Een toekomstbestendig vmbo dat beter meebeweegt met de continu veranderende arbeidsmarkt is van cruciaal belang voor uitdagingen die op onze huidige samenleving en opgroeiende generaties afkomen. Leerlingen op het vmbo moeten daarom een goede basis van hoge kwaliteit meekrijgen, voldoende uitdaging om zich te ontwikkelen en ruimte om zichzelf en de wereld om hen heen beter te begrijpen. Zo zijn ze goed voorbereid op hun volgende stappen – in onderwijs en werk, maar ook op het leven als geheel. En worden hun talenten en vaardigheden optimaal ingezet. Een toekomstbestendig vmbo is dus ook een investering in de toekomst van Nederland.
Momenteel wordt al op meerdere manieren gewerkt aan het versterken van het vmbo.1 Toch is dit nog niet voldoende om het vmbo toekomstbestendig te maken. Dit blijkt uit een tussenstand van de verkenning van de beroepsgerichte profielen in het vmbo, die in 2024 gestart is, die ik hierbij conform mijn toezegging aan uw Kamer aan wil bieden. Ook zend ik uw Kamer hierbij de verkenning naar nut en noodzaak van een vijfjarig vmbo. Ik deel eerst mijn belangrijkste conclusies naar aanleiding van beide verkenningen, die ik als bijlagen bij deze brief met u deel.
1. Eerste uitkomsten van de verkenning beroepsgerichte
profielen
Leerlingen komen met maar weinig beroepsgerichte profielen in
aanmerking op het vmbo, zo laten ook de eerste uitkomsten van de
verkenning zien. Twee derde van de scholen biedt namelijk slechts
maximaal drie (van in totaal tien) profielen aan. Er is bovendien geen
sprake van een regionaal dekkend aanbod: soms wordt een profiel in een
hele provincie niet aangeboden.2
Het beroepsgerichte vmbo kent tien profielen in de bovenbouw (leerjaar 3 en 4) van de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengde leerweg:
• Economie & ondernemen • Bouwen, wonen & interieur
• Produceren, installeren & energie • Horeca, bakkerij & recreatie
• Mobiliteit & transport • Zorg en welzijn
• Media, vormgeving & ICT • Groen
• Maritiem & techniek • Dienstverlening & producten
Het is bekend dat leerlingen een vmbo-school over het algemeen kiezen op basis van nabijheid of het aantal klasgenoten dat ook naar deze school gaat.3 Eenmaal op die school aangekomen, is de leerling aangewezen op het beperkte profielenaanbod dat daar is. Dit bepaalt voor een groot deel de oriëntatiemogelijkheden voor de leerling, want de vier modules die het profielvak vormen, staan vast.4 De beroepsgerichte keuzevakken bieden in theorie meer opties voor verbreding, maar het verschilt sterk per school hoeveel en welke keuzevakken worden aangeboden. Nu we goed zicht hebben op het feit dat op liefst twee derde van de scholen maximaal drie profielen worden aangeboden, is het duidelijk dat hiermee de brede ontwikkeling van de leerling onder druk komt te staan en veel leerlingen onbedoeld niet in aanraking komen met profielen die wel essentieel kunnen zijn voor hun eigen ontwikkeling of voor de arbeidsmarkt en samenleving.
Deze situatie is het gevolg van verschillende factoren. Betaalbaarheid en organiseerbaarheid zijn, naast de visie van de school, steeds meer leidend geworden voor het profielenaanbod op scholen. Voor veel scholen is het simpelweg te duur om een breed aanbod van profielen aan te bieden. Profielen die duurder zijn om aan te bieden of minder leerlingen trekken, zijn voor scholen moeilijk in stand te houden. Dit wordt versterkt door de al langer lopende trend van leerlingendaling in het voortgezet onderwijs: de aantallen zullen de komende vijftien jaar verder teruglopen. Het beroepsgerichte onderwijsaanbod verschraalt. Het wordt voor vmbo-scholen steeds lastiger om aan te sluiten op het mbo en de continu veranderende arbeidsmarkt. Steeds vaker moeten vmbo-scholen leerlingen uit verschillende leerwegen en/of leerjaren samenvoegen, om nog tot een fatsoenlijke groep te komen.
Omdat structurele aanpassing van de profielenstructuur veel tijd kost maar de bestaande structuur ondertussen steeds meer knelt, wordt momenteel al aan een beperkt aantal vmbo-scholen en binnen aangegeven kaders ruimte geboden voor een meer flexibele opbouw van het beroepsgerichte programma.5 Een dergelijke modulaire opzet biedt scholen meer organisatorische en inhoudelijke ruimte, kan leerlingen nadrukkelijker motiveren om keuzes te maken, en biedt de mogelijkheid het onderwijsaanbod meer te laten aansluiten bij de regionale arbeidsmarkt. De eerste tussentijdse bevindingen laten zien dat scholen tevreden zijn over de grote flexibiliteit en ruimte om het onderwijsprogramma naar eigen inzicht in te vullen en dat leerlingen gemotiveerder zijn. Naast deze ontwikkeling worden mogelijkheden onderzocht voor flexibiliteit in afnamemoment en inhoud van het centraal praktisch en schriftelijk examen (cspe).
Structurele aanpassingen zijn nodig, maar brengen dilemma’s
mee
De tussenstand van de verkenning bevestigt de urgentie en noodzaak
tot vernieuwing van het vmbo. De doelstelling daarbij is dat de
schoolkeuze voor een leerling in groep 8 niet bepalend mag zijn voor
diens oriëntatiemogelijkheden op het vmbo. Als het vmbo een brede basis
moet bieden, dan kan de schoolkeuze geen voorgesorteerde keuze zijn voor
een bepaald profiel. Leerlingen moeten de ruimte krijgen om breed te
oriënteren en naar keuze te verdiepen. Na het vmbo kunnen zij immers ook
nog alle kanten op: binnen het mbo mogen zij elke opleiding kiezen,
ongeacht het profiel dat zij hebben gevolgd. Voor een weloverwogen keuze
voor een vervolgopleiding moeten leerlingen wel de mogelijkheid hebben
gehad om met de sector van hun keuze in aanraking te komen.
In essentie lijken op basis van deze tussenstand de volgende richtingen noodzakelijk om verder uit te werken:
Er is een nieuwe inhoudelijke basis met bijpassende (profielen)structuur nodig voor het beroepsgerichte curriculum. Het doel daarbij is dat de leerling de kans krijgt om met een breed scala aan beroepsbeelden in aanraking te komen, ongeacht de schoolkeuze. Leerlingen krijgen de kans om breed te oriënteren én indien gewenst te specialiseren. Leerlingen worden goed voorbereid op hun volgende stap, veelal op het mbo. Om de aansluiting met mbo en arbeidsmarkt goed te houden, moet het curriculum bovendien cyclisch worden geanalyseerd en geactualiseerd.
Daarnaast zal meer regionale samenwerking nodig zijn om een goede oriëntatie voor elke leerling te bieden én de aansluiting met mbo en arbeidsmarkt te verbeteren. We zien dat het niet van individuele scholen gevraagd kan worden om alles zelf aan te bieden. Dat is onhaalbaar, maar ook niet de taak van het vmbo. Wél kan worden gekeken naar vormen van samenwerking tussen scholen én met mbo en arbeidsmarkt, om deze ruimte te vullen.
De verkenning maakt duidelijk dat de komende jaren moet worden gewerkt aan vernieuwing van het beroepsgerichte programma, qua inhoud en structuur. Ik vind het van groot belang om uw Kamer hierin mee te nemen. Tegelijkertijd brengt dit dilemma’s met zich mee. De grootste uitdaging voor de vernieuwing is om het beroepsgerichte onderwijs thuisnabij, organiseerbaar, betaalbaar en arbeidsmarktrelevant te houden.
Toewerken naar aanpassingen vanaf 2030
Om ervoor te zorgen dat in 2030 de benodigde aanpassingen gedaan kunnen worden, moeten we nu stappen gaan zetten. In de eerstvolgende fase (2026-2030) wordt daarom met ketenpartners, veldorganisaties en scholen gewerkt aan bovengenoemde vraagstukken over inhoudelijke aanpassingen in het curriculum en meer regionale samenwerking, zodat na 2030 kan worden gestart met het beproeven van nieuwe programma’s en cyclisch onderhoud daarvan.
Buiten de verkenning, die zich richt op de beroepsgerichte profielen, wordt ook gewerkt aan andere randvoorwaarden voor een toekomstbestendig vmbo, zoals een passend bevoegdhedensysteem dat meebeweegt met het curriculum en een verdere versteviging en verbreding van de resultaten die Sterk Techniekonderwijs hebben opgeleverd voor regionale samenwerking.
2. Vijfjarig vmbo
Op verzoek van de Tweede Kamer heeft ook nadere uitwerking
plaatsgevonden van een vijfjarig vmbo, in diverse varianten. De
conclusie (zie bijlage 2) is dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs
is voor de invoering van een extra jaar als generieke maatregel.
Bovendien brengt een vijfjarig vmbo als generieke maatregel zeer hoge
kosten met zich mee (850 tot 900 miljoen euro) waarvoor geen dekking op
de OCW-begroting is, en grote uitdagingen qua uitvoerbaarheid..
Er is bovendien nu al heel veel maatwerk mogelijk voor leerlingen die dit nodig hebben. Wél zijn er zorgen over de signalen die scholen afgeven over een groeiende groep leerlingen in met name de basisberoepsgerichte leerweg in vooral stedelijke regio’s die door sociaaleconomische en maatschappelijke problemen niet in staat zijn om aan leren toe te komen. Verder onderzoek is nodig om te kunnen bepalen of voor deze leerlingen aanvullende maatregelen zoals een verlengd vmbo mogelijk gemaakt moeten worden.
Tot slot
In de komende jaren maken we, samen met uw Kamer, keuzes voor een toekomstbestendig vmbo. Vernieuwing van de beroepsgerichte profielen is essentieel om leerlingen goed voorbereid naar vervolgonderwijs en de continu veranderende arbeidsmarkt te leiden. Een toekomstbestendig vmbo dat beter meebeweegt met de continu veranderende arbeidsmarkt is goed voor leerlingen én een investering in de toekomst van Nederland. Daarom wordt ook blijvend inzet gepleegd op verbetering van basisvaardigheden, het belang van techniekonderwijs en waardering van praktijkgericht onderwijs. Over de vernieuwing van de beroepsgerichte profielen wordt de Kamer uiterlijk eind 2028 geïnformeerd met nieuwe bevindingen en de vervolgstappen die na 2030 worden gezet.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Koen Becking
Bijlage 1
Tussenstand verkenning beroepsgericht vmbo
Het beroepsgerichte vmbo6 is een onderwijssoort waarin praktijkgericht onderwijs van oudsher een grote rol speelt. Juist door die sterke praktijkgerichte context moet het vmbo continu inspelen op veranderingen.
De laatste grote verandering in het beroepsgericht vmbo vond plaats met de introductie van de profielen in 2016. Deze vernieuwing heeft een goede basis gelegd voor flexibiliteit, profilering en samenwerking in de beroepskolom, maar verdere doorontwikkeling is nodig voor een toekomstbestendig vmbo. Het doel van de vernieuwing was om scholen meer flexibiliteit te geven, om leerlingen daarmee de mogelijkheid tot zowel verdiepen als verbreden te bieden; om tot een regionale afstemming te komen van het profielenaanbod; en om het vmbo op deze manier organiseerbaar te maken. Nu blijkt echter dat dit nog steeds uitdagingen zijn.7
Daarom is in 2024 een ambtelijke verkenning gestart naar de toekomst van de beroepsgerichte profielen. In deze verkenning wordt ingegaan op de volgende vijf zaken:
Uitdagingen in het beroepsgerichte vmbo die aanpassing nodig maken
Inhoudelijke aanpassingen in het beroepsgerichte programma
Het belang van meer samenwerking tussen scholen voor brede oriëntatie
Ruimte voor scholen binnen de huidige kaders
Het vervolgproces
1. Uitdagingen beroepsgericht vmbo: aanbod, leerlingendaling en doorstroom
De doelstelling van het voortgezet onderwijs is om ieder kind te laten ontdekken waar diens talenten liggen, door dit te ervaren en zich erin te verdiepen. Op het vmbo gebeurt dit, naast de avo-vakken, met beroeps- en praktijkgerichte contexten. Voor leerlingen is het belangrijk dat zij zo breed mogelijk de kans hebben te proeven aan deze contexten. Hiervoor wordt de term brede oriëntatie gebruikt. Met een brede oriëntatie is een leerling goed voorbereid om een keuze te maken voor het vervolg, op het mbo of op de havo.
Grote verschillen in aanbod en oriëntatie op vmbo-scholen
Een van de verwachtingen rond de vernieuwing van 2016 was dat het onderwijs beter organiseerbaar zou worden. Scholen hoefden namelijk minder programma’s aan te bieden die heel smal waren en ze zouden hun aanbod regionaal gaan afstemmen. Door dalende leerlingenaantallen en het gegeven dat scholen in feite, onder een andere noemer, bleven aanbieden wat ze voorheen al deden, is de organiseerbaarheid van het onderwijs echter niet verbeterd.8 Een tekort aan (bevoegde) docenten voor de beroepsgerichte vakken verergert deze problemen bovendien: na natuur- en scheikunde 1 (nask1) en informatica (11-12%) en Nederlands (10%) zijn de beroepsgerichte vakken de vakken met het grootste lerarentekort (7,8%).9
Doordat elke school een eigen afweging maakt en er geen centrale sturing is op het profielenaanbod, zijn er grote verschillen ontstaan in de oriëntatiemogelijkheden voor leerlingen. Ter illustratie:
39 procent van de vmbo-vestigingen biedt slechts één profiel aan; twee derde van de vestigingen biedt maximaal drie profielen aan. Slechts vier vestigingen in Nederland bieden acht profielen aan. Geen enkele vestiging biedt negen of tien profielen aan.10
Er zijn grote regionale verschillen in het profielenaanbod (zie bijlage landelijke kaarten dekking profielen). Zo is de landelijke ‘dekking’ van het profiel Zorg & Welzijn behoorlijk goed (79% van de gemeenten met vmbo-aanbod biedt dit profiel aan), maar gaat dit bij het profiel Economie en Ondernemen al naar 62%. Gespecialiseerde profielen als Horeca, Bakkerij & Recreatie en Mobiliteit & Transport worden soms in een volledige provincie niet of nauwelijks aangeboden.
De beroepsgerichte profielen hebben niet dezelfde breedte – in tegenstelling tot de profielen in vmbo-tl, havo en vwo.11 Het beroepsgerichte profiel (in vmbo-bb, -kb en -gl) wordt opgebouwd rond het profielvak, terwijl de andere profielen die een combinatie van algemeen vormende vakken vormen. Het profielvak Zorg & Welzijn beslaat een veel breder palet en geeft de leerling daarmee dus ook een veel bredere blik dan een gespecialiseerd profiel als Mobiliteit en Transport.
Het aantal en type beroepsgerichte keuzevakken dat per school wordt aangeboden, varieert sterk. Gemiddeld bieden scholen nu 21 van de in totaal 203 keuzevakken aan, één op de vijf scholen heeft er meer dan 30.12 Met uitzondering van leerlingen in het profiel Dienstverlening & Producten zijn er relatief weinig leerlingen die keuzevakken buiten het eigen profiel volgen en afronden.
Samenwerking met een andere vmbo-school om het aanbod van profielen af te stemmen komt weinig voor. Samenwerking binnen de beroepskolom is op scholen in het technische domein, mede door Sterk Techniekonderwijs (STO) – vaak verder gevorderd dan op andere scholen. Gerichte (financiële) impulsen, zoals de subsidieregeling STO13 en de subsidieregeling 'Versterking aansluiting beroepsonderwijskolom'14, blijken vaak nodig om samenwerking van de grond te laten komen.15
De diversiteit in het vmbo is enerzijds een succesfactor, omdat een leerling dan wat te kiezen heeft. Leerlingen laten hun schoolkeuze echter vooral afhangen van de afstand van huis naar school en de ervaringen van anderen, niet van het profielenaanbod.16 Eenmaal op hun school moeten ze het dan doen met de mogelijkheden die op die school aangeboden worden. Leerlingen komen daardoor slechts beperkt in aanraking met de verschillende richtingen die het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt bieden. De profielenstructuur en de keuzes die scholen vaak uit organisatorisch oogpunt moeten maken, hebben daarom gevolgen voor de kwaliteit van het vmbo-onderwijs.
Leerlingendaling zet aanbod extra onder druk
Het aanbod staat extra onder druk omdat er sinds de jaren 2010 sprake is
van leerlingendaling, in het hele voortgezet onderwijs en in het
bijzonder in het vmbo. Het aantal leerlingen in het beroepsgerichte vmbo
is tussen 2017 en 2024 met ruim tien procent gedaald. De grootste
percentuele daling is in die periode te zien in de basisberoepsgerichte
leerweg, dat gaat om bijna 16 procent.17
De prognoses laten zien dat deze vmbo-aantallen verder zullen dalen, met
uitschieters naar 16 procent daling tot 2040 in Drenthe, Friesland en
Overijssel.18 Mede als gevolg van deze
leerlingendaling zijn er steeds meer beroepsgerichte profielen met
maximaal tien leerlingen per leerweg per vestiging en gemiddeld steeds
minder leerlingen per profiel.19
De huidige profielenstructuur noodzaakt scholen regelmatig tot een uitruil tussen keuzemogelijkheden en maatwerk voor leerlingen en de organiseerbaarheid en betaalbaarheid van het onderwijs. Groepen worden kleiner dan betaalbaar is, waardoor leerlingen uit verschillende leerwegen en/of leerjaren worden samengevoegd. Maar scholen zien zichzelf ook gedwongen om profielen af te stoten, wat bijdraagt aan verschraling van het (regionale) profielenaanbod. Leerlingendaling is een demografisch gegeven waar onderwijsbeleid weinig invloed op heeft, maar dient wel te worden meegenomen bij de doorontwikkeling van het stelsel.
Oriëntatie en doorstroom
Een laatste knelpunt in de profielenstructuur komt tot uiting als
wordt gekeken naar de overgang vmbo-mbo. Hoewel leerlingen met de keuze
voor een bepaald beroepsgericht profiel een vrij specifieke keuze lijken
te maken, kunnen leerlingen vanuit verschillende profielen en leerwegen
(met variatie in aantal praktijkuren) dezelfde studie op het mbo kiezen.
De huidige doorstroomcijfers laten zien dat leerlingen niet alleen
verwant, maar naar allerlei sectoren uitstromen en dat daarna, ongeacht
of zij een opleiding kiezen die verwant is aan hun profiel op het vmbo,
maar weinig verschil zit in diplomasucces.20
Anders gezegd: het gekozen vmbo-profiel lijkt nauwelijks invloed te
hebben op hoe goed een student het later doet op het mbo.
Op het mbo worden, uitzonderingen daargelaten, geen eisen gesteld aan de vooropleiding van vmbo-leerlingen. Op het mbo richt het onderwijs zich logischerwijs op de leerlingen met beperkte voorkennis, wat betekent dat leerlingen met meer voorkennis veel herhaling krijgen. Dit roept opnieuw vragen op over de vele routes en profielen die bestaan in het vmbo. Het lijkt niet alleen organisatorisch lastig werkbaar, maar strookt ook niet met de onderwijssituatie waar leerlingen op het mbo in terecht komen.
Tussentijdse conclusie
Bovenstaande uitdagingen bevestigen de problemen met de huidige
profielenstructuur: doordat er geen centrale sturing op het aanbod is,
zijn er regionaal grote verschillen ontstaan in de keuzemogelijkheden
voor leerlingen. De profielenstructuur biedt scholen onvoldoende
flexibiliteit, waardoor de organiseerbaarheid blijvend onder druk staat.
Leerlingen komen slechts beperkt in aanraking met de verschillende
richtingen die het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt bieden. Hoewel
leerlingen in de overgang naar het mbo nog in de volle breedte een
opleiding kunnen kiezen, is het de vraag of zij met deze
profielenstructuur daadwerkelijk breed kunnen oriënteren.
Op basis van deze analyse wordt in de verkenning gewerkt aan drie pijlers voor vernieuwing van het beroepsgericht vmbo: een vernieuwd curriculum, een passende (profielen)structuur en regionale samenwerking. In de volgende paragrafen staat uitgewerkt wat de verkenning tot nu toe heeft opgeleverd én wat in de volgende fase van de verkenning (2026-2030) aan de orde komt. Naast het ontwikkelen van scenario’s voor de toekomst (na 2030) wordt daarbij ook enige ruimte gegeven binnen de huidige structuur, door flexibiliteit in de profielen toe te staan aan een kleine groep scholen.
2. Een nieuwe inhoudelijke basis voor het beroepsgerichte curriculum
De cijfers van de beroepsgerichte profielen laten zien dat het niet realistisch is om van een vmbo-school te vragen elk van de tien beroepsgerichte profielen aan te bieden. De cijfers laten bovendien zien dat er ook geen regionaal dekkend aanbod aan profielen bestaat. Dat heeft nadelige gevolgen voor de beoogde brede oriëntatie van leerlingen. De inhoud en structuur van de profielen verdienen daarom heroverweging, zoals ook aangekondigd in de eerder aan uw Kamer aangeboden brief over de toekomst van het vmbo.21
Eerste stappen zijn gezet
In de afgelopen jaren (2022-2025) is klein onderhoud verricht aan de
bestaande examenprogramma’s. Daarnaast heeft de SLO recentelijk een
analyse uitgevoerd op het huidige aanbod van beroepsgerichte
profielmodules en keuzevakken,22 waarbij de
verwevenheid tussen modules in kaart gebracht en is gekeken naar de
verwevenheid met de mbo kwalificatiedossiers en keuzedelen. Ook is
gekeken naar eventuele missende thema’s in het vmbo-aanbod. De
resultaten, samengevat in bijgevoegde factsheet, laten zien dat deze
overlap veelal in beroepsgerichte handelingen zit die in meerdere
segmenten terugkomen met hetzelfde einddoel, maar in een verschillende
context. Als voorbeelden hiervan worden genoemd: CAD-tekenen,
calculaties maken, werktekeningen maken, recepten lezen,
baliewerkzaamheden, etc. Dit wordt zowel in het vmbo als in het mbo
geconstateerd. Ook is te zien dat voor het overgrote deel van de
mbo-opleidingen het vmbo aanbod als geheel een aansluiting biedt; er
ontbreken op dit moment geen grote sectoren in het totale
beroepsgerichte curriculum. Het blijft in de toekomst belangrijk om deze
analyse regelmatig te blijven doen (zie ‘onderhoud en actualisatie van
vakken’).
Deze analyse biedt een goede basis voor de volgende fase van de verkenning, waarin scenario’s voor een nieuw beroepsgericht programma worden ontwikkeld en een strategie voor cyclisch curriculumonderhoud wordt ontwikkeld.
Fase 2 verkenning (2026-2030)
a. Scenario-ontwikkeling
In de volgende fase van de verkenning kan worden gewerkt aan scenario’s
voor een hernieuwde vorm en inhoud van het beroepsgerichte programma.
Deze scenario’s zullen in een iteratief proces op scholen worden
getoetst op o.a. betaalbaarheid, organiseerbaarheid, meetbaarheid en
belasting voor docenten en schoolleiders.
SLO zal een opdracht krijgen een advies uit te brengen vanuit haar expertise op leerplankundig gebied. Daarnaast zullen partners in het veld, docenten, schoolleiders, leerlingen en ouders een belangrijke rol spelen bij de uitwerking van een toekomstbestendig beroepsgericht programma.
In verschillende fases worden scenario’s op scholen getoetst op praktische uitvoerbaarheid en kwaliteit. Hierbij spelen twee belangrijke vragen een rol:
wat is de gewenste inhoud (en examinering) van een beroepsgericht programma;
wat is haalbaar voor elke school om zelf aan te bieden?
De doorontwikkeling van het beroepsgericht curriculum staat niet op zichzelf, maar dient ook te worden bekeken in relatie tot het praktijkgerichte vak, dat nu als keuzevak mag worden aangeboden in de gemengde en theoretische leerweg en in de komende jaren verder wordt doorontwikkeld.
b. Onderhoud en actualisatie van vakken
Bij een vernieuwd programma hoort ook een strategie over het onderhoud
daarvan. Juist omdat het vmbo continu in beweging is en zo dicht op de
praktijk staat, heeft het programma ook sneller onderhoud nodig. De
examenprogramma’s van de huidige praktijkgerichte vakken zijn
vastgesteld in 2024 en van de beroepsgerichte programma’s in 2025. Om de
aansluiting met de arbeidsmarkt te kunnen garanderen moet het curriculum
begin jaren 2030 opnieuw geactualiseerd worden. In de komende jaren
wordt een flexibeler systeem voor beroepsgericht en praktijkgericht
onderhoud ontwikkeld, zodat ook dit deel van het curriculum cyclisch
geanalyseerd en onderhouden wordt. Betrokkenheid bij veranderingen in
mbo en arbeidsmarkt is daarbij van groot belang. Bij de uitvoering
zullen daarom de SLO, de huidige vmbo-platforms en vertegenwoordiging
van het bedrijfsleven een rol spelen.
c. Curriculum en bevoegdheden
De ontwikkelingen in het curriculum behoort in samenhang met de
bevoegdheden van docenten te worden bekeken. Het huidige
bevoegdhedensysteem sluit niet meer aan op de beroepsgerichte vakken. De
inhoud, vorm en benaming van de beroepsgerichte vakken zijn door de
voortdurende veranderingen in de beroepspraktijk vaker aan verandering
onderhevig dan de algemeen vormende vakken. Daarom loopt er nu een
traject om tot een wijziging in de bevoegdheden te komen voor de
beroepsgerichte profielvakken en keuzevakken. Hierbij wordt een
bevoegdheid ingericht dat aan een cluster van vakken of onderdelen van
het beroepsgericht programma in de bovenbouw van de beroepsgerichte
leerwegen van het vmbo is verbonden. Hierdoor kunnen deze bevoegdheden
beter meebewegen met de ontwikkelingen in het beroepsgericht curriculum.
Het streven is om in het derde kwartaal van 2026 het wetsvoorstel in
internetconsultatie te laten gaan. In dit wetsvoorstel worden eveneens
twee moties uitgewerkt die betrekking hebben op de zijinstroom van
professionals uit het bedrijfsleven (kst-36360-VIII-12 en
36600-VIII-82).
3. Stimulering van regionale samenwerking op aanbod en uitvoering
Naast vernieuwing van de structuur en inhoud van de beroepsgerichte profielen vormt regionale samenwerking de komende jaren een speerpunt voor een toekomstbestendig vmbo. Gezien de (soms beperkte) mogelijkheden die een individuele school heeft om leerlingen in aanraking te laten komen met sectoren die de school zelf niet ‘in huis heeft’, is regionale samenwerking een vereiste om de oriëntatiemogelijkheden van leerlingen en de doorstroom binnen de beroepskolom te verbeteren. Dat is een belangrijke verandering, want hoewel er zeker al samenwerking in de regio bestaat, worden scholen vanuit de beroepsgerichte programma’s nog niet expliciet aangezet tot regionale samenwerking met andere scholen of mbo, of met bedrijfsleven/instellingen. Het programma bevat daarnaast weliswaar de verplichting om aan loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) te doen, maar dit wordt niet geïntegreerd in de praktijkopdrachten, waardoor het risico bestaat dat LOB als losstaand onderdeel wordt opgepakt.
Successen uitbouwen van regionale samenwerking
Met Sterk Techniekonderwijs is regionale samenwerking vanuit de
techniekprofielen al succesvol neergezet. Deze regionale samenwerking
wordt momenteel verstevigd en verbreed naar het hele vmbo met een nieuwe
subsidieregeling. Voor de borging van dit structurele programma zal OCW
een verkenning starten naar een passende vorm van financiering na 2029,
waarbij geoormerkt geld voor de techniek en samenwerking in de regio
twee randvoorwaarden zijn. De komende jaren zullen, naar voorbeeld van
Sterk Techniekonderwijs, de mogelijkheden worden onderzocht voor
afstemming van aanbod in de regio, waarbij zowel samenwerking tussen
vmbo-scholen als tussen vmbo, mbo en arbeidsmarkt een rol kan spelen. De
komende jaren kan al worden ingezet op het delen van best practices in
de uitwisseling van beroepsgerichte keuzevakken tussen vmbo-scholen en
in de samenwerking tussen (lokale) overheid, onderwijs en ondernemers.
Vanzelfsprekende samenwerking tussen scholen, mbo-instellingen en
opdrachtgevers kan op deze manier een doel worden en bijdragen aan de
uitwerking van een flexibele structuur voor het vmbo.
De vernieuwing van 2016 heeft te weinig resultaat opgeleverd op het gebied van regionale samenwerking, terwijl Sterk Techniekonderwijs heeft laten zien dat samenwerking tot kwaliteitsverbetering en een hoogwaardig aanbod kan leiden. Scholen worden in de huidige profielenstructuur te weinig aangemoedigd om samen te werken. Daarom lijkt er meer landelijke sturing nodig op dit gebied. De komende jaren wordt uitgezocht wat een geschikt instrument is om meer regionale samenwerking te bereiken.
4. Organiseerbaar beroepsgericht vmbo: ruimte binnen de huidige kaders
Zoals ook beschreven in de brief aan uw Kamer in juni 202423, is in de tussentijd al op kleine schaal toestemming gegeven te starten met werken aan grotere flexibiliteit in de beroepsgerichte examenprogramma’s. Dit voorkomt dat scholen vast komen te zitten door de huidige profielenstructuur en zich vervolgens genoodzaakt zien om profielen af te stoten, wat gevolgen heeft voor het aanbod waaruit leerlingen kunnen kiezen. Naast deze voorzichtige stap in flexibiliteit in de profielenstructuur, is onderzoek in gang gezet naar flexibiliteit bij de examinering: het centraal schriftelijk en praktisch examen (cspe).
a. Flexibiliteit in de profielen
Mede aangewakkerd door de opgebouwde samenwerking tussen de technische
profielen binnen Sterk Techniekonderwijs, is in 2023 aan een beperkte
groep scholen de mogelijkheid geboden af te wijken van de
profielenstructuur. Dit geldt voor de technische profielencombinaties
PIE/BWI en PIE/BWI/M&T. Leerlingen mogen afwijken van de
voorgeschreven combinatie van een beroepsgericht profiel (bestaande uit
vier profielmodules) en vier beroepsgerichte keuzevakken. De leerlingen
kiezen in het experiment twee profielmodules en zes keuzevakken. Een
tussenrapportage van de monitor die is uitgezet om het experiment
PIE/BWI te volgen is in november aan uw Kamer aangeboden.24
Ook voor profiel Mobiliteit en Transport is een kleine groep scholen de gelegenheid gegeven om binnen een flexibele structuur met inhoudelijke vernieuwing aan de slag te gaan. Daarnaast heeft het platform voor het profiel Media, ICT en Vormgeving heeft aangegeven graag een praktijkgericht programma voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg te willen ontwikkelen.
b. Uitbreiding combinatiemogelijkheden
Sinds de mogelijkheid voor het combineren van de profielen PIE en
BWI is toegestaan, hebben veel scholen een verzoek ingediend om deze
flexibiliteit ook bij andere profielen toe te staan. De
profielenstructuur wordt door veel scholen als een last ervaren, terwijl
zij juist veel kansen zien voor het ontwikkelen van hun onderwijs beter
aansluitend bij de regionale arbeidsmarkt. Daarom wordt de ruimte voor
het combineren van profielen vanaf januari 2026 (t/m schooljaar
2029-2030) uitgebreid. Scholen krijgen ook de mogelijkheid de profielen
Zorg & Welzijn/Economie & Ondernemen of Zorg &
Welzijn/Horeca, Bakkerij& Recreatie te combineren. Deze profielen
zijn ruim vertegenwoordigd in het veld. Daarnaast bevatten de
examenprogramma’s overlap in vaardigheden op het gebied van
dienstverlening, zoals klant/cliëntgerichtheid en communicatieve
vaardigheden. Aan deelname wordt de voorwaarde gesteld dat scholen de
samenwerking met mbo en arbeidsmarkt opzoeken. Ook zullen zij actief
deelnemen aan een leergemeenschap. Zolang het nog niet mogelijk is het
cspe flexibel af te nemen (zie ook flexibel cspe), mogen
leerlingen deze modules afsluiten met een schoolexamen. De scholen
worden intensief begeleid en gevolgd, zodat de resultaten meteen kunnen
worden meegenomen in de zoektocht naar een nieuwe structuur voor het
beroepsgerichte curriculum die de huidige profielen kan vervangen.
c. Flexibel cspe
Ook op het gebied van toetsing en afsluiting is behoefte aan meer
flexibiliteit in het vmbo. Onderzoek heeft uitgewezen dat veel scholen
behoefte hebben aan een flexibeler centraal schriftelijk praktisch
examen (cspe), dat nu nog veel tijd en organisatiewerk in beslag neemt
en niet altijd de kans biedt de praktijkopdrachten in de regionale
context van de school te plaatsen. Het College voor Toetsen en Examens
(CvTE) heeft onderzoek laten doen naar het flexibiliseren van het cspe.
De mogelijkheid om het cspe te spreiden over leerjaar 3 en 4 en in delen
te kunnen afsluiten lijkt tegemoet te komen aan de wens van scholen om
de organisatielast te verminderen. De volgende stap is het nader
onderzoeken van de mogelijkheden om een flexibel cspe in te passen in
het huidige examenstelsel dat diploma’s met civiele waarde oplevert.
Daarnaast zal het Cito bij het inhoudelijk vormgeven van het cspe binnen
de huidige kaders meer ruimte in te bouwen zodat de exameninhoud beter
aansluit op de lokale context/mogelijkheden, met behoud van
gelijkwaardigheid en een landelijke normering.
5. Vervolgproces
De verkenning naar een toekomstbestendige profielenstructuur
kent meerdere fases. Tot nu toe is gewerkt aan analyse van de huidige
situatie en zijn eerste noodzakelijke stappen gezet voor actualisatie
van het curriculum en voor voorzichtige flexibilisering van de
profielen. De volgende fase (2026-2030) staat in het teken van
scenario-ontwikkeling, terwijl intussen nauwlettend wordt gekeken hoe
scholen omgaan met een meer flexibele vorm van het beroepsgerichte
programma. Ook wordt gekeken welke stimulans helpt bij het bereiken van
meer regionale samenwerking. De Kamer wordt uiterlijk eind 2028
geïnformeerd met nieuwe bevindingen en de vervolgstappen die na 2030
worden gezet.
Bijlage 2
Vijfjarig vmbo
Tijdens het commissiedebat vmbo op 27 juni 2024 heeft de Tweede Kamer gevraagd om verschillende beleidsvarianten van een vijfjarig vmbo nader uit te werken, aangevuld met een vierjarige variant waarbij een oriëntatiejaar een mogelijkheid is.25 Het eventueel verlengen van het vmbo tot een vijfjarige opleiding is echter geen losstaande maatregel, maar moet bezien worden tegen de achtergrond van de in deze Kamerbrief beschreven ontwikkelingen in het vmbo. Het verlengd vmbo verdient daarom een plaats in deze brief, in relatie tot de verkenning naar een toekomstbestendig vmbo.
Ingrijpende generieke maatregel
In de brief van juni 2024 zijn verschillende scenario’s geschetst van
een verlengd vmbo; twee scenario’s voor de verlenging van de onderbouw
en twee voor de verlenging van de bovenbouw.26
Het invoeren van een generieke vijfjarige vmbo-opleiding is een kostbare
en ingrijpende maatregel. Afhankelijk van de gekozen variant kost de
maatregel 850 tot 900 miljoen per jaar.27
Daarnaast moet aan drie randvoorwaarden voldoen worden om op landelijke
schaal te kunnen worden gerealiseerd: voldoende leraren en voldoende
lokalen om een vijfde jaar onderwijs aan te kunnen bieden en voldoende
dekking voor de extra structurele kosten die met een extra jaar gepaard
gaan.28 Aangezien het voldoen aan deze
randvoorwaarden nieuwe uitdagingen voor vmbo-scholen teweeg zal brengen,
naast de reeds in deze brief geschetste uitdagingen, staat de meerwaarde
van een vijfjarig vmbo als generieke maatregel dan ook niet zonder meer
vast.
Nader onderzoek
Sinds het verschijnen van de Kamerbrief heeft de Stichting
Platforms vmbo (SPV) onderzoek laten doen naar een wetenschappelijke
onderbouwing van argumenten voor een verlengd vmbo.29
Uit deze inventarisatie blijkt dat er onvoldoende wetenschappelijk
bewijs is dat een verlenging van het vmbo-onderwijs van vier naar vijf
jaar leidt tot de beoogde effecten van hogere leeropbrengsten, het
inlopen van achterstand in basisvaardigheden, het tegengaan van
kansenongelijkheid of minder uitval in het mbo. De meeste
vmbo-leerlingen kunnen uit de voeten met een vierjarige opleiding. De
onderzoekers constateerden dat enkel meer tijd bieden niet voldoende is.
Er zijn aanvullende interventies nodig om deze doelen te bereiken.
Volgens SPV ligt de oplossing voor bijvoorbeeld het stimuleren van de
basisvaardigheden eerder in het verbeteren van leskwaliteit en een goede
afstemming met het toeleverend basisonderwijs dan in een extra jaar
‘meer van hetzelfde’.
De SPV bepleit dat scholen het beste zelf kunnen beoordelen of, en
zo ja, welke maatregelen hun leerlingen nodig hebben om het vmbo
succesvol te kunnen doorlopen. Ik herken het beeld dat de SPV schetst.
Het ministerie zal dan ook geen verdere voorbereidingen treffen naar een
generiek vijfjarig vmbo.
Mogelijkheden voor individueel maatwerk
De SPV constateert wel dat bepaalde individuele leerlingen baat kunnen hebben bij een verlengd vmbo. Er zijn momenteel verschillende mogelijkheden voor maatwerk die scholen kunnen toepassen om hun leerlingen op een meer individuele basis een passend leerpad aan te bieden. Met name in de basisberoepsgerichte leerweg zijn hier mogelijkheden voor ontwikkeld. Denk daarbij aan leerwerktrajecten, de entree-opleiding of het aanbieden van leerwegondersteunend onderwijs. Scholen kunnen er ook voor kiezen om leerlingen flexibiliteit te bieden in tijd en afsluiting door gespreid examen te laten doen of een toets in een andere vorm of ander tijdstip af te nemen. Ook is het mogelijk om maatwerk te bieden door het onderwijsprogramma flexibel te verdelen over het rooster.
In de afgelopen maanden heeft het ministerie een groot aantal vmbo-scholen in stedelijke gebieden bezocht, zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Rijswijk, Delft, Zoetermeer, Haarlem, Eindhoven en Heerlen. Deze scholen kampen in toenemende mate met een groep vmbo-leerlingen die door sociaaleconomische en maatschappelijke problemen niet in staat zijn om aan leren toe te komen, zo vertellen deze scholen. Deze leerlingen lijken zich met name in de basisberoepsgerichte leerweg in de stedelijke regio’s te concentreren. De bezochte scholen geven mij aan dat de hierboven genoemde onderwijskundige maatwerkmogelijkheden niet voldoende of niet de oplossing zijn om deze leerlingen de ondersteuning te bieden die zij nodig hebben. In het verleden kende het vmbo de mogelijkheid om leerlingen op individuele basis langer over de opleiding te laten doen door toestemming aan de Inspectie te vragen voor een extra leerjaar. Een volgend kabinet moet bepalen of voor bepaalde groepen jongeren een verlengd vmbo mogelijk gemaakt wordt.
Bijvoorbeeld met het programma Sterk Techniekonderwijs; het aanpakken van de onderwaardering van praktijkgericht onderwijs; de invoering van het praktijkgerichte vak in de vmbo-gl/tl; en het actualiseren van de examenprogramma’s van de beroepsgerichte profielen.↩︎
Zie externe bijlage Landelijke dekking beroepsgerichte profielen.↩︎
Muskens, M., Voncken, E., Van Casteren, W. e.a., (2024), ‘Een goede basis in het vernieuwde vmbo: Eindrapport monitor- en evaluatieonderzoek vernieuwing vmbo 2016-2023’.↩︎
Zie voor een toelichting ‘het beroepsgerichte programma van het vmbo’ op de website van de SLO: www.slo.nl.↩︎
Voncken, Mulder en Van Leeuwen (2025), ‘Experiment PIE/BWI in het vmbo - Tussenrapportage 2025’.↩︎
Het vmbo kent drie beroepsgerichte leerwegen: de basisberoepsgerichte leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de gemengde leerweg. Leerlingen volgen een beroepsgericht profiel in de bovenbouw: leerjaar 3 en 4.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2025-2026, 31524, nr. 681.↩︎
Muskens, Voncken, Van Casteren e.a., (2024), ‘Een goede basis in het vernieuwde vmbo: Eindrapport monitor- en evaluatieonderzoek vernieuwing vmbo 2016-2023’.↩︎
Centerdata Research Institute, personeelstekorten Voortgezet Onderwijs (peildatum 2024).↩︎
Voncken, Mulder en Van Leeuwen (2025), ‘Experiment PIE/BWI in het vmbo - Tussenrapportage 2025’.↩︎
Muskens, Voncken, Van Casteren e.a., (2024), ‘Een goede basis in het vernieuwde vmbo: Eindrapport monitor- en evaluatieonderzoek vernieuwing vmbo 2016-2023’.↩︎
Voncken, Mulder en Van Leeuwen (2025), ‘Experiment PIE/BWI in het vmbo - Tussenrapportage 2025’.↩︎
Uit het monitor en evaluatieonderzoek Sterk Techniekonderwijs (STO) blijkt dat als het STO-geld in de lumpsum verdwijnt, zo’n 40% van de programmaleiders verwacht dat het techniekaanbod (deels) verdwijnt in hun regio.↩︎
Tweede Kamer vergaderjaar 2024-2025, 31288, nr. 1188.↩︎
Muskens, Voncken, Van Casteren e.a. (2024), ‘Monitor en Evaluatieonderzoek Sterk Techniekonderwijs’.↩︎
De Vleeschouwer, Wiemers, Zandvliet (2020), ‘Kiezen voor technisch vmbo: de rol van ouders en hun beeld van techniek’.↩︎
Cijfers instroom leerjaar 3 VO 2016 - 2024 afkomstig van DUO, als overzicht ook te zien op de website van de Stichting Platforms vmbo.↩︎
Platform Talent voor Technologie, Regionale Onderwijsfactsheets (juni 2025), te vinden via www.ptvt.nl.↩︎
Muskens, Voncken, Van Casteren e.a., (2024), ‘Een goede basis in het vernieuwde vmbo: Eindrapport monitor- en evaluatieonderzoek vernieuwing vmbo 2016-2023’.↩︎
DUO, 2025. ‘Doorstroom in de beroepskolom. Van vmbo naar mbo (en eventueel hbo)’.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 30079, nr. 122.↩︎
Zie bijlage 4.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 30079, nr. 122.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2025-2026, 31524, nr. 681.↩︎
Toezegging TZ202406-060, Kamerstukken II 2023/2024, 30079, nr. 123.↩︎
Kamerstuk 30 079, nummer 122, paragraaf 5.1 en bijlage 1.↩︎
Kamerstuk 30 079, nummer 122.↩︎
In het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) “Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid” is berekend dat een extra jaar aan het vmbo € 841 miljoen structureel kost. Kamerstukken II 2022/2023, 31293, nr. 669.↩︎
Stichting platforms vmbo (2024), Zienswijze SPV ten aanzien van een vijfjarige vmbo.↩︎