Uitkomst instellen nieuwe specifieke uitkeringen
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2026
Brief regering
Nummer: 2025D53700, datum: 2025-12-19, bijgewerkt: 2025-12-23 11:40, versie: 3 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Uitkomst nieuwe en voort te zetten specifieke uitkeringen
- Stand van zaken invulling 10%-budgetkorting
- Beslisnota bij Kamerbrief uitkomst instellen nieuwe specifieke uitkeringen
Onderdeel van kamerstukdossier 36800 B-14 Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2026.
Onderdeel van zaak 2025Z22603:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2026-01-22 11:30: Procedurevergadering Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
36 800 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2026
36 800 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2026
Nr. 14 Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2025
In het Regeerprogramma is opgenomen dat het voortzetten van bestaande specifieke uitkeringen of het toekennen van nieuwe specifieke uitkeringen (SPUKS) slechts mogelijk is op basis van een kabinetsbesluit.
In deze brief informeer ik u, mede namens de medefondsbeheerder, de Staatssecretaris voor Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, over de nieuw in te stellen specifieke uitkeringen en het voortzetten van bestaande specifieke uitkeringen. Daarnaast informeer ik u over de vervolgtrajecten, zoals geschetst in de Kamerbrief van 21 mei.1 Dit betreft een stand van zaken met betrekking tot de invulling van de 10%-korting van de SPUKS, die bij de overheveling (tijdelijk) zijn behouden. Tevens betreft dit een update over het traject om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om middelen uit begrotingsfondsen via het gemeente- en/of provinciefonds te verstrekken.
Nieuwe en voort te zetten specifieke uitkeringen
De afgelopen jaren is het gebruik van de SPUK sterk toegenomen: van 16 (€ 8 mld.) in 2018 naar 185 (€ 21,3 mld.) in 2024. Bij het instellen van een SPUK kan het Rijk strikte en gedetailleerde eisen stellen aan de besteding van de gelden uit een specifieke uitkering, hetgeen gemeenten en provincies beperkt in hun bestedingsvrijheid. Daarnaast kennen SPUKs hoge administratieve- en controlelasten.
Om de autonomie van gemeenten en provincies te vergroten en administratieve- en controlelasten te verminderen, wordt er ingezet op een vermindering van het aantal specifieke uitkeringen en het inzetten op het verstrekken van middelen via het gemeente- of provinciefonds. Door meer in te zetten op beleids- en bestedingsvrije middelen, worden medeoverheden meer in staat gesteld om zelf integrale afwegingen te maken en te sturen. Hiermee kunnen medeoverheden ook goed aan de slag met de maatschappelijke opgaven.
Op basis van het Regeerprogramma is het voortzetten van bestaande specifieke uitkeringen of het toekennen van nieuwe specifieke uitkeringen slechts mogelijk op basis van een kabinetsbesluit. Aan de hand van het eerder vastgestelde en aan uw Kamer verzonden afwegingskader zijn er zeven specifieke uitkeringen beoordeeld door vakdepartementen, fondsbeheerders en koepels.
Het betreft zes nieuw in te stellen specifieke uitkeringen en één voortzetting van een bestaande specifieke uitkering. In de bijlage ‘uitkomst nieuwe en voort te zetten specifieke uitkeringen’ worden de zeven specifieke uitkeringen weergegeven, met het oordeel per specifieke uitkering. Over deze specifieke uitkeringen is overeenstemming tussen het vakdepartement, de fondsbeheerders en de koepels over de juiste uitkeringsvorm op dit moment.
Voor de zes nieuw in te stellen specifieke uitkeringen geldt dat deze middelen worden verstrekt vanuit een begrotingsfonds. Uitgaven uit een begrotingsfonds (zoals het Mobiliteitsfonds en Klimaatfonds) zijn conform de Comptabiliteitswet wettelijk gebonden aan een vastgelegd bestedingsdoel. Bij uitgaven uit begrotingsfondsen geldt dus een bestedingsbeperking, waardoor de middelen als specifieke uitkering worden verstrekt. Later in deze brief kom ik nog terug op het traject rondom het verstrekken van middelen afkomstig uit begrotingsfondsen via het gemeente- en/of provinciefonds.
De bestaande specifieke uitkering blijft vanwege pragmatische redenen behouden. Deze SPUK loopt af in 2026 en het overhevelen van deze specifieke uitkering voor één jaar zou leiden tot veel ’’overhevelingslasten’’, zoals het wijzigen van onderliggende bestuurlijke afspraken en administratieve kosten. Dit kan ook voor onduidelijkheid zorgen bij de ontvanger(s). Mocht er voor een vervolg toch een nieuwe specifieke uitkering nodig zijn, dan vraagt dit, net als alle andere nieuwe specifieke uitkeringen, om een nieuw kabinetsbesluit.
Invulling 10%-korting
In de Kamerbrief van 21 mei jl. bent u geïnformeerd over de overheveling van specifieke uitkeringen naar het Gemeente- en Provinciefonds vanaf 2026 en de invulling van de tien procent budgetkorting voor specifieke uitkeringen die behouden blijven. Er zijn 29 specifieke uitkeringen die (tijdelijk) behouden blijven, maar waarvoor de invulling van de 10%-korting nog niet volledig ingevuld was conform de eerdere afspraken uit het vastgestelde afwegingskader. Vakdepartementen hebben in 2025 gesprekken gevoerd met koepel(s)/ontvanger(s) over de wijze waarop de korting wordt ingevuld. Voor de invulling van de korting zijn er drie opties, waarbij als uitgangspunt geldt dat medeoverheden niet met minder budget dezelfde taken hoeven uit te voeren. De budgetkorting kan door het vakdepartement alternatief gedekt worden op de eigen begroting. Als dat niet lukt, kan het vakdepartement in overleg met de koepel/ontvanger in gesprek over de mogelijkheid om de gevraagde prestaties voor de specifieke uitkering te verlagen of afspraken te maken over een meer doelmatige uitvoering.
In de Kamerbrief van 21 mei is de toezegging gedaan dat vakdepartementen uw Kamer uiterlijk in het najaar op de hoogte zullen brengen van de invulling van de 10%-korting. In bijlage 2 geef ik u een overzicht van de invulling van de 10%-korting voor de specifieke uitkeringen waar de invulling nog onduidelijk was. Er staat, waar van toepassing, een link naar de communicatie vanuit het vakdepartement over hoe er met de invulling van de 10%-korting is omgegaan. Het is voor twee specifieke uitkeringen op dit moment nog niet bekend, hoe deze 10%-korting ingevuld gaat worden door het vakdepartement. Ik blijf met vakdepartementen en koepels in gesprek over de invulling van de korting.
Begrotingsfondsen
Zoals eerder in deze brief is aangegeven, worden middelen vanuit een begrotingsfonds als specifieke uitkering verstrekt omdat verstrekking van middelen uit het fonds wettelijk gebonden is aan een bestedingsdoel. Op dit moment ben ik met de ministeries IenW en Financiën en de VNG en het IPO in goed overleg om te verkennen wat de mogelijkheden zijn om middelen uit een begrotingsfonds via het Gemeente- of Provinciefonds aan gemeenten en provincies te verstrekken. Het belang dat middelen waar passend via het gemeente- en/of provinciefonds verstrekt worden, wordt door alle gesprekspartners gedeeld. In de gesprekken wordt zowel naar de juridische kant gekeken, als naar de politieke wenselijkheid. Ik verwacht de Kamer in het voorjaar van 2026 op de hoogte te kunnen stellen van de uitkomsten van dit traject.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
Bijlagen
| Volgnummer | Naam | Classificatie |
|---|---|---|
| 1 | Uitkomst nieuwe en voort te zetten specifieke uitkeringen | |
| 2 | Stand van zaken invulling 10%-budgetkorting |
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 B en 36 600 C, nr. 45↩︎