[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Uitvoering van Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voorproducten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet verordeningcyberweerbaarheid)

Voorstel van wet

Nummer: 2025D53877, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-22 11:04, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van kamerstukdossier 36875 -2 Uitvoering van Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voorproducten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet verordeningcyberweerbaarheid).

Onderdeel van zaak 2025Z22654:

Preview document (🔗 origineel)


Wet tot uitvoering van Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet verordening cyberweerbaarheid)

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Verordening cyberweerbaarheid);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij: aanbieder van een dienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de Markttoezichtverordening;

  • CSIRT: Computer security incident response team;

  • Markttoezichtverordening: Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L169);

  • online interface: online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de Markttoezichtverordening;

  • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • product met digitale elementen: product met digitale elementen als bedoeld in artikel 3, onder 1, van de Verordening cyberweerbaarheid;

  • Raad voor Accreditatie: Stichting Raad voor Accreditatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie;

  • Verordening cyberweerbaarheid: Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828.


HOOFDSTUK 2 AANWIJZINGEN

Artikel 2.1 Aanwijzing Onze Minister als aanmeldende autoriteit

  1. Onze Minister is de aanmeldende autoriteit, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, en is bevoegd om de taken uit te voeren en de bevoegdheden uit te oefenen die bij of krachtens de Verordening cyberweerbaarheid zijn toegekend aan de aanmeldende autoriteit, met inachtneming van het tweede lid.

  2. Ten behoeve van de beoordeling en monitoring wordt een conformiteitsbeoordelingsinstantie geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie of door een andere nationale accreditatie-instantie als bedoeld in Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218).

Artikel 2.2 Aanwijzing Onze Minister als markttoezichtautoriteit

Onze Minister is de markttoezichtautoriteit, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, en is bevoegd om de taken uit te voeren en de bevoegdheden uit te oefenen die bij of krachtens de Verordening cyberweerbaarheid zijn toegekend aan de markttoezichtautoriteit.

Artikel 2.3 Bevoegdheid als coördinator aangewezen CSIRT

Het krachtens artikel 17, eerste lid, van de Cyberbeveiligingswet als coördinator met het oog op een gecoördineerde bekendmaking van kwetsbaarheden aangewezen CSIRT is het als coördinator aangewezen CSIRT, bedoeld in artikel 3, onder 51, van de Verordening cyberweerbaarheid, en is bevoegd om de taken uit te voeren en de bevoegdheden uit te oefenen die bij of krachtens de Verordening cyberweerbaarheid zijn toegekend aan het als coördinator aangewezen CSIRT.

HOOFDSTUK 3 TOEZICHT EN SANCTIONERING

Artikel 3.1 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de Verordening cyberweerbaarheid zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel 3.2 Onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden Markttoezichtverordening

De ambtenaren, bedoeld in artikel 3.1, zijn bevoegd om de bevoegdheden uit te oefenen, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen f, g en h, van de Markttoezichtverordening.

Artikel 3.3 Betreden woning zonder toestemming van de bewoner

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 3.1, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de Markttoezichtverordening.

  2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

  3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.

  4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.

Artikel 3.4 Fictieve identiteit en hoedanigheid

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 3.1, zijn bevoegd om, ter uitvoering van de Markttoezichtverordening, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten met digitale elementen te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  2. Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:

    1. zijn naam of nummer en hoedanigheid;

    2. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;

    3. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;

    4. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het product met digitale elementen is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;

    5. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van de toegang tot het product met digitale elementen is verstrekt;

    6. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden; en

    7. hetgeen tijdens het onderzoek van het product met digitale elementen is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.

Artikel 3.5 Zelfstandige last

  1. Onze Minister kan, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de Markttoezichtverordening, gevormd door een product met digitale elementen, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan:

    1. degene die ertoe in staat is om inhoud te verwijderen van, of de toegang te beperken tot, een online interface, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de Markttoezichtverordening, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface;

    2. een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a, is voldaan, om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.

  2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.

  3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.

  4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

  5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.

Artikel 3.6 Bijstand verlenen aan marktoezichtautoriteiten andere lidstaten

Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ambtenaren, bedoeld in artikel 3.1, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de Markttoezichtverordening uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.

Artikel 3.7 Sanctionering

  1. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 64, tweede lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, ter handhaving van de in dat lid genoemde verplichtingen.

  2. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 64, derde lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, ter handhaving van de in dat lid genoemde bepalingen.

  3. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 64, vierde lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, ter handhaving van dat lid.

  4. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de in artikel 64, tweede lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, genoemde verplichtingen.

  5. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de in artikel 64, derde lid, van de Verordening cyberweerbaarheid, genoemde bepalingen.

  6. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 64, vierde lid, van de Verordening cyberweerbaarheid.

  7. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 7 van de Markttoezichtverordening.

  8. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van een maatregel die getroffen is op grond van artikel 3.2 en ter handhaving van artikel 3.5, tweede lid.

HOOFDSTUK 4. NADERE REGELS

Artikel 4.1 Nadere regels uitvoering Verordening cyberweerbaarheid

Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen voor zover dat nodig is voor een goede uitvoering van de Verordening cyberweerbaarheid en de op grond van de Verordening cyberweerbaarheid vastgestelde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.

HOOFDSTUK 5. WIJZIGING ANDERE WETGEVING

Artikel 5.1 Wijziging Algemene wet bestuursrecht

Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 7 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:

- Uitvoeringswet verordening cyberweerbaarheid

- Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828.

2. In artikel 11 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:

- Uitvoeringswet verordening cyberweerbaarheid

- Verordening (EU) 2024/2847 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 168/2013 en (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2020/1828.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Samenloop

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 maart 2023 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering) (Kamerstukken 36327) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.2.27 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikelen 3.3 en 3.5 van deze wet, wordt in de artikelen 3.3, tweede lid, en 3.5, vierde lid, van deze wet “Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering” vervangen door “Artikel 1.2.27 van het Wetboek van Strafvordering”.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet verordening cyberweerbaarheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Economische Zaken,