Fiche: DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online
Brief regering
Nummer: 2025D46584, datum: 2025-11-14, bijgewerkt: 2025-11-14 15:50, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
Onderdeel van zaak 2025Z19884:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2025-12-04 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Fiche 2: DSA richtsnoeren betreffende minderjarigen online
Algemene gegevens
Titel voorstel
Richtsnoeren inzake maatregelen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen online te waarborgen, overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065
Datum ontvangst Commissiedocument
7 oktober 2025
Nr. Commissiedocument
COM(2025)5519
EUR-Lex
Nr. impact assessment Commissie en Opinie
N.v.t.
Behandelingstraject Raad
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Justitie en Veiligheid
Essentie voorstel
Op 10 oktober 2025 publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) de mededeling EU-richtsnoeren inzake maatregelen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen online te waarborgen, overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 (de Digitaledienstenverordening, hierna DSA). Deze richtsnoeren verduidelijken hoe aanbieders van online platforms invulling kunnen en moeten geven aan de verplichting neergelegd in artikel 28 DSA. Dat artikel verplicht online platforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen om passende en evenredige maatregelen te nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen. De richtsnoeren zijn van toepassing op alle online platforms, met uitzondering van micro- en kleine ondernemingen.
De Commissie streeft met deze richtsnoeren twee doelen na. Enerzijds moeten ze online platforms ondersteunen bij het verkleinen van risico’s voor minderjarigen, anderzijds dienen ze als handvat voor digitaledienstencoördinatoren en andere bevoegde nationale autoriteiten bij de toepassing en interpretatie van artikel 28 DSA.
De richtsnoeren bevatten een reeks niet-uitputtende maatregelen die online platforms kunnen nemen om de online veiligheid en bescherming van kinderen te versterken en die zijn gebaseerd op een viertal algemene beginselen. Zo moeten de maatregelen die aanbieders van online platforms nemen evenredig en passend zijn, moeten de rechten van kinderen centraal staan, moet privacy, veiligheid en beveiliging worden meegenomen in het ontwerp van de online diensten en moeten aanbieders leeftijdsgeschikte diensten en producten aanleveren. De richtsnoeren nemen een risicobeoordeling als startpunt. Aangezien verschillende online platforms verschillende soorten risico’s voor minderjarigen kunnen inhouden, zal het per geval verschillen of een online platform alle of slechts enkele van de in de richtsnoeren beschreven maatregelen moet toepassen. Hoe hoger de risico’s, hoe meer maatregelen vereist zullen zijn.
De maatregelen die in de richtsnoeren worden genoemd omvatten onder meer leeftijdsgarantiemaatregelen. De Commissie beschrijft dat methoden voor leeftijdsborging privacyvriendelijk, nauwkeurig, betrouwbaar en niet-discriminerend moeten zijn. Ook hierbij wordt een risicogebaseerde benadering gehanteerd. Leeftijdsverificatie is volgens de richtsnoeren een passende en evenredige maatregel in een aantal gevallen. Ten eerste, wanneer de toegang tot een dienst of product op nationaal of op Unieniveau gereguleerd is, zoals de verkoop van alcohol of toegang tot online gokinhoud. Ten tweede, wanneer contractuele verplichtingen of algemene voorwaarden vereisen dat gebruikers ouder zijn dan 18 jaar. Ten derde, wanneer de vastgestelde risico’s voor de privacy, veiligheid of beveiliging van minderjarigen groot zijn en er geen andere minder ingrijpende maatregelen voorhanden zijn. Of ten slotte, wanneer nationale regels een minimumleeftijd voorschrijven. In de richtsnoeren wordt verder aanbevolen dat in het geval van lagere risico’s leeftijdsschatting kan worden toegepast, mits zorgvuldig en evenredig. De richtsnoeren maken duidelijk dat een zogenaamde eigen verklaring, waarbij het kind zelf zijn geboortedatum of leeftijd dient op te geven, in geen geval als passende leeftijdsgarantiemaatregel wordt beschouwd.
Andere maatregelen in de richtsnoeren hebben onder meer betrekking op accountinstellingen, maatregelen op het gebied van aanbevelingssystemen, contentmoderatie, handelspraktijken en ondersteuning van gebruikers en rapportage. Zo wordt aanbevolen dat platforms functies die overmatig gebruik stimuleren – zoals communicatie-“streaks”, kortstondige inhoud, leesbevestigingen, autoplay en pushmeldingen – standaard uit dienen te zetten voor minderjarigen. Dat geldt ook voor filters die worden geassocieerd met negatieve effecten op het lichaamsbeeld en de (geestelijke) gezondheid. Ontwerpkeuzes die vooral gericht zijn op maximale gebruikersbetrokkenheid moeten worden vermeden, en geïntegreerde AI-chatbots dienen te worden voorzien van passende veiligheidswaarborgen. Platforms moeten daarnaast voorkomen dat het gebrek aan commerciële geletterdheid van kinderen wordt uitgebuit. De richtsnoeren schrijven verder voor dat aanbieders van online diensten ervoor moeten zorgen dat minderjarigen niet worden blootgesteld aan misleidende of manipulerende handelspraktijken die kunnen leiden tot ongewenste uitgaven of verslavend gedrag, zoals via virtuele valuta of lootboxen. Ook moeten zij hun aanbevelingssystemen aanpassen om te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan schadelijke inhoud of verstrikt raken in herhalende informatiestromen (informatiefuiken) die bijvoorbeeld schadelijk zijn voor de (geestelijke) gezondheid. Daarbij moeten expliciete voorkeuren van kinderen zwaarder wegen dan automatisch afgeleide gedragssignalen, en moeten kinderen meer controle krijgen over wat zij te zien krijgen. Ook wordt opgeroepen om moderatie-, rapportage- en ouderlijktoezichtinstrumenten te verbeteren, zodat meldingen snel worden opgevolgd en ouders over voldoende hulpmiddelen beschikken om het onlinegedrag van hun kinderen te begeleiden.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Digitale technologieën zijn in de 21e eeuw alomtegenwoordig. Minderjarigen groeien op in een wereld die steeds digitaler wordt. Deze digitale omgeving biedt kinderen talloze kansen: ze kunnen wereldwijd contact leggen met leeftijdsgenoten, zich creatief uiten, hun interesses ontwikkelen en op toegankelijke wijze leren.
Tegelijkertijd brengt de online wereld ook risico’s met zich mee. Het gebruik van digitale technologie kan de mentale en fysieke gezondheid en ontwikkeling van kinderen en jongeren schaden. Online kunnen zij worden blootgesteld aan pesten (cyberpesten), (commerciële) uitbuiting, prikkels die overmatig (scherm)gebruik kunnen veroorzaken, angstgevoelens en schadelijke of misleidende inhoud. Ook lopen zij het risico om slachtoffer te worden van online seksueel kindermisbruik zoals bijvoorbeeld grooming of sextortion, of zij kunnen blootgesteld worden aan online content dat kan leiden tot radicalisering dan wel extremisme. Voor de (georganiseerde en ondermijnende) criminaliteit biedt de online wereld uitzonderlijke kansen om kinderen crimineel uit te buiten en te rekruteren om criminele activiteiten uit te voeren.
Het Nederlandse beleid is erop gericht dat de digitale leefomgeving van kinderen veilig(er) wordt, hun rechten geborgd en versterkt worden en dat zij terecht kunnen bij de juiste organisaties wanneer zij slachtoffer worden van online criminaliteit. Uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor een veilige en gezonde online wereld voor kinderen bij verschillende partijen berust. Het Nederlandse beleid om minderjarigen online beter te beschermen is uiteengezet in de strategie online kinderrechten.1 In deze strategie worden vijf overkoepelende hoofdopgaven onderscheiden waarin dit uitgangspunt tot uitdrukking komt. Het kabinet ziet een verantwoordelijkheid voor de overheid, maar tegelijkertijd ook een voor de industrie. Daarnaast spelen opvoeders en het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol in de zorg voor een online wereld waarin kinderen zich thuis en veilig voelen.
Het kabinet werkt toe naar een safety-by-design principe: zoveel mogelijk aan de voorkant regelen dat digitale diensten kindvriendelijk zijn voor ze op de markt komen. Het kabinet draagt zelf ook bij door betrouwbare en veilige systemen voor leeftijdsverificatie, voor die gevallen dat het aangewezen is, te verkennen. Tevens ontwikkelt het kabinet instrumenten die risico’s en kansen van een digitale dienst in kaart helpen te brengen. De rol van ouders en opvoeders is essentieel. Zij staan immers dicht bij hun kind en zijn het best in staat gedrag te veranderen. Ze moeten daarvoor wel hulpmiddelen aangereikt krijgen. Dat doet het kabinet door middel van een meerjarige publiekscampagne en een onderliggende website waarop informatie te vinden is die ouders en opvoeders ondersteunen in hun taak. Daarin is ook de Richtlijn gezond schermgebruik2 meegenomen, met daarin leeftijdsgedifferentieerde adviezen voor online mediaopvoeding. Daarnaast wordt er op dit moment gewerkt aan een curriculumherziening voor digitale geletterdheid. Dit is naast digitale weerbaarheid belangrijk, omdat het kabinet kinderen op deze manier wil voorbereiden op hun plek in een technologische wereld.
Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (UvA), dat met steun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitgevoerd, blijkt dat er nog blinde vlekken bestaan in het moderatiebeleid van platforms voor wat betreft zogenaamde ‘borderline’-inhoud die een negatieve invloed heeft op de privacy, veiligheid, en beveiliging van minderjarigen. Het betreft inhoud die weliswaar niet illegaal is, maar wel (zeer) schadelijk. Het onderzoek werd met uw Kamer gedeeld via de Verzamelbrief Digitalisering oktober 2025.3
Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de richtsnoeren van de Commissie, die aansluiten bij de Nederlandse inzet om de digitale leefomgeving van kinderen veilig(er) te maken en om de rechten van kinderen te borgen en versterken. De richtsnoeren bevatten voorbeelden van concrete maatregelen die online platforms moeten nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen te waarborgen. Deze nadere invulling van de open norm uit artikel 28 van de DSA komt de rechtszekerheid ten goede, want het ondersteunt platforms bij de naleving en toezichthouders en rechters bij de handhaving van deze verplichting uit de DSA.
Als verordening met een maximum harmoniserend karakter vormt de DSA een belangrijk, horizontaal juridisch kader voor de verantwoordelijkheid van online platforms en de bescherming van minderjarigen online. Om daadkrachtig op te kunnen treden tegen praktijken die niet in het belang van het kind zijn, is het van belang dat de open norm van artikel 28 DSA op uniforme wijze wordt geïnterpreteerd en toegepast. De richtsnoeren dragen daaraan bij. Hoewel ze niet wettelijk bindend zijn, worden ze beschouwd als een belangrijke referentie voor het voldoen aan de norm uit artikel 28, eerste lid, DSA. Als zodanig zullen zij een benchmark voor handhaving vormen. Dat verwelkomt het kabinet en acht het belang van de richtsnoeren daarmee groot.
Het kabinet onderschrijft de risicogebaseerde aanpak die ten grondslag ligt aan de richtsnoeren, waarbij de te nemen maatregelen afhankelijk zijn van de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen die een onlineplatform kan opleveren of veroorzaken. Om gericht veiligere diensten aan te kunnen bieden is het dus van belang om te identificeren welke risico’s er bestaan om vervolgens vast te stellen wat proportionele en evenredige maatregelen zijn, zoals bijvoorbeeld leeftijdsborging. In dit kader hebben de Universiteit Leiden en Considerati in opdracht van het kabinet het Kinderrechtenimpactassessment (hierna: KIA) ontwikkeld, een instrument waarmee digitale diensten de positieve en negatieve effecten van hun diensten voor kinderen in kaart kunnen brengen. Tot genoegen van het kabinet wordt in de richtsnoeren van de Commissie verwezen naar de Nederlandse KIA als instrument dat online platforms kan ondersteunen bij het beoordelen van de risico’s.
Het kabinet onderschrijft de maatregelen die in de richtsnoeren genoemd worden, waaronder de maatregelen met betrekking tot aanbevelingssystemen om het zogenaamde “rabbit hole” effect tegen te gaan. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat juist de werking van aanbevelingssystemen vaak onvoldoende transparant is, wat het moeilijk maakt om het effect te meten.4 Effectiviteit valt of staat met de bereidheid van het platform om de maatregelen daadwerkelijk door te voeren, en duidelijke handhaving door de toezichthouders.
Het kabinet hecht aan de aanpak van verslavende en misleidende ontwerptechnieken die negatieve effecten kunnen hebben op het welzijn van kinderen. Daarbij merkt het kabinet wel op dat niet helemaal duidelijk is wat de verhouding is tussen de maatregelen in de richtsnoeren en de aangekondigde Digital Fairness Act (DFA). Het kabinet wil benadrukken dat het van belang is om fragmentatie van wetgeving te voorkomen en het gelijke speelveld te bewaken tussen partijen die onder de DSA vallen en partijen die daar niet onder vallen. In dit kader is relevant dat het kabinet zich in aanloop naar een voorstel voor een DFA heeft ingezet voor een verdere Europese aanpak van verslavende algoritmen en ontwerptechnieken.
Verder heeft het kabinet in het kader van het voorstel voor een DFA aan de Commissie gevraagd om een verbod te overwegen op ontwerpen die slecht zijn voor het welzijn van alle consumenten. Daarnaast heeft het kabinet gevraagd om een verbod op loot boxes. De maatregelen in de richtsnoeren sluiten daar, voor wat betreft minderjarige consumenten, bij aan. Het kabinet onderschrijft het belang om consumenten meer effectieve controle te geven over hun gebruik van digitale diensten door hen de mogelijkheid te bieden hun ervaring op een eenvoudige en toegankelijke manier aan te passen.
Het kabinet staat positief tegenover de maatregelen in de richtsnoeren die zien op het verbeteren van moderatie-, rapportage- en klachtafhandelingsprocessen, zodat zowel minderjarigen als ouders over voldoende duidelijke en laagdrempelige hulpmiddelen beschikken om illegale of schadelijke inhoud te melden en klachten te kunnen neerleggen over moderatiebeslissingen van platforms. De richtsnoeren geven aan dat platformen duidelijk beleid en procedures dienen vast te stellen over inhoud en online gedragingen die schadelijk zijn voor minderjarigen. Het kabinet verwelkomt hierbij de focus van de Commissie op moderatie van niet-illegale, maar wel schadelijke inhoud, evenals de voorgestelde maatregelen om dergelijke inhoud beter op te sporen en te modereren. In dit kader benadrukken de richtsnoeren dat alle gebruikers inhoud, activiteiten, personen, accounts of groepen moeten kunnen rapporteren indien zij zich ongemakkelijk voelen bij het idee dat dergelijke inhoud, activiteiten, personen, accounts of groepen toegankelijk zijn voor minderjarigen. Daarbij schrijven de richtsnoeren terecht voor dat meldingen afkomstig van minderjarigen prioriteit moeten krijgen. Het kabinet ondersteunt tevens het uitgangspunt in de richtsnoeren dat samenwerking tussen platforms belangrijk is en om technische oplossingen te ontwikkelen waarmee illegale en grensoverschrijdende schadelijke inhoud beter kan worden opgespoord.
Het kabinet verwelkomt ook dat de richtsnoeren een prominente rol toekennen aan klachtenmechanismen. Het toegankelijk maken voor burgers om klachten in te dienen bij platforms, zoals ook aangegeven in de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van online desinformatie,5 is van groot belang. Het kabinet wil de drempels voor gebruikers, in het bijzonder minderjarigen, verlagen, zodat zij, conform de eisen van de DSA, eenvoudig bezwaar kunnen maken tegen moderatiebeslissingen waar zij het niet mee eens zijn. Een belangrijke maatregel hierin is dat platforms op een zichtbare plek en in duidelijke taal aangeven waar en hoe een klacht ingediend kan worden. Het kabinet onderschrijft het belang van kindvriendelijke hulpmiddelen waarmee minderjarigen melding kunnen maken van inhoud, activiteiten, personen, accounts of groepen die mogelijk in strijd zijn met de algemene voorwaarden van het platform.
Voor het kabinet is het naast bovengenoemde maatregelen ook belangrijk dat de mogelijkheid bestaat voor gebruikers om melding te kunnen doen van links op online platforms naar externe websites die illegale inhoud of inhoud die de lichamelijke of geestelijke ontwikkeling van minderjarigen kan schaden, bevatten.
Een belangrijk onderdeel van de richtsnoeren betreft leeftijdsborging. In dit kader merkt het kabinet op dat leeftijdsverificatie een zwaar middel is dat impact kan hebben op verschillende grondrechten6. Daarom is de inzet van het kabinet dat in elke situatie moet worden afgewogen of de inzet ervan proportioneel is, of het daadwerkelijk bijdraagt aan het doel en of er geen alternatief beschikbaar is dat minder inbreuk maakt op de rechten van betrokkenen. Daarbij speelt dat moet worden meegewogen dat bij de toepassing van leeftijdsverificatie, elke gebruiker wordt onderworpen aan de leeftijdsverifcatie. Naarmate de risico’s in specifieke situaties voor jongeren groter zijn en er tevens wettelijke leeftijdsgrenzen zijn (bijvoorbeeld voor online gokken of online alcoholverkoop), is de inzet van leeftijdsverificatie eerder te rechtvaardigen.
In de richtsnoeren worden verschillende leeftijdsverificatie-instrumenten genoemd. Zo verwijst de Commissie naar de EU-oplossing voor leeftijdsverificatie (de white label app) als mogelijk leeftijdsverificatiemiddel waar gebruik van kan worden gemaakt in gevallen waarin de meest verstrekkende vorm van leeftijdsborging, leeftijdsverificatie, gerechtvaardigd is. Momenteel wordt bekeken of het wenselijk en haalbaar is om een dergelijke app in Nederland te ontwikkelen en wat de eventuele kosten daarvan zouden.
Zowel de richtsnoeren als het kabinet benadrukken dat een zorgvuldige afweging van noodzaak, proportionaliteit en alternatieven bij het inzetten van leeftijdsverificatie noodzakelijk is.
Het kabinet steunt de handvatten die in de richtsnoeren worden geboden om deze afweging op een zorgvuldige manier te kunnen maken.
Eerste inschatting van krachtenveld
De verwachting is dat deze richtsnoeren kunnen rekenen op brede steun van de lidstaten. De bescherming van minderjarigen in de digitale wereld wordt door veel lidstaten als prioriteit gezien. Zo is in oktober jl. door een grote meerderheid van de lidstaten (Nederland, samen met 24 andere lidstaten, Noorwegen en IJsland) de Jutland-verklaring ondertekend. In deze verklaring spreken de ondergetekenden af gezamenlijk te werken aan een veiligere digitale omgeving voor kinderen. Hierbij werd opgeroepen tot strikte handhaving van bestaande wetgeving, zoals de DSA, en tot het verplicht stellen van adequate maatregelen door bedrijven om kinderen die hun diensten gebruiken effectief te beschermen. De positie van het Europese Parlement is nog onbekend. Wel heeft de Commissie Interne Markt en Consumentenbescherming recentelijk een rapport aangenomen waarin wordt opgeroepen om de DSA te handhaven en om schadelijke praktijken zoals verslavende ontwerpen en gokachtige spelfuncties te verbieden om minderjarigen te beschermen.7
Grondhouding
ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit,
financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en
geopolitieke aspecten
Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft betrekking op gezamenlijke standaarden voor de Europese interne markt voor digitale diensten (artikel 114 VWEU). Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten, op grond van artikel 4, lid 2, sub a VWEU.
De grondslag voor het vaststellen van richtsnoeren op het gebied maatregelen ter bescherming van de privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen is vastgelegd in artikel 28, lid 4 van verordening 2022/2065 (DSA).
Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel het bevorderen van de bescherming van minderjarigen bij het gebruik van online diensten. Gezien de grensoverschrijdende aspecten van het gebruik van digitale diensten op de Europese markt kan dit onvoldoende door lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau, worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig. Deze richtsnoeren stellen kaders en vormen een benchmark voor bedrijven en overheden voor de interpretatie en implementatie van de open norm van artikel 28 DSA. Dit draagt eraan bij om belemmeringen op de interne markt voor digitale diensten te verminderen en daadkrachtig te kunnen optreden tegen praktijken die niet in het belang van minderjarigen zijn.
Gelet op het bovenstaande zijn EU-brede richtsnoeren niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel het bevorderen van de bescherming van minderjarigen bij het gebruik van online diensten. De mededeling is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de richtsnoeren duidelijke handvatten geven aan bedrijven, lidstaten en toezichthouders om deze bescherming op een geharmoniseerde manier te bewerkstelligen. Zo geven de richtsnoeren handvatten over het privacyvriendelijk en veilig inrichten van online platforms door bijvoorbeeld de openbaarheid van accounts van minderjarigen te beperken of bepaalde schadelijke ontwerptechnieken niet te gebruiken. Aangezien het hier een benchmark en kaders betreft, gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk. Het betreft enkel richtsnoeren en legt geen extra verplichtende maatregelen op aan ondernemers en overheden.
Financiële gevolgen
De mededeling kent geen directe gevolgen voor de Rijksbegroting omdat het geen verplichtingen bevat die kosten met zich meebrengen. Overheden en ondernemers kunnen op eigen initiatief opvolging geven aan de voorgestelde maatregelen. Zo zou een eventuele Nederlandse implementatie van een leeftijdsverificatie kosten met zich meebrengen. Bij verdere uitwerking voor besluitvorming die hiervoor nodig zou zijn, worden via de uitvoertoets de financiële gevolgen nader bepaalt. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Voorafgaand aan de vaststelling van de mededeling heeft de Europese Commissie tussen 31 juli 2024 en 30 september 2024 een openbare consultatie georganiseerd. Zo zijn bedrijven en burgers in de gelegenheid gesteld om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming mededeling. Er is geen impact assessment verricht op deze mededeling. Die was reeds verricht op de DSA zelf.
De mededeling geeft bedrijven handvatten om uitvoering te geven aan artikel 28 DSA. Daarmee wordt concreter en duidelijker wat zij moeten doen om aan deze verplichting van de DSA te voldoen. Daarnaast geeft de mededeling toezichthouders meer houvast bij het verrichten van toezicht op de naleving van artikel 28 DSA. Dat maakt voorspelbaarder hoe zij artikel 28 DSA in de praktijk gaan invullen, wat de onzekerheid voor het bedrijfsleven daarover verkleint. Het voorstel zal naar verwachting daarom een positieve invloed hebben op de regeldruk voor bedrijven en op de regeldruk voor overheden, met name uitvoeringsorganisaties en toezichthouders. Een kanttekening daarbij is dat er een aantal (vrijwillige) maatregelen worden voorgesteld waarvan de uitvoering mogelijk wel additionele uitvoeringslasten en -kosten met zich mee zouden kunnen brengen. Te betogen valt evenwel dat die maatregelen eerder ook al vereist waren onder artikel 28 DSA. De richtsnoeren geven immers nadere invulling aan bestaande norm.
Het voorstel zal naar verwachting geen bijzondere invloed hebben op het concurrentievermogen van de EU.
De richtsnoeren hebben betrekking op online diensten die aangeboden worden binnen de EU, net zoals geldt voor de DSA in den brede. Het voorstel heeft daarom geen gevolgen voor de manier waarop deze diensten aangeboden worden in andere landen. Wel zullen de richtsnoeren tevens van toepassing zijn op grote technologiebedrijven die voor een significant deel gevestigd zijn buiten de EU. De richtsnoeren voorzien echter slechts in het stellen van richtinggevende standaarden voor de uitvoering van een bestaande verplichting uit de DSA. Het is daarom niet voorzien dat de richtsnoeren een grote geopolitieke invloed zullen hebben.
Kamerstukken 2024-2025, 26643, nr. 1392.↩︎
Ina Koning e.a., Richtlijn gezond schermgebruik, Richtlijn gezond schermgebruik 2025 | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstukken 2024-2025, 26643, nr. 1423.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 26 643, nr. 1391.↩︎
Kamerstukken 2023-2024, 30821. nr. 230.↩︎
Kamerstukken 2024-2025, 26643, nr. 1284.↩︎