[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Wijziging van de Omgevingswet, Algemene wet bestuursrecht en de Wet windenergie op zee ter implementatie van onderdelen van de met Richtlijn 2023/2413 gewijzigderichtlijn hernieuwbare energie (REDIII, vergunnen)

Voorstel van wet

Nummer: 2025D53834, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-22 09:02, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van kamerstukdossier 36872 -2 Wijziging van de Omgevingswet, Algemene wet bestuursrecht en de Wet windenergie op zee ter implementatie van onderdelen van de met Richtlijn 2023/2413 gewijzigderichtlijn hernieuwbare energie (REDIII, vergunnen).

Onderdeel van zaak 2025Z22644:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van de Omgevingswet, Algemene wet bestuursrecht en de Wet windenergie op zee ter implementatie van onderdelen van de met Richtlijn 2023/2413 gewijzigde richtlijn hernieuwbare energie (REDIII, vergunnen)

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Omgevingswet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet windenergie op zee te wijzigen in verband met de implementatie van richtlijn nr. (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I (OMGEVINGSWET)

De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.21a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.21b (aanwijzing gebieden hernieuwbare energie)

Gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie en infrastructuurgebieden voor hernieuwbare energie:

a. kunnen worden aangewezen bij omgevingsplan of, met inachtneming van de grenzen van artikel 2.3, tweede lid, bij omgevingsverordening,

b. worden op grond van artikel 2.21, eerste lid, alleen aangewezen volgens bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels.

B

Artikel 2.25, derde lid, onder c, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1° wordt “artikel 2.22” gewijzigd in: “artikel 2.21b, aanhef en onder a, 2.22”.

2. In onderdeel 4° wordt “artikel 16.55, vierde lid” gewijzigd in: “artikel 2.21b, aanhef en onder a, of 16.55, vierde lid”.

C

In artikel 2.26, derde lid, wordt, onder vernummering van de onderdelen h tot en met k tot i tot en met l, na onderdeel g een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. richtlijn hernieuwbare energie,.

D

Aan afdeling 2.6 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 2.6.4 Bijzondere taken hernieuwbare energie

Artikel 2.47 (contactpunt hernieuwbare energie)

1. Onze Minister van Klimaat en Groene Groei is het contactpunt, bedoeld in artikel 16, derde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie, dat op verzoek van degene die een hernieuwbare-energieproject uitvoert, de procedure begeleidt, als:

a. afdeling 5.2 daarop van toepassing is; en

b. Onze Minister van Klimaat en Groene Groei op grond van artikel 5.44, eerste lid, of op grond van artikel 5.44a, vierde lid, bevoegd is om het projectbesluit in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen.

2. Onze Minister van Klimaat en Groene Groei verwerkt alleen persoonsgegevens voor zover dit noodzakelijk is voor de vervulling van zijn rol als contactpunt.

E

Aan artikel 3.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het college van burgemeester en wethouders stelt ter uitvoering van de artikelen 15quater, eerste lid, onder b, en 15sexies, eerste lid, onder e, van de richtlijn hernieuwbare energie een versnellingsgebiedsplan vast voor de volgende gebieden als deze bij omgevingsplan zijn aangewezen:

a. gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie, en

b. infrastructuurgebieden voor hernieuwbare energie.

F

Aan artikel 3.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Gedeputeerde staten stellen ter uitvoering van de artikelen 15quater, eerste lid, onder b, en 15sexies, eerste lid, onder e, van de richtlijn hernieuwbare energie een versnellingsgebiedsplan vast voor de volgende gebieden als deze bij omgevingsverordening zijn aangewezen:

a. gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie, en

b. infrastructuurgebieden voor hernieuwbare energie.

G

Aan artikel 3.9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Onze Minister van Klimaat en Groene Groei stelt, in overeenstemming met Onze Ministers die het aangaat, ter uitvoering van de artikelen 15quater, eerste lid, onder b, en 15sexies, eerste lid, onder e, van de richtlijn hernieuwbare energie een versnellingsgebiedsplan vast voor de volgende gebieden als deze bij ministeriële regeling zijn aangewezen:

a. gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie, en

b. infrastructuurgebieden voor hernieuwbare energie.

H

Aan artikel 13.1, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Onze Minister van Klimaat en Groene Groei kan daarnaast ter dekking van de kosten voor het uitvoeren van een screening hernieuwbare energie rechten heffen van de initiatiefnemer van een hernieuwbare-energieproject.

I

Aan artikel 13.1a, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Een gemeente of provincie kan ook rechten heffen voor het uitvoeren van een screening hernieuwbare energie.

J

Na artikel 13.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13.6a (financiële voorschriften voor hernieuwbare-energieprojecten)

Onverminderd artikel 13.5 kan, als overeenkomstig op grond van artikel 5.18, eerste lid, gestelde regels een omgevingsvergunning voor een hernieuwbare-energieproject kan worden verleend onder de voorwaarde dat de effecten van het project worden gecompenseerd door het betalen van een bedrag voor een programma voor het behoud of herstel van de staat van instandhouding van soorten of habitats, aan de omgevingsvergunning het voorschrift worden verbonden dat dit bedrag wordt betaald.

K

Aan artikel 16.53c worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid hoeft geen passende beoordeling te worden gemaakt voor plannen of projecten waarvoor bij algemene maatregel van bestuur in overeenstemming met een verordening, richtlijn of besluit, als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, een afwijking van artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn is toegestaan.

4. Over de toepassing van het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.

L

Na afdeling 16.4a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 16.4b Screening hernieuwbare-energieprojecten

Artikel 16.53d (screening hernieuwbare-energieprojecten)

1. Het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een activiteit die betrekking heeft op een hernieuwbare-energieproject voert een screening hernieuwbare energie uit voor een project voor het opwekken van hernieuwbare energie in een gebied voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie of een project voor infrastructuur voor hernieuwbare energie in een infrastructuurgebied voor hernieuwbare energie.

2. Bij de screening hernieuwbare energie wordt onderzocht of het zeer waarschijnlijk is of een hernieuwbare-energieproject, gelet op de milieugevoeligheid van het gebied waar het project zal worden uitgevoerd, zal leiden tot aanzienlijke nadelige milieueffecten die niet zijn vastgesteld in het milieueffectrapport of bij de passende beoordeling, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn, voor het versnellingsgebiedsplan.

3. Voor zover het gaat om een hernieuwbare-energieproject dat is aangewezen op grond van artikel 16.43, eerste lid, wordt bij de screening hernieuwbare energie ook onderzocht of het project mogelijk aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten heeft.

4. Ten aanzien van een project voor het opwekken van hernieuwbare energie legt het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een hernieuwbare-energieproject het vast in een besluit als uit de screening blijkt dat:

a. het project, gelet op de milieugevoeligheid van het gebied waar het project zal worden uitgevoerd, zeer waarschijnlijk zal leiden tot aanzienlijke nadelige milieueffecten die niet zijn vastgesteld in het milieueffectrapport of bij de passende beoordeling voor het versnellingsgebiedsplan, en

b. de milieueffecten, bedoeld onder a, niet kunnen worden verzacht door de maatregelen die zijn opgenomen in het versnellingsgebiedsplan voor het gebied voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie, of door maatregelen die door de initiatiefnemer zijn voorgesteld.

5. Het eerste lid is niet van toepassing op een hernieuwbare-energieproject voor de repowering van een hernieuwbare-energieproject voor zonne-energie, als de repowering geen extra ruimte inneemt en het oorspronkelijke hernieuwbare-energieproject voor zonne-energie voldoet aan de van toepassing zijnde regels en maatregelen uit het versnellingsgebiedsplan dat is vastgesteld voor het gebied waar het project zal worden uitgevoerd. Onder repowering wordt verstaan repowering als bedoeld in artikel 2 van de richtlijn hernieuwbare energie.

6. Over de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.

M

Aan artikel 16.64 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen hernieuwbare-energieprojecten:

a. is het tweede lid niet van toepassing, als de voorgenomen beslissing op de aanvraag instemming als bedoeld in artikel 16.16 behoeft; en

b. kan het bevoegd gezag de beslistermijn, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van het tweede lid, eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen als de voorgenomen beslissing op de aanvraag geen instemming als bedoeld in artikel 16.16 behoeft.

N

De bijlage bij artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

hernieuwbare energie: hernieuwbare energie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de richtlijn hernieuwbare energie;

hernieuwbare-energieproject: totstandbrenging en exploitatie van:

a. een installatie voor het opwekken van hernieuwbare energie,

b. energie-infrastructuur voor hernieuwbare energie.

gebied voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie: gebied als bedoeld in artikel 15 quater, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie;

infrastructuurgebied voor hernieuwbare energie: gebied als bedoeld in artikel 15 sexies, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie;

screening hernieuwbare energie: screening als bedoeld in de artikelen 15sexies, derde lid en 16bis, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie;.

versnellingsgebiedsplan: versnellingsgebiedsplan als bedoeld in artikel 3.6, derde lid, 3.8, vijfde lid of 3.9, vijfde lid;

2. In onderdeel B wordt in de begripsomschrijving van richtlijn hernieuwbare energie “Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140)” vervangen door “Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) (PbEU 2018, L 328)”.

ARTIKEL II (ALGEMENE WET BESTUURSRECHT)

In artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet, onder verlettering van de onderdelen g tot en met m tot h tot en met n een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. artikel 5.1, voor zover het betreft een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, een Natura 2000-activiteit, een flora- en fauna-activiteit, een bouwactiviteit, een rijksmonumentenactiviteit, een beperkingengebiedactiviteit, een wateractiviteit, een mijnbouwlocatieactiviteit of een omgevingsplanactiviteit, voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op een hernieuwbare-energieproject.

ARTIKEL III (WET WINDENERGIE OP ZEE)

Artikel 12a van de Wet windenergie op zee wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt als volgt te luiden:

6 Bij de aanvrager van een vergunning worden kosten in rekening gebracht voor:

a. de behandeling van de aanvraag; en

b. een voor het windpark uitgevoerde screening hernieuwbare energie als bedoeld in de Omgevingswet.

2. Na het zesde lid wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

7. Onze Minister bepaalt bij ministeriële regeling de hoogte van de kosten, bedoeld in het zesde lid.

ARTIKEL IV (SAMENLOOP WETSVOORSTEL GEMEENTELIJKE INSTRUMENTEN WARMTETRANSITIE)

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2023 ingediende voorstel van wet tot

wijziging van de Omgevingswet en de Gaswet in verband met gemeentelijke instrumenten voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving (Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie) (Kamerstukken 2022/23, 36387) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel B van die wet:

a. eerder in werking treedt of is getreden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel E, van deze wet de aanduiding “3.” vervangen door “4.”.

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel B, van die wet de aanduiding “3.” vervangen door “4.”.

ARTIKEL V (SAMENLOOP WETSVOORSTEL VERSTERKING REGIE VOLKSHUISVESTING)

A

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 maart 2024 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van

de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting

samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting) (Kamerstukken 2024/25, 36 512) tot wet is of wordt verheven en artikel III, onderdelen D, E, F en FG van die wet:

a. eerder in werking treden of zijn getreden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treden als, artikel I, onderdelen E, F, G en M van deze wet wordt:

1. In artikel I, onderdeel E, van deze wet de aanduiding “3.” vervangen door “4.”.

2. In artikel I, onderdeel F, van deze wet de aanduiding “4.” vervangen door “5.”.

3. In artikel I, onderdelen G en M, van deze wet de aanduiding “5.” vervangen door “6.”.

b. later in werking treden dan artikel I, onderdelen E, F, G en M, van deze wet, worden in artikel III, onderdelen D, E, F en FG, van die wet:

1. In artikel III, onderdeel D, de aanduiding “3.” vervangen door “4.”.

2. In artikel III, onderdeel E, de aanduiding “4.” vervangen door “5.”.

3. In artikel III, onderdelen F en FG, de aanduiding “5.” vervangen door “6.”.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 maart 2024 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van

de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting

samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting) (Kamerstukken 2024/25, 36 512) tot wet is of wordt verheven en artikel VIII van die wet:

a. eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel E van deze wet wordt in artikel I, onderdeel E, van deze wet de aanduiding “3.” vervangen door “5.”.

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet wordt in artikel VIII, onderdeel a, van die wet “artikel 3.6, vierde lid, van de Omgevingswet” vervangen door “artikel 3.6, vijfde lid, van de Omgevingswet” en wordt de aanduiding “4” vervangen door “5”.

ARTIKEL VI (INWERKINGTREDING)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

De Minister van Klimaat en Groene Groei,