[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg Fiche: DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online (Kamerstuk 22112-4207)

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D53486, datum: 2025-12-19, bijgewerkt: 2025-12-19 10:38, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z19884:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


22112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese

Unie

Nr. Verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief d.d. 12 december 2025 inzake ‘Fiche: DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online’ (Kamerstuk 22112, nr. 4207).

Bij brief van …… zijn deze vragen en opmerkingen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

Fungerend voorzitter van de commissie,

Kathmann

Adjunct-griffier van de commissie,

Muller

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

II Antwoord/reactie van de bewindspersoon

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties


Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche van de DSA-richtsnoeren betreffende minderjarigen online d.d. 18 december. Deze leden onderschrijven het belang van een veilige online omgeving, in het bijzonder voor minderjarigen, maar zien nog onduidelijkheden wat betreft de effectiviteit en uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen.

Zij constateren dat de eisen in de DSA sterk overlappen met wetgeving uit de aangekondigde Digital Fairness Act (DFA) en de AI Act. De leden van de D66-fractie vragen hoe het kabinet in Europees verband concreet gaat voorkomen dat de verplichtingen uit de DSA, de toekomstige Digital Fairness Act en de AI Act elkaar deels overlappen of zelfs tegenspreken, zodat het ook duidelijk is welk kader leidend is voor handhavers en toezichthouders. Deze leden vragen hoe bij het harmoniseren van deze wetgeving wordt gewaarborgd dat de bescherming van burgers niet wordt afgezwakt ten behoeve van uniformiteit, specifiek in relatie tot de AI Act.

Zij constateren dat de nieuwe richtsnoeren beoogd zijn om platforms ‘te ondersteunen’. Denkt de staatssecretaris dat platforms daadwerkelijk actie gaan ondernemen op basis van deze richtsnoeren, gegeven het feit dat bijvoorbeeld verslavende elementen een fundamenteel onderdeel vormen van het verdienmodel van grote techbedrijven?

De leden van de D66-fractie benadrukken dat privacy en de bescherming van persoonsgegevens kernwaarden zijn en hebben vragen over de uitwerking van de voorstellen voor leeftijdsverificatie en de inzet van de EU Digital Identity Wallet (eIDAS). Met name het feit dat de Europese Commissie voorstelt dat lidstaten zelf mogen bepalen in hoeverre de Wallet toezicht houdt op de informatie wat een afnemende partijen opvraagt. Deze leden vragen welke kwetsbaarheden dit creëert voor de privacy en gegevensbescherming van burgers.

Zij vragen dan ook of het kabinet de zorg deelt van de burgerrechtorganisatie epicenter.works en 14 burgerrechtenorganisaties1 dat de huidige voorstellen het mogelijk maken voor informatie afnemende partijen om Europese beschermingsmechanismen te omzeilen en onnodig veel data van gebruikers op te vragen.

De leden van de D66-fractie willen weten hoe het kabinet zich inzet voor de garantie dat leeftijdsverificatie te allen tijde strikt privacy-vriendelijk wordt ingericht, waarbij minimale data-uitwisseling (zoals ‘zero-knowledge proofs’) de norm is, in plaats van het delen van volledige identiteitsgegevens.

Deze leden vragen hoe de inzet op verplichte ouderlijke toestemming of strikte leeftijdsgrenzen zich verhoudt tot het recht van kinderen op toegang tot informatie en vragen of het kabinet het risico erkent dat kwetsbare jongeren, bijvoorbeeld LHBTIQ+-jongeren, hierdoor worden afgesneden van essentiële online hulpverlening. Zij vernemen graag welke specifieke waarborgen het kabinet wil inbouwen op Europees niveau om te voorkomen dat beschermende maatregelen onbedoeld leiden tot digitale uitsluiting van deze kwetsbare groepen.

De leden van de D66-fractie delen de zorg van het kabinet dat risico’s die voortkomen uit algoritmen nu onvoldoende worden vastgesteld of gecorrigeerd en dat handhaving onmogelijk is zonder toegang tot data, documentatie en testresultaten. Deze leden vragen hoe het kabinet erop inzet dat op Europees niveau toezichthouders zo snel mogelijk daadwerkelijk toegang krijgen tot de informatie die nodig is om aanbevelingssystemen te controleren en welke sancties of dwangmiddelen de toezichthouders ter beschikking staan als platforms weigeren deze data te delen. Zij vragen of de huidige bevoegdheden toereikend zijn om niet alleen reactief, maar ook proactief ‘black box’-algoritmes te controleren op discriminatie of schadelijke sturing.

De leden van de D66-fractie constateren dat er een structureel gat blijft bestaan tussen content die evident illegaal is en content die weliswaar legaal, maar zeer schadelijk is (de zogenaamde ‘grijze zone’), waarbij platforms zich vaak verschuilen achter het argument dat de inhoud formeel niet verboden is. Deze leden vragen of het kabinet bereid is om in EU-verband te pleiten voor aanvullende normen of gedragscodes die specifiek gericht zijn op deze ‘borderline-content’ en welke mogelijkheden het kabinet ziet om platforms aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor moderatie. Zij vragen daarnaast hoe het kabinet ervoor zorgt dat platforms kindvriendelijke meldmechanismen om schadelijke content te rapporteren niet alleen op papier beloven, maar ook daadwerkelijk en laagdrempelig invoeren.

De leden van de D66-fractie maken zich tot slot zorgen over de uitvoerbaarheid, en vragen hoe het kabinet in EU-verband gaat aandringen op een effectieve en uniforme handhaving van de DSA door de Commissie om versnippering van toezicht te voorkomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche: DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online. Deze leden benadrukken het belang van het nemen van maatregelen om de privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen online te waarborgen en steunen de Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel. Zij stellen nog enige vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief staat tegenover de maatregelen in de richtsnoeren die zien op het verbeteren van moderatie-, rapportage- en klachtafhandelingsprocessen zodat zowel minderjarigen als ouders over voldoende duidelijke en laagdrempelige hulpmiddelen beschikken om illegale of schadelijke inhoud te melden en klachten te kunnen neerleggen over moderatiebeslissingen van platforms. Deze leden leden vragen welke rapportageverplichtingen de platformen hebben over het aantal en het soort gemelde schadelijke berichten op hun platformen. Hebben platformen daarbij bovendien de plicht om van berichten met illegale inhoud op hun platformen direct aangifte te doen bij de politie? En is er over het algemeen voldoende uitwisseling van gegevens tussen sociale platformen en de opsporings- en inlichtingendiensten?

Zij noteren dat de onlinewereld risico’s met zich meebrengt voor kinderen en jongeren, zoals ‘blootgesteld worden aan online content die kan leiden tot radicalisering dan wel extremisme’. De richtsnoeren van de Commissie hebben het over ‘geweld, radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme’. Daarnaast wil de Commissie ook discriminerende en radicaliserende inhoud tegengaan in artikel 65 (h) van de richtsnoeren. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat maatregelen die online gericht zijn op het tegengaan van radicalisering en extremisme niet onnodig ingrijpen in de vrijheid van meningsuiting en legitieme politieke discussie?

Ook lezen de leden van de VVD-fractie in artikel 57 (b) (v) en 58 (f) van C/2025/5519 dat onlineplatforms voor alle minderjarigen moeten zorgen dat in de accountinstellingen de toegang tot foto’s en de camerafunctie is uitgeschakeld of dat tijdens een actieve sessie wordt aangegeven dat deze functies zijn ingeschakeld. Acht het kabinet een technisch verbod op foto‑ en cameratoegang in de standaardinstellingen en het tonen van de status tijdens een actieve sessie in de praktijk haalbaar voor socialmediaplatforms? Heeft de Commissie reeds consultaties met platforms of technische leveranciers gehouden over de technische en operationele uitvoerbaarheid van dergelijke instellingen?

Deze leden lezen verder dat de effectiviteit van de richtsnoeren onder andere valt of staat met de bereidheid van de platformen om de maatregelen daadwerkelijk uit te voeren. Zij vragen of het kabinet mogelijkheden ziet om deze bereidheid richting de platformen te stimuleren.

De leden van de VVD-fractie lezen tot slot in het Fiche dat de inzet van leeftijdsverificatie eerder te rechtvaardigen is naarmate de risico’s in specifieke situaties voor jongeren groter zijn en er tevens wettelijke leeftijdsgrenzen zijn. Hoe kijkt het kabinet naar het stellen van zo’n wettelijke leeftijdsgrens voor sociale media?

Deze leden constateren dat in resolutie 2025/2060(INI) van het Europees Parlement, d.d. 26 november 2025, wordt gepleit voor een geharmoniseerd leeftijdslimiet van 16 jaar voor toegang tot social media. De brief van de bewindspersoon is opgesteld voordat deze resolutie werd aangenomen, waardoor de positie van het Europees Parlement destijds onbekend was. Gezien dit standpunt van het Europees Parlement vragen zij of het kabinet of het van oordeel is dat een geharmoniseerd leeftijdslimiet van 16 jaar de online veiligheid van minderjarigen beter waarborgt, of dat het de voorkeur geeft aan de risico-gebaseerde aanpak zoals geformuleerd in de richtsnoeren van de Commissie.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wanneer de resultaten van het onderzoek van TNO over de juridische, financiële en technische haalbaarheid van de implementatie van een Nederlandse leeftijdsverificatie-app met de Kamer kan worden gedeeld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de richtsnoeren minderjarigen online en de reactie van het kabinet. Deze leden steunen een strenge aanpak van grote techbedrijven die willens en wetens de online wereld een verslavende en giftige plek maken. Echter hebben zij zorgen, vragen en opmerkingen bij de Europese richtsnoeren. Deze zullen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nader toelichten.

Deze leden zijn van mening dat jongeren online altijd veilig en vrij moeten zijn. Zij roepen op om vergaande maatregelen te nemen die gebruikers beschermen tegen de manipulatieve trucs van grote techbedrijven én het ongepaste gedrag van kwaadwillenden. Zo moet gevaarlijke content duidelijk geclassificeerd worden zodat gebruikers dit kunnen weren en afschermen, moeten AI-chatbots in populaire apps geweerd worden zodat jongeren hier niet door worden misleid, is er een preventieve aanpak nodig voor ‘grooming’ waar veelal jongeren slachtoffer van worden, en moeten de risico’s op verslaving en te hoge schermtijd worden weggenomen. Wat is de rol van EU-regulering hierin volgens de staatssecretaris, en hoeveel kan op nationaal niveau worden ondernomen op het gebied van mediawijsheid en preventie? Deelt de staatssecretaris de mening dat er nog bij lange na niet genoeg gebeurt om de giftige elementen van sociale media te reguleren?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat grote techbedrijven veel steviger aangepakt moeten worden. Het is onacceptabel dat de macht en invloed over het maatschappelijke debat en de informatievoorziening ligt bij een handjevol techgiganten die hun geld verdienen door ophef te belonen, gerichte advertenties op te dringen en gebruikersdata te stelen en verkopen. Door de noodzakelijke aanpassingen van sociale media alleen voor minderjarigen in te richten, worden de techbedrijven maar in een klein deel van hun inkomsten geraakt. Deelt de staatssecretaris de opvatting van deze leden dat grote techbedrijven juist baat hebben bij het maken van een scheiding tussen minderjarige en meerderjarige gebruikers, omdat het hen ontslaat van de plicht om ook voor volwassenen hun platforms gezonder te maken? Hoe beoordeelt de staatssecretaris in dit licht de positieve houding van zowel Google als Meta richting het voorstel om dit onderscheid tussen gebruikers te maken?

Volgens de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie roept het maken van onderscheid tussen jong en oud de fundamentele kwestie op over de inzet van leeftijdsverificatie. Hierover hebben deze leden zorgen en vragen.

Zij stellen dat leeftijdsborging en het verplichten van verificatie raakt aan de basis van internetvrijheid. De anonimiteit die noodzakelijk is om gebruikers te beschermen, hun cyberveiligheid te garanderen, en de vrije toegang tot informatie te verzekeren komt mogelijk in het geding. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zullen hun zorgen één-voor-één toelichten en vragen om een reactie.

De eerste zorg van deze leden is het verschuiven van verantwoordelijkheid en macht naar het bedrijfsleven. Enkele methoden voor leeftijdsborging, zoals ID-verificatie, foto-ID-matching en een leeftijdsschatting maken, verplichten dat grote techbedrijven gevoelige persoonsgegevens opvragen en verwerken. Hiermee komt de privacy en cyberveiligheid van gebruikers in het geding. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar de hack op communicatieplatform Discord, waar ID-gegevens buitgemaakt zijn.2 Hoe kijkt de staatssecretaris naar vormen van leeftijdsverificatie die de verantwoordelijkheid voor verwerking bij bedrijven neerleggen? Deelt hij de zorgen van deze leden over de cyberveiligheid, en druist dit niet in tegen het principe van dataminimalisatie? Welke bijdrage zou het ontwikkelen van een Nederlandse verificatiemethode, met privacybescherming als uitgangspunt, kunnen bijdragen aan het bevorderen van de keuzevrijheid voor internetgebruikers en de onafhankelijkheid van de betrokken techbedrijven? Hoe duur is het om zo’n methode te ontwikkelen? Tevens zijn zij benieuwd naar de zienswijze van de staatssecretaris op de European Wallet, waar middels ‘tokens’ beperkte verificatie kan plaatsvinden in uitzonderlijke situaties. Doet Nederland mee aan pilots met de Wallet? Is de staatssecretaris bereid om deze Wallet te toetsen op het gebied van privacybescherming?

De tweede zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is dat verplichte verificatie mogelijk een beperking van internetvrijheid kan betekenen doordat het online anonimiteit onmogelijk maakt. Deze leden noemen het voorbeeld van LHBTI-jongeren die opgroeien in een omgeving waarin zij niet worden geaccepteerd. Deze jongeren willen lotgenoten ontmoeten en hebben recht op vrije toegang tot informatie die helpt bij hun ontwikkeling. Het verplichten van verificatie voor deze jongeren kan een serieuze drempel zijn om deel uit te maken van online gemeenschappen die hen juist helpen, omdat hun persoonsgegevens technisch gezien te achterhalen zijn. Hoe reageert de staatssecretaris op deze zorgen? Hoe garandeert hij de communicatieplatforms en websites waar minderheidsgroepen elkaar kunnen ontmoeten niet achter slot en grendel gaan voor jongeren die dit keihard nodig hebben?

De derde zorg van deze leden is het risico op een glijdende schaal. Zodra bepaalde online diensten leeftijdsverificatie gaan verplichten, bestaat de kans dat ‘mission creep’ optreedt en dat verificatie breder wordt getrokken dan alleen de diensten die onder de Digital Services Act worden gereguleerd. Dit betekent dat nog meer delen van het internet mogelijk begrensd worden en er minder vrije toegang tot informatie en platforms is voor gebruikers. In het ergste geval kunnen lidstaten, zodra er acceptabele methoden voor leeftijdsborging zijn voorgesteld, ook politieke content of LHBTI-onderwerpen als ‘ongepast voor kinderen’ worden aangemerkt. Is het risico op mission creep volgens de staatssectaris gegrond? Welke afspraken zijn er in Europees verband gemaakt om te voorkomen dat leeftijdsverificatie wordt ingezet door lidstaten om niet-illegale of politieke content te begrenzen of af te schermen?

De vierde zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is het risico op een waterbedeffect. Het afschermen van bepaalde content en websites voor jongeren, kan betekenen dat ze naar nog slechter gereguleerde platforms overstappen die geen leeftijdsverificatie vereisen. Dit kan leiden tot een verplaatsing van jongeren naar schimmige online omgevingen met nog minder toezicht. Deelt de staatssecretaris deze zorg met de leden, en neemt hij dit mee in zijn beoordeling of de inzet van leeftijdsverificatie proportioneel is?

De vijfde zorg deze leden is het gemak waarmee verificatiemethoden kunnen worden omzeild. Zo kunnen minderjarigen makkelijk een VPN (Virtual Private Network) gebruiken om hun locatie virtueel te veranderen naar een plek zonder verificatieplicht op online platforms. Daarmee wordt het voor gebruikers die de verificatie willen omzeilen makkelijk om dat te doen, en raakt verificatie vooral gebruikers die wél hun echte locatie opgeven. Kan de staatssecretaris toelichten of de landen waar reeds met leeftijdsverificatie wordt gewerkt, ook een toename zien in het VPN-gebruik onder internetgebruikers? Hoe staat hij tegenover het gebruik van VPN’s, ook door volwassenen die de verificatie willen omzeilen wegens privacy- of cyberveiligheidsbezwaren? Weegt hij dit mee in zijn beoordeling of verificatie proportioneel is?

Zij vragen de staatssecretaris tevens om helder te maken in welke gevallen verschillende methoden van leeftijdsborging proportioneel en passend zijn. Kan hij dit met praktische voorbeelden toelichten? Is het voor lidstaten ook mogelijk om nationaal te bepalen dat voor bepaalde diensten juist géén verificatie nodig is, als de staatssecretaris samen met experts oordeelt dat een voorgestelde toepassing disproportioneel is?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen de inzet van het kabinet op het bekender maken van de richtlijn gezond schermgebruik. Deze leden vragen om dit ook op een begrijpelijke wijze onder de aandacht te brengen op plekken waar veel kinderen en opvoeders komen, zoals scholen, verenigingen of supermarkten. Wat doet de staatssecretaris om deze richtlijn met de verschillende adviesleeftijden breed te communiceren? Kan hij tevens een update geven over de ontwikkeling van een Digitale Kijkwijzer op basis van wetenschappelijk onderzoek, in samenwerking met het NICAM, n.a.v. de motie-Kathmann en Van der Werf (Kamerstuk 36600-VII-71)?

Ondanks dat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het belang van online veiligheid voor jongeren onderschrijven, wijzen ze er wel op dat de eenzijdige focus op minderjarigen een te beperkt beeld geeft van de problemen op online platforms. Bedrijven als X en Meta maken hun sociale media voor iedereen verslavend en polariserend; dat is hun verdienmodel. Maatregelen om dit te bestrijden, zoals het standaard aan hebben staan van de meest privacyvriendelijke instellingen, het verbieden van manipulerende ontwerptrucjes en het voorkomen van informatiefuiken via aanbevelingsalgoritmen, zouden voor álle gebruikers moeten gelden. Deelt de staatssecretaris de mening dat álle gebruikers van sociale media platforms een gelijke en grote mate van bescherming en keuzevrijheid verdienen? Deze leden vinden het ongeloofwaardig dat minderjarige gebruikers deze bescherming wel zouden verdienen, maar vanaf dat ze meerderjarig zijn wél opeens toegang krijgen tot een ongezondere en verslavende online ervaring. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar het bericht van de Autoriteit Persoonsgegevens dat TikTok gebruikersdata deelt met China3, een risico voor zowel jonge als oude gebruikers. Hoe wil de staatssecretaris er voor zorgen dat álle gebruikers beschermd zijn tegen dit soort illegale praktijken?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie pleiten voor een ambitieuze en strenge uitwerking van de Digital Fairness Act (DFA), die álle gebruikers meer keuzevrijheid geeft en hun rechten beter beschermt tegen de manipulatieve praktijken van grote techbedrijven. Kan de staatssecretaris het rapport van 4 november 2025 van het Europees Parlement over minderjarigen online appreciëren?4 Welke maatregelen moeten volgens de staatssecretaris sowieso in de DFA worden opgenomen? Bepleit hij hier ook de breedgedragen oproep van de Kamer, verwoord in de motie-Kathmann en Timmermans (Kamerstuk 21501-33), voor een volledig Europees verbod op radicaliserende algoritmes op basis van tracking en interactie? Wat gaat hij doen om zich hiervoor in te zetten?

Tot slot wijzen deze leden erop dat beleid voor jongeren online altijd met jongeren aan tafel moet worden ontwikkeld. Zij wijzen op het recente onderzoek van HackShield, Offlimits, ESET NL en het COPS team naar het online gedrag van kinderen.5 Hiermee hebben zij 85.000 reacties rechtstreeks van kinderen opgehaald over wat zij online meemaken. Is de staatssecretaris bereid om dit onderzoek te betrekken bij zijn inzet voor een veiligere online omgeving voor minderjarigen? Is de staatsecretaris bereid om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het onderzoek en te bezien of er vervolgonderzoeken kunnen worden gedaan, waar mogelijk ook relevante vragen kunnen worden uitgezet die waardevol zijn voor het ontwikkelen van online jongerenbeleid? Welke andere acties neemt de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de stem van jongeren luid en duidelijk wordt gehoord in het beleid? Is de betrokkenheid van jongeren voldoende geborgd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche inzake DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online en danken het kabinet hiervoor. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele vragen aan het kabinet te stellen hierover.

Zij constateren dat de richtsnoeren zowel inzetten op een risicogebaseerde aanpak als op het beperken van schadelijke ontwerpkeuzes en aanbevelingssystemen. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet gaat borgen dat platforms deze maatregelen in de praktijk daadwerkelijk en zorgvuldig toepassen en hoe de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid hiervan wordt gegarandeerd, zodat minderjarigen niet langer worden blootgesteld aan schadelijke of manipulatieve online prikkels en zich bewust worden van het feit dat (niet-Europese) Big Tech bedrijven en landen mogelijk over hun (privacygevoelige) data beschikken indien zij actief zijn op het internet of bepaalde platforms.

Deze leden vragen verder hoe het kabinet gaat waarborgen dat alle betrokken partijen, en met name de grote online platforms, hun verantwoordelijkheid daadwerkelijk nemen om hardnekkige risico’s zoals cyberpesten, uitbuiting, schadelijke content en online misbruik te verkleinen, en hoe wordt voorkomen dat schadelijke maar niet-illegale “borderline”-inhoud buiten beeld blijft bij moderatie en toezicht. Is het kabinet bereid om in Europees verband draagvlak te verkrijgen om harder tegen op te treden tegen cyberpesten?

De leden van de CDA-fractie steunen de risicogebaseerde aanpak. Echter, deze leden vragen wel hoe het kabinet beoordeelt of de ingezette maatregelen, zoals safety-by-design, leeftijdsverificatie en het versterken van digitale weerbaarheid, voldoende ambitieus zijn om het tempo en de schaal van online risico’s bij te benen, en hoe wordt geborgd dat deze initiatieven daadwerkelijk leiden tot merkbaar veiliger online gedrag van kinderen.

Zij vragen ook hoe het kabinet ervoor zorgt dat de richtsnoeren als handhavingsbenchmark worden toegepast in de EU, hoe platforms worden gestimuleerd de Kinderrechtenimpactassessment (KIA) te gebruiken, hoe transparantie over aanbevelingssystemen wordt afgedwongen en hoe versnippering met de Digital Fairness Act wordt voorkomen, zodat schadelijke ontwerptechnieken, algoritmes en moderatie­lacunes structureel en Europees breed worden aangepakt. In het Fiche staat hierover het volgende: “Platforms moeten daarnaast voorkomen dat het gebrek aan commerciële geletterdheid van kinderen wordt uitgebuit” (Kamerstuk 22112, nr. 4207). Ook maken de leden van de CDA-fractie zich zorgen over de prikkels via social media om allerlei aankopen te doen, soms ook met buy-now-pay-later opties (met schulden onder jongeren tot gevolg). Hoe kunnen we deze zaken beperken via aangescherpte regelgeving van de DSA? Is het kabinet bereid om daarover nader in gesprek te gaan in Europa?

Daarnaast vragen deze leden hoe het kabinet gaat borgen dat platforms hun moderatie- en klachtenprocedures verbeteren, dat kinderen beter worden beschermd tegen schadelijke maar niet-illegale inhoud, en dat leeftijdsverificatie alleen zorgvuldig, proportioneel en privacy­beschermend wordt ingezet, inclusief duidelijkheid over de mogelijke ontwikkeling van een Nederlandse verificatie-app.

Zij vragen verder hoe het kabinet de brede Europese steun voor de richtsnoeren, waaronder de Jutland-verklaring, gaat benutten om platformverplichtingen verder te concretiseren en een effectieve, uniforme handhaving in alle lidstaten te waarborgen, en hoe zij het huidige Europese krachtenveld beoordeelt, inclusief de oproep van de IMCO-commissie (Internal Markt and Consumer Protection) om verslavende ontwerptechnieken te verbieden, met het oog op een actieve Nederlandse inzet voor verdere Europese stappen om schadelijke digitale prikkels voor minderjarigen tegen te gaan.

Het voorkomen van deze negatieve impact op minderjarigen vraagt ook om goede voorlichting, bewustwording en mogelijkheden voor ouders en scholen om hier mee om te gaan. Ziet het kabinet kans om maatschappelijke organisaties hierbij te consulteren? Denk aan het Nederlands Jeugdinstituut dat ook nadenkt over de positieve en negatieve gevolgen van mediagebruik door jongeren6.

De leden van de fractie-CDA vragen het kabinet welke waarborgen zij (additioneel) wil regelen op nationaal niveau, naast deze Europese wetgeving. Op welk niveau wordt de handhaving vanuit de overheid (waaronder het uitdelen van boetes) uitgevoerd en zijn hier personele middelen voor beschikbaar?

Deze leden verwijzen naar het recente bericht van het Europees Parlement waarin wordt voorgesteld dat kinderen pas vanaf 16 jaar toegang zouden moeten krijgen tot sociale mediaplatforms7. Zij vragen hoe het kabinet dit voorstel beoordeelt, welke gevolgen dit zou hebben voor Nederland en of de staatssecretaris bereid is de Kamer te informeren over de wenselijkheid, haalbaarheid en mogelijke beleidsopties rondom een dergelijke minimumleeftijd in de Nederlandse context.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet de verwachte positieve effecten van de richtsnoeren op regeldruk, toezicht en rechtszekerheid beoordeelt, en op welke wijze zij gaat voorkomen dat de vrijwillige maatregelen die mogelijk extra uitvoeringslasten met zich meebrengen alsnog leiden tot onduidelijkheid of ongelijkheid tussen bedrijven, terwijl tegelijk wordt gewaarborgd dat ook grote niet-EU-platforms deze richtsnoeren effectief toepassen ondanks het uitblijven van directe geopolitieke gevolgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben het Fiche met belangstelling gelezen. Deze leden delen de mening van het kabinet dat onze kinderen en jongeren opgroeien in een wereld waarin schermtijd, sociale media en online contacten een groot deel van hun leven vormen. Tegelijk zien zij ook het aantal risico’s toenemen: identiteitsfraude, online pesten, verslaving, misinformatie, deepfakes en ongewenste beïnvloeding zijn reële bedreigingen. Jongeren, maar ook ouderen en andere kwetsbare groepen, verdienen extra bescherming én goede voorlichting om weerbaar te blijven. Daarbij zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat niet het schermgebruik doorslaggevend is, maar vooral wát jongeren online doen, welke content zij zien, met wie zij contact hebben en in welke omstandigheden dat gebeurt. Daarnaast wegen factoren zoals schoolstress, prestatiedruk en sociale ongelijkheid minstens zo zwaar. Bovendien zijn offline en online voor jongeren nauw met elkaar verweven. De digitale omgeving brengt risico’s met zich mee, zoals cyberpesten, maar biedt óók kansen op het gebied van sociale verbondenheid, creativiteit en leren.  

In dit licht zien deze leden het belang van duidelijke leeftijdsgrenzen, maar ook van een bredere, integrale aanpak. Mediawijsheid, samenwerking met platforms en goede ondersteuning aan ouders, professionals en zorgverleners zijn noodzakelijk om jongeren veilig en gezond te laten opgroeien. De leden van de BBB-fractie zijn daarom van mening dat Nederland binnen de EU inzet moet tonen voor een uniform en privacyvriendelijk systeem voor leeftijdsverificatie, dat ook voor sociale-media-apps geldt. Dat biedt duidelijkheid aan gebruikers en versterkt de bescherming van minderjarigen online. 

   

Tegen deze achtergrond hebben deze leden een aantal vragen over de DSA-richtsnoeren betreffende minderjarigen online. Allereerst: de richtsnoeren zijn van toepassing op alle online platforms, behalve op micro- en kleine ondernemingen. Kan de staatssecretaris toelichten waarom er voor deze uitzondering is gekozen? Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag? 

Deelt de staatssecretaris de mening dat ook kleine online platforms risico’s voor minderjarigen kunnen creëren, bijvoorbeeld doordat zij vergelijkbare functies aanbieden (chat, beeldmateriaal, aanbevelingssystemen)? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat risico’s ontstaan doordat minderjarigen uitwijken naar kleinere aanbieders die niet onder deze richtsnoeren vallen? Kan de staatssecretaris uitleggen vanaf welke omvang of omzet een onderneming niet langer als micro- of klein wordt aangemerkt? En op basis van welke EU-normen of criteria wordt deze grens bepaald? 

Verder constateren zij dat de richtsnoeren zich richten op aanbieders van online platforms. Hoe definieert de staatssecretaris een ‘online platform’ in de context van de DSA? Valt een dienst als Wordfeud, waar gebruikers ook met elkaar kunnen chatten, bijvoorbeeld onder deze definitie? Zo ja, wat betekent dit voor vergelijkbare spellen en apps? 

  

De leden van de BBB-fractie lezen dat de richtsnoeren risicogebaseerde aanpak hanteren: hoe hoger het risico, hoe zwaarder de maatregelen. Hoe worden deze risico’s in de praktijk ingeschat? Op basis van welke indicatoren, criteria of instrumenten (zoals het Kinderrechtenimpactassessment) wordt bepaald of een platform een hoog, middelmatig of laag risico vormt voor minderjarigen? 

  

Deze leden zien dat volgens de richtsnoeren de leeftijdsverificatie in verschillende situaties een passende en evenredige maatregel is, onder meer wanneer nationale regels minimumleeftijden voorschrijven. Bestaan er in Nederland al nationale leeftijdsgrenzen die onder deze categorie vallen voor sociale platformen? Zo nee, vindt de staatssecretaris leeftijdsverificatie dan alsnog passend en evenredig wanneer risico’s hoog zijn? En welke vorm van leeftijdsverificatie heeft daarbij de voorkeur? 

  

Om te voorkomen dat jongeren uitwijken naar minder gereguleerde platforms, is een uniform systeem nodig. Hoe borgt het kabinet dat álle online platforms die door jongeren worden gebruikt – ook minder voor de hand liggende diensten – onder dezelfde kaders voor leeftijdsverificatie en ouderlijke toestemming vallen? Op welke manier voorkomt het kabinet dat jongeren kunnen uitwijken naar alternatieve, minder veilige of niet-goedgekeurde platforms? Welke lessen trekt het kabinet uit voorbeelden in andere landen (zoals Australië) waar gefragmenteerde wetgeving ertoe heeft geleid dat jongeren massaal uitwijken naar minder veilige apps? 

  

Jongere kinderen en oudere tieners hebben andere ontwikkelingsniveaus en kwetsbaarheden. Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de BBB-fractie dat een 10-jarige andere bescherming verdient dan een 16-jarige? Hoe wordt dit onderscheid gemaakt binnen de toepassing van de richtsnoeren? Welke factoren worden in deze afweging betrokken?  

  

De Jutland-verklaring roept expliciet op tot strengere, uniforme maatregelen om kinderen online te beschermen, zo constateren deze leden. Hoe verhoudt de voorzichtige Nederlandse appreciatie van leeftijdsverificatie zich tot deze politieke verplichting die Nederland zelf onderschreven heeft? 

Kan de staatssecretaris toelichten op welke wijze leeftijdsverificatie, mits privacyvriendelijk ingericht, wél proportioneel kan zijn? Erkent hij dat de huidige formulering in het Fiche onterecht de indruk wekt dat leeftijdsverificatie per definitie disproportioneel is? 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de op 10 oktober 2025 door de Europese Commissie gepubliceerde richtsnoeren bij artikel 28 van de Digital Services Act (DSA) inzake de bescherming van minderjarigen online. Deze leden onderschrijven het belang van een veilige digitale omgeving voor kinderen en jongeren, waarin zij beschermd worden tegen schadelijke content, misbruik en verslavende ontwerpkeuzes.

Zij lezen dat de richtsnoeren een niet-uitputtende set maatregelen bevatten om de online veiligheid van minderjarigen te versterken, waaronder leeftijdsverificatie, verantwoord ontwerp en bescherming tegen misbruik. De leden van de SGP-fractie constateren echter dat de richtsnoeren geen eenduidige verplichting bevatten om de leeftijd van gebruikers daadwerkelijk vast te stellen, terwijl veel beschermingsmaatregelen hier in de praktijk wel van afhankelijk zijn. Deze leden vragen wat de kabinetsinzet hierop zal zijn.

De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of zij deelt dat effectieve bescherming van minderjarigen online in belangrijke mate afhankelijk is van het daadwerkelijk kunnen vaststellen of een gebruiker minderjarig is.

Deze leden lezen dat het kabinet in zijn appreciatie het belang en de urgentie van leeftijdsverificatie erkent, maar deze tegelijkertijd kwalificeert als een “zwaar middel dat grondrechten raakt en proportioneel moet worden ingezet”. Zij constateren dat deze kwalificatie suggereert dat leeftijdsverificatie per definitie privacy-onvriendelijk of disproportioneel zou zijn.

De leden van de SGP-fractie constateren dat er Europese consensus is over bescherming van minderjarigen, maar dat nog onduidelijk is hoe leeftijdsverificatie moet worden vormgegeven. Deze leden vragen het kabinet wat hierin de door het kabinet beoogde rol van Europa wordt. Zij vragen het kabinet te voorkomen dat de terechte zorgen over impact van sociale media op jongeren misbruikt wordt om een Europese Digitale Identiteit uiteindelijk als onvermijdelijk te presenteren. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet te bevestigen dat dit ook haar inzet zal blijven en de Europese Digitale Identiteit niet te hanteren om leeftijdsverificatie toe te passen, maar te kijken naar de bestaande mogelijkheden zoals leeftijdsverificatie op appstore-niveau en daarbij aandacht te hebben voor de waarborgen ten aanzien van de privacy van gebruikers en de rechten van ouders. Is het kabinet bereid zich in te zetten voor regelgeving die ouders nadrukkelijk ondersteunt en faciliteert in het nemen van beslissingen passend bij hun gezinssituatie?

Deze leden vragen het kabinet of zij kan toelichten welke grondrechten volgens haar concreet worden geraakt indien er concreet wordt gekozen om de bestaande systematiek dat bij het installeren van een telefoon om de leeftijd wordt gevraagd en dat dit enkel wordt uitgebreid door het verplicht stellen van verificatie hiervan.

Zij vragen het kabinet voorts waarom zij leeftijdsverificatie als zwaar middel beschouwt, terwijl bij het instellen van een smartphone reeds standaard naar de leeftijd wordt gevraagd, zonder dat dit als problematisch wordt aangemerkt vanuit grondrechtelijk perspectief.

De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet bereid is te erkennen dat leeftijdsverificatie, mits zorgvuldig vormgegeven, juist kan bijdragen aan de bescherming van grondrechten van minderjarigen. Deze leden vragen tevens of zij bereid is zich in te zetten en samen met gelijkgestemde landen te pleiten voor een Europese digitale meerderjarigheidsleeftijd met centrale leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring als norm voor alle onlinediensten zoals games? Hoe waarborgt het kabinet dat álle apps en digitale diensten die door jongeren worden gebruikt, onder dezelfde regels voor leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring vallen, zodat er geen uitwijkmogelijkheid is naar minder veilige alternatieven?

Zij vragen het kabinet of zij deelt dat het beperken van leeftijdsverificatie tot hoog-risico diensten uitwijkgedrag naar minder veilige alternatieven in de hand kan werken. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet ook of zij deelt dat leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring onderdeel moeten zijn van een bredere, integrale aanpak voor de bescherming van minderjarigen online.

Deze leden lezen dat technische mogelijkheden bestaan om leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring op besturingssysteemniveau te organiseren, waardoor leeftijd slechts eenmaal hoeft te worden geverifieerd. Zij zien hierin voordelen op het gebied van gebruiksgemak, gegevensbescherming en uitvoerbaarheid. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of zij bereid is zich in te zetten voor een systeem waarin leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring centraal en op besturingssysteemniveau worden vormgegeven.

Deze leden vragen het kabinet of zij bereid is expliciet te erkennen dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen, ook in de digitale omgeving, en dat regelgeving deze verantwoordelijkheid dient te ondersteunen in plaats van te bemoeilijken.

Zij lezen dat het kabinet fragmentatie van regelgeving en extra regeldruk wil voorkomen en een gelijk speelveld binnen de Europese Unie nastreeft. Tegelijkertijd constateren de leden van de SGP-fractie dat het kabinet positief staat tegenover de komst van de Digital Fairness Act (DFA). Deze leden vragen het kabinet hoe zij voorkomt dat de DFA leidt tot overlap, onduidelijkheid en vertraging bij de implementatie van bestaande verplichtingen uit de DSA en de bijbehorende richtsnoeren. Zij vragen het kabinet of zij bereid is zich in Brussel actief in te zetten voor heldere, uniforme en Europees geharmoniseerde regels ter bescherming van minderjarigen online, zodat handhaving effectief en uitvoerbaar blijft.

De leden van de SGP-fractie lezen dat in verschillende lidstaten en onder maatschappelijke organisaties wordt gepleit voor een Europese digitale meerderjarigheidsleeftijd, met robuuste leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring als uitgangspunt. Deze leden vragen het kabinet of zij bereid is zich, samen met gelijkgestemde lidstaten, in te zetten voor een dergelijke Europese norm voor alle online diensten.

Zij lezen de recente bevindingen van de Hoge Gezondheidsraad van België8, waarin wordt geconcludeerd dat niet uitsluitend de hoeveelheid schermtijd bepalend is voor de mentale gezondheid van jongeren, maar vooral de aard van de content, de sociale context en de omstandigheden waarin mediagebruik plaatsvindt. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of zij deze conclusies herkent en hoe zij deze inzichten betrekt bij haar inzet op leeftijdsgrenzen, mediawijsheid en ondersteuning van ouders en professionals.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche over de DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Zij zijn blij om te lezen dat het kabinet aan de Commissie heeft gevraagd om een verbod op loot boxes. Hoe heeft de Commissie op die vraag gereageerd? Ziet het kabinet ook bij andere lidstaten draagvlak voor een dergelijk verbod?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verbaasd over de terughoudendheid van het kabinet als het gaat over leeftijdsverificatie, mede gezien de expliciete wens van de Kamer om leeftijdsverificatie in te voeren. Zo wijzen deze leden op de motie van de leden Ceder en Six Dijkstra over het wettelijk borgen van privacyvriendelijke en betrouwbare leeftijdsverificatie voor online gokken en pornografische content (Kamerstuk 36531, nr. 20) en de motie van de leden Ceder en Six Dijkstra over een interdepartementale taskforce leeftijdsverificatie oprichten (Kamerstuk 21501-33, nr. 1154). Zij vragen hoe het kabinetsstandpunt zich verhoudt tot deze aangenomen moties. Ook vragen de leden van de CU-fractie hoe het standpunt zich verhoudt tot de Jutlandverklaring, die Nederland heeft ondertekend. Erkent het kabinet dat deze verklaring stelt dat er een noodzaak is voor leeftijdsverificatie voor sociale media? Deze leden vragen ook om een stand van zaken te geven van de opvolging van bovenstaande moties. Hierbij vragen zij in het bijzonder om een stand van zaken van de oprichting van de taskforce leeftijdsverificatie en wanneer zij het tijdpad voor (nationale) wettelijke verankering van leeftijdsverificatie kunnen verwachten. Ook vragen de leden van de CU-fractie op welke gebieden het kabinet voornemens is leeftijdsverificatie in te voeren.

Deze leden vragen tot slot aan het kabinet of hij ook het risico ziet dat, als leeftijdsverificatie beperkt wordt ingevoerd, minderjarigen hun toevlucht zoeken tot andere apps, die wellicht nog minder veilig zijn. In Australië leek dit namelijk te gebeuren toen het socialmediaverbod eraan kwam. Hoe wil het kabinet leeftijdsverificatie op zo’n manier invoeren, dat dergelijke risico’s worden ondervangen?

II Antwoord/reactie van de bewindspersoon


  1. EDRi (5 februari 2025), ‘Civil Society Demands: European Commission Must Close e-ID loopholes!’, geraadpleegd via https://edri.org/our-work/civil-society-demands-european-commission-must-close-e-id-loopholes/.↩︎

  2. Tweakers (4 oktober 2025), ‘Discord meldt diefstal ID-bewijzen bij handmatige leeftijdsverificatie’, https://tweakers.net/nieuws/239968/discord-meldt-diefstal-id-bewijzen-bij-handmatige-leeftijdsverificatie.html.↩︎

  3. NU.nl (16 december 2025), TikTok deelt gebruikersdata volgens privacywaakhond nog steeds met China, geraadpleegd via https://www.nu.nl/economie/6379666/tiktok-deelt-gebruikersdata-volgens-privacywaakhond-nog-steeds-met-china.html.↩︎

  4. Europees Parlement (4 november 2025), REPORT on the protection of minors online | A10-0213/2025, geraadpleegd via https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-10-2025-0213_EN.html#_ftn15.↩︎

  5. HackShield (5 december 2025), “1 op de 3 kinderen praat met onbekenden in games”, https://nl.joinhackshield.com/nl/nieuws/401.↩︎

  6. Nederlands Jeugdinstituut (2025), ‘Mediagebruik van ouders’, geraadpleegd via https://www.nji.nl/kennis/mediaopvoeding/mediagebruik-door-pubers#:~:text=Voelen%20en%20emoties-,In%20het%20kort,om%20hun%20identiteit%20te%20verkennen.↩︎

  7. Europarl (26 november 2025), ‘Children should be at least 16 to access social media, say MEPs’, geraadpleegd via https://www.europarl.europa.eu/news/en/press-room/20251120IPR31496/children-should-be-at-least-16-to-access-social-media-say-meps.↩︎

  8. Superior Health Council (december 2025), The effects of use of screens and social media on young people, geraadpleegd via uUVAD9pK8cmkUhJ8pxEH5IgKbIxr9IwJVvn6eI6UCi83d.pdf.↩︎