Antwoord op vragen van het lid Heera Dijk over het bericht dat het Van Gogh Museum de deuren dreigt te sluiten
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D53452, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-18 19:44, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Beslissing op bezwaar Van Gogh Museum
- Brink rapport Beoordeling bekostiging huisvesting
- Beslisnota bij antwoord op vragen van het lid Heera Dijk over het bericht dat het Van Gogh Museum de deuren dreigt te sluiten
Onderdeel van zaak 2025Z20796:
- Gericht aan: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: H.L.O. (Heera) Dijk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
|---|
| Datum | 18 december 2025 |
|---|---|
| Betreft | Antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Heera Dijk (D66) over het Van Gogh Museum – inclusief deskundigenrapport en beslissing op bezwaar |
Erfgoed en Kunsten Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon |
Onze referentie 57659149 |
| Bijlagen |
|
Geachte voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Heera Dijk (D66) over het bericht dat het Van Gogh Museum de deuren dreigt te sluiten. De vragen werden ingezonden op 28 november 2025 met kenmerk 2025Z20796.
In eerdere vragen van het lid Rooderkerk over hetzelfde onderwerp is verzocht om een deskundigenrapport, dat in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is gemaakt, met uw Kamer te delen.1 Het deskundigenrapport is opgesteld ten behoeve van een beslissing door mijn ambtsvoorganger op het bezwaar van het Van Gogh Museum over de hoogte van hun huisvestingssubsidie voor 2024. Daarom stuur ik uw Kamer ook deze beslissing.
Het Van Gogh Museum heeft een zienswijze gegeven over de openbaarmaking van deze documenten. Na beoordeling van deze zienswijze heb ik besloten een deel van de informatie niet openbaar te maken in het kader van bedrijfsgevoeligheid en continuïteit van het museum. Om deze reden ontvangt u een gelakte versie van het deskundigenrapport en de beslissing op bezwaar. De uitkomsten van het onderzoek van Brink werd in de eerdere beantwoording op hoofdlijnen wel gedeeld met de Kamer.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gouke Moes
2025Z20796
(ingezonden 28 november 2025)
Vragen van het lid Heera Dijk (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat het Van Gogh Museum de deuren dreigt te sluiten
1. Kunt u bevestigen dat het gebouw van het Van Gogh Museum eigendom is van de Nederlandse Staat en dat hiermee ook de verantwoordelijkheid voor de staat van het gebouw, de veiligheid en de instandhouding bij de Staat ligt?
2. Aan welke veiligheids-, klimaat- en instandhoudingsnormen moeten gebouwen van het Rijksvastgoedbedrijf voldoen en in hoeverre voldoet het Van Gogh Museumgebouw op dit moment aan deze normen?
3. Het museum meldt risico’s bij onder meer verouderde liften, daklekkages en klimaatinstallaties, zijn deze risico’s bij het ministerie van OCW bekend en hoe worden deze beoordeeld binnen de verantwoordelijkheid van de Staat als eigenaar van het gebouw?
4. Kunt u aangeven welke signalen over de staat van het gebouw het ministerie van OCW de afgelopen jaren heeft ontvangen en welke opvolging daaraan is gegeven?
Antwoord op vragen 1-4:
Het gebouw van het Van Gogh Museum (Museumplein 6, Amsterdam) is eigendom van de staat. In 2017 is het huisvestingsstelsel voor de rijksmusea gewijzigd. Deze stelselwijziging werd aangekondigd aan uw Kamer in 2013.2 Per 1 januari 2024 is dit stelsel bekrachtigd door mijn ambtsvoorganger.3
In het huidige stelsel hebben de rijksmusea volledig zeggenschap over het beheer en onderhoud van hun panden en dragen zij ook de verantwoordelijkheid over de risico’s die daaraan verbonden zijn. Daarvoor ontvangen zij van het Rijk een vergoeding in de vorm van een subsidie voor huisvesting op grond van de Erfgoedwet. Huisvesting is een belangrijke voorwaarde voor musea bij het vervullen van hun kerntaak: het behouden, beheren en toegankelijk maken van de rijkscollectie.
Het Van Gogh Museum is daarmee sinds 2017 zelf volledig
verantwoordelijk voor de instandhouding van hun panden. Als goed
huisvader dient het museum te voldoen aan de wettelijke vereisten en
normen, van onder andere (bouwkundig) onderhoud, brandveiligheid, Arbo
en overige wet- en regelgeving. Ik ben als minister van OCW
verantwoordelijk voor het verlenen van een adequate subsidie daarvoor.
Daarnaast houd ik toezicht op het uitoefenen van de wettelijke taken
(collectiebeheer en huisvesting) door de rijksmusea. Via onder andere de
jaarverantwoordingen, onafhankelijke bouwkundige inspecties en de
monitor en inspecties van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed
(Inspectie) zie ik erop toe dat de musea inderdaad als goed huisvader
voor de panden zorgen.
De laatste onafhankelijke bouwkundige inspectie van het Van Gogh Museum
dateert uit 2023. Deze inspectie is door het museum zelf in opdracht
gegeven. Deze inspectie heeft mijn ambtsvoorganger onafhankelijk laten
beoordelen. Uit deze beoordeling bleek dat het museum in redelijke staat
van onderhoud verkeert. Het Van Gogh Museum heeft destijds niet
aangegeven dat zij zich niet kon vinden in deze conclusie.
De laatste inspectie van de Inspectie dateert uit juli 2024.4 De inspectie concludeert dat de
behoudstaken, de veiligheidszorg en de toegankelijkheid van de collectie
van het museum voldoen aan de beheernormen zoals deze worden gesteld in
de Erfgoedwet en de regeling beheer rijkscollectie en museale
instellingen. In 2023 heeft het museum bezwaar aangetekend tegen de
hoogte van de huisvestingssubsidie. In de loop van deze
bezwaarprocedure, in 2024, heeft het museum aangegeven dat de staat van
het gebouw toch niet op orde was.
5. De huisvestingssubsidie van rijksmusea wordt gebruikt voor zowel
operationele kosten als gebouwonderhoud, acht u dit een passend model
voor rijksvastgoed dat meer dan 50 jaar oud is, gezien de toenemende
kosten voor vervanging van installaties en structureel onderhoud?
Antwoord:
Ja, ik acht dit een passend model. De huisvestingssubsidie is bedoeld voor zowel kort-cyclisch als lang-cyclisch onderhoud en verduurzaming. Het museum krijgt ieder jaar hetzelfde subsidiebedrag voor huisvesting (in 2025 € 7,8 miljoen). De huisvestingssubsidie kan alleen worden verhoogd als er loon- en prijsbijstelling wordt toegekend. Een deel van dit subsidiebedrag is bedoeld voor kort-cyclisch onderhoud. Een ander deel (gemiddeld €4,9 miljoen per jaar) is bedoeld om te sparen voor lang-cyclisch onderhoud en investeringen. Dit laatste bedrag is voor het Van Gogh Museum relatief hoog, juist omdat er in de subsidie rekening is gehouden met de onderhoudsstaat van de panden. Ook ontvangt het museum subsidie voor verduurzaming van hun panden. Juist omdat het museum ieder jaar hetzelfde subsidiebedrag krijgt, kan het met vertrouwen sparen of lenen voor grote investeringen en renovaties. Ik ben van mening dat de subsidie die het Van Gogh Museum ontvangt, voldoende is om het noodzakelijk onderhoud te kunnen uitvoeren. De uitkomsten van het deskundigenonderzoek dat ik heb laten verrichten in de bezwaarprocedure, onderschrijven dat.
Daarbij merk ik op dat de andere rijksmusea, sommige ook met zeer complexe of oude gebouwen, gebruik maken van hetzelfde subsidiemodel en dat het voor hen wel werkbaar is.
6. Hoe beoordeelt u de samenhang tussen structureel onderhoud, goed functionerende beveiligingssystemen en het voorkomen van incidenten, mede in het licht van de recente diefstal in het Louvre en de internationale discussie over museumbeveiliging?
Antwoord:
Het huisvestingsstelsel van de rijksmusea is er juist op gericht dat de musea zelf aan het roer zitten om deze samenhang te bereiken, als goed huisvader. Hiervoor ontvangen zij een subsidie op grond van de Erfgoedwet. Ik merk daarbij nog op dat naar aanleiding van de diefstal van twee schilderijen uit het Van Gogh Museum in 2002, in 2004 een risico-inventarisatie en –analyse bij de rijksgesubsidieerde musea is uitgevoerd. Vanaf 2005 is op basis van de resultaten van deze analyse vervolgens structureel €7 miljoen toegevoegd aan de subsidie voor collectiebeheer van de rijksgesubsidieerde musea ten behoeve van extra veiligheidsvoorzieningen.
7. Hoe verhoudt de huidige financiering van huisvesting en
instandhouding zich tot de afspraken die in 1962 zijn gemaakt over het
duurzaam kunnen bewaren en openbaar tonen van de collectie?
Antwoord:
Ik ben ik van mening dat de staat voldoet aan de afspraken uit de overeenkomst van 1962. Ik verwijs hiervoor ook graag naar mijn eerdere antwoorden op vragen van uw Kamer over ditzelfde onderwerp.5
8. Welke mogelijkheden ziet u op korte termijn om risico’s voor bezoekersveiligheid, collectiebehoud en de continuïteit van het museum te mitigeren totdat structureel onderhoud kan worden uitgevoerd?
Antwoord:
Zoals ik hierboven heb aangegeven, is het binnen het huidige huisvestingsstelsel voor rijksmusea de eigen verantwoordelijkheid van de musea om de museale panden te onderhouden en te beheren en zo de bezoekersveiligheid en de continuïteit van het museum te garanderen. Zie ook het antwoord bij vraag 5. Binnen dit stelsel is het aan de musea zelf om keuzes te maken hoe het onderhoud wordt ingepland en in de tijd wordt gezet. De musea kennen hun museale panden het best en kunnen op basis van deze informatie besluiten welk onderhoud noodzakelijk is en welk onderhoud nog even kan worden uitgesteld.
Naast de subsidie, biedt de staat ook te mogelijkheid om tegen een gunstige rente te lenen bij het Nationaal Restauratiefonds voor verduurzaming. Daarnaast is het mogelijk om te lenen bij de schatkist voor onderhoud en instandhouding.
In de jaarrekening van het museum over 2024 is te lezen dat het
museum beschikt over een bestemmingsreserve voor huisvesting van meer
dan €9 miljoen en een voorziening groot onderhoud van meer dan €19
miljoen. De bestemmingsreserve is overigens onderdeel van een eigen
vermogen van meer dan €53 miljoen. Deze bedragen kan het Van Gogh Museum
ook aanwenden om het onderhoud te bekostigen. Het is dus zeker niet zo
dat het Van Gogh Museum voor haar plannen volledig afhankelijk is van de
huisvestingssubsidie.
Daarmee zeg ik niet dat de subsidie ontoereikend is. De externe
deskundige die ik heb geraadpleegd laat in zijn onderzoeksrapport zien
dat de huidige subsidie vanuit het huisvestingstelsel voor rijksmusea
afdoende is. Ik heb dit rapport bij deze antwoorden gevoegd. Het Van
Gogh Museum en ik verschillen mijns inziens uiteindelijk vooral van
mening over de vraag hoe haar aanvullende ambities, die verder gaan dan
noodzakelijk onderhoud en vervanging - bijvoorbeeld op het gebied van
verduurzaming - bekostigd moeten worden. Het museum vindt dat de
overheid ook daar moet bijspringen. Dat zie ik anders. Het staat het
museum natuurlijk vrij om die ambities na te streven. Ik heb daarom
aangegeven dat er diverse alternatieve financieringsmogelijkheden zijn
voor het museum, sommige gefaciliteerd door de overheid. Zo kan het
museumbestuur die ambities ook realiseren. De financiering vanuit het
huisvestingsstelsel is daar alleen niet voor bedoeld. Ik zie daarom geen
reden om de huisvestingssubsidie te verhogen.
Kamerstuk 2025D46260↩︎
Museumbrief «Samen werken, samen sterker», 10 juni 2013, p.10, Kamerstuk 32 820, nr. 77.↩︎
Huisvestingsstelsel Rijksmusea vanaf 01-01-2024, 29 september 2023. Kamerstuk 32820-511.↩︎
Zie hiervoor: Rapport Beheer rijkscollectie Van Gogh Museum | Rapport | Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed↩︎
Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over het bericht ‘Van Gogh Museum dreigt deuren te sluiten, ruziet met staat over geld voor onderhoud’, 12 november 2025, kamerstuk 2025D46260.↩︎