Onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2021 en aanverwante zaken (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D49194, datum: 2020-11-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-11-30 09:30: Onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2021 en aanverwante zaken. (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2021 en aanverwante zaken
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 30 november 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Ark, minister voor Medische Zorg en Sport, over:
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 2 juli 2020 inzake monitor Sport en corona (30234, nr. 253);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 juli 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere steunpakket sportverenigingen gevolgen COVID-19-maatregelen (Kamerstuk 30234-244) (30234, nr. 252);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 1 mei 2020 inzake steunpakket sportverenigingen gevolgen COVID-19-maatregelen (30234, nr. 244);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 27 augustus 2020 inzake verslag Informele Videoconferentie voor EU-Sportministers - 2 juni 2020 (21501-34, nr. 343);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (35570-XVI);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 15 september 2020 inzake factsheet Lichamelijke activiteit en Zorgkosten (32793, nr. 494);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 september 2020 inzake werkprogramma Nederlandse Sportraad (30234, nr. 254);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 30 oktober 2020 inzake uitvoering van de motie van het lid Marijnissen c.s. over een plan om Nederland meer in beweging te krijgen (Kamerstuk 25295-437) (32793, nr. 504);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 20 november 2020 inzake voortgang sport 2020 (30234, nr. 256);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 23 november 2020 inzake beleidsreactie Advies Sportraad organisatie en financiering van de sport (30234, nr. 255);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 november 2020 inzake monitor Sport en corona II (2020Z22845);
de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 25 november 2020 inzake topsportevenementen met meer maatschappelijke waarde (30234, nr. 257).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Lodders
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Post
Voorzitter: Rudmer Heerema
Griffier: Clemens
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Diertens, Rudmer Heerema, Jansen, Kerstens, Von Martels, Van Nispen en Westerveld,
en mevrouw Van Ark, minister voor Medische Zorg en Sport.
Aanvang 9.31 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom op deze vroege ochtend. Zo vroeg ben ik in ieder
geval nog nooit met een debat begonnen. We hebben vandaag het
wetgevingsoverleg Sport. Volgens mij is dat een van de leukste debatten
van het jaar. Fijn om te zien dat we hier vandaag met zeven partijen
aanwezig zijn. We hanteren vandaag de begrotingsvolgorde. Dat betekent
dat de heer Jansen van de PVV als eerste mag spreken. Hij heeft dertien
minuten spreektijd. De VVD is de tweede spreker met achttien minuten
spreektijd. GroenLinks spreekt als derde met tien minuten spreektijd.
Het CDA is de vierde spreker met dertien minuten. De SP heeft als vijfde
partij tien minuten spreektijd. D66 heeft als zesde spreker dertien
minuten. De Partij van de Arbeid spreekt als laatste en heeft acht
minuten spreektijd. Dat was het, tenzij er nog collega's binnen komen
lopen. Mevrouw Westerveld heeft ondertussen ook nog een ander debat. Zij
zal tussentijds even weggaan en hopelijk ook weer terugkomen. Ik hoor
dat dat inderdaad de bedoeling is. Hartstikke goed!
Dan zou ik willen voorstellen om te beginnen met de eerste termijn. Ik
geef het woord aan de heer Jansen van de PVV.
De heer Jansen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We kunnen het helaas niet mooier maken dan het
is. De gevolgen van corona en van de genomen maatregelen blijven de
sportwereld in hun greep houden. Vanuit alle hoeken van de sport, van
het voetbal tot het tennis, krijgt de PVV duidelijke signalen dat de
huidige situatie een enorme klap is voor het verenigingsleven.
De KNVB luidt de noodklok over de ernstige consequenties voor onze
voetballers, competities, verenigingen en voetballiefhebbers. Terecht
merken ze op dat met de huidige maatregelen enorm veel Nederlanders
dreigen stil te vallen en dat dit gevolgen heeft voor het welzijn van
miljoenen mensen die betrokken zijn bij het voetbal in Nederland. De PVV
is er stellig van overtuigd dat sporten goed is voor de gezondheid en
dus ook voor de weerstand. We snappen natuurlijk dat maatregelen nodig
zijn, maar vragen ons af of er niet wat meer maatwerk kan komen voor de
sport. Kan de minister vertellen welke mogelijkheden ze daarvoor ziet en
of de regering van plan is de sport met aanvullende ondersteuning
tegemoet te komen? We moeten echt voorkomen dat onze sport omvalt. Dus
graag een reactie.
Ook de biljart- en dartsport vraagt om een duidelijk perspectief. In
tegenstelling tot veel andere sporten vinden deze sporten plaats in
buurthuizen, zorginstellingen, cafés, sportkantines of gewoon op de
camping. Het is dus duidelijk dat ook hier rake klappen vallen. De
sportsector zegt zelf dat ze vrezen dat een derde het niet zal gaan
redden als er geen hulp komt vanuit de regering. Is de minister zich
ervan bewust dat de bestaande steunmaatregelen dus ruim onvoldoende
zijn?
Voorzitter. Deze situatie treft ook het zwemonderwijs. De PVV is altijd
voorstander geweest van kinderen leren zwemmen, maar we merken dat dat
nu ook zwaar onder druk staat. Hoe voorkomt de minister dat straks een
hele lichting kinderen niet goed genoeg kan zwemmen, met alle gevolgen
van dien in dit land dat vol water zit?
Voorzitter. De roep om duidelijkheid komt ook vanuit NOC*NSF. Ze wijzen
op de vele beperkingen en vragen met tal van andere landelijke
sportorganisaties om gezamenlijk te verkennen op welke manier de sport
het beste kan worden opgenomen in de routekaart coronamaatregelen van de
rijksoverheid. Zij stellen dat versoepelingen voor de sport zorgen voor
meer gezondheid en een positief sociaal effect. Ook wijzen erop dat
financiële compensaties daardoor minder noodzakelijk worden. De PVV wil
graag van de minister weten hoe zij hiertegen aankijkt. Deelt zij deze
opvatting van de sportorganisatie en, zo ja, welke mogelijkheden ziet
zij hiertoe dan? Graag een reactie. Vergeet daarbij ook niet het
platform Uniek Sporten. Zij vroegen de minister om een eenmalige
bijdrage omdat een belangrijk deel van de inkomsten van het Fonds
Gehandicaptensport was weggevallen. Ze hebben er helaas weinig van
vernomen. Vandaar dat de PVV er hier vandaag weer om vraagt. Is de
minister bereid deze vorm van sport te helpen overleven in deze
moeilijke tijden?
Nu we het over overleven hebben, brengt de PVV de Groningse drafbaan
onder de aandacht van de minister. Een prachtig stukje sport, bomvol
geschiedenis en cultuur, dreigt voor altijd verloren te gaan in
Groningen. Is de minister bereid om met de provincie en gemeente in
gesprek te gaan en te kijken of deze sport voor de stad en provincie
behouden kan blijven? Graag een reactie.
Voorzitter, dan iets anders: de Autoriteit Persoonsgegevens. Vorige week
konden we allemaal in de krant lezen hoe een prachtig initiatief als
VoetbalTV volledig kapot is gemaakt door deze organisatie. VoetbalTV
kreeg een boete opgelegd van meer dan 0,5 miljoen euro, maar hoefde die
na een slepende rechtszaak uiteindelijk niet te betalen. Het was mosterd
na de maaltijd, want nu zijn ze volledig failliet. Een leuke manier om
het amateurvoetbal in de schijnwerpers te zetten en via de stream mensen
te kunnen laten meekijken naar ons jonge talent is vakkundig de nek
omgedraaid door het monster dat de Autoriteit Persoonsgegevens is
geworden. En VoetbalTV is niet het enige slachtoffer. Ook de tennisbond
hangt een enorme boete boven het hoofd. De PVV vraagt daarom opheldering
over de macht van de Autoriteit Persoonsgegevens. Wat vindt de minister
ervan dat de sportwereld moet huiveren bij elke stap die ze zetten als
ze gewoon bezig willen zijn met het beoefenen van hun geliefde sport? Is
de minister het met de PVV eens dat deze situatie compleet is
doorgeslagen? Is zij bereid om samen met collega's in de regering
stappen te zetten om een einde te maken aan deze wurggreep op het
sportleven?
Voorzitter, dan iets anders. Enkele weken geleden heeft de Kamer
gesproken met enkele voormalige topturnsters en met topturnsters die nog
steeds actief zijn. Het waren zeer aangrijpende verhalen over
intimidatie en geestelijke mishandeling. Voormalige topturnsters hebben
nog steeds last van de trauma's die ze toen hebben opgelopen. Al die
jaren stonden ze er alleen voor. De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek
Unie, de KNGU, heeft niets, maar dan ook niets voor hen gedaan. Geen
nazorg of begeleiding. Als ze therapie nodig hadden of hebben, moesten
ze die zelf betalen. Het leed is nooit meer te vergoeden, maar
smartengeld lijkt ons meer dan gerechtvaardigd. Ook voor de
behandelingen moet toch een financiële oplossing kunnen worden gevonden.
Die hoort de KNGU voor haar rekening te nemen, al dan niet samen met
NOC*NSF. Is de minister dit met de PVV eens? Wat doet de minister als de
KNGU en NOC*NSF daardoor in financiële problemen dreigen te komen? Graag
een uitgebreide reactie.
Voorzitter, tot slot. De PVV is net als veel sportverenigingen blij met
steun aan de sport in de vorm van tegemoetkomingen en het kwijtschelden
van de huur. Het is goed om in de brief van de minister te kunnen lezen
dat ruim 19.000 amateursportverenigingen hierdoor geholpen werden. We
hoorden echter ook dat veel verenigingbestuurders het lastig vinden om
de regelingen van elkaar te onderscheiden of goed in te zetten. Wij
brengen dit vandaag dan ook graag onder de aandacht. We roepen de
minister ertoe op naar deze situatie te kijken. Het zou mooi zijn als in
elk geval een stuk van de onduidelijkheid zou kunnen worden weggenomen
voor de sportsector.
Laten we als allerlaatste mooi nieuws niet vergeten. De sportvisserij
doneert €250.000 van haar eigen geld aan andere sportbonden om ze te
helpen in deze tijden. Dat is een supermooi gebaar, bedacht vanuit de
ware sportgeest.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft in ieder geval één interruptie van de heer Von
Martels van het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
De heer Jansen begon zijn inleidende woorden met de vraag aan de
minister hoe we de verenigingen meer lucht kunnen geven. Misschien kan
de heer Jansen daar zelf een kleine reflectie op geven. Hoe ziet hij
dat? Hoe zouden sportverenigingen in coronatijden meer lucht kunnen
krijgen?
De heer Jansen (PVV):
Bij de verschillende coronadebatten in de plenaire zaal hebben wij
meerdere keren aangegeven hoe wij een stuk verlichting zien. Je moet
meer kijken naar maatwerk wat ons betreft. Toen ik hier vanmorgen
naartoe reed, had ik de radio aan. In de uitzending werd de vraag
gesteld: waarom hebben we eigenlijk voor heel Nederland dezelfde
richtlijnen, terwijl het aantal besmettingen in de noordelijke
provincies een stuk lager ligt? Dat zijn van die zaken waar we naar
zouden moeten kijken. Is het mogelijk om ook binnen de sportwereld
onderscheid te maken? Waarom is het mogelijk om binnen, in een
afgesloten ruimte, met 30 personen te sporten, maar is het onmogelijk om
een stadion voor bij wijze van spreken een vijfde te vullen met
voetbalsupporters? Over dat soort zaken moeten we met z'n allen, als
Kamer, eens rustig praten met de minister, met de betrokken bonden, met
de betrokken verenigingen, om te kijken wat er mogelijk is.
Want op deze manier is het enige wat we kunnen doen geld storten. In het
voorjaar, toen de sport abrupt moest stoppen, hadden heel veel mensen
zoiets van: prima, ik heb mijn contributie betaald, verenigingen kunnen
er niets aan doen, we worden er allemaal door overvallen, we gaan het
doen. In de zomer zijn alle nieuwe facturen bij de mensen op de mat
gevallen. Iedereen heeft die factuur weer netjes betaald, voor een heel
jaar contributie. Maar sommige mensen hebben überhaupt maar een of twee
wedstrijden kunnen spelen. Dat soort zaken betekent wel dat heel veel
mensen nu zeggen: als ik iedere keer voor een beperkt aantal
sportmogelijkheden moet betalen, stop ik er helaas maar noodgedwongen
mee. Datzelfde geldt voor sponsors. Sorry voor mijn uitgebreide
antwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Het is erg lang, inderdaad.
De heer Jansen (PVV):
Hetzelfde geldt voor sponsors. Sponsors gaan ook afhaken als dit te lang
doorgaat. Onze oproep aan de minister is: praat er met ons over en kijk
naar de mogelijkheden binnen de verschillende sportsectoren.
De voorzitter:
Is dat voldoende, meneer Von Martels? Ja. Verder geen vragen? Nee.
Mevrouw Diertens, wilt u het voorzitterschap even van mij overnemen,
zodat ik mijn bijdrage kan doen in eerste termijn? Dank u wel.
Voorzitter: Diertens
De voorzitter:
Uiteraard.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Mijn sporthart bloedt al maandenlang. Het doet alleen maar
meer pijn om de effecten van corona op onze sport te zien. Afgelopen
zaterdag liep ik mijn hardlooprondje. Ik loop dan eerst langs honk- en
softbalvereniging Alcmaria Victrix. De velden waren leeg, de kantine was
donker en het was net alsof er al maanden niemand was geweest. Direct
daarnaast liggen de voetbalvelden van Alcmaria Victrix. Daar waren
gelukkig een paar velden bezet met jeugdelftallen; helaas zonder ouders
langs de kant. Dankzij de Autoriteit Persoonsgegevens kunnen ouders,
opa's en oma's ook niet meer via VoetbalTV meekijken. Dat vind ik echt
schandalig. Ik ren verder het tunneltje onderdoor en heb ijsbaan De
Meent aan mijn linkerzijde. Daar zijn gelukkig best wat schaatsers op
het ijs. Er zijn er niet zo veel als normaal. Er zal wel een maximum
aantal in de accommodatie toegelaten worden. Ik draai rechts, naar de
hockeyvelden van AMHC. Daar zijn redelijk veel kinderen op het veld,
maar weinig ouders. De normale gezelligheid en het geroezemoes van
ouders is ver te zoeken.
Hardlopend over de Bergerweg naar Bergen kom ik meer hardlopers tegen
dan normaal. Dat is eigenlijk de enige schrale troost op deze ochtend
waarop ik aan het hardlopen ben. Ik loop door de polder naar mijn eigen
atletiekvereniging Hylas. Het hek staat op een kier. Ouders staan er in
groepjes voor. Ze kunnen niks van hun kinderen zien en staan met z'n
allen bij het hek te wachten op het einde van de training. Dat voelt zo
ongemakkelijk, want langs de 400 meterbaan kan door deze ouders met
gemak wel 10 meter afstand gehouden worden. Maar het clubhuis is dicht
en de stoelen staan omgekeerd op de tafels. Waar we normaal gesproken
even koffie kunnen drinken en naar onze kinderen kunnen kijken die aan
het ravotten zijn en zich bezighouden met het cijferspel, tikkertje,
balwerpen of verspringen, is nu de ziel uit de vereniging.
Voorzitter. Mijn sporthart bloedt. Maar wat vele malen erger is: de
sportvereniging bloedt langzaam dood. U kent me: ik ben geen
zwartkijker; mijn glas is eigenlijk altijd halfvol. Ik vier feest bij
elke stap die we in de goede richting zetten. Maar nu heeft de sport het
zwaar, loodzwaar. 34% van de volwassenen heeft het afgelopen halfjaar
minder gesport, 10% is gestopt met sport en 8% overweegt om het
lidmaatschap van hun sportvereniging op te zeggen. 8%! Dat zijn ruim
400.000 mensen in Nederland. Dat betekent dat alle interventies die we
hebben gedaan om mensen te laten sporten, in één klap meer dan teniet
zijn gedaan. Daarom huilt mijn hart. Nederlanders zijn gemiddeld ruim 3
coronakilo's aangekomen. We zijn dus met z'n allen in Nederland 50
miljoen kilo zwaarder geworden. Kinderen spelen minder buiten, kinderen
sporten minder keren per week en het stopzetten van de zwemlessen werpt
leskinderen zo weer een maand of twee terug.
Voorzitter. Dit zijn getallen waar elke ouder, elke zorgmedewerker en
elke sportliefhebber verdrietig van wordt. Hoe repareren we de schade
die nu aangericht wordt in onze samenleving? Het is een vicieuze cirkel
naar beneden. Dat is zo zuur, want sport, als lichtpuntje in deze
crisis, verdient meer. Ik vertel graag waarom ik zo waanzinnig trots op
onze sportsector ben. Het is een sector die bij tegenslagen eerst zelf
de handen uit de mouwen steekt, de mouwen opstroopt en zegt: we gaan
ertegenaan; we lossen dit probleem zelf op. Ik waardeer het enorm als
een sector eerst naar zichzelf kijkt om een probleem op te lossen en pas
naar de overheid stapt als het echt niet anders kan.
De heer Van Nispen (SP):
Dit is tot nu toe een heel herkenbaar verhaal van de heer Heerema. Het
zijn dezelfde overpeinzingen die ik heb als ik mijn hardlooprondje doe,
of als ik mijn kind ophaal van de atletiekclub of als mijn kind niet
naar zwemles kan, omdat die weer tijdelijk is gestopt. We moeten het
hebben over reparatie; dat denk ik zeker. Maar we moeten ook kijken of
we verdere schade kunnen voorkomen. Mijn vraag aan de heer Heerema van
de VVD is of hij het terecht vond dat de afgelopen weken de zwemlessen
zomaar weer gestopt zijn en of de heer Heerema het terecht vindt dat
mensen wel met z'n dertigen binnen muziek mogen maken, maar niet met
vier of vijf mensen in het bos mogen hardlopen. Vindt hij het terecht
dat kinderen wel tegen elkaar mogen voetballen, maar niet tegen dezelfde
club in hetzelfde dorp waar ze op de fiets naartoe kunnen, en dat
volwassenen op zoveel meter afstand van elkaar met maximaal vier mogen
voetballen of hockeyen? Zitten daar geen ongerijmdheden in naar het idee
van de heer Heerema en hoe gaan we daar nu mee om? Vindt hij al die
strenge maatregelen voor de sport van de afgelopen maanden — we hebben
veel maatregelen allemaal gesteund vanwege het belang voor corona
…
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk, denk ik.
De heer Van Nispen (SP):
… maar de vraag is, voorzitter, of we daarbij niet uit het oog hebben
verloren hoe belangrijk sport en bewegen is om verdere schade te
voorkomen.
De voorzitter:
Een duidelijk punt. De heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb nog vele pagina's over sport en corona in mijn spreektekst
zitten. Ik zal, denk ik, op de meeste van deze vragen antwoord geven. Om
daarop vast een inleiding te doen: ik kan mij heel goed voorstellen dat
wij vele maatregelen moeten nemen om die coronacrisis het hoofd te
kunnen bieden en dat we daarbij ook niet het ene deel kunnen uitruilen
tegen het andere deel. Je kunt zeggen: "De IKEA is open, waarom dan de
sport niet?" Maar dat is ontzettend moeilijk te vergelijken. Mijn
sporthart huilt echt als ik zie wat er allemaal niet meer kan. Als we
heel specifiek kijken naar de zwemlessen, dan heb ik daar onvoldoende
argumenten voor gevonden. Ik ben ook heel blij dat dat gelukkig na twee
weken weer voorbij was, dat de kinderen direct weer konden zwemmen. Maar
er zijn nu eenmaal lastige beslissingen te nemen als we met een crisis
als deze te maken hebben. Het is heel onlogisch dat je niet op die
atletiekvereniging langs de kant kan staan, maar wel met z'n allen voor
het hek. Hetzelfde gebeurt op scholen: je mag niet het schoolplein op
lopen waar veel ruimte is, maar je zet je kind voor het hek af. Ik hoop
eerlijk gezegd dat ik vandaag ook een aantal handreikingen aan de
minister kan geven, waarmee de minister met haar collega's aan de slag
kan, om ervoor te zorgen dat we de ruimte die we nodig hebben in de
sport, misschien wat beter kunnen gaan pakken.
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor het antwoord. Ik zie precies die ongerijmdheden die de heer
Heerema noemt. Kijk hoe ontzettend druk het afgelopen weekend was rondom
Black Friday, terwijl die rare maatregel geldt dat volwassen mensen in
de buitenlucht niet met elkaar kunnen voetballen. Daar zitten
ongerijmdheden in. Met z'n allen wel naar de IKEA, maar niet langs de
atletiekbaan. Terecht zegt de heer Heerema dat hij de argumentatie niet
heeft gehoord waarom bijvoorbeeld die zwemlessen gestopt moesten worden.
Deelt de heer Heerema een beetje mijn vrees dat over sommige zaken
helaas eigenlijk gewoon niet of nauwelijks is nagedacht? Als die
onderbouwing er namelijk wel was geweest, bijvoorbeeld van het stoppen
van die zwemlessen, waarom hebben we die dan niet gekregen, niet alleen
in de Kamerbrief, maar ook in antwoord op mijn Kamervragen? Wordt het
belang van sporten en bewegen eigenlijk wel expliciet overwogen bij al
die maatregelen die er worden genomen? Als minister De Jonge in de
persconferentie zegt: ga vooral sporten en bewegen, hoe kan dat dan als
tegelijkertijd de sportclubs nagenoeg dicht zijn?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zit er helaas niet bij als die overwegingen aan de orde zijn. Wat
deze crisis wel heel duidelijk heeft gemaakt, is dat het belang van
sport aan steeds meer Nederlanders heel duidelijk is gemaakt. Het is
belangrijk om fit, gezond en weerbaar te zijn. Als je ook maar iets
positiefs over deze crisis zou kunnen zeggen, dan is dit het antwoord:
niemand in Nederland onderschat nog het belang van sporten en bewegen.
Niet alleen om fit, gezond en weerbaar te zijn, maar ook voor de mentale
en sociale aspecten, om samen te zijn in het weekend en te zorgen dat je
je contacten nog hebt. Dus voorzitter, niemand onderschat dat belang
meer. Ik zit niet aan de tafels waar die beslissingen worden genomen,
maar ik hoop dat ook na vandaag het belang van sport zwaarder mee zal
wegen bij de beslissingen die genomen worden.
De heer Jansen (PVV):
Is de heer Heerema het met ons eens ... Laten we vooropstellen dat we
het eens zijn over de afwegingen over de sport die hij net noemde en
waar hij in zijn tekst op ingaat. Maar is hij het met ons eens dat
looproutes voor het publiek — de opa's, de oma's, de ouders die willen
komen kijken — wel degelijk een oplossing zouden kunnen zijn? Je ziet
namelijk op scholen dat er looproutes worden ingevoerd, terwijl daar
heel veel jongeren bij elkaar komen en docenten. Daar houdt men zich
netjes aan de looproutes. Hetzelfde geldt voor winkelstraten, de
excessen daargelaten. Ook daar houden de mensen zich, als ze het belang
ervan snappen, wel degelijk aan dat soort afspraken. Ziet hij daarin ook
een mogelijke oplossing voor sportverenigingen?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Wat ik het allerbelangrijkste vind, is dat mensen weer kunnen gaan
sporten. Ik kan mij heel goed voorstellen dat als het lukt om ruimte te
krijgen voor de verenigingen om zelf te sporten, ook voor volwassenen,
dit niet de eerste stap is die we zouden moeten zetten. We moeten niet
meteen de opa's en oma's en ouders langs de kant laten staan, want dat
bemoeilijkt volgens mij de beslissing om ervoor te zorgen dat mensen
gewoon weer kunnen sporten. Het zou dus niet mijn eerste stap zijn.
Misschien kan het op termijn weer wel, maar laten we nou eerst zorgen
dat mensen gewoon weer kunnen bewegen en sporten. Dat is volgens mij het
allerbelangrijkste.
De voorzitter:
Uw tweede interruptie, meneer Jansen.
De heer Jansen (PVV):
Dat is ook niet mijn eerste stap. Maar zeker jongere kinderen gaan met
hun ouders of met hun opa en oma naar de vereniging. Die mensen zijn
daar en staan nu voor de hekken dicht op elkaar te darren. Je ziet de
problemen komen. Ik zie het ook bij de voetbalvereniging en bij de
hockey. De problemen zijn er. Waarom zou je niet zelf willen meedenken
om het in goede banen te leiden om te voorkomen dat buiten de hekken
datgene plaatsvindt wat je juist niet wilt? Want dat is de reden waarom
we ze niet toelaten tot de sportcomplexen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Een van de problemen die we hebben gehad met de sportsector, is dat we
het als een algemene sector zien. Het maakt niet uit welke tak van sport
je doet, of je nou een tennisvereniging, een voetbalvereniging, een
atletiekvereniging of een zwemvereniging bent, we zien het als een
algemene sector waar men zich heeft te houden aan voorschriften. Volgens
mij is het goed om te kijken of het mogelijk is om meer te
differentiëren binnen de sector. In mijn voorbeeld van de atletiekbaan,
een heel groot ovaal van 400 meter lang, kan je beter daar staan dan
voor het hek. Dat is iets wat de veiligheidsregio wel of niet goedkeurt.
Ik ben het volledig met de heer Jansen eens dat we echt moeten kijken
naar betere oplossingen om mensen die überhaupt bij de sport aanwezig
zouden kunnen zijn, een betere plek te geven. Je ziet nu dat de ouder
die rijdt bij uitwedstrijden, als begeleiding wordt gezien. Bij de elf
kindjes komen elf ouders mee, zodat je niet eens een thuiswedstrijd meer
speelt, maar dat er elf ouders langs de kant komen te staan. Dat moet je
niet willen. Daar moeten we betere afspraken over maken. De oplossing
heb ik nog niet. Mijn insteek is in eerste instantie om ervoor te zorgen
dat iedereen weer op de vereniging kan gaan sporten.
Dit probleem, deze wereldwijde crisis, is te veel en de politieke
bescheidenheid van de sector staat juist nu in de weg. Het wordt volgens
mij onvoldoende duidelijk hoe zwaar het voor de verenigingen en
sportbonden is. Wat voor mij als een paal boven water staat, is dat
sport het lichtpuntje in deze crisis is. Wat deze crisis keihard
duidelijk heeft gemaakt, is dat het nu voor eens en voor altijd
duidelijk is hoe belangrijk sport voor ons is, hoe belangrijk het is om
fit, gezond en weerbaar te zijn, hoezeer we onze vrienden missen als we
zaterdag niet kunnen sporten, als we niet kunnen knuffelen na een
doelpunt, als we geen nazit in de kantine hebben en heel veel slechte
grappen kunnen maken. We merken hoe we hunkeren naar sportwedstrijden in
het stadion, zodat we onze Nederlandse helden kunnen zien schitteren en
winnen. God, wat missen we de sport om te werken aan onze eigen
gezondheid en om het het sociale en mentale aspect. Of je nu gewoon een
beetje fit wilt blijven of elke week een beetje beter wilt worden, sport
heeft de kracht om een samenleving te verbinden. Bij het ontbreken van
sport stort die binding voor een deel juist in elkaar.
Voorzitter. Ik heb een paar vragen over de sportverenigingen, de
sportbonden aan de minister, maar eerst wil ik graag een
praktijkvoorbeeld geven. Ik sprak een zwemclub die niet in aanmerking
komt voor de TASO, omdat huurlasten uitgesloten zijn. Ze hebben geen
personeel in dienst, dus geen recht op de NOW-regeling. Ze krijgen ook
geen TVL, want een zwemclub heeft nooit een eigen fysieke locatie.
Datzelfde geldt voor de TOGS. Deze vereniging huurt via Sportfondsen
Nederland en daar wordt nog geen huur door kwijtgescholden, ook niet
voor de maanden maart, april en mei, juist de periode waar wij ons tegen
de zomer zo hard voor hebben gemaakt. De totale corona-impact op deze
vereniging is tot en met oktober — schrik niet — €78.000. De mogelijke
vergoeding is €24.000. Een impact van €54.000 is voor een gewone, kleine
sportvereniging toch niet op te brengen?
Met dit als voorbeeld, maar er zijn er honderden, moeten we constateren
dat er een groot probleem in de sport is. Er zijn wel middelen vanuit de
overheid beschikbaar, maar op de een of andere manier komt het
onvoldoende samen. De TASO-regeling blijkt te moeilijk voor een
vrijwilliger om eventjes aan te vragen. De stukken die aangeleverd
moeten worden, zijn te groot in aantal en van te lang geleden. Er was
dus een flink deel van de eerste TASO-regeling over. Dat is nu
meegenomen in de tweede TASO-regeling. Dat is prettig, maar dat brengt
wel een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee. De sportvereniging
draait op vrijwilligers. Dat is vaak de kracht van de vereniging.
Behandel ze niet als professionele organisatie, want dat is
onterecht.
In deze commissie willen we allemaal de sportinfrastructuur in Nederland
behouden. Daarom moeten we erop letten dat de middelen terechtkomen op
de plek waar ze nodig zijn en dat ze daar ook op tijd aankomen. Het
lijkt niet te lukken om de TASO-regeling eerder dan half januari, begin
februari te openen, met vervolgens een aanvraagperiode van zes tot acht
weken. Pas na deze periode kan tot uitkering worden overgegaan. Heb ik
het goed begrepen dat een vereniging die een aanvraag indient op 1
februari op zijn vroegst op 1 april 2021 een toewijzing kan verwachten
voor de problemen die in november 2020 spelen? Kan dat niet sneller?
Zijn er geen eenvoudigere manieren om de sportverenigingen en -bonden
van middelen te voorzien? Is de minister zich ervan bewust dat een
vereniging al die tijd geen contributiekorting kan geven aan de leden,
omdat dat mogelijk liquiditeitsproblemen oplevert? Als gevolg dreigen
verenigingen de noodzakelijke drempel van inkomstenderving niet te
halen, terwijl deze middelen wel noodzakelijk zijn om de crisis te
overleven. Dit soort technische vicieuze cirkels moeten we echt
doorbreken.
Ik was eerst van plan om vandaag in plaats van zo'n tijdrovende
TASO-regeling een ledensubsidie voor te stellen. 60 miljoen euro, 5
miljoen leden, €12 per lid. Dat zou morgen al overgemaakt moeten kunnen
worden. Maar ook met deze uitwerking blijken de beschikbare middelen
niet op de juiste plek terecht te komen. Kortom, we zullen het met de
TASO moeten doen, maar dan stel ik daar wel een paar voorwaarden aan.
Het administratieve proces moet zo eenvoudig en zo simpel mogelijk zijn,
gericht op een vrijwilligersorganisatie. De doorlooptijd moet echt
korter, veel korter. We hebben als politiek echt verloren als
sportverenigingen omvallen simpelweg omdat wij het geld niet tijdig op
de juiste plek krijgen.
Voorzitter. Ik heb deze minister leren kennen als een minister met een
warm hart voor de sport. Een van haar eerste werkbezoeken was aan
Sportcentrum Papendal. Ik heb haar mooie woorden over onze sport horen
spreken op de algemene ledenvergadering van NOC*NSF. Daar ben ik trots
op, want ze zet daarmee een mooie traditie voort. De minister erkent de
noodzaak van sporten en bewegen; dat weet ik. Ik wil haar hierbij een
flinke steun in de rug geven om haar te helpen om bij haar collega's het
belang en de noodzaak van sporten en bewegen voor onze samenleving
tussen de oren te krijgen. Sport is het lichtpuntje in deze crisis.
Sport en bewegen moeten we inzetten om negatieve
gezondheidsontwikkelingen te stoppen, want de mentale rek raakt eruit
onder de Nederlandse bevolking. Daarom heb ik een voorstel om de
minister te steunen aan de tafels waar ze over de beschikbare ruimte
voor de sport moet spreken. Het belangrijkste is dat onze
sportverenigingen weer gaan bloeien, weer gaan leven, en dat er ruimte
komt voor volwassenen om sport als medicijn in te zetten. Misschien moet
er dan wel iets uitgeruild worden, bijvoorbeeld meer ruimte op de
locatie van de sportvereniging, zodat ook volwassenen in grotere groepen
kunnen sporten, en in ruil daarvoor geen reisbewegingen door het
stopzetten van de amateurcompetities. Regel de wedstrijden bij de eigen
club, laat de sportverenigingen weer opkrabbelen en durf hun ook de taak
te geven om niet alleen de 400.000 potentiële afhakers binnenboord te
houden, maar sport en bewegen ook in te zetten als oplossing tegen
corona door de leden gezond, fit en weerbaar te maken.
Voorzitter. Ik was ontzettend blij toen ik hoorde dat de profsport in
Nederland gewoon door kon blijven gaan. Dit was heel belangrijk, omdat
deze sporters simpelweg hun hypotheek moeten betalen van hun werk als
professionele sporter, omdat we clubs hebben die aan Europese avonturen
meedoen en omdat we de Olympische en Paralympische Spelen in Tokio in de
planning hebben staan. Maar onder "profsport" bleek alleen het betaald
voetbal en de eredivisie van het vrouwenvoetbal verstaan te worden. In
vrijwel heel Europa gaat het hoogste niveau topsport met aanpassingen en
testen gewoon door. Het gaat om een beperkt aantal sporters in een
professionele omgeving. Wat weerhoudt de minister er dan van om onder
dezelfde voorwaarden als die voor het betaald voetbal en de
statussporters ook de overige topcompetities, zoals die van basketbal,
volleybal en hockey, weer te laten starten?
Voorzitter. Uren zou ik door kunnen praten over alles wat ik bij de
sportbonden en -verenigingen de afgelopen acht maanden ben tegengekomen.
Wat dat betreft is één debat over sport simpelweg te kort. Ik hoop dat
de minister mijn kant op kan bewegen bij de vragen die ik over corona
heb gesteld, want het piept en het kraakt. Wij kunnen een flink deel van
de oplossing voor de sport zijn, zodat de sport een flink deel van de
oplossing in de strijd tegen corona kan zijn.
Ook de nieuwe Nederlandse topsportevenementenstrategie wordt vandaag
besproken. Ik heb met bijzonder veel plezier het startdocument gelezen.
Ik heb het idee dat we een flinke stap voorwaarts hebben gemaakt. Ik
herinner me nog goed hoe we het vorige kader in recordtempo hebben
moeten verruimen om net op tijd te kunnen zijn — het was echt op de dag
af — om het bid voor het WK vrouwenvolleybal in 2023 te kunnen
ondersteunen, met als resultaat dat ook wij als politiek ons steentje
konden bijdragen aan het binnenhalen van dit prachtige evenement.
Ik heb de behoefte om met dit nieuwe kader een aantal evenementen langs
te lopen. Ik lees dat er veel kansen zijn, ook in de bidfase, voor het
binnenhalen van evenementen. Past bijvoorbeeld het European para
championship in dit kader? Een prachtig evenement, dat al eerder zeer
succesvol is georganiseerd. Juist voor de inclusiviteit van de sport is
dit een van de mooiste multidisciplinaire evenementen om naar Nederland
te halen.
De formule 1 mogen we als Nederland de komende drie jaar organiseren,
waarbij de credits uiteraard naar de organisatie gaan. Die heeft echt
een topprestatie geleverd. Maar we hebben ook de Formule E. Laten wij
nou net het Silicon Valley van Europa in Nederland hebben, met Brainport
Eindhoven. Een uitstekende plaats waar zo'n innovatief evenement
fantastisch plaats zou kunnen vinden. Past dat ook in deze
strategie?
We hebben in Nederland sportevenementorganisatoren die revolutionaire
sportevenementen neerzetten. Deze evenementen zijn grensverleggend en
worden vaak als nieuwe standaard voor de hele sportwereld gezien. Ik heb
het over het WK hockey, het EK volleybal, het WK beachvolleybal, de
Volvo Ocean Race, het EK shorttrack. De komende jaren onder andere de
Invictus Games, de formule 1, het WK shorttrack, het WK volleybal in
2023 en het WK zeilen in 2023. Allemaal prachtige evenementen, waar
succesvol voor gelobbyd is en die we gaan organiseren met het oude
evenementenkader.
Maar, voorzitter, wij zijn bijvoorbeeld wereldkampioen handbal. Bij elke
thuiswedstrijd van onze dames zit de hal helemaal vol. Nu heeft de
handbalbond de ambitie om het WK 2025 naar Nederland te halen. Wordt dat
met deze nieuwe strategie nog meer ondersteund dan met de oude
strategie? Hoe gaaf zou het zijn om onze gouden meiden te kunnen zien
schitteren in eigen land. Het is nog even weg, maar het is ook een
waanzinnig evenement, net als het super-WK wielrennen dat mogelijk in
2027 naar Nederland zou kunnen komen, als de Wielren Unie en overheden
goed samenwerken. Ik ga er eigenlijk blind van uit dat het ministerie
voor al deze evenementen een positieve grondhouding heeft, waarbij men
vooral kijkt naar: hoe kunnen we dit nou samen mogelijk maken? En niet:
past het in de regeltjes en het kader? Ik verwacht steun voor zowel de
bidfase als de organisatiefase.
Om misschien even de rand op te zoeken: wat zou het bijzonder gaaf zijn
als wij bijvoorbeeld wedstrijden van de Major League Baseball in
Nederland kunnen zien. In 2019 hebben ze dat in Londen gedaan, onder de
naam "London Series". Ik kan me voorstellen dat we ook proberen een
"Amsterdam Series" helpen binnenhalen. Als dat verzoek komt en de
spin-off net zo groot is als in Londen, zowel economisch als
maatschappelijk, heeft dat grote impact.
Mijn laatste verzoek: kunnen we maximaal flexibel opereren als het gaat
om het binnenhalen van sportevenementen? Soms moet het snel kunnen,
omdat het organiserende land de organisatie teruggeeft. Alkmaar heeft zo
al eens zijn nek uitgestoken voor het EK wielrennen. Dat mogen we best
meer waarderen en ondersteunen.
Voorzitter, dan nog twee opmerkingen hierover. De strategie heeft een
looptijd tot 2030. Ik kan me voorstellen dat dit jaartal flexibel
opschuift, omdat we niet in 2028 willen vastlopen met de eindigheid van
dit kader bij het binnenhalen van een evenement voor 2032. Op dit moment
heeft de evenementencommissie van de Nederlandse Sportraad nog een rol.
Naar mijn mening zat de besluitvorming daar op de verkeerde plek. Als ik
het goed lees, is dat nu hersteld en heeft de evenementencommissie geen
rol meer. Klopt dat?
De voorzitter:
Meneer Van Gerven, van de PvdA.
De heer Kerstens (PvdA):
Nou, u krijgt de groeten van mijn collega Van Gerven van de SP, maar ik
ben collega Kerstens van de Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
Sorry, excuus.
De heer Kerstens (PvdA):
Het maakt niet uit, mevrouw Dijkstra ... Even terug naar sport en
corona. Ik hoorde de heer Heerema zeggen dat eigenlijk niemand meer het
belang van sport onderschat. Als ik zijn bijdrage beluister, die mij
zeer aanspreekt, lijkt het alsof het kabinet daar toch een beetje een
uitzondering op is, want het leest wel een klein beetje als één groot
pleidooi om in het kader van de coronamaatregelen anders met sport om te
gaan. Hij gaf aan dat hij de minister graag helpt om — om in sporttermen
te blijven — haar collega's in beweging te krijgen op dat punt. Hoe
stevig moeten de antwoorden en toezeggingen van de minister op dat vlak
zijn? Of kunnen we van de heer Heerema zelf ook een aantal moties
verwachten of het meetekenen van moties waarmee een aantal collega's
wellicht komen?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik weet niet wat de minister gaat antwoorden. Ik hoop dat zij, zoals ik
het ook al aangaf, mijn richting op gaat bewegen en dat zij gaat
aangeven dat de inzet die ik heb gepleegd — bijvoorbeeld door de
verenigingen meer ruimte te geven — iets is wat zij op tafel legt bij
het beraad dat zij bijwoont, of dat nou op vrijdag of op zondag is. Ik
weet niet precies wanneer dat plaatsvindt. Ik zou heel teleurgesteld
zijn als daarop geen beweging zou kunnen komen en we zouden moeten
bijsturen met moties. Ik probeer dat altijd wat te voorkomen. Dus laten
we vooral afwachten wat deze minister gaat antwoorden. We hebben
gelukkig nog een tweede termijn. Ik heb in ieder geval één motie
klaarliggen. Die gaat overigens niet hierover, maar ik hoop dat we
elkaar hierin in ieder geval kunnen vinden.
De heer Kerstens (PvdA):
Dat laatste hoop ik ook, al was het maar omdat het een beetje vreemd zou
zijn als we hier met z'n allen teleurgesteld zouden afdruipen terwijl we
mogelijk met z'n allen vinden dat bij de sport anders kan worden
omgegaan met de coronamaatregelen. Maatwerk is genoemd, en
differentiëren. We wachten de antwoorden inderdaad af en dan kijken we
of we elkaar kunnen vinden. Ik proef in ieder geval bij de eerste twee
sprekers al iets waarvan ik denk: ja, ik heb ook wel het idee dat we er
anders mee om zouden kunnen gaan, juist omdat sporten zo ontzettend
belangrijk is.
De voorzitter:
De heer Heerema vervolgt zijn betoog.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Volgens mij heb ik nog ruim drie minuten, en ik heb nog twee
onderwerpen waarvoor ik aandacht wil vragen.
De voorzitter:
De heer Von Martels wil u ook nog interrumperen.
De heer Von Martels (CDA):
Ik hoor de heer Heerema vol passie spreken over alle evenementen die nog
gaan plaatsvinden. Er werden er wel tien of twintig genoemd. Volgens mij
is hij daarbij nog een aantal evenementen vergeten. Ik ben even op zoek
naar de essentie van het noemen van al deze evenementen. Ik hoorde onder
andere: ik hoop dat de rijksoverheid een positieve grondhouding aanneemt
ten aanzien van al deze evenementen. Mijn vraag is dan: is op dit moment
te bespeuren dat de rijksoverheid die positieve grondhouding niet heeft?
Tot nu toe heb ik altijd begrepen dat de rijksoverheid en het ministerie
van VWS altijd zeer positief tegenover dergelijke evenementen staan.
Zijn er signalen of heeft de heer Heerema signalen gekregen die ik niet
heb ontvangen?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik grijp daarbij terug op de manier waarop wij met het WK volleybal zijn
omgegaan. Wij moesten echt op het laatste moment in het evenementenkader
ingrijpen om überhaupt voldoende ondersteuning te geven om dit in de
bidfase naar Nederland te kunnen halen. Dat was niet zozeer omdat de
grondhouding misschien onvoldoende was, maar omdat het kader voor de
volleybalbond simpelweg te knellend was om tot een aanbod te kunnen
komen. Ik wil dus gewoon een verduidelijking hebben. Klopt het nou dat
deze minister en haar ministerie bij de evenementen die ik genoemd heb
en die mogelijk nog naar Nederland kunnen komen, die grondhouding heeft:
laten we die gave evenementen, die economische spin-off, die
maatschappelijke impact, omarmen en ervoor zorgen dat die in Nederland
georganiseerd kunnen worden? Ik doel nu niet op de eerste rij
evenementen die ik genoemd heb, want die zijn al georganiseerd, die
staan al in de planning of zijn al binnengehaald.
De voorzitter:
De heer Heerema vervolgt zijn betoog. Ik vraag hem of hij tot een
afronding wil komen na zo'n twee minuten.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Dan laat ik de reddingsbrigade aan mijn collega Van
Nispen.
Voorzitter. In dit wetgevingsoverleg moeten we ook spreken over de
indrukwekkende hoorzitting die collega's Westerveld en Diertens
georganiseerd hebben. Heel heftige verhalen over misbruik in het turnen,
puur verdriet, jarenlange pijn en uitputtende trajecten om weer gelukkig
te kunnen worden. Het is verschrikkelijk wat zich in die periode in de
turnwereld heeft afgespeeld. En ik hoop zo dat er voor alle partijen een
streep onder gezet kan worden en dat de turnsters van toen weer verder
kunnen. Ondanks dat de betrokkenen er verschillend in zitten, wil ik
graag van de minister weten wat door ons mogelijk kan worden bijgedragen
om de pijn te verlichten en hulp te bieden. Ik heb bijvoorbeeld gekeken
naar de mogelijkheden van het Schadefonds Geweldsmisdrijven bij het
ministerie van Justitie en Veiligheid. Is het een optie om dit
schadefonds ook beschikbaar te maken voor deze turnsters als daar
behoefte aan is? Daar zal een aanpassing voor nodig zijn, maar ik ben
zeer bereid om me daarvoor in te zetten. Ik heb het ook al laten weten
aan uw collega Grapperhaus. Ik zou het doodzonde vinden als we dit niet
doen omdat we denken dat het niet nodig is, en er over een tijdje achter
komen dat het toch verstandig geweest was om het wel te doen. Het
vertrouwen van deze meiden en vrouwen is heel broos, maar laten we hen
omarmen en kijken wat wij kunnen doen om hen te helpen. Daarbij ga ik
ervan uit dat de minister de sportbond KNGU met raad en daad ondersteunt
om tot een oplossing te komen, zodat de turnsters van vroeger dit af
kunnen sluiten en aan de turnsters van nu een perspectief geboden kan
worden.
Voorzitter, ik sluit af. Mijn bijdrage werd gedomineerd door corona.
Onze kerntaak voor de komende jaren, voor the love of sports, is om
ervoor te zorgen dat we onze unieke sportstructuur, beroemd in de hele
wereld, overeind kunnen houden. Daarvoor moeten we praktischer handelen,
meer ruimte geven aan de verenigingen om te overleven en sport omarmen
als het lichtpuntje in deze crisis, voor een fit, gezond en weerbaar
Nederland.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog één interruptie van mevrouw Westerveld van
GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben heel blij met het betoog van de heer Heerema. Hij neemt het niet
alleen op voor de individuele sporters maar ook voor sportverenigingen.
Dat is me echt uit het hart gegrepen. Ik ben dus ook heel benieuwd naar
de voorstellen die hij eventueel straks gaat doen, na de reactie van de
minister. Ik heb een vraag over waar hij net naar verwees, een eventueel
schadefonds voor oud-turnsters. Ik wil hem vragen of hij het met mij
eens is dat er niet alleen een schadefonds zou moeten komen maar dat
deze jonge vrouwen ook hulp nodig hebben bij de psychische klachten die
zij hebben.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, daar ben ik het hartgrondig mee eens. We hebben hier gesproken met
beschadigde vrouwen en beschadigde meisjes. Ik heb in mijn stuk ook
aangegeven dat als het nodig is en dit iets is wat wij zouden kunnen
doen als overheid, het schadefonds daar financieel gezien mogelijk een
oplossing voor zou kunnen bieden. Maar dat neemt niet weg dat er ook
andere schade is. Ik hoop dat er ruimte gevonden kan worden — ik zal u
eerlijk zeggen: ik ga er een klein beetje van uit dat u hier veel
aandacht aan zult geven in uw bijdrage — om te zoeken naar mogelijkheden
om deze vrouwen en meisjes ook qua mentale en psychische schade te
kunnen helpen en ondersteunen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben blij met deze woorden. Ik denk dat er geen onderwerp is waarover
ik het zo met de heer Heerema eens ben als het onderwerp sport, dus dank
voor de antwoorden.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Heerema kondigde al aan dat ik iets ga zeggen over de
reddingsbrigade. Dat klopt, want daar praat ik graag over, maar de heer
Heerema ook. We hebben voor de zomer een motie ingediend, bijna met een
vooruitziende blik, om de reddingsbrigade meer financiële ondersteuning
te geven om de problemen op te lossen maar ook om meer te bijdragen aan
de veiligheid in, op en langs het water. We hebben de rampzalige zomer
van 2020 achter de rug, waarbij de reddingsbrigade vaker in actie moest
komen dan ooit. Er vonden heel veel verdrinkingen plaats. Hoe vindt de
heer Heerema nu dat de minister de motie die wij samen hebben ingediend,
heeft uitgevoerd? Want mijn conclusie is dat onze motie beoogde om de
reddingsbrigade ruimer financieel te ondersteunen, en eigenlijk krijgen
wij toch min of meer nul op rekest. We krijgen wel mooie woorden, maar
uiteindelijk gebeurt er weinig. Hoe ziet de heer Heerema dat?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is blijkbaar inderdaad niet gelukt om daar meer financiën voor vrij
te maken. Ik had het onder andere in mijn spreektekst staan. Op het
moment dat een onderwerp tussen twee verschillende ministeries verdeeld
wordt ... Je hebt het met het BPRC, dat tussen OCW en Natuur zit. Je
hebt het ook met bewegingsonderwijs, dat vaak tussen VWS en OCW heen en
weer wordt geketst. Maar je hebt dat hier ook. Je hebt een onderwerp dat
gaat over de kustveiligheid bij IenW en als sportbond zit het bij VWS.
De minister heeft vorige week zelf ook al aangegeven dat op het moment
dat twee ministeries over één onderwerp praten, dat best wel vaak tot
problemen kan leiden. Ik ben bang dat het hier ook tot die conclusie
moet leiden.
Ik ben niet tevreden dat het niet is gelukt om mensen die contributie
moeten betalen om mensenlevens te mogen redden, beter te ondersteunen.
Want dat is wat er in feite aan de hand is. Als we deze mensen
verliezen, dan gaan er simpelweg mensen dood. Zwakker dan dit kan ik het
echt niet zeggen. Ik hoop dus echt dat het gaat lukken om iets meer
ruimte te vinden voor reddingsbrigades om daar de komende jaren wat
beter in ondersteund te worden, juist ook omdat we er volgens mij van
uit kunnen gaan dat als we nog steeds met het ebben van het coronavirus
zitten, er volgend jaar net als dit jaar een hele druk kustperiode
aanbreekt in de zomervakantie, waarbij er veel mensen in Nederland op
het strand verblijven en we daar gewoon die veiligheid nodig
hebben.
De heer Van Nispen (SP):
Ik denk dat de heer Heerema en ik, en ik hoop wel meer collega's, het
hier ook helemaal over eens zijn. Het probleem hiermee is wel dat als we
er ook in dit debat niet uitkomen ... We hebben al een motie ingediend
met een opdracht aan de minister. Als we in dit debat op hetzelfde
blijven steken en met elkaar constateren dat het moeilijk is, want "ja,
het ligt een beetje tussen VWS en Infrastructuur en Waterstaat in", dan
hebben we niks opgelost, niet voor die vrijwilligers die geld moeten
betalen om levensreddend werk te verrichten en ook niet om ervoor te
zorgen dat de zomer van 2021 niet net zo rampzalig wordt als de zomer
van 2020. Volgens mij kan dat dus niet de conclusie worden van dit
debat.
Nou heb ik inmiddels al een amendement ingediend. Dat maakt 1 miljoen
euro vrij. Er staat precies in uitgelegd waarvoor het nodig is. Dat is
voor een deel om de brigades uit de financiële problemen te helpen,
deels om bij te dragen aan het plan Heel Nederland zwemveilig voor de
komende jaren, dus om meer te kunnen doen, te professionaliseren, en
deels om de lifeguards vrij te stellen van contributie. Dat is volgens
mij precies waar wij het met elkaar over eens zijn. Als de conclusie is
dat de helft bijgedragen zou moeten worden door het ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat, dan ben ik bereid om mijn amendement aan
te passen. Dat is het punt niet. Maar is de heer Heerema het met ons
eens dat de conclusie niet kan zijn dat het ophoudt omdat het moeilijk
en lastig is en we de ruimte niet vinden, omdat het tussen meerdere
ministeries in zit? Dat kan toch nooit de conclusie worden van dit
debat? Delen we die opvatting?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik hoop niet dat dat de conclusie van dit debat wordt. Het zit wel bij
twee ministeries. Daar moeten we gewoon eerlijk in zijn. Ik vind dat
IenW ook een rol heeft en zou moeten leveren hierop. Ik zit alleen nooit
in een debat waarin ik met de minister van IenW kan spreken. Er is
gelukkig — dat is weer het glas dat halfvol is — altijd een moment
waarop de muntjes worden verdeeld. Dat is het regeerakkoord. Dus mocht
het niet lukken om het in dit debat te regelen, dan zeg ik sowieso toe
dat ik, als ik terug mag komen in de Kamer, het bij het volgende
regeerakkoord probeer te regelen. Maar dat zal te laat zijn voor de
volgende zomer. Ik hoop dat we wel een beweging kunnen maken hierop,
maar of het geld beschikbaar is en of we dat kunnen vinden, zal ook
afhangen van de antwoorden die de minister gaat geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het voorzitterschap weer over aan de
heer Heerema.
Voorzitter: Rudmer Heerema
De voorzitter:
Dank. Ik neem het van u over. Als mevrouw Westerveld een slok van haar
koffie of thee heeft genomen, is het woord aan haar. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Koffie, want het was ook voor mij heel vroeg vanochtend.
Voorzitter. Sport en bewegen zou moeten draaien om plezier, samenwerken
en zorgen dat iedereen kan meedoen. Wat GroenLinks betreft kan prestatie
nooit een doel op zich zijn dat behaald moet worden ongeacht de
consequenties. Er waren veel geschokte reacties afgelopen zomer toen
journalist Marco Knippen nieuwe onthullingen deed over de turnsport. Of
eigenlijk waren die helemaal niet zo nieuw. Hij heeft de signalen die er
waren, nog grondiger opgepakt en grondiger onderzocht, omdat eerdere
signalen onder het tapijt zijn geveegd.
Dat er in het turnen stelselmatig sprake is geweest van vernedering, van
lichamelijke en psychische mishandeling, is allang bekend, maar naar de
turnsters die eerder aan de bel trokken is nooit serieus geluisterd. Ook
de vragen die ik afgelopen jaren stelde, werden door de minister
afgedaan door naar de KNGU en het Centrum Veilige Sport te wijzen. Het
was helaas nodig dat Marco Knippen bleef doorgraven en commotie in de
media veroorzaakte. Het was ook helaas nodig dat oud-turnsters zelf naar
voren stapten en vertelden over de jarenlange mishandeling, waaronder
negeren, manipulatie, uithongering, indoctrinatie, over de grenzen gaan
van een kind — want daar hebben we het over — negeren van blessures,
vernedering, en vaak ook het hebben van voortdurende angst. Ik ben enorm
onder de indruk van wat ze vertelden en van de verhalen die zij naar
buiten brachten. Ik vind dat ook ongelofelijk dapper, want het bracht
bij hen ook vaak weer hele heftige emoties naar boven. Je merkt dat in
die turnwereld iedereen elkaar kent. Het is natuurlijk heel heftig om je
verhaal dan zo te doen, hier in de Kamer, maar ook in de media. Ik vind
dat ongelofelijk knap. Ze hebben het ook verteld omdat ze echt vinden
dat het anders moet.
Daarover heb ik een aantal vragen aan de minister. Wanneer wist het
ministerie van VWS over de misstanden? Was het ministerie op de hoogte
van eerdere rapporten die zijn uitgekomen? Erkent de minister dat er te
weinig actie is ondernomen naar aanleiding van eerdere vragen? Wat vindt
ze ervan dat ze nu te vaak terugwees naar de KNGU, ondanks dat de
signalen bleven komen? Welke lessen en conclusies trekt ze hieruit als
het gaat om het toezicht in de sport? Is zij het met ons eens dat hier
ook een rol ligt voor de overheid, aangezien sportbonden soms door het
belang dat er is om te presteren, te weinig oog hebben voor het welzijn
van sporters? Wat gaat de minister nu doen met de sportorganisaties om
te zorgen voor een blijvende cultuurverandering? Ik wil ook vragen wat
de minister kan doen om ervoor te zorgen dat de oud-turnsters nu
erkenning krijgen, maar ook psychische hulp. Is ze bereid om een
schadefonds op te zetten voor de geleden materiële en immateriële
schade? Zou ze ook een update kunnen geven over de meldingen die zijn
binnengekomen?
Voorzitter. Een aantal trainers die beschuldigd zijn, zijn nu weer
actief in binnen- en buitenland. Dat voelt als een trap na voor een heel
aantal van de turnsters. Ik ben ook benieuwd wat de minister daarvan
vindt. Is ze bereid om in gesprek te gaan met de sportorganisaties en om
zich in internationaal verband uit te spreken voor het verhogen van de
leeftijdsgrens in de sport? Want ook in het buitenland komen deze
verhalen helaas naar voren. Het is helaas geen Nederlands probleem. Is
de minister het met mij eens dat het probleem breder speelt en dat ook
in andere sporten prestaties soms te ver doorslaan? Is ze bereid om dit
verder te bespreken met alle sportbonden en afspraken te maken, waarbij
het belang van kinderen vooropstaat, en om te verplichten dat er nazorg
komt voor jonge sporters die stoppen met de betreffende sport? Is ze het
ook met me eens dat de focus op het aantal medailles ondergeschikt zou
moeten zijn aan het welzijn van sporters? Zo ja, is ze ook bereid om de
doelstellingen in de sport te evalueren? Wat GroenLinks betreft gaat de
verantwoordelijkheid van sportverenigingen en bonden verder dan alleen
tijdens de periode dat iemand sport. Ik krijg daar graag een reactie op
van de minister.
Voorzitter. In het verlengde hiervan heb ik al een aantal keer vragen
gesteld over het koppen in het voetbal, de laatste keer met collega Van
Nispen. Het ministerie en ook de KNVB zeggen eigenlijk dat er geen
verdere maatregelen genomen moeten worden zolang niet is vastgesteld dat
koppen leidt tot hersenschade. Maar uit steeds meer wetenschappelijk
onderzoek blijkt dat we wel reden hebben tot zorg. Bovendien bleek uit
een analyse van NRC dat internationale voetbalorganisaties er alles aan
hebben gedaan om onderzoeksresultaten te beïnvloeden. Ik vind dit
zorgwekkend. Zouden we het niet moeten omdraaien? Zouden er niet verdere
maatregelen moeten worden genomen om koppen te ontmoedigen zolang niet
is bewezen dat koppen niet leidt tot hersenschade? Ik weet hoe gevoelig
dit ligt en dat koppen een onderdeel is van de sport, maar ik vind dat
we het belang van kinderen voorop zouden moeten stellen. Ik hoor graag
hoe de minister dat ziet.
Voorzitter. Een sportveld is een plek waar je iedereen tegenkomt, maar
helaas is er voor mensen met een functiebeperking of een handicap nog te
vaak een barrière om te sporten. Ik ben enorm fan van alle initiatieven
die juist voor deze groep opkomen, bijvoorbeeld de Special Olympics, die
mensen met een verstandelijke beperking laten voelen dat ze er ook bij
horen, of Stichting Life Goals, die onder meer de daklozencompetitie
heeft georganiseerd en mensen die dakloos zijn weer fit laat worden en
een doel geeft. Een platform als Uniek Sporten helpt sporters met een
handicap met advies of financiële steun. Helaas hebben we kunnen lezen
dat de aanvraag van Uniek Sporten bij het ministerie voor een extra
bijdrage vanwege wegvallende inkomsten, niet is gehonoreerd. Ik wil de
minister vragen wat de reden daarvoor is, en of ze bereid is om de
eenmalige bijdrage die Uniek Sporten vraagt voor thuissporten, wel te
realiseren. En kan het ministerie van VWS ook helpen zodat
buurtsportcoaches vaker worden ingezet voor mensen met een handicap, en
zorgen dat zij ook worden opgeleid hiervoor? Voor mensen met een
handicap is niet alleen het sporten zelf, maar soms ook de weg ernaartoe
een handicap, bijvoorbeeld omdat er barrières zijn. Wil de minister ook
daarover in gesprek gaan?
Voorzitter. We ontkomen er niet aan om ook hier in te gaan op het
coronabeleid, want de maatregelen zijn funest voor veel sportclubs, maar
ook voor sporters zelf. Wij staan achter het beleid om het aantal
besmettingen terug te dringen, want dat is heel hard nodig, maar we
vragen ons wel af of er serieus genoeg is gekeken naar de sport. Stoppen
met sport leidt niet alleen tot een minder gezonde en fitte bevolking,
maar ook tot meer eenzaamheid. Sportverenigingen zijn toe aan
perspectief, ook om leden en vrijwilligers verbonden te houden aan de
club.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u heeft een vraag van de heer Von Martels. Het is
zijn derde interruptie. Ik had niet aangegeven dat we er maar twee doen,
maar dan weet u even wat voor koers we vandaag hebben. We hebben niet
alle tijd om na 14.00 uur nog door te gaan. De heer Von Martels, uw
interruptie graag.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, ik wist niet dat het aantal interrupties zo beperkt zou
worden vandaag, zeker niet tijdens een wetgevingsoverleg, maar mooi dat
ik in ieder geval de mogelijkheid krijg om nog even een vraag te stellen
aan mevrouw Westerveld. Mijn vraag gaat over koppen. Begrijp ik het goed
dat GroenLinks misschien het initiatief wil nemen om het koppen tijdens
voetbalwedstrijden te verbieden? Of hoever gaat het voorstel dat
GroenLinks nu te berde brengt? En gaat dit verder dan alleen het
voetbal? Bijvoorbeeld de bokssport zorgt ook voor hoofdbrekens. Hoever
gaat het voorstel van mevrouw Westerveld dus?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Er wordt nu een onderzoek uitgevoerd naar koppen in het voetbal. Ik denk
dat het heel goed is om goed te kijken naar de resultaten daarvan. Ik
vraag de minister of we nu niet al wat verder moeten kijken en moeten
nadenken over hoe we in ieder geval bij de jeugd zorgen dat koppen niet
leidt tot schade. Steeds meer onderzoeken wijzen uit dat het tot schade
leidt. Als je het hebt over andere sporten, dan is dat natuurlijk ook
relevant, maar een organisatie als de Vechtsportautoriteit heeft al
maatregelen genomen om bijvoorbeeld stoten naar het hoofd te verbieden
tot iemand 18 jaar is. Ook in andere sporten zien we dus dat er steeds
meer kennis is en dat er al verschillende maatregelen worden genomen. Ik
denk dat dit belangrijk is, omdat we uit onderzoek gewoon weten dat er
steeds meer aanwijzingen zijn dat het leidt tot soms permanente
schade.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik was gebleven bij corona en de gevolgen voor het sporten. Ik vroeg me
af of bekend is wat het feit dat mensen minder inkomsten hebben, doet
met sportdeelname. Ik kan me voorstellen dat gezinnen die minder
inkomsten hebben, ook door de coronacrisis, eerder gaan besparen op
sport en bewegen. Is dat in beeld, zo wil ik de minister vragen.
Ik vraag ook aan de minister of zij een actueel overzicht heeft van hoe
de verschillende verenigingen ervoor staan. Komen er nog verdere
faillissementen aan? En wat gaat de minister doen om dat te voorkomen?
Hoe zorgt de minister dat de financiële regelingen worden versimpeld?
Collega Heerema heeft in zijn bijdrage al heel duidelijk uitgelegd dat
dat hard nodig is. Ik sluit me daar graag bij aan. Wij lazen ook dat er
een onderbesteding is op de Subsidieregeling stimulering bouw en
onderhoud sportaccommodaties. Zou dat geld misschien kunnen worden
ingezet? Want we hebben natuurlijk weinig aan een regeling als clubs
straks failliet zijn.
Voorzitter. Ik wil de minister vragen wat het perspectief is. Komen er
plannen om de maatregelen wat aan te passen, zodat ze beter passen bij
iedere sport? Ik had zelf gisteren na lange tijd weer mijn eerste
voetbaltraining, in groepjes van vier en zo veel mogelijk uit elkaar, in
de hoeken van het veld. Ik begrijp best dat er maatregelen nodig zijn,
maar dit is wel een beetje een bijzondere manier van voetballen, om het
zacht uit te drukken. Ik vraag me af of de eerdere regeling, die we in
het voorjaar hebben gehanteerd, waarbij iedereen 1,5 meter afstand moet
houden maar er wel in een groep getraind kan worden, nu ook weer van
toepassing kan zijn.
Voorzitter. Ik wil de minister ook vragen wat het perspectief is voor
professionele competities. Is het wel zo effectief om bezoekers in
stadions te weren als ze daar wel op 1,5 meter afstand kunnen zitten in
de buitenlucht?
Voorzitter. Vanwege de tijd sluit ik af met nog twee laatste vragen. Ik
zou de minister willen vragen wat de stand van zaken is met betrekking
tot de lokale sportakkoorden die zijn uitgerold. Gaan die door of is er
nog een kink in de kabel, onder meer vanwege de coronacrisis? En ik wil
haar ook vragen wat er is gebeurd met de eerder ingediende motie van
collega Bruins Slot van het CDA, waar ik ook onder sta, die de regering
verzoekt om met regionale voorbeeldregio's te onderzoeken welke
experimenteerruimte nodig is, met als doel om van de lokale
sportakkoorden een succes te maken. Graag een reactie.
Ik kijk uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk rond. Er zijn verder geen vragen. Verlaat u ons nu
direct of blijft u nog even zitten? U blijft nog even zitten. Dat is
hartstikke gezellig. Dan gaan we naar de heer Von Martels van het CDA.
Gaat uw gang.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ook ik mis de derde helft ontzettend. Daar is
momenteel geen sprake van, dus ik beschouw deze maandagochtendsessie dan
maar als een soort derde helft. Zo kunnen we in ieder geval over sport
praten en over alles wat daarmee samenhangt, want dat is nogal wat. Heel
veel onderwerpen zijn al naar voren gekomen, maar ik heb ook nog een
aantal nieuwe onderwerpen. Wat dat betreft is het mooi dat mevrouw
Westerveld nog even kan luisteren, want hoe meer mensen daarvan getuige
zijn, hoe beter de discussie kan worden, denk ik.
Voorzitter. Juist tijdens de coronacrisis merken we hoe belangrijk sport
en bewegen zijn, niet alleen om gezond te blijven, maar ook om met
elkaar in contact te blijven. We realiseren ons nu des te meer dat sport
mensen verbindt. Bovendien dragen sport en bewegen bij aan de
volksgezondheid en het welzijn, aan de fysieke, cognitieve en sociale
ontwikkeling van kinderen en aan het bestrijden van eenzaamheid. Waar
veel wordt gesport, zijn meer inwoners in goede gezondheid en zijn de
zorgkosten lager. Dat bleek laatst weer uit onderzoek, maar dat wisten
we natuurlijk allang.
Nu het verenigingsleven bijna compleet tot stilstand is gebracht, laten
de gevolgen zich raden. Des te meer reden om goed te bekijken wanneer de
trainingen bij sportclubs weer zo snel mogelijk op een verantwoorde
manier kunnen worden hervat. Welke ideeën leven er bij de minister? Zijn
we, als het gaat om sport, niet te beperkend in Nederland? Als voorbeeld
haal ik geheel willekeurig de paardensport er maar eens bij. Die kwam
vanmorgen nog niet naar voren. Kijk naar België en Duitsland, waar onder
strikte regels zelfs internationale wedstrijden mogelijk zijn. Kan de
minister deze verschillen tussen de buurlanden verklaren?
Voorzitter. Juist Nederlanders met gezondheidsproblemen of een verhoogde
kans daarop, bewegen te weinig. Dan gaat het om ouderen, mensen met een
beperking en mensen met een laag inkomen. Ik dank de minister dat zij
haar toezegging van voor de zomer nakomt en het Fonds Gehandicaptensport
ondersteunt met 1 miljoen euro voor de komende tweeënhalf jaar. Hoe
wordt de Kamer de komende jaren geïnformeerd over of dit voldoende is om
sporters met een beperking aan sporthulpmiddelen te helpen?
De Sportraad stelt in zijn advies dat de overheid en de branche de
ambitie moeten hebben dat driekwart van de bevolking al in 2030 aan de
beweegrichtlijnen voldoet. Dat is een prachtig streven en dat is nog een
stuk steviger dan de ambitie die in het Preventieakkoord gesteld wordt.
Het wordt een mooie uitdaging voor een nieuw kabinet om hiermee aan de
slag te gaan. We kijken uit naar de beleidsreactie die we begin volgend
jaar kunnen verwachten. Een gezonde leefstijl moet nog veel meer worden
aangemoedigd, zeker ook vanwege het feit dat simpelweg bij te veel
mensen de gevolgen van een ongezonde leefstijl onvoldoende bekend
zijn.
Voorzitter. De Nederlandse Sportraad adviseert onder andere om een
stelselwet op te stellen waarin de ordening tussen overheid en markt
moet worden vastgelegd. Hier is het CDA niet direct voorstander van. De
sport is van de samenleving, niet van de markt of van de overheid. Het
zijn verenigingen en vrijwilligers die de sport maken, niet de commercie
of de ministers. We zijn er wel van overtuigd dat met meer samenwerking
meer bereikt kan worden. De afgelopen jaren is daar met de lokale
sportakkoorden een goede stap in gezet, maar we moeten meer doen. Het
CDA wil dat gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren de komende jaren
gaan samenwerken in regionale preventiefondsen. Gezamenlijk kan daaruit
geïnvesteerd worden in preventie en gezond leven. Het aanpakken van
bewegingsarmoede bij ouderen, mensen met een beperking en mensen met een
laag inkomen is daar uiteraard een belangrijk onderdeel van. Is de
minister bereid om met zorgverzekeraars en gemeenten in gesprek te gaan
om te bekijken onder welke randvoorwaarden dergelijke regionale
preventiefondsen opgezet kunnen worden?
Voorzitter. Voor het aanbieden van laagdrempelige sport- en
bewegingsactiviteiten in de wijk voor mensen die door armoede of andere
belemmeringen weinig of niet sporten, zijn de ruim 6.000
buurtsportcoaches van groot belang. Het CDA wil ook dat zij de komende
jaren hun belangrijke werk kunnen blijven voortzetten. Klopt het dat in
de bestuurlijke afspraken over de Brede Regeling Combinatiefuncties is
afgesproken dat in 2021 een eindevaluatie zal plaatsvinden? Zo ja, wat
is de aard van deze evaluatie en welke vragen moeten hierin beantwoord
worden? Kan de Kamer van tevoren inzicht krijgen in de
opdrachtverlening? Wanneer informeert de minister de Kamer over hoe zij
de aanbevelingen die uit de community of practice zijn gekomen, gaat
oppakken?
Voorzitter. De sport haalt helaas niet altijd het beste in mensen naar
boven. Het is goed dat de minister in haar brief de verhalen over het
grensoverschrijdend gedrag in de turnsport aanhaalt. We wachten het
onafhankelijk onderzoek af dat in het voorjaar zal uitkomen, maar het
mag duidelijk zijn dat de sportsector er alles aan zal moeten doen om
dergelijke misstanden te voorkomen.
De amateursport is helaas ook interessant voor types die je daar liever
niet ziet. Onlangs is naar aanleiding van een motie van mijn CDA-collega
Wytske Postma onderzoek gedaan naar criminele inmenging in de
amateursport. De uitkomsten zijn schokkend. Bij een op de acht
amateursportverenigingen waren er de laatste twee jaar signalen van
criminele inmenging. De onderzoekers maken melding van verenigingen die
failliet gingen omdat er drugscriminelen aan het roer zaten.
Jeugdtrainers die omgingen met zware criminelen. Bestuursleden die
betrokken waren bij schietincidenten. Clubgebouwen die misbruikt werden
voor illegaal gokken of drugsopslag. Bonden en clubs lijken nauwelijks
te weten wat ze hiertegen kunnen doen. Graag ook een reactie hierop van
de minister.
Voorzitter. Afgelopen week is de motie-Pieter Heerma c.s. aangenomen,
waarin verzocht wordt om een handreiking op te stellen voor onder andere
amateursportverenigingen met informatie over hoe je criminele inmenging
kunt herkennen. Daarnaast moet er een plek komen waar verenigingen
anoniem terechtkunnen voor ondersteuning, zodat zij zich tegen
ondermijning kunnen wapenen. Kan de minister aangeven hoe zij samen met
haar collega van Justitie en Veiligheid deze motie gaat uitvoeren? Het
lijkt mij een goed idee als de Kamer binnenkort een rondetafelgesprek
met experts gaat voeren om te bekijken hoe we het probleem van
ondermijning in de amateursport het beste kunnen aanpakken. Daarnaast is
het belangrijk dat er een structurele en intensieve samenwerking tussen
gemeenten, opsporingsdiensten en Belastingdienst is om dit probleem te
herkennen en aan te pakken. Hoe denkt de minister dit te kunnen
oppakken? In hoeveel lokale sportakkoorden zijn hierover al afspraken
gemaakt?
Voorzitter. 2021 wordt onverwacht een olympisch én paralympisch jaar.
Het kabinet heeft twee jaar geleden besloten om 10 miljoen euro per jaar
extra te investeren in de Nederlandse topsport, met als doel om onze
talenten en topsporters meer kansen te bieden. Kan de minister aangeven
op welke wijze deze middelen zijn ingezet?
Niet alleen de Olympische Spelen zijn door corona een jaar uitgesteld.
In 2021 zouden de World Police & Fire Games in Nederland gehouden
worden en dat schuift dus een jaartje door naar 2022. 10.000 politie- en
brandweermannen zullen in ruim 60 sporten in Rotterdam, Den Haag en
Zoetermeer tegen elkaar uitkomen. Doelstelling van de Nederlandse
organisatie is het terugbrengen van het respect en de waardering voor
hulpverleners in de meest brede zin van het woord. Dat is een
doelstelling waar we natuurlijk volledig achter staan. Er is een
aanvraag ingediend voor financiële ondersteuning van dit evenement. Kan
de minister aangeven of zij welwillend tegenover deze aanvraag
staat?
Voorzitter, nog enkele korte vragen. Het is nu net een jaar geleden dat
de wedstrijd FC Den Bosch-Excelsior werd ontsierd door racistische
scheldpartijen. De KNVB en de minister zijn daarop begin dit jaar met
een aanvalsplan gekomen. Kan de minister kort aangeven wat de laatste
stand van zaken is?
Dan de tweede korte vraag. Sinds vorig jaar hebben gemeenten als gevolg
van het amendement-Omtzigt de vrijheid om sportaccommodaties een lagere
ozb te bieden, maar dat gebeurt nog bijna nergens. Kan de minister
aangeven waarom dit niet van de grond komt? Met name voor
sportverenigingen kan die lagere ozb voordeel opleveren. Hoe staat het
met de uitvoering van deze Kamerwens?
De minister schrijft dat eind 2020 NOC*NSF zal starten met schrapsessies
om de administratieve lasten in de sport aan te pakken. Daarnaast
schrijft de minister dat eind 2019 de eerste proeftuin maatschappelijke
diensttijd door een consortium van sportbonden is opgestart. De komende
periode worden wij graag over beide onderwerpen op de hoogte
gehouden.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn geen vragen. Dan gaan we naar collega Van Nispen van
de SP. Gaat uw gang. U heeft 8 minuten. Dan heeft u twee minuten over
voor de tweede termijn.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. De coronacrisis raakt de sport inderdaad hard, recht in het
sporthart. Het raakt de individuele sporters, die minder kunnen bewegen.
Het raakt de sport als geheel. Er zijn grote zorgen over het
voortbestaan van verenigingen. Als we niet oppassen, wordt dit één groot
drama. Onze unieke sportinfrastructuur mag niet verdwijnen. Zijn wij nou
met elkaar naar een stille ramp aan het kijken?
Ik heb de volgende vragen aan de minister. Kan er beter worden bekeken
welke sporten op verantwoorde wijze kunnen doorgaan, zeker als dat
buiten gebeurt, zoals voetbal, hockey of hardloopgroepjes in het
bos?
Ziet de minister ook dat de compensatieregelingen voor de sport
onvoldoende toegankelijk zijn, omdat ze ingewikkeld zijn voor
vrijwilligers, of vanwege de voorwaarden, bijvoorbeeld de omzetdaling
van 30%? Kan dat niet beter 20% worden? Erkent de minister ook dat er
meer geld nodig is als dit langer gaat duren en als de echt harde
klappen nog gaan komen? Als leden en sponsors afhaken? Zijn we dan niet
te laat? Waar is het perspectief voor de sport en voor al die mensen die
sport beoefenen? Hoe voorkomen we dat dit echt een ramp wordt, voor de
sport en voor de maatschappij als geheel? Minder verenigingen, minder
beweging, nog meer stilzitten; het is echt een doemscenario. Deelt de
minister deze grote zorgen?
Welke visie en welke ambitie heeft de regering hierop? Ik vond het mooi
dat minister De Jonge in de persconferentie van 17 november zei dat
mensen vooral moeten blijven bewegen, om fit en gezond te blijven. Dat
is een hele terechte oproep, maar hoe gaan we het met elkaar mogelijk
maken? We moeten onze clubs echt helpen om juist in deze tijd hun
belangrijke rol voor de samenleving te blijven spelen. We moeten toch
juist de sport gebruiken om Nederland mentaal en fysiek gezond te
houden? Dus: de sportaccommodaties openhouden, zodat mensen blijven
bewegen. Dat is dan toch veel logischer?
Hoe gaan we ervoor zorgen dat de topsporters het redden en de olympiërs
en paralympiërs zich kunnen voorbereiden op de Olympische Spelen?
Er is inderdaad onderbesteding bij de regeling die moet zorgen voor
investeringen in sportaccomodaties, de BOSA van 2020, al genoemd door
mevrouw Westerveld. Mogelijk is er 40 miljoen over voor het jaar 2020.
Moeten we dat geld dan niet in 2021 aanwenden voor verenigingen en
mogelijk deels ook voor de topsport, om deze moeilijke tijd door te
komen?
Sport en bewegen zijn belangrijk, juist nu in deze ellendige
coronacrisis. We kunnen zo veel meer doen met sport en bewegen. In het
dagelijks leven, op de scholen, op het werk en in de zorg. Er zijn zo
veel plannen en ideeën, maar er gebeurt eigenlijk nog te weinig. Precies
om die reden namen de SP en de VVD het initiatief om het kabinet op te
roepen om het manifest van onder anderen Joop Alberda, Guus Hiddink en
Erik Scherder te omarmen. Nederland moet meer in beweging komen. De
motie-Marijnissen is toen Kamerbreed aangenomen. Het kabinet moet nu met
een plan komen om sport en bewegen te stimuleren, overal. Met scenario's
die de ministeries overstijgen en met doorrekeningen: uiterlijk 1 april
2021.
Wat de SP betreft gaat dit zorgen voor de doorbraak, voor de verandering
die eigenlijk al zo lang nodig is om een gezondere en sportievere
samenleving te bereiken. Hoe gaat het hiermee, is mijn vraag aan de
minister. Zijn de ambities zo groot als ik hoop en ligt alles op schema?
Dat is echt belangrijk. Een nieuw kabinet moet hiermee aan de slag, zo
nodig aangejaagd door een kritische Kamer. Aan ons zal het niet liggen.
Graag een stand van zaken op dit gebied van de minister.
Uiteraard vraagt de SP niet alleen de regering om een plan; wij komen
zelf ook altijd met voorstellen. Dit jaar hebben wij samen met Jantje
Beton een plan, een manifest, geschreven om buitenspelen bij kinderen te
bevorderen, want dat staat onder druk. Steeds minder kinderen spelen
buiten, terwijl het zo belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen,
niet alleen lichamelijk maar ook voor het samen spelen met kinderen
buiten de eigen bubble. Ook op dit punt kunnen we zoveel meer doen. Als
we er geen aandacht voor hebben in het beleid en alleen zeggen dat we
het belangrijk vinden, dan gebeurt er te weinig. Dat heeft onderzoek ook
aangetoond. Deels moet het lokaal gebeuren; dat klopt helemaal. Maar
voor een deel moet het ook landelijk. Er moet meer en betere speelruimte
komen. Laten we een norm stellen. De speeltuinen kunnen aantrekkelijker,
met inspraak van de kinderen zelf. Schoolpleinen zouden bijvoorbeeld ook
opengesteld kunnen worden. En er moet toch minimaal één speeltuin per
gemeente geschikt zijn voor kinderen met een beperking? Juist zij moeten
samen kunnen spelen met andere kinderen. Op dat laatste punt heb ik een
amendement ingediend, maar graag ontvang ik natuurlijk een reactie op
alle voorstellen uit het manifest dat we samen met Jantje Beton hebben
gemaakt. Ik zou graag aan de bode willen vragen om mijn collega's en de
minister van dit manifest te voorzien.
Dan het zwemmen. In een waterrijk land moeten alle kinderen zwemvaardig
zijn om zich te kunnen redden in het open water. Ook hier moeten we nog
heel veel doen. Ik vraag hier vaker aandacht voor en heb al veel
voorstellen gedaan. Ik heb vorig jaar ook een plan geschreven. Mag ik
van de minister een stand van zaken ontvangen? Welke ambities zijn er?
Hoe staat het met de voortgang van het Nationaal Plan Zwemveiligheid
2020-2024 en de voorstellen die worden uitgewerkt? Het gemak waarmee de
zwembaden de afgelopen weken gesloten zijn geweest, inclusief de
zwemlessen voor kinderen, baart mij bijvoorbeeld grote zorgen. Hoe ziet
de minister zwemles nou eigenlijk: als iets wat leuk is als een
extraatje, of als onderwijs, iets wat noodzakelijk is en er dus gewoon
bij hoort voor het welzijn en de veiligheid van onze kinderen?
Ieder jaar worden we opgeschrikt door verdrinkingen, maar de zomer van
2020 was toch wel een rampjaar te noemen. De reddingsbrigade moest vaker
uitrukken dan ooit en de vrijwilligers raakten overbelast. De motie die
ik hierover heb ingediend samen met de heer Heerema van de VVD is al
genoemd. We moeten de reddingsbrigade een financiële impuls geven om
meer te kunnen doen om verdrinkingen te voorkomen en de financiële
problemen door de coronacrisis te overleven. Ook ik wil dat we de
lifeguards, de redders, beter gaan waarderen. Wie levensreddend werk
doet, hoort daar niet zelf voor te betalen. Met een amendement stellen
we 1 miljoen euro beschikbaar. Graag een positieve reactie hierop van de
minister, en ook een toezegging om dit structureel te regelen, samen met
het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ik vind echt dat wij
dit niet kunnen doorschuiven naar de formatie. We moeten dit voor het
komend jaar op zien te lossen. Als de minister nog voor de stemmingen in
overleg gaat met de minister van infrastructuur en Waterstaat om te
zeggen "jullie een half miljoen en wij een half miljoen", dan is dat ook
prima. Dan passen we het voorstel aan. Maar we gaan hier vandaag niet
weg voordat we dit hebben opgelost. Dat is echt de eis die ik vandaag
wil stellen.
Mensen met een beperking horen dezelfde rechten en mogelijkheden te
hebben om te sporten als mensen zonder beperking, maar daar zijn we nog
lang niet. De sportdeelname blijft nog fors achter. Zeker in coronatijd
is het voor mensen met een beperking nog lastiger om te sporten. Vorig
jaar kreeg ik een mooie toezegging van voormalig minister Bruins dat hij
de ambitie deelt met de SP dat mensen met een beperking in 2030 evenveel
sporten en bewegen als mensen zonder beperking. Wat is hierin nu de
stand van zaken en hoe gaan we verder met die ambitie? Dan moet ik
terugkomen op de sporthulpmiddelen. Ook collega's hebben daar vaker
aandacht voor gevraagd. Die zijn voor mensen van groot belang om te
kunnen sporten. In de ene gemeente wordt een sportrolstoel wel vergoed
via de Wmo en in de andere niet. Bij de ene zorgverzekeraar wordt een
prothese wel vergoed vanuit het verzekerde pakket en bij de andere niet.
Hoe kan dit? Sport moet toch voor iedereen toegankelijk zijn? Wat gaat
de minister doen aan deze willekeur bij Wmo-ambtenaren en
zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat iedereen kan sporten? Moeten we
niet toe naar één landelijk loket voor hulpmiddelen, zodat er één
aanspreekpunt is en minder willekeur en rechtsongelijkheid?
De voorzitter:
U heeft nog één minuut, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u. De KNVB en NOC*NSF hebben terecht aandacht gevraagd voor
criminele inmenging. Ook het CDA vroeg daar aandacht voor. Die inmenging
is een bedreiging voor de sport. Deelt de minister deze zorgen? En hoe
kan deze minister de sport helpen om weerbaar te zijn tegen criminelen
en de integriteit en de veiligheid te waarborgen? Ook vorig jaar hebben
we hier aandacht voor gevraagd. We zijn toen doorverwezen naar de
minister van Justitie en Veiligheid, maar ik heb van die uitwerking
eigenlijk nog te weinig gezien. Graag een reactie van de minister
hierop.
Vorig jaar diende ik met mevrouw Diertens een motie in om nader
onderzoek te doen naar de effecten van extra investeringen in sporten en
bewegen op afnemende zorgkosten. Het is goed dat de minister een
verdiepende studie laat uitvoeren. Wat is hierin nou de samenloop met de
uitvoering van de motie-Marijnissen over een plan om Nederland in
beweging te brengen en doorrekeningen te maken?
Tot slot het advies van de Nederlandse Sportraad. Daar gaan wij
natuurlijk allemaal goed naar kijken. We zullen ons daartoe moeten
verhouden, want het gaat over het publieke belang van sport en een
mogelijke wijziging van de financiering in de toekomst. Er staan hele
fundamentele vraagstukken in. We krijgen later een uitgebreidere
schriftelijke reactie van de minister, maar ik hoor graag vandaag in dit
debat wat haar eerste gedachten daarover zijn.
Tot slot, voorzitter. Ik kon heel veel onderwerpen niet aanstippen, maar
er zijn terecht heel veel vragen gesteld, onder andere over de turnsport
en het koppen. Nog veel meer zorgen over corona dan ik zelf kon benoemen
zijn gelukkig al uitgebreid door collega's beschreven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Heeft u een vraag, meneer Kerstens? Nee. Ik dacht
het even, want u zat zo klaar om het knopje van de microfoon in te
drukken. Dan gaan we naar mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad zorgelijk: het coronavirus
heeft veel gevraagd van onze weerbaarheid en vitaliteit. Voldoende sport
en bewegen verlaagt de kans op fysieke en mentale gezondheidsproblemen.
Een gezonde leefstijl is juist nu een belangrijk aandachtspunt. Ik zal
woensdag bij de begrotingsbehandeling dan ook een initiatiefnota over
een gezonde leefstijl indienen, die verder gaat dan alleen dit debat
over sport.
Ik wil graag stilstaan bij de effecten van de genomen maatregelen voor
de sporters en de sportsector. Veel volwassenen zijn door de
coronacrisis minder vaak gaan sporten. Gelukkig is door het kabinet
hierop gereageerd en mag er qua sport nu iets meer dan tijdens de eerste
golf. De toegenomen verkoop van fietsen en hardloopschoenen is een
hoopvol teken — mensen nemen zelf initiatief — maar de algehele
teruggang in bewegingsactiviteit blijft problematisch. We moeten mensen
dus helpen om genoeg bewegingsminuten te maken.
Het is al genoemd: veel sportclubs en -verenigingen hebben het zwaar.
Zij lopen inkomsten mis doordat wedstrijden niet gespeeld worden en
clubhuizen gesloten zijn. Zij zien het aantal leden en vrijwilligers
teruglopen. De toekomst is voor hen erg onzeker. Tijdens de vorige
lockdown gaf 10% van de sportverenigingen aan niet aan de financiële
verplichtingen te kunnen voldoen. De minister laat weten dat zij op dit
moment nog geen stijging in het aantal faillissementen ziet en schrijft
dit toe aan een nieuw steunpakket, maar we zitten nog altijd in de
tweede golf. De schade is aanzienlijk. Er zullen faillissementen
plaatsvinden als het nog langer zo doorgaat. Ik maak me zorgen hierover.
Zijn de huidige pakketten gelet op de lengte van de huidige golf, wel
voldoende toereikend, en dan met name voor seizoensgebonden sporten? Ik
krijg daar graag een toelichting op.
Voorzitter. Ik benoemde het zojuist al: veel mensen zijn aangewezen op
alternatieve vormen van bewegen en vooral op sporten in de buitenlucht.
Zij zijn helaas vaak onbekend met beweeg- en sportactiviteiten bij hen
in de buurt. Wat is de inzet van het kabinet om beweeg- en
sportactiviteiten in de omgeving ook te promoten?
Voorzitter. Het is duidelijk dat het kabinet de competities heeft
stilgelegd om het aantal reisbewegingen te minimaliseren ter voorkoming
van verdere coronabesmettingen. Die lijn volg ik, maar mij is niet
duidelijk waar de grens zit. De heer Heerema refereerde daar ook aan.
Voor betaald voetbal is een uitzondering gemaakt, terwijl bijvoorbeeld
hockey, basketbal en volleybal worden stilgelegd. De minister is
momenteel in gesprek met de topsector om te verkennen hoe en wanneer de
competities weer van start kunnen gaan. Wanneer krijgen wij uitsluitsel
daarover? Daarop aansluitend: hoe gaat de minister ervoor zorgen dat
grote sportevenementen, zoals het EK voetbal en de Invictus Games, in
2021 doorgang kunnen vinden? Hoe kijkt zij bijvoorbeeld aan tegen het
idee om een taskforce in te stellen om deze grote evenementen in goede
banen te leiden? Ik zie graag steun vanuit het kabinet voor dit
plan.
Voorzitter. Ik wil graag enkele woorden wijden aan de
professionalisering van de sportsector. Een gekwalificeerd kader,
duidelijke spelregels en duidelijk gedrag en het voldoende beschermen
van de jeugd en de werkomstandigheden binnen de sportsector zijn
belangrijk daarvoor. Ik heb hier al eerder aandacht voor gevraagd. De
Nederlandse Sportraad publiceerde onlangs ook hierover. De overheid
heeft als taak om de sportsector te ondersteunen, maar hoe zij dat
moeten doen, blijft een open vraag.
Ook over de turnsport hebben we al gesproken. Met name collega
Westerveld zet zich hier op een indrukwekkende wijze voor in. Als
oud-turntrainer doet het mij pijn. We moeten namelijk voorkomen dat dit
soort verschrikkelijke situaties zich voordoet. De onderste steen moet
wat mij betreft echt boven komen. Het baart mij ook zorgen dat er nieuwe
meldingen zijn binnengekomen. Ik wil mij graag voor hen blijven
inzetten. Hoe kan de minister de gedupeerde turnsters helpen om
psychosociale hulp te krijgen om deze vaak traumatische ervaringen te
verwerken?
Een verandering in de sportcultuur is noodzakelijk. Deze is ingezet door
de KNGU. Het onderzoek loopt. Ik zie uit naar de resultaten van dat
onderzoek. Daarnaast ben ik benieuwd of de minister mogelijkheden ziet
om ook naar andere sportbonden te kijken en hen te ondersteunen om
misstanden in de sport te voorkomen.
Voorzitter. Bij professionalisering hoort het belang van onafhankelijk
onderzoek. Recent zijn naar buiten gekomen de kritische publicaties over
hersenschade. Ik verzoek de minister een vinger aan de pols te houden
bij lopende onderzoeken, zoals naar het koppen, waar net over gesproken
is. Is zij bereid om bij twijfels over de onderzoeksresultaten zelf tot
onafhankelijk onderzoek over te gaan?
Voorzitter. Een professionele sportsector zorgt voor voldoende
arbeidskansen en goede arbeidsomstandigheden. Ik kijk uit naar de
uitwerking van mijn moties op dit punt. Die verwacht de minister volgend
jaar, maar kan zij alvast meer vertellen over de aanpak, de voortgang en
de inzet van dit onderzoek? Ook zijn er nieuwe kansen. Op enkele
sportscholen wordt in samenwerking met zorgverzekeraars als onderdeel
van het basispakket de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI)
aangeboden. Het is een goedlopend initiatief dat inspeelt op het
probleem dat de vraag naar GLI het aanbod overstijgt. Uit onderzoek
blijkt dat de uitvoerders en verwijzers vaak onbekend zijn met GLI. Dat
is jammer, want zo blijft veel potentieel onbenut. Welke mogelijkheden
zijn er om het aanbod van GLI fors uit te breiden via aanbod door
sportscholen en sportverenigingen en GLI-kwalificaties in
sportopleidingen? Graag een reactie. Is de minister het met mij eens dat
doelstellingen uit het Preventie- en het Sportakkoord complementair
zijn? Ik zou graag de sportsector en het preventieve GLI-aanbod dichter
bij elkaar zien. Is de minister het daarmee eens?
Voorzitter. Zoals ik aangaf, is de sport- en beweegactiviteit voor veel
mensen afgenomen door corona. De ongelijkheid die er al was, is alleen
maar groter geworden. Maar liefst een kwart van de mensen met een lage
sociaaleconomische positie heeft nog nooit gesport. En als zij sporten,
doen zij dat minder of zonder plezier. Dat is zorgelijk. Graag ontvang
ik van de minister een reactie op de vraag hoe we het verband tussen
lage sociaaleconomische status en lage beweeg- en sportactiviteit nader
kunnen onderzoeken. Aan welke concrete maatregelen denkt de minister om
sport en bewegen voor deze mensen bereikbaarder en plezieriger te maken?
Hoe kunnen sportaanbieders, scholen en buurtsportcoaches hierin een rol
spelen en welke financiële drempels kunnen door de overheid geslecht
worden?
Ik wil ook graag stilstaan bij de jongeren met een lichamelijke
beperking. Ook bij hen is bewegingsarmoede een probleem, terwijl dat
voor hen zo belangrijk om met vriendjes uit de buurt op straat te spelen
en te sporten. Sportprotheses kunnen hen helpen om te kunnen meedoen.
Sportprotheses zijn duur en ik hoor dat veel sporthulpmiddelen niet
vergoed worden, terwijl deze mogelijkheid er wel is, bijvoorbeeld via de
Wmo en zorgverzekeraars. Ik vind dat schrijnend. Deze hulpmiddelen
kunnen namelijk een preventieve werking hebben op het gebied van
gezondheid en kunnen risico's op andere lichamelijke aandoeningen
verkleinen. Daarom wil ik de minister vragen naar de voortgang met de
motie die ik in 2018 heb ingediend. Wat is de stand van zaken van de
gesprekken die de minister met de gemeenten heeft gevoerd over de
beschikbaarheid van voldoende sportprotheses voor kinderen?
Voorzitter. Ik wil het hebben over de aansluiting van jonge asielzoekers
bij de deelnemers van voetbalwedstrijden. Zij mogen niet voetballen door
strenge FIFA-regels. Zij komen namelijk uit het buitenland. Ik heb
vernomen dat de KNVB hierop een uitzonderingspositie kan krijgen. Dat is
goed nieuws, want niemand mag de dupe worden van uitsluiting, zeker niet
jonge kinderen. Daarom vraag ik de minister nogmaals hoe zij hiertegen
aankijkt. Is de minister bereid het verzoek van de KNVB aan de FIFA te
ondersteunen, zodat jonge asielzoekers gewoon kunnen sporten bij de
voetbalclub in de buurt?
Voorzitter, ik rond af. De Nederlandse Sportraad heeft onlangs zijn
visie Voor een vitale samenleving gepresenteerd. Graag zou ik van de
minister een reflectie willen op dit rapport. Hoe kijkt de minister aan
tegen sportwetgeving en het voorstel om de sportsector anders te
financieren?
Tot slot. Het is goed dat we vandaag stilstaan bij de impact van de
coronacrisis op de sportsector. Maar we moeten ook vooruitkijken en deze
crisis zien als kans. Het belang van sporten en bewegen, waar wij het
allemaal over eens zijn, is meer dan ooit aangetoond. Laten we daar
vooral op inzetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Van Nispen, heeft u een vraag?
De heer Van Nispen (SP):
Ik zal het tot één vraag beperken. Zeer terecht vroeg mevrouw Diertens
aandacht voor de sporthulpmiddelen, maar het is nog iets breder:
kinderen met een beperking moeten aan sport kunnen meedoen. Een van de
voorstellen in het manifest dat ik samen met Jantje Beton heb gemaakt,
is dat er in iedere gemeente ten minste één speeltuin geschikt moet zijn
voor kinderen met een beperking. Dat gaat niet vanzelf. Er is een plan
voor gemaakt om dat tot stand te brengen, waarvoor een financiële
ondersteuning vanuit het Rijk is gevraagd. Is mevrouw Diertens bereid om
dat voorstel heel serieus te bekijken? Kunnen we dat met elkaar mogelijk
maken? Het is een tweejarig plan. Er is financiering van buiten, vanuit
de goede doelen, zoals Jantje Beton, en het eigenmiddelenfonds, maar een
aanjaagfunctie vanuit de overheid zou hierbij kunnen helpen. Is mevrouw
Diertens bereid om dat heel serieus te bekijken?
Mevrouw Diertens (D66):
Uiteraard ben ik van plan dat heel serieus te bekijken. Als je in mijn
eigen stad Groningen één speeltuin zou hebben, zou dat veel te weinig
zijn. Ik denk dat deze kinderen ook op straat goed met hun vriendjes en
vriendinnetjes zouden moeten kunnen spelen en mee zouden moeten kunnen
doen met sporten. Ik heb daar ook een voorbeeld van, van een van onze
atletische topsporters van dit moment. Het verschil werd voor hem echt
heel duidelijk op het moment dat hij een blade kreeg en als kind naar
buiten mocht, kon meevoetballen op straat en kon gaan hardlopen. Het is
zo moeilijk voor kinderen als ze, heel plat gezegd, het verkeerde been
krijgen als ze naar buiten gaan om te sporten. Ik was
gehandicaptensportconsulent in de jaren tachtig en ik vind dat we nu
eerder een teruggang dan een vooruitgang zien in het verstrekken van
hulpmiddelen. Vroeger kreeg iemand in de zomer een bruin armpje omdat
het zo vervelend was dat een kind erop aangekeken werd dat het een witte
winterarm had, omdat er geen geld was om die door een zomerarm te
vervangen. Ik vind dat in- en intriest. We moeten echt aandacht hebben
voor die kinderen: ze moeten kunnen meedoen met sporten, bewegen en
spelen op straat.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan naar de laatste spreker in de eerste termijn, de
heer Kerstens van de Partij van de Arbeid.
De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De coronacrisis werkt als een vergrootglas op
onze samenleving. Situaties die al scheefgegroeid waren, groeien nog
schever en verschillen die al bestonden, worden nog groter en
zichtbaarder, ook op het terrein van sport en bewegen. We weten het
allemaal: je gezondheid is je grootste goed. Iedereen weet ook dat
gezond leven daar een belangrijke rol in speelt: goed eten en voldoende
bewegen. Het probleem is dat dat niet altijd voor iedereen even
gemakkelijk is, omdat een kilo frikandellen bij wijze van spreken
goedkoper is dan een kilo appels, maar ook omdat een sportclub
bijvoorbeeld niet voor iedereen even makkelijk te betalen is en de
aanschaf van sportspullen een aanslag kan zijn op de
huishoudportemonnee. Dat betekent dat sport vaak niet is weggelegd voor
juist die mensen, kinderen vooral, maar bijvoorbeeld ook ouderen, die
daar het meest baat bij zouden hebben voor hun gezondheid, voor hun
contacten en, als het om kinderen gaat, voor hun verdere ontwikkeling,
om talenten te ontdekken en verder uit te bouwen op sportief vlak en op
sociaal vlak. Dat dat te vaak niet kan, is triest, heel triest en de
coronacrisis maakt het nog triester.
Want wat iedereen eigenlijk al weet, werd nog eens bevestigd in de
tweede monitor Sport en corona, die vorige week verscheen. Die wijst op
de groter wordende verschillen in sport- en bewegingsdeelname naar
opleidingsniveau, zoals dat heet. Zwart-wit gezegd: hoe minder je
verdient of hoe minder je ouders verdienen, hoe minder je sport en
beweegt. Dat wordt door de coronacrisis nog minder. In de monitor wordt
er, zoals gezegd, een zinnetje aan gewijd. Dat doet de minister ook in
haar begeleidende brief aan de Kamer. Maar achter zo'n zinnetje gaat
natuurlijk een hele wereld schuil, een wereld van kansen missen, terwijl
je je dat niet kunt veroorloven en de maatschappij evenmin, een wereld
van het doorwerken daarvan in de rest van je leven. Mensen die de pech
hebben dat hun wieg of huis aan de verkeerde kant van het spoor staat,
leven ongezonder, bewegen en sporten minder, zijn vaker ziek en gaan
eerder dood.
Het is logisch dat in de monitor, in de begeleidende brief van de
minister en in eigenlijk alle brieven van sportorganisaties die we als
Kamerleden in aanloop naar dit debat kregen, vooral wordt gesproken over
de financiële gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector. Een
sector die bestaat bij de gratie van het samenkomen van mensen wordt
natuurlijk ongenadig hard geraakt als juist dat niet meer kan. Het
overeind houden van onze sportinfrastructuur, van clubs, van
verenigingen, is van ongelofelijk groot belang voor iedereen, dus ook
voor de kwetsbare mensen, jong, oud of daartussenin, waar ik het net
over had. Maar daar kan het niet bij blijven, niet voor hen, in ieder
geval. Zij hebben meer nodig. Dit is het moment om dat aan te pakken.
Dat is wat ik van de minister vraag.
Zij schrijft ons dat ze steeds in gesprek is met de sportsector om te
kijken hoe ze die door deze crisis heen kan helpen — dat is ook
ontzettend belangrijk — en de Partij van de Arbeid wil dat zij juist in
deze gesprekken aandacht heeft en aandacht vraagt voor de groter
wordende verschillen, waar ik het net over had, en dat zij met de
sportwereld kijkt hoe die trend gestopt en liever nog gekeerd kan
worden. Ik vraag haar daar samen met de sector een plan voor te maken en
concrete afspraken over te maken, en om de Kamer daarover binnen
afzienbare termijn te informeren. Daar is het de hoogste tijd
voor.
Ik weet natuurlijk dat het Nationaal Sportakkoord uit 2018 een
deelakkoord inclusief sporten en bewegen kent. In de laatste monitor
daarvan lees ik dat er van alles gebeurt en dat er heel veel spelers bij
betrokken zijn, maar dat het de vraag is in hoeverre dat echt wat
oplevert. Er wordt relatief weinig ingezet op mensen die
sociaal-economisch op achterstand staan en we hebben de mensen waar het
hier om gaat, eigenlijk nog niks gevraagd. Werk aan de winkel dus, wat
mij betreft; extra werk aan de winkel. Want de situatie was al niet goed
en wordt alleen maar slechter. Dat vergt extra inzet van de Alliantie
Sporten en bewegen, van het pas opgerichte Volwassenenfonds Sport &
Cultuur en van de buurtsportcoaches — ik sluit me aan bij mijn collega
dat er dan wel zekerheid moet komen over het voortbestaan daarvan — en
extra actie van de minister dus. Juist deze minister kent vanuit haar
vorige functie als staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
het belang om deze zaken aan te pakken, daar vroeg bij te zijn en
perspectief te bieden. Ze weet van de hoge kosten op elk vlak, die het
gevolg zijn als ze het niet doet.
Voorzitter. Ik had het net over het in stand houden van de
sportinfrastructuur, hoe belangrijk dat is en hoe belangrijk de minister
dat ook vindt. Daarbij helpt het niet als bijvoorbeeld de deuren van het
voetbalstadion dicht blijven, als het volwassenen verboden blijft om in
de buitenlucht te voetballen en kinderen wel de hele week met elkaar in
de klas mogen zitten, maar op zaterdag niet mogen voetballen samen. De
minister van VWS, zo lazen wij, wil dat niet uitleggen, en onze premier
kan het blijkbaar niet uitleggen. Daarom aan deze minister het verzoek:
blijf niet doof voor de noodkreet van bijvoorbeeld zowel amateur- als
profvoetbal en kijk wat er wel mogelijk is. Ik sluit me aan bij de
collega's die aangedrongen hebben op meer maatwerk in de sport.
De voorzitter:
Meneer Kerstens, u heeft een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb een vraag over die sociaal-economische achterstand. Dat spreekt
mij enorm aan. Ik heb bij het debat over het Preventieakkoord een motie
ingediend waardoor het Sportakkoord en het Preventieakkoord dichter bij
elkaar komen. Zowel op het gebied van algemene gezondheid als op het
gebied van sport zijn er allerlei initiatieven van verschillende
organisaties. Die trekken met doelsubsidies de wijken in. Als dat stopt,
is er geen duurzame ontwikkeling. Is de PvdA het met me eens dat het
tijd wordt om te kijken hoe we al die initiatieven bij elkaar kunnen
krijgen en te kijken wat nu echt de dominante factoren zijn om meer in
te zetten op een duurzame verandering in plaats van alleen maar op
doelsubsidies?
De heer Kerstens (PvdA):
Dat ben ik helemaal met mevrouw Diertens eens. Ik heb net ook even
gerefereerd aan de laatste monitor die afgelopen zomer verscheen over
het deelakkoord. Daarin zie je die conclusie als een van de conclusies
terugkomen. Er gebeurt ontzettend veel. Er zijn ontzettend veel
organisaties mee bezig, maar er is onvoldoende focus. Zo leg ik althans
die conclusie uit. Dus als we die kunnen aanbrengen op de manier die
mevrouw Diertens schetst, dan moeten we dat vooral niet nalaten. Dat ben
ik met haar eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Mag ik de heer Kerstens verzoeken verder te gaan? Hij heeft
al ruim vijf minuten gebruikt.
De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Er zijn natuurlijk al afspraken gemaakt over het overeind
houden van de sportinfrastructuur, maar, het is al gezegd, die hebben
vaak een loopduur die korter is dan de voorspelde duur van de
coronacrisis. Bovendien blijkt dat de grote klap mogelijkerwijs nog moet
komen bij sportverenigingen. Dus ik vraag extra aandacht van de minister
daarvoor.
Gezien de tijd sluit ik me graag aan bij de opmerkingen die met name
mevrouw Westerveld heeft geplaatst over de situatie in de turnsport. Ik
sluit me ook aan bij de concrete voorstellen die zij daarvoor heeft
gedaan.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk rond. Er zijn geen vragen meer. Dank, collega's,
voor de inbreng in eerste termijn. Ik schors de vergadering tot 11.35
uur. De minister geeft aan ruim een halfuur nodig te hebben. 11.35 uur
gaan we verder met de eerste termijn van de minister. Dan krijgen we
antwoord op onze vragen en vervolgen we het debat. Tot straks.
De vergadering wordt van 11.03 uur tot 11.39 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, dank voor de terugkomst naar deze zaal. We gaan beginnen
met de eerste termijn van het kabinet. Het woord is aan minister Van
Ark, de minister voor Sport. We hebben nog ongeveer twee uur de tijd,
inclusief de tweede termijn, dus laten we proberen om korte vragen te
stellen en korte antwoorden te geven, zodat we ruimte overhouden om
straks moties te kunnen indienen. Mevrouw Van Ark.
Minister Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. En dank ook aan uw Kamer voor de inbreng in de
eerste termijn. Het is een hele bijzondere tijd om over sport te praten.
Het is natuurlijk sowieso een hele bijzondere tijd vanwege de
coronacrisis. Dat maakt, zoals ik van vele kanten begrepen heb, dat het
leukste debat van het jaar, het WGO Sport, een hele serieuze ondertoon
kent dit jaar. Ik denk dat dat terecht is. Ik dank uw Kamer dat u dat
heeft aangegeven in de diverse bijdragen.
Ik wil kort een paar inleidende woorden spreken en vervolgens wil ik de
vragen met u doorlopen aan de hand van de indeling die ik gezien meen te
hebben. Ik wil eerst stilstaan bij alles wat betrekking heeft op corona.
Er zijn vragen gesteld op zowel het niveau van de maatregelen als op het
niveau van de financiële ondersteuning. Vervolgens wil ik ingaan op de
zaken die u heeft aangekaart met betrekking tot grensoverschrijdend
gedrag. Ze zijn van een andere orde, maar ik heb daar zowel de vragen
over turnen onder begrepen als de aspecten met betrekking tot
ondermijning. Uw Kamer heeft ook het nodige gevraagd over leefstijl.
Diverse onderwerpen zijn zeer relevant, maar daar zijn niet heel veel
vragen over gesteld, dus die probeer ik bij elkaar te pakken onder het
blokje overig. Denk daarbij onder andere aan zwemmen, de
reddingsbrigade, evenementen et cetera.
Ik houd een korte inleiding, want ik wil zo veel mogelijk tijd
overhouden om met uw Kamer van gedachten te wisselen. Ik realiseer me
ook dat ik de derde sportminister ben in dit kabinet en ook nog eens in
een tijd dat er maar weinig sport is om naartoe te gaan. Tegelijkertijd
zijn er gelukkig wel heel veel mogelijkheden om met mensen uit de
sportwereld van gedachten te wisselen. Laat ik deze inleiding in ieder
geval vooral gebruiken om te spreken over eenieder die actief is in de
sport, of je nu speler, trainer, vrijwilliger of professional bent. Er
wordt ontzettend hard gewerkt door mensen. Dat zien we normaal gesproken
natuurlijk vooral op en rond de velden en de diverse sportlocaties, maar
zeker in deze tijd wordt er vooral heel hard gewerkt door mensen aan het
overeind houden van de sport voor, hopelijk, betere tijden.
Ik denk dat het belang van sport niet onderschat mag worden. Dat zeg ik
uw Kamer graag na. Dat geldt voor het plezier — ik vind dat dat nog
steeds met stip op nummer één staat als je denkt aan sport — maar ook
voor de sociale contacten, die uw Kamer heeft genoemd, het recept tegen
eenzaamheid, de gezondheid en de vitaliteit. Ik geloof dat de heer
Heerema zei: als je met sporters in gesprek gaat, dan is het een sector
die eerst naar zichzelf kijkt en dan pas naar de overheid. Dat is ook de
positieve kracht die ik heb mogen ervaren in de afgelopen tijd. De sport
moest vaak slikken, en moet dat nog steeds, als het gaat om de
heftigheid van de maatregelen, maar de mensen zeiden vervolgens wel
tegen mij: we willen ook graag deel zijn van de oplossing. De
beperkingen die er zijn, hebben er niet toe geleid dat men het hoofd
heeft laten hangen. Maar dat betekent ook dat er bij mij een zware
verantwoordelijkheid ligt, die ik ook voel — uw Kamer spreekt mij daar
ook op aan — om te kijken wat er op het terrein van sport wél kan in
plaats van alleen maar te zeggen wat er niet meer mag. Ik benut het
debat van vandaag graag samen met u om te kijken naar de kansen die
sport heeft voor de samenleving. Misschien kunnen die op dit moment niet
tot volle wasdom komen, maar ik hoop dat dat wel kan in de nabije
toekomst.
Laat ik beginnen met het coronavirus, met de impact van het coronavirus
en het pakket van maatregelen voor de sport. Er zijn heel veel sectoren
die te maken hebben gekregen met beperkingen door de maatregelen en met
de financiële gevolgen. Tegelijkertijd zet de Kamer nadrukkelijk de
schijnwerpers op het belang van bewegen om gezond te blijven. Juist nu
is sporten en bewegen van groot belang. Daarom voelt het als een zware
beslissing om de sportsector te beperken in datgene wat kan, terwijl we
om heel veel redenen sport zo veel mogelijk open willen houden. Het
beperken van contactmomenten en het beperken van bewegingen, niet van
het menselijk lijf maar van de mobiliteit, zijn noodzakelijk gebleken om
het virus onder controle te houden. Dat heeft heel veel gevraagd en het
vraagt nog steeds heel veel van sportverenigingen, van fitnessclubs, van
sporthallen, van zwembaden. Het vraagt veel op organisatorisch vlak en
het vraagt veel op financieel vlak. En dan heb ik het nog niet eens over
de topsporters zelf en de organisatoren van topsportevenementen, die hun
plannen en verwachtingen allemaal on hold moesten zetten.
Ook is er de financiële schade, die nog eens naar voren is gekomen uit
de monitor van het Mulier Instituut, die ik vorige week naar uw Kamer
heb gestuurd. De sector heeft echt financiële klappen gekregen, maar
gelukkig is hij nog wel overeind gebleven. Ik zal straks een aantal
specifieke vragen daarover beantwoorden, want terecht geeft de Kamer aan
dat dit voor nu misschien wel het geval is, maar dat in het volgend
seizoen als het gaat om seizoenskaarten, sponsoring en contributie grote
problemen kunnen opdoemen. Dat herken ik.
Het pakket dat het kabinet met generieke steunmaatregelen heeft gemaakt,
is goed gebruikt voor de sport. Het is een belangrijke factor gebleken.
Wij werken samen met de sport een nieuw pakket uit voor de periode
oktober tot en met december. Daarin komen ook de verbeterpunten die de
sector zelf heeft aangekaart, in terug. We hebben die verbeterpunten
opgehaald. Ik heb een brief geschreven over de manier waarop we de
sector verder ondersteunen. Dit zal terugkomen in de antwoorden die ik
op specifieke vragen zal geven. Laat ik klip-en-klaar zeggen dat ik mij
verantwoordelijk voel voor de sportsector in Nederland en dat ik mij
verantwoordelijk voel voor het overeind houden van die unieke
sportinfrastructuur. Ik zal mij daar met volle overtuiging voor
inzetten.
Voorzitter. In de vragen die gesteld zijn over de impact van het
coronavirus kan ik twee grote thema's onderscheiden: de maatregelen zelf
en de financiële maatregelen. Laat ik over de coronamaatregelen het
volgende zeggen. Verscheidene Kamerleden hebben aangegeven: het lijkt
wel tegenstrijdig. Bewegen is zo belangrijk, maar het sporten, zeker in
teamverband, wordt bijna onmogelijk gemaakt. Ik realiseer me dat dat
soms heel dubbel voelt. Ook ik heb — laat ik het maar ronduit zeggen —
het afgelopen weekend met de beelden uit de Koopgoot en andere
winkelstraten gedacht: hoe ga ik dat nu weer uitleggen aan de sport
waaraan we zo veel vragen? Ik snap die oneerlijkheid. Ik heb mij ook
echt achter de oren gekrabd. Als je vanuit een sportbond of vanuit een
voetbalvereniging of als ouder die wil kijken naar de training van je
kind hiernaar kijkt, dan zou je toch aan het kabinet, aan mij, aan de
Tweede Kamer willen vragen: leg mij dit eens uit. En eerlijk gezegd kan
ik het slecht uitleggen. Ik kan het heel moeilijk uitleggen dat je wel
en masse door de winkelstraten loopt terwijl wij deze strenge
maatregelen hebben. Tegelijkertijd moet ik ook constateren dat die
maatregelen hun oorsprong kennen in het beperken van het aantal
contactmomenten en het aantal bewegingen. We weten dat dat offers
vraagt, dat we maatregelen hebben genomen die ervoor moeten zorgen dat
het virus aan zijn weg terug begint.
Als ik met een een helikopterview naar de vragen kijk die de Kamer heeft
gesteld, dan merk ik dat u die onrechtvaardigheid op heel veel fronten
aanstipt. Die deel ik en die voel ik ook. Ik heb er veel gesprekken over
gevoerd met de sport. Maar toch kom ik elke keer weer op het volgende
uit. Als ik er vanuit een deelaspect naar kijk, zie ik die
onrechtvaardigheid. Toch moet ik met het kabinet kijken naar het
totaalplaatje. We moeten het aantal contactmomenten en bewegingen
terugbrengen. Hoe doe je dat? Dat doe je door de plekken waar dat het
meeste gebeurt tijdelijk on hold te zetten of het drastisch te
verminderen. Voor dit moment kan ik dat niet bijstellen, omdat de
besmettingscijfers en de cijfers in de ziekenhuizen zich niet zo
ontwikkelen als we zouden willen.
Wat ik wel kan doen — die gesprekken voer ik ook met de sport — is de
lessen die we nu leren, omdat bepaalde onrechtvaardigheden zich ook
zullen uiten in bijvoorbeeld de kans op besmettingen, vertalen in wat we
kunnen gaan doen als we weer in de situatie "waakzaam" zitten en weer
vooruit kunnen kijken. Denk bijvoorbeeld aan wat we op een ander terrein
hebben gedaan in het voorjaar, toen de contactberoepen waren stopgezet.
Dat is bij de gedeeltelijke lockdown van dit najaar niet gebeurd, omdat
we hebben geleerd — dat is ook door het RIVM gemodelleerd — dat het
sluiten van de contactberoepen niet veel heeft toegevoegd qua
besmettingsrisico's. Dat betekent dat we nu ook leren van wat er nu
gebeurt. Dat is wrang; dat realiseer ik me, want leergeld betalen voelt
gewoon niet goed. Maar we moeten leren van wat er nu gebeurt. Dat is het
perspectief dat ik met de sector bespreek. Dat is ook het perspectief
dat ik hier in de Kamer wil neerleggen. Uiteindelijk moeten we ervoor
zorgen dat we met het beperken van de contactmomenten en de bewegingen
het virus een halt toeroepen.
Dat neemt niet weg dat ik me ervan bewust ben dat het hele grote
gevolgen heeft. Werkelijk iedereen voelt hier de gevolgen van, in zijn
of haar sportbeleving, in of rond het veld of waar je je dan ook bevindt
in de sport. De heer Jansen refereerde aan het plan van NOC*NSF en de
sportbonden. Hij vroeg of dat wordt meegenomen bij de
routekaartmaatregelen. De sector heeft inderdaad een stappenplan gemaakt
om gefaseerd te kunnen heropenen als de huidige maatregelen versoepeld
worden. Daar ben ik ze ook zeer erkentelijk voor. Dat is nou precies het
gesprek dat we op dit moment wel kunnen voeren. Nogmaals, daar ben ik de
sector dankbaar voor. Dat is ook een plan dat ik mee wil wegen bij het
bepalen van de maatregelen en de plek die de maatregelen in de
routekaart hebben. Ik moet er echter wel bij zeggen: ik kan daar geen
garanties op bieden, want voor alles is leidend dat de ontwikkeling van
het aantal besmettingen en de gezondheidscijfers de goede kant op
bewegen. Dat maakt het ook lastig — dat zeg ik ook in de richting van de
heer Heerema, met pijn in mijn hart — om daar een tijd op te plakken. Ik
weet namelijk niet wanneer we die gefaseerde aanpak kunnen gaan
hanteren. Ik weet wel dat we er klaar voor moeten zijn zodra het kan. En
de sport is er klaar voor, want zij hebben die plannen liggen. Wat mij
betreft doen we dat zo snel mogelijk. Het maakt in ieder geval dat ik
niet alleen vanuit mijn zorgportefeuille scherp op de cijfers ben, maar
zeker ook vanuit de sportportefeuille.
2020 zou natuurlijk een zeer belangrijk sportjaar worden. Heel veel kon
niet doorgaan. Nu kijken we naar 2021, waarin ook heel veel grote
sportevenementen gepland staan. Mevrouw Diertens refereerde daar al aan.
Ook hierbij moet ik eerlijk zijn: het doorgaan daarvan hangt ook af van
het virus. We hebben regelmatig contact met organisatoren om te kijken
hoe en waar ondersteuning mogelijk is. Gelukkig staat de sector niet
stil. Gelukkig heeft de sector heel veel tijd gebruikt, bijvoorbeeld
samen met de evenementenbranche in de ontwikkeling van Fieldlab
Evenementen. We bekijken die samen met de ministeries van OCW en EZK om
te kijken hoe het wel kan.
Dan specifiek de vraag van mevrouw Diertens over de taskforce. Bij die
grote evenementen denk ik dat het van het grootste belang is dat we goed
contact hebben met de organisatoren, zeker ook omdat zij aangesloten
zijn bij Fieldlab Evenementen. Daar worden ook plannen gemaakt voor
pilotevents om te kijken met welke preventieve maatregelen je
evenementen veilig kunt organiseren. Denk bijvoorbeeld aan sneltesten,
mondkapjes of crowdtrackers. Ik vraag me af of we dat met een taskforce
moeten begeleiden of dat de inzet die daar nu al op zit, juist vanuit de
departementen, al toereikend is. Het RIVM kijkt ook mee vanuit de stand
van de besmettingen. De pilots worden ook wetenschappelijk begeleid door
experts. De resultaten van die pilots hebben betrekking op alle
evenementen die georganiseerd worden. Organisatoren van evenementen
kunnen vanaf begin 2021 voor vragen terecht bij het Coördinatie- en
Informatiepunt Topsportevenementen. Vanuit dit punt wordt de kennis van
de fieldlabs uit Fieldlab gedeeld.
Mevrouw Diertens (D66):
Dit is een verzoek vanuit de sportsector, omdat men vooral vanuit de
eigen achterban graag meer gehoord wil worden. Mijn pleidooi is niet om
overal weer extra overlegstructuren en inspraakorganen voor op te
zetten, maar mijn vraag is wel in hoeverre de sport er voldoende in is
vertegenwoordigd.
Minister Van Ark:
In mijn beleving zitten we met hen om tafel en zijn ze hier ook echt
onderdeel van. Als er signalen zijn dat het niet toereikend is, dan
verneem ik dat graag. Dan moeten we kijken naar een manier waarop dat
wel zo is, want het is natuurlijk van het grootste belang dat de sport
zijn stem kan laten horen. Sterker nog, zonder de sport gaat het niet.
Ze zijn namelijk onderdeel van die grote evenementen; ze organiseren ze
en zijn die evenementen. We doen dit dus met elkaar. Althans, dat is
mijn beleving. Ik verneem graag de signalen als het beter moet.
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording. Excuus, er is ook nog een vraag van de heer
Jansen van de PVV.
De heer Jansen (PVV):
Ik ben benieuwd naar het volgende. De minister heeft namens alle
sectoren contact met de verschillende sportbonden. Wordt er ook
gesproken over hoe lang verenigingen nog ademruimte hebben voordat er
daadwerkelijk een aantal gaan omvallen? Wordt daar ook aan
gerefereerd?
Minister Van Ark:
In de gesprekken die ik recent heb gevoerd, zowel met NOC*NSF als met de
KNVB, was dit echt een belangrijk onderwerp. Zij geven aan dat het door
trouwe supporters en trouwe leden dit jaar eigenlijk nog best te
overzien is, al is het natuurlijk nog steeds niet zoals we het allemaal
graag zouden willen. Maar zij zien wel reële dreigingen hangen, namelijk
dat je sponsors kwijt gaat raken, dat mensen dit jaar nog wel genegen
waren om een seizoenskaart te kopen maar dat ze dat niet nog een keer
zullen doen, of dat mensen afhaken en de contributie niet meer gaan
betalen. Dat zien we ook in andere sectoren. Sommige sectoren merken al
op dinsdag dat er maandag iets is gebeurd. In andere sectoren zijn er
bedrijven of organisaties die vanwege de aard van hun werkzaamheden een
jaar achterlopen op andere. Ik vind — dat herken ik ook bij mijn
collega's in het kabinet — dat we ons er rekenschap van moeten geven dat
ook dat onderdeel is van de ondersteuning bij maatregelen als gevolg van
de coronacrisis.
De voorzitter:
Kort aanvullend, meneer Jansen.
De heer Jansen (PVV):
De heer Heerema noemde zelf het voorbeeld van de zwemvereniging. Ik heb
zelf legio van dat soort voorbeelden. Clubs worden gecompenseerd, maar
dat zit veelal in de vaste lasten. Zij missen per maand duizenden euro's
inkomsten aan horeca. Dat soort bedragen wordt nergens gecompenseerd.
Hoe gaan we daar dan mee om? Moet een vereniging dat maar kunnen
ophoesten? Voorraden worden op een gegeven moment incourant; die kun je
niet tot in het oneindige blijven gebruiken. Graag een reactie
daarop.
Minister Van Ark:
De inzet die we als kabinet ontworpen hebben om mensen te ondersteunen
om de gevolgen van de coronacrisis het hoofd te bieden, is zo breed
mogelijk. Laat ik dat op voorhand zeggen. Tegelijkertijd zien we ook dat
je met algemene maatregelen nooit elk specifiek probleem volledig kunt
oplossen. Dat betekent dus dat we met elkaar moeten kijken — dat is een
van de redenen waarom ik met de sector om de tafel zit — hoe ze
uitpakken. Dan zie je dat er verschillende problematieken zijn bij
verschillende typen organisaties in de sport. Soms kun je dingen
bijstellen. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe TASO. Daarbij kijken we naar
de kantine. Dat is een hele concrete.
Veel Kamerleden hebben gevraagd of ik het niet simpeler kan maken voor
degenen die het moeten aanvragen, want dat zijn in veel verenigingen
vrijwilligers. Dat klopt. Daar zijn we dus ook mee bezig. Maar wat je
niet kunt organiseren, is dat je elke euro geleden schade kunt
compenseren. Dat vraagt de sport ook niet, want heel veel
sportverenigingen en sportbonden hebben aangegeven dat ze gederfde
inkomsten hebben. Wij zijn er vanuit het Rijk naar op zoek of we de
bestaande mechanismes kunnen ondervangen als we regelingen bijstellen.
Ik denk dat dát de belangrijkste opgave is.
Tegelijkertijd realiseer ik me dat de schade, ook de financiële schade,
als gevolg van corona nog lang zal nadreunen in onze hele samenleving en
dus ook in de sport. Voor sommige sectoren zoals de horeca geldt nu een
vrijwel algehele sluiting, met uitzondering van het afhalen, en dat
heeft hele grote effecten. Bij de sport zien we ook schade. Zo zien we
in allerlei sectoren schade en ik denk dat het echt van belang is dat we
hier met elkaar uitspreken dat we de sportinfrastructuur die er ligt in
Nederland, willen behouden, dat we zo veel mogelijk maatwerk toepassen,
dat we leren van de signalen die er komen bij het bijstellen van
regelingen hoe het beter te doen. Maar ik kan, zo graag ik dat ook zou
willen, hier niet de garantie geven dat we elk probleem zullen kunnen
oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft de heer Kerstens van de Partij van de Arbeid ook
een vraag.
De heer Kerstens (PvdA):
Deze minister is de derde bewindspersoon uit het kernteam dat
verantwoordelijk is voor het bestrijden van de coronacrisis en voor het
treffen van maatregelen. Zij zegt de maatregelen die bijvoorbeeld voor
de sport gelden, ook erg moeilijk uit te kunnen leggen. Ze refereert
daarbij bijvoorbeeld aan het afgelopen weekend en Black Friday, een
situatie waarvan wij gelezen hebben dat burgemeesters een strenger
ingrijpen nodig vonden, maar datzelfde kernteam blijkbaar niet. Zij zegt
er vervolgens bij, op dit moment niks te kunnen met dat gevoel. Naar de
toekomst toe waarschijnlijk wel, maar misschien ook niet. De minister
geeft aan dat ze in gesprek is met de sportsector, met sportbonden. Ze
gaf net aan dat ze eigenlijk zo veel mogelijk maatwerk wil gaan
toepassen. Versta ik haar goed dat ik haar hoor zeggen: er komt meer
maatwerk dan nu, we gaan meer kijken — nog even los van wanneer dat
ingaat, daar heeft ze ook iets over gezegd — naar dat de ene sport de
andere niet is en dat in de ene sector misschien iets eerder meer
mogelijk is dan in de andere?
Minister Van Ark:
Laat ik heel helder zijn. Ik vind dat de sector ook gewoon recht heeft
op die duidelijkheid en dit is ook het eerlijke verhaal. Ik ben
aanspreekbaar op de maatregelen in brede zin, zeker ook binnen de
sportsector, waar ze nare gevolgen ondervinden. Ik ben daar
verantwoordelijk voor. Ik voel me daar verantwoordelijk voor en ik ben
daarop aanspreekbaar. Dat ik in de toekomst graag meer maatwerk zou
willen, wat de sector ook graag wil en wat volgens mij ook kan, omdat we
leren, naarmate we dit virus langer onder ons hebben, is iets wat ik
graag wil doen. Dat zie je overigens ook in andere sectoren. Ik noemde
het voorbeeld van de contactberoepen, waarmee we nu anders omgaan dan in
het voorjaar. Dat heeft ook te maken met de factor tijd en met het
ontwikkelen van kennis. De uitlegbaarheid van de maatregelen wil ik wel
op mij nemen. In de beperkte lockdown waar we dit najaar voor gekozen
hebben, is ervoor gekozen om niet sectoren aan te wijzen, maar om vooral
over de band van de groepsgrootte maatregelen te ontwerpen. Dat heeft
ook te maken met het feit dat we het uitlegbaar wilden maken. Nu zie je
dus hoe dat voor sport uitpakt en je ziet hoe het op andere vlakken
uitpakt.
Ik herken ook — voorzitter, ik geef een wat langer antwoord, want dit is
echt een belangrijk punt — dat als je een situatie zoals die in de
Koopgoot afgelopen weekend, die in de praktijk niet beoogd, niet bedoeld
en niet goed is, legt naast de maatregelen die ontworpen zijn, je daar
een onrechtvaardigheid in ziet. Maar dat neemt niet weg dat ik nog
steeds sta voor de noodzaak van die maatregelen. En ja, als ouders dan
op de parkeerplaats gaan staan bij elkaar in plaats van langs de lijn,
dan kan je zeggen: zouden we ze dan niet beter langs de lijn kunnen
zetten? Maar wat we werkelijk moeten doen, is toch aan die ouders vragen
om niet op die parkeerplaats te gaan staan. Dat is niet leuk en het is
hard en het is onrechtvaardig, maar dat is op dit moment het eerlijke
verhaal. Hoe meer wij ons met z'n allen aan die maatregelen houden, hoe
eerder we gewoon weer in competitie kunnen gaan en in training. Dat vind
ik echt van het grootste belang.
Ik merk, bij mezelf maar ook bij mensen om me heen, dat we allemaal moe
en zat worden van het virus. Maar het is nog net even ... Ik heb weleens
de vergelijking gemaakt met de laatste drie weken van je dieet: je hebt
er geen zin meer in, het zijn die laatste kilo's, ze zijn het zwaarst,
maar 't mot toch. En als we dat nou met z'n allen vol zouden houden, in
het kader van levensstijl en dat soort dingen ... Dit vind ik echt van
belang. Dan is het vervolgens de vraag ... Stel dat we weer op het punt
komen waarnaar we allemaal snakken en we zitten weer op "waakzaam". Als
we dan de cijfers weer de slechte kant op zien gaan, moeten we het
gesprek al hebben gevoerd over wat we hebben geleerd van maart, van het
najaar. Dat gesprek moeten we dus niet op dat moment voeren, maar dat
gesprek moet nu plaatsvinden: kijkend naar wat we hebben geleerd in
maart en in het najaar, hoe gaan we dan om met sport als er strenge
maatregelen nodig zijn? Wat hebben we dan geleerd? Denk aan het trainen
met clubjes van vier op de hoeken van het voetbalveld. Denk aan wél de
spinningslessen met 30 mensen die geen groep zijn, maar níét met je
volleybalteam, wat wel een groep is. Van al die aspecten moeten we dan
geleerd hebben, om dan slimmer maatregelen te nemen die wel het effect
hebben maar minder last geven.
De voorzitter:
Kort, aanvullend, de heer Kerstens.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik realiseer me net dat de verwijzing van de minister naar diëten nog
wat belooft, nu we met z'n allen het afgelopen halfjaar blijkbaar 50
miljoen kilo zwaarder zijn geworden.
Ik vraag de minister of zij zich realiseert dat er eigenlijk sprake is
van twee communicerende vaten: hoe langer het duurt voordat je het ook
door de minister gewenste maatwerk kan leveren, hoe groter in de
tussentijd de schade wordt in verschillende sectoren, verschillende
sportsectoren ook. Weegt zij dat mee bij de gesprekken die ze op dit
moment voert met de sportsector als het gaat om compenserende
maatregelen, zoals ik het maar noem, financiële maatregelen naar de
toekomst toe?
Minister Van Ark:
Ja, want bij elke verlenging van maatregelen wordt er ook weer gekeken
naar de ondersteuning. Dat is dus één uitgangspunt. Ook als we op enig
moment kunnen komen tot een versoepeling van maatregelen, wat ik niet in
de tijd kan prikken maar wat wel gaat gebeuren, dan zit daar natuurlijk
ook een uitruil in, in wat je kan doen. Dan moet je ook gewoon kijken
wat het meest slim is om op dat moment te doen, niet alleen in het kader
van de gezondheidscijfers, de beweging en de mobiliteit maar ook in het
kader van wat het oplevert aan weerstand en vitaliteit van Nederland.
Het antwoord daarop is dus ja.
De voorzitter:
Nu heeft u nog één vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
De minister is heel eerlijk dat ze bepaalde zaken eigenlijk niet goed
kan uitleggen, maar dat is ook wel heel erg wrang. Het gaat niet alleen
om de drukte van afgelopen weekend, maar het gaat gewoon om het feit dat
de IKEA wel open is en er lange rijen staan voor de tuincentra, maar dat
kinderen niet tegen anderen mogen voetballen, dat mensen niet met
hardloopclubjes het bos in mogen en dat mensen niet volwaardig mogen
trainen met voetbal of hockey. Corona is een ernstige bedreiging van de
volksgezondheid, maar we zien nu veel mensen stoppen met sporten. We
zien kinderen afhaken omdat ze er geen plezier meer in hebben. We zien
volwassenen datzelfde doen, ook mensen die je toch al moeilijk kon
bereiken. Daarvan waren we blij dat ze eindelijk hun bezigheid op de
voetbalclub hadden gevonden. Als zij afhaken, krijg je ze gewoon niet
meer terug. Dat is ook een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid.
Ik heb nog onvoldoende de indruk dat dat allemaal wordt meegenomen en
wordt doorgerekend bij de maatregelen die worden genomen. Dat vind ik
toch wel heel erg jammer.
Minister Van Ark:
Ik kan me voorstellen dat die zorg leeft, want die hoor ik vaker. Ik wil
in ieder geval benadrukken dat heel veel keerzijdes van maatregelen die
we nemen, of het nu gaat om eenzaamheid, vitaliteit of gezondheid,
worden meegewogen bij de maatregelen die genomen worden. Daarbij is op
een gegeven moment de keuze wel vrij beperkt geworden als je ziet hoe de
besmettingscijfers in het afgelopen najaar ineens omhooggingen. Met name
het exponentiële karakter daarvan noopte gewoon tot maatregelen die op
individueel niveau misschien moeilijker uit te leggen waren maar in z'n
totaliteit wel noodzakelijk waren. Ik kan me voorstellen ... Zoals ik
zojuist ook zei: de lange rijen voor een tuincentrum, relaterend aan de
vier mensen die in een groepje mogen trainen ... Daarbij is het één een
beoogde maatregel en het ander een onbedoeld gevolg. Het is vrij lastig
om die met elkaar te vergelijken, want dan vind ik dat ik toch moet
vasthouden aan de maatregel zoals die bedoeld is. De vergelijking, in
alle eerlijkheid, die de heer Van Nispen doet tussen bijvoorbeeld een
heel groot — hoe noem je het? — tuincentrum en een sportveld, vind ik
ook weer iets waarvan we op een gegeven moment de effectiviteit met
elkaar moeten wegen, waarbij voor een sportvereniging of sportclub wel
geldt dat je het daar met de contactmomenten en de bewegingen en de
groepsvorming ... Daar heb ik een keuze in gemaakt. Daar heeft het
kabinet een keuze in gemaakt. Die moeten we ook monitoren, vind ik. We
moeten leren wat de effecten zijn, zodat we meer maatwerk kunnen
leveren, mocht er onverhoopt een volgende keer komen.
De heer Van Nispen (SP):
Het is allemaal gericht op de toekomst: het nu lessen trekken voor als
we in een andere fase komen. Dat kan helaas allemaal nog erg lang duren.
We kunnen het hier vandaag allemaal heel erg eens zijn over het belang
van sport en bewegen en over de maatschappelijke waarde daarvan, maar
als er aan het eind van dit debat niks is veranderd, vind ik dat toch
wel heel erg wrang. Ik vind dat de minister meer uit zou mogen stralen
dat sport en bewegen juist een medicijn is en dat we dat zo zouden
moeten gaan zien. Mensen worden weerbaarder tegen infectieziektes als we
ze aan het sporten en bewegen houden. Als we nu mensen af zien haken,
lopen we misschien ook ontzettend veel schade op. Dat mis ik toch nog
wel in het antwoord van de minister.
De voorzitter:
De minister en daarna mevrouw Diertens.
Minister Van Ark:
Ik vind dat een terecht punt. Dat blijft ook gewoon een zorg. Een van de
dingen waar ik heel blij mee was, was dat die periode van twee weken met
die extra set maatregelen niet verlengd hoefde te worden. Dat vond ik
heel positief. Ik zie ook dat er nu wel mogelijkheden zijn om te blijven
sporten, voor kinderen en voor volwassenen, in het kader van trainen.
Het is beperkt, maar het kan. Ik zie ook dat mensen de mogelijkheid te
baat nemen om buiten te bewegen. In de afgelopen persconferentie hebben
we als boodschap willen neerzetten dat we minder bewegingen willen, maar
dat gaat dan over mobiliteit en niet over de beweging van mensen zelf.
Ik loop ook elke morgen een halfuurtje m'n Erik Scherderrondje — zo noem
ik het inmiddels — omdat dat cruciaal is. Het is gewoon echt van belang.
Ik denk dat we niet moeten versagen in de inzet die we daarop hebben. Op
dit moment zien we de ledenaantallen van de verenigingen nog niet dalen,
maar ik herken wel de zorgelijke signalen over de toekomst daarvan. Het
is echt wel vijf voor twaalf. Die gezamenlijke inzet moet er gewoon
zijn.
Tegelijkertijd zie ik ook wel wat lichtpuntjes. Sommige
sportverenigingen geven kinderen die geen lid zijn de mogelijkheid om op
hun terrein te komen sporten. Scholen en sportverenigingen bundelen de
krachten om kinderen aan het bewegen te krijgen. Ik heb een gesprek
gehad met de jeugdraad van de KNVB, waarin zij allemaal ideeën hebben
gegeven om kinderen te kunnen laten sporten. Ook zij hebben gezegd: het
is eigenlijk heel gek dat we wel met 30 in een klas mogen zitten, maar
geen wedstrijdje mogen spelen. Natuurlijk, maar daar moet je het gesprek
over aangaan. Vervolgens moet je kijken wat er wel kan. Daarvoor kwamen
zij met goede ideeën.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Diertens en daarna de heer Von Martels.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb toch een vraag. Ik begrijp heel goed welke dilemma's er zijn bij
het nemen van besluiten. Dat is ook heel ingewikkeld. Maar kunt u mij
misschien uitleggen hoe het zit met deze twee voorbeelden, die heel
dicht bij elkaar liggen? De KNVB mag de competitie op topniveau wel
doorzetten, maar de hockey niet. Het is beide buiten, het is beide op
een veld, maar het een mag wel en het ander niet. Dat klinkt, op
deelniveau, toch als een onrechtvaardige maatregel.
Minister Van Ark:
Wij hebben inderdaad een uitzondering gemaakt voor de sporters met een
status — dat zijn de duizend sporters die bijvoorbeeld wel kunnen
trainen op Papendal — en voor de eredivisie van het voetbal. Die
uitzondering is gemaakt. Eigenlijk was de default dat alles dicht zou
gaan. Ik snap de wens, en die is vanuit het perspectief van de betrokken
sporters ook zeer legitiem, maar de vergelijking is niet gemaakt met de
situatie van andere sporters, maar met de situatie dat werkelijk alles
gestopt zou worden.
Mevrouw Diertens (D66):
Is de minister het niet met mij eens dat dat dan misschien de verkeerde
besluitlijn is om dit sporten al dan niet toe te staan? Want de andere
topsportverenigingen hebben voor hun overleving dezelfde problemen als
de eredivisie. Volleybal, handbal en andere sporten op topniveau — ik
kan het hele rijtje opnoemen; ik heb daar ook vragen over gesteld —
komen nog steeds niet aan bod, terwijl het ook voor hen vijf voor twaalf
is. Ze hebben allerlei regelingen en zeggen: als wij daar voorzichtig
mee omgaan, zouden wij het, net als de KNVB, ook kunnen doen. Ik begrijp
op basis van welke indicatoren besluiten zijn genomen, maar het voelt
heel onrechtvaardig.
Minister Van Ark:
Dat klopt en dat herken ik. Tegelijkertijd is dit een
uitzonderingspositie, die voor deze twee groepen sporters gegeven kan
worden. Dan praat je over een beperkte groep sporters die onder strenge
medische voorwaarden hun beroep uitoefenen. Dat is ook de eis. Toen de
vrouweneredivisie eraan werd toegevoegd, was dat onder de conditie dat
zij onder dezelfde medische voorwaarden zouden spelen. Ik zie dat dat
ook deel uitmaakt van het stappenplan dat de sportsector heeft gemaakt
voor het opstarten van de topcompetities. Het is dus echt van het
grootste belang dat de gezondheidssituatie zich dusdanig ontwikkelt dat
die versoepeling mogelijk is. Want draait u het eens om. De
uitgangspositie is een situatie waarin het besmettingsrisico in het
kader van de pandemie enorm toeneemt. Dan is de basis bij het nemen van
maatregelen het zo veel mogelijk beperken van contacten en bewegingen.
Vervolgens krijg je daar uitzonderingen op. Elke uitzondering leidt tot
vergelijkingen die heel onrechtvaardig voelen, maar als je gaat
uitbreiden van die eerste groep sporters — dan praat je over 1.000
mensen — naar de tweede groep sporters, dan zit je alweer op 5.000. Dan
komen daar ook weer groepen achteraan die zeggen: ja, maar dat is
eigenlijk heel oneerlijk voor mij. Mijn eerlijke verhaal is dus niet
leuk: ja, het is niet eerlijk, maar het kabinet neemt de
verantwoordelijkheid om te bekijken hoe we dat besmettingsrisico
indammen, en dan is er gewoon een grens aan wat je kunt doen. Dan zet je
een knip. Die knip zit op een bepaalde plek. Daar is iets voor te
zeggen, maar er is ook heel veel voor te zeggen om hem op een andere
plek te zetten. Dat hangt af van de optelsom die je maakt. Dit is wat ik
heb kunnen doen. Ik had het liefst meer gedaan, maar dat liet het virus
niet toe. Daar komt het op neer.
De heer Von Martels (CDA):
We zijn het er met z'n allen roerend over eens dat er moeilijke
afwegingen gemaakt moeten worden. Soms voelen de besluiten die genomen
moeten worden best tegenstrijdig, maar ik heb ook in mijn inleiding
gezegd: hoe gaat het er nou in het buitenland aan toe? Ik heb ook de
hippische sportbond als voorbeeld genoemd. Er zijn heel veel Nederlandse
ruiters die gewoon in Duitsland wedstrijden rijden, omdat er daar
bijvoorbeeld wel mogelijkheden zijn. Dat geldt natuurlijk ook voor
andere sporten. Welke mogelijkheden zijn er om de besluiten die in
Duitsland en België worden genomen over sport te vertalen naar de
Nederlandse omstandigheden?
Minister Van Ark:
Het is natuurlijk best lastig om het helemaal te vergelijken, want je
ziet soms dat in andere landen dingen anders georganiseerd zijn. We doen
in Nederland in de sportsector ook best wel veel met vrijwilligers. Het
is dus best lastig om het te vergelijken, ook als je het bekijkt op het
niveau van de gezondheidszorg, de epidemiologische situatie of de
demografie. Ik zie wel dat op hoofdlijnen vergelijkbare maatregelen zijn
genomen in de buurlanden ten aanzien van sport. Er zullen ongetwijfeld
ook verschillen zijn; de heer Von Martels duidde daar ook op. Maar de
maatregelen die we hebben genomen in Nederland zijn erop gericht om zo
veel mogelijk mensen toch de gelegenheid te geven actief te blijven, al
is het dan misschien op een manier die anders is dan ze gewend
zijn.
De heer Von Martels (CDA):
Voor de goede orde: heeft de minister contact met buitenlandse collega's
hierover?
Minister Van Ark:
Ik heb wel een aantal gesprekken gevoerd met collega's op het terrein
van de zorg, maar nog niet over sport. Maar morgen is er wel een
Sportraad.
De heer Von Martels (CDA):
Nou, dat belooft dan het nodige.
De voorzitter:
Ik verzoek de minister om de beantwoording te vervolgen.
Minister Van Ark:
Voorzitter. In de interruptiedebatten heb ik al een aantal zaken kunnen
bespreken. Misschien nog een aantal punten over de steunmaatregelen,
want daar heeft uw Kamer terecht, denk ik, veel vragen over gesteld.
Sportclubs komen voor een aantal regelingen in aanmerking, zowel
rijksbreed alsook sportspecifiek. Ik heb daar net met de heer Jansen al
even over van gedachten gewisseld. Met name proberen we toch te
finetunen op gemeenten die, omdat ze een bepaalde unieke structuur
hebben, niet in aanmerking kwamen voor het rijksbrede pakket. Ik
realiseer me dat er echt nog verenigingen zijn die het zwaar hebben. Dat
zie we ook terug in de monitoring door het Mulier Instituut. Het laat
zien dat de sportsector erin slaagt om overeind te blijven, maar dat het
niet gemakkelijk is. We zijn bezig met het nieuwe sportpakket. We willen
zo veel mogelijk clubs helpen die de steun hard nodig hebben om de
infrastructuur overeind te houden. Er zijn vandaag in uw Kamer een
aantal voorbeelden genoemd. De heer Heerema had het over de financiële
impact van €54.000 op de begroting van een zwemvereniging. Als je het
complex niet bezit maar wel de huur moet betalen en te maken krijgt met
alle specifieke regelingen waar een zwemvereniging mee te maken heeft
... Ik zou situaties waarin regelingen niet passend zijn voor
sportverenigingen het liefst zo veel mogelijk willen beperken, maar het
helpt wel om deze signalen te krijgen. Ik gaf aan dat ik niet de
garantie kan geven dat we alle problemen kunnen voorkomen. Maar we
hebben bijvoorbeeld een regeling voor verhuurders van sportaccommodaties
opgesteld om zo veel mogelijk verhuurders in staat te stellen om de huur
kwijt te schelden. Ik roep ze bij dezen graag opnieuw op om dat straks,
als de nieuwe regeling er is, weer te doen.
De heer Heerema had ook iets aangegeven over de tijdlijnen bij de
TASO-regeling. Als iemand een aanvraag indient op 1 februari, klopt het
dan dat hij op z'n vroegst op 1 april 2021 een toewijzing kan
verwachten, terwijl de problemen in november speelden? Ik ben mij ervan
bewust dat er haast is geboden bij de regelingen. Ik denk dat het
belangrijk is om ze zo snel mogelijk open te stellen en ik wil dat ook
heel graag voor 1 februari doen. Tegelijkertijd — zie ook het aantal
vragen dat hier gesteld wordt — hebben we een bepaalde mate van
zorgvuldigheid nodig bij het maken van die regelingen. Juist als we de
TASO-regeling goed toepasbaar willen maken voor de sport, moeten we er
goed naar kijken, maar ik verzeker u dat ik alles op alles zal zetten om
zo snel mogelijk een goede regeling open te stellen die
sportverenigingen daadwerkelijk helpt.
De heer Jansen vroeg naar de Groningse drafsport. Ik heb de zorgen van
de branche vernomen. Ook deze organisaties kunnen steun krijgen via het
rijksbrede steunpakket, als ze voldoen aan de voorwaarden. Dan gaat het
bijvoorbeeld om voldoende omzetverlies. Het maken van uitzonderingen om
accommodaties open te houden is een pad dat ik niet op zou willen gaan,
omdat we dan echt heel veel uitzonderingen gaan krijgen. We doen het
juist andersom: we proberen de regelingen die we maken, zo toegespitst
mogelijk te maken.
De heer Heerema vroeg nog naar het ontbreken van contributiekorting. Een
vereniging kan geen contributiekorting geven vanwege de
liquiditeitsproblemen die dat op kan leveren. Dat is ook precies de
reden waarom we de regeling zo snel en zo goed mogelijk willen maken.
Daarnaast zijn we in overleg met NOC*NSF over hoe we er met duidelijke
communicatie voor kunnen zorgen dat sportverenigingen op tijd weten wat
ze kunnen doen en wat ze moeten aanleveren, zodat ze, op het moment dat
de regeling opengesteld wordt, ook direct steun kunnen aanvragen.
Mevrouw Westerveld vroeg of ik een actueel overzicht heb van hoe de
verenigingen ervoor staan. Het eerste steunpakket voor de sport in het
voorjaar bestond naast de TASO en de TVS ook uit het mogelijk maken van
noodkredieten voor verenigingen die het financieel zwaar hebben. Tot nu
toe hebben twee verenigingen hiervan gebruikgemaakt. Ik houd wat dat
betreft de vinger aan de pols, want we willen natuurlijk geen
faillissementen bij sportverenigingen.
De heer Van Nispen vroeg naar de drempel voor omzetverlies.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, wil ik over dit onderwerp mevrouw Westerveld nog
even het woord geven.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat er maar twee verenigingen gebruik van hebben gemaakt, kan twee
dingen laten zien: óf het probleem is niet zo groot óf het is gewoon
heel onbekend. Als ik de verhalen van de collega's hier hoor, dan denk
ik dat dat laatste best weleens aan de hand kan zijn. Veel verenigingen
hebben een vrijwilligersbestuur, dat heel hard werkt maar dat naast het
besturen van een vereniging in deze moeilijke tijd niet altijd bij kan
houden wat er landelijk allemaal gebeurt. Hoe zorgt de minister ervoor
dat alle verenigingen weten welke regelingen er zijn?
Minister Van Ark:
Dat vraag ik even na. Ik doe even alsof ik met het belletje rinkel. Ik
vraag dat even na en dat laat ik u later nog even weten.
De voorzitter:
U vervolgt de beantwoording aan de heer Van Nispen.
Minister Van Ark:
In de richting van de heer Van Nispen zou ik willen aangeven dat de
drempel voor omzetverlies in het rijksbrede steunpakket inderdaad 30%
was. In het sportspecifieke steunpakket is die 20%. We zijn aan het
kijken of de drempel in de nieuwe TASO lager gesteld kan worden, zodat
de verenigingen die het nodig hebben ook bereikt kunnen worden.
In de richting van mevrouw Westerveld zeg ik dat we veel overleg
hierover hebben met NOC*NSF. Zij zeggen dat het goed bekend is bij de
sector. Maar mocht u andere signalen hebben, laat het mij dan weten. Wat
ons betreft is het goed bekend. Dat zou positief zijn. Het zijn er
natuurlijk nog steeds twee te veel, maar laten we dit goed in de gaten
houden.
Voorzitter. Ik kom bij mijn volgende blokje: grensoverschrijdend
gedrag.
De voorzitter:
Ik wil als voorzitter even een vraag stellen, zonder dat ik meteen het
voorzitterschap overdraag. Even een kleine conclusie met betrekking tot
de vragen die ik zelf gesteld heb. Ik ben blij met de toezegging van de
minister dat er geprobeerd wordt om de TASO-regeling simpeler en sneller
te maken. We willen die effectiever en simpeler maken. Ik heb nog wel
een vraag over het perspectief, als er ruimte komt. We tikken wat heen
en weer. De commissie wil volgens mij sneller gaan dan de minister kan
bieden. Ik snap het dilemma waar we in zitten, maar kan ik het zo
verstaan dat het perspectief op ruimte zou kunnen opleveren dat er op de
verenigingen ook daadwerkelijk meer ruimte komt voor sport? Kunt u zich
er de komende tijd hard voor maken dat daar de prioriteit ligt, dat de
verenigingen weer aan de slag kunnen, dat ze kunnen gaan bloeien en
groeien om de 400.000 mensen die dreigen te gaan stoppen, binnenboord te
houden?
Minister Van Ark:
Het klopt dat de heer Heerema nog een reactie van mij tegoed had. De
heer Heerema vroeg: als die ruimte er is, kunnen we dan prioriteit geven
aan de training boven de competitie bij de verenigingen? Als dat breed
gedeeld wordt, dan ben ik zeker bereid om daarover in gesprek te gaan
met de sector. Dat wordt voorafgegaan door de vraag of er überhaupt
ruimte is in het kader van het besmettingsniveau en hoe die ruimte wordt
ingevuld in andere sectoren. Denk bijvoorbeeld aan horeca, cultuur,
onderwijs et cetera. Als ik die context eraan mag geven, dan ben ik
zeker bereid om ja te zeggen op de vraag of ik daarover in gesprek wil
gaan. Dan zorgen we er in ieder geval voor — dat is wel een geluid dat
ik vandaag hoor — dat als we gaan versoepelen, we kiezen voor zo veel
mogelijk bewegen. Als dat meer kan met trainen dan met competitie, dan
moeten we dat zo vormgeven. Dat is de oproep die u doet. Daar wil ik
zeker mee aan de slag.
De voorzitter:
Dank. Wat mij betreft kunt u naar het volgende blokje:
grensoverschrijdend gedrag.
Minister Van Ark:
Voorzitter. Zoals mevrouw Westerveld het heeft gezegd, kan ik het alleen
maar naspreken. Zij heeft er heel terechte woorden over gesproken. Ze
heeft ook bijval gekregen van veel van haar collega's. Dat is terecht,
wil ik in haar richting zeggen. Ik weet hoe zij opkomt en op is gekomen
voor de turnsters en een gezonde en veilige turnsport. Ik wil haar daar
ook voor danken. Ik denk dat de verhalen uit het turnen heel Nederland
geraakt hebben. Ze hebben ook mij geraakt. De beelden die geschetst zijn
door de turnsters, verafschuw ook ik. Wat mij betreft, en ik proef dat
ook bij de Kamer, past dit absoluut niet bij de positieve sportcultuur
waar wij met zijn allen voor staan. Het is goed om dat uit te
spreken.
Mevrouw Westerveld noemde het dapper van de turnsters dat zij hier hun
verhaal hebben gedaan. Ik zeg haar dat graag na. Het is ontzettend
moedig om je verhaal te vertellen, en dan ook nog eens een keer in het
openbaar. Ik dank de Kamer dat zij zo veel aandacht heeft gehad voor de
verhalen van deze vrouwen en meisjes.
Wat ik ook goed vind — dat wil ik hier ook gezegd hebben — is dat ook de
sportsector erkent heeft dat er fouten zijn gemaakt. Zij doen heel veel.
Zij willen er alles aan doen om misstanden te voorkomen en aan te pakken
en de cultuur te verbeteren. Ik denk dat er een belangrijke taak bij mij
ligt om ze daarin te ondersteunen.
Sport is inderdaad veel meer dan alleen presteren. We hebben dat ook
handen en voeten willen in deelakkoord 6: Topsport die inspireert!
Integriteit is daarbij een cruciale voorwaarde voor een toonaangevende
en toekomstbestendige topsport.
Het aantal meldingen dat wij binnen hebben gekregen van turners en
turnsters bij het Centrum Veilige Sport is tot en met 31 oktober 165. We
hebben een onafhankelijk onderzoek lopen, dat in het voorjaar van 2021
nader inzicht zal geven in de omvang. Ik wil hier graag benadrukken dat
elke melding wordt opgevolgd en dat samen met degene die heeft gemeld,
gekeken wordt naar wat men nodig heeft. Er is psychische hulp en
ondersteuning aanwezig voor wie dat nodig heeft. Ik denk dat het ook van
belang is om hier te benadrukken dat sportverenigingen een verklaring
omtrent het gedrag aanvragen om trainers en coaches te checken op
justitiële antecedenten. Hiervoor vindt ook op Europees niveau
gegevensuitwisseling plaats als het gaat om kindermisbruik. Het kabinet
ondersteunt sportverenigingen bij het aanvragen van die verklaringen
omtrent het gedrag.
Verder blijft de KNGU internationaal aan de bel trekken, bijvoorbeeld
over het toestaan van shorts zonder puntenaftrek bij nationale
wedstrijden en het ophogen van de seniorenleeftijd van 16 naar 18 jaar.
Er is een coalitie gevormd met acht andere landen om een werkgroep in
het leven te roepen voor een strategische aanpak van het verlengen van
de sportcarrière van de turnsters, zodat ze gezonder en gelukkiger hun
carrière doorlopen en afronden. Ik denk dat dat echt van het grootste
belang is.
Mevrouw Westerveld vraagt naar een update over de schadefondsen die zijn
aangevraagd. Inderdaad kunnen turnsters die slachtoffer zijn geworden
van een opzettelijk geweldsmisdrijf en die hierdoor ernstig lichamelijk
of geestelijk letsel hebben opgelopen, nu al een beroep doen op het
Schadefonds Geweldsmisdrijven, maar ik heb in verband met de privacy
geen inzicht in de aanvragen bij dit schadefonds.
Mevrouw Westerveld vraagt ook naar de verantwoordelijkheid van de
sportbonden. Ze zegt: die gaat eigenlijk verder dan alleen de sport. De
sportsector is verantwoordelijk voor zijn eigen sportspecifieke taken en
bijkomende verantwoordelijkheden. Vanuit deelakkoord 6 ben ik in gesprek
met NOC*NSF en de gemeenten over hoe we dat in de toekomst kunnen gaan
doen. Daarbij staat nadrukkelijk op de agenda hoe topsport op een
verantwoorde manier georganiseerd kan worden en hoe ieder daar vanuit
zijn eigen verantwoordelijkheden invulling aan kan geven. In gesprekken
heb ik gemerkt dat, als je met deze sector aan tafel gaat zitten en
afspreekt wat je doet, de som meer is dan het geheel der delen, in
plaats van dat iedereen voor zich op zijn eigen verantwoordelijkheid
gaat zitten en je daardoor het risico loopt dat iedereen minder doet
door een wellicht wat smalle taakopvatting.
Mevrouw Diertens vroeg specifiek naar psychosociale hulp. Bij het
Centrum Veilige Sport Nederland kunnen alle sporters terecht die iets
naars in de sport hebben meegemaakt. Dat kan ook anoniem. Zij krijgen
daar een luisterend oor, maar ook advies over het nemen van volgende
stappen. Dan kan het gaan om professionele nazorg, maar ook om het
starten van een tuchtprocedure. Er is ook de mogelijkheid tot
persoonlijke begeleiding door een vertrouwenspersoon. Via het CVSN
kunnen oud-topsporters, topsporters en ook breedtesporters gebruikmaken
van het netwerk van TeamNL en traumapsychologen. De KNGU heeft een
speciaal team ingericht om slachtoffers op te vangen, waarbij men wil
inspelen op de wens van het slachtoffer. Als het niet voldoende is — dat
kunnen mensen zelf aangeven — dan gaan ze in gesprek om te kijken wat er
nog meer nodig is. Voor dit moment verwacht ik dat dit voldoende is,
maar in het voorjaar van 2021 komt er een onafhankelijk onderzoek. Dat
zal uitwijzen wat er nog meer nodig is.
De voorzitter:
Ik zie één vraag van de heer Jansen. Gaat uw gang.
De heer Jansen (PVV):
Wat de minister net zegt, hebben we allemaal gehoord. We hebben gehoord
welke maatregelen er zijn genomen door de KNGU en NOC*NSF. Er is wel
degelijk erkenning van wat er gebeurd is. Er worden wel degelijk stappen
gezet. Niets ten nadele daarvan. Alleen, er waren hier een aantal
voormalige topturnsters, met name van de groep tot 2014; laat ik het zo
maar noemen. Zij zeggen heel specifiek: er is geen contact, er is geen
hulp, nul, helemaal niks. Ze moeten het allemaal zelf doen. Dat snap ik
niet. Het lijkt wel alsof de maatregelen van de bonden met name gericht
zijn op verbetering met het oog op de toekomst. Dat is uitstekend. Maar
die groep mag toch niet vergeten worden? Het kan toch niet zo zijn dat
deze dames, die zo veel hebben betekend voor ons land en zo veel hebben
gedaan, tussen wal en schip dreigen te raken? Graag een reactie.
Minister Van Ark:
Laat ik dit zeggen: het kan niet zo zijn dat mensen niet gehoord worden.
Ik ga na wat voor opties er zijn benut of aangeboden. Anders zal ik dat
voor de tweede termijn even doen. Ik vind het echt van belang dat mensen
gehoord worden. Als dat tot nu toe niet is gebeurd, moet dat alsnog
gebeuren. Als het niet is gebeurd op een manier die past bij de mensen
die de melding willen doen, dan moet ik kijken hoe het op een andere
manier kan. Maar ik vind het ook moeilijk om ... Laat ik het zo zeggen:
het is een nogal zwaar onderwerp en ik wil de meldingen heel serieus
nemen. Ik ga dit dus even na voor de heer Jansen en kom er zo meteen, of
in de tweede termijn, even op terug.
De voorzitter:
Dank. Een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik sluit me aan bij de heer Jansen. Ik heb afgelopen weekend nog contact
gehad met een aantal van de oud-turnsters. Zij geven inderdaad aan dat
er helemaal geen contact of hulpaanbod is geweest, ook niet na de
onthullingen van afgelopen zomer of na het rondetafelgesprek dat wij
hebben gehad. Inmiddels is een aantal van hen het vertrouwen kwijt in de
sportbonden, wil ik hier toch maar in alle eerlijkheid zeggen. Ik denk
daarom dat het goed zou zijn om te kijken of er onafhankelijke hulp kan
komen. Zou de minister bijvoorbeeld eens willen kijken naar wat het
Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd kan doen? Dat is ook aangesloten
bij het ministerie van VWS. Ik ben ook woordvoerder jeugdzorg. Vanuit
die portefeuille ken ik verschillende jongeren die te maken hebben gehad
met trauma; dan moet je echt niet te lang wachten met behandelen. Is de
minister het met mij eens dat er nu meteen gehandeld zou moeten worden,
dat er nu meteen een hulpaanbod zou moeten komen?
Minister Van Ark:
Laat ik dit erover zeggen: ik denk dat het van belang is dat mensen
ergens terechtkunnen en dat dat snel kan. Dat staat voor mij als een
paal boven water. Ik wil het antwoord op deze vraag even precies
uitzoeken, want wellicht zitten er mensen te kijken die zich afvragen
waar ze dan naartoe kunnen. Ik wil dus gelijk het juiste zeggen. Ik zoek
dat even voor u uit en ik zal dat bij aanvang van de tweede termijn,
denk ik, aangeven, want het lijkt mij van groot belang. Ik ben het met
de Kamer eens dat als mensen een signaal geven en hulp nodig hebben, die
hulp georganiseerd moet worden.
De voorzitter:
Aansluitend.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan over een schadefonds. Waarom is dat zo belangrijk? Dat gaat niet per
se om een som geld, maar dat gaat voor een heel groot deel natuurlijk om
een stukje erkenning. Daar is inderdaad het Schadefonds
Geweldsmisdrijven voor. Ik heb geen signalen gekregen dat deze groep
sporters daar ook gebruik van kan maken. Het heeft er ook mee te maken
dat de misstanden die hebben plaatsgevonden soms moeilijk te bewijzen
zijn. Ik zou de minister willen vragen of zij daarop in kan gaan. Is zij
het niet met mij eens dat hier eigenlijk een apart traject voor gemaakt
zou moeten worden, zodat ze echt het aanbod krijgen om gebruik te maken
van een schadefonds, in plaats van dat deze groep, die al zo veel heeft
meegemaakt, nu ook weer zelf van alles moet uitzoeken? Laten we ervoor
zorgen dat hun ook een stukje erkenning gegeven kan worden.
Minister Van Ark:
Ik herken heel erg wat mevrouw Westerveld zegt: het gaat om die
erkenning. Dit zou ik graag willen betrekken bij het onderzoek dat nu
loopt, waar we in het voorjaar van 2021 de uitkomst van krijgen, want
dit thema past daarbij. Ik probeer mensen op die manier zo veel mogelijk
recht te doen.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk rond. Geen verdere vragen. U mag uw beantwoording
vervolgen. Excuus, u heeft nog een openstaande vraag. Volgens mij zijn
we nog niet klaar met dit rondje, hoor. Volgens mij had de minister nog
een aantal vragen openstaan. Klopt dat?
Minister Van Ark:
Ja. Mevrouw Westerveld heeft mij nog gevraagd wat het ministerie wist
van de misstanden. Ik heb daar geen weet van. We weten natuurlijk wel
dat er in de turnsport al jarenlang gewerkt wordt aan een manier om de
turncultuur positiever te krijgen. Dat was wel bekend, maar dat geldt
niet voor de specifieke vraag die mevrouw Westerveld stelde over kennis
van de misstanden. Die waren mij niet bekend.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan heb ik daar nog wel een vervolgvraag over. Dat het niet bekend is
bij het ministerie zegt misschien ook wel iets over het toezicht, want
er zijn natuurlijk wel al veel langer signalen geweest. Een heel aantal
turnsters heeft al eerder aan de bel getrokken. In 2015 was er een
onderzoek, dat toen ook intern werd gehouden. Is de minister het met mij
eens dat dit wel iets zegt over het toezicht? Zou het toezicht in de
sport niet beter moeten, als zulke signalen worden gegeven en als er
zulke rapporten zijn geweest, maar die kennelijk niet bij het ministerie
terechtkomen?
Minister Van Ark:
Ik ben het met mevrouw Westerveld eens dat het ongelofelijk van belang
is dat we zorgen voor een veilige sportomgeving en dat het een
wake-upcall is: dit is niet goed gegaan. Dus hoe kunnen we het in deze
sport, maar ook breder bij andere sporten, beter maken? We hebben
natuurlijk de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek naar het
grensoverschrijdend overdracht in het turnen. Ik denk dat het van belang
is dat die worden opgevolgd. In het voorjaar van 2021 verwachten we de
resultaten van dat onafhankelijke onderzoek. Samen met de sport zijn we
bezig om een actieplan tegen grensoverschrijdend gedrag in de turnsport
te introduceren. De lessen die we trekken uit het turnen wil ik
sportbreed gaan inzetten via het Centrum Veilige Sport. De eerlijkheid
gebiedt te zeggen dat als het op één plek kan gebeuren, het ook op
andere plekken kan gebeuren. Wat dat betreft zeg ik mevrouw Westerveld
graag toe dat ik hier actief mee aan de slag ga vanuit het
ministerie.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Minister Van Ark:
Voorzitter. De heer Von Martels stelde een aantal vragen over
ondermijning. Ik herkende het thema uit een eerdere inbreng van zijn
collega de heer Heerma tijdens het coronadebat. Ik vind het echt van
belang dat er aandacht komt voor criminele inmenging in de amateursport.
Ik heb de berichten daarover van de KNVB gelezen. Bij de voorbeelden van
hoe zich dit uit, slaat de schrik je wel een beetje om het hart. Het
begint met bewustwording, maar er is wellicht meer nodig. Daarom wil ik
de komende tijd met de collega van JenV, maar ook met NOC*NSF en de
sportsector de uitkomsten van het rapport bespreken. We moeten bekijken
wat de mogelijkheden zijn en meer aandacht hebben voor criminele
inmenging. Het belangrijkste is natuurlijk dat we het voorkomen. Begin
volgend jaar zal ik samen met mijn collega van JenV komen met een
beleidsreactie.
De heer Von Martels vroeg ook om een rondetafelgesprek met experts. Het
is sowieso goed om er met het departement over te spreken. Ik zal het
opnemen in de beleidsreactie volgend jaar.
Het heeft al een plek in sommige sportakkoorden. 37 gemeenten besteden
er zijdelings aandacht aan. Ze geven bijvoorbeeld aan ondersteunende
initiatieven te ontplooien, zoals het promoten van de code Goed
Sportbestuur. Ze zetten in op integriteit bij sportverenigingen en
hebben een lokaal meldpunt of stimuleren het gebruik van een vog voor
trainers en rechtspersonen. Er zijn twee gemeenten die de komende jaren
de lokale sportakkoorden gebruiken om onder andere criminele inmenging
bij sportverenigingen in hun gemeente echt tegen te gaan. Er is dus
aandacht voor, maar het kan breder, zo zou ik willen zeggen in de
richting van de heer Von Martels.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
De minister zegt: het kan breder. Maar hoe ziet de minister dat voor
zich? Het is goed om hier specifiek aandacht aan te schenken. Op welke
wijze dat gebeurt, laat ik even over aan het ministerie.
Minister Van Ark:
Ook de heer Van Nispen heeft hiernaar gevraagd. Het lijkt mij goed om
dit te betrekken bij het periodiek overleg dat ik met de gemeenten heb
in het kader van de uitvoering van het Sportakkoord. Ik denk dat het bij
heel veel gemeenten goed op het netvlies staat. We moeten goed bekijken
wat we hier richting de sport mee kunnen doen. Ik zal het
agenderen.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen over bewegen en leefstijl. Daar zijn al
best wel wat woorden over gewisseld, dus ik zal geen ellenlange
inleiding verzorgen, ook kijkend naar de klok. Waar het om gaat, is hoe
we het concreet kunnen maken. Hoe kunnen we letterlijk in beweging
komen? Er vindt het nodige plaats op het terrein van "Bewegen. het
Nieuwe Normaal", de Beweegagenda en de motie van mevrouw Marijnissen,
die breed navolging heeft gevonden in de Kamer. Ik kan u dat ook uit
eigen ervaring vertellen omdat ik, toen ik staatssecretaris van Sociale
Zaken was, al aanschoof bij Martin van Rijn, die toen minister voor
Medische Zorg en Sport was, samen met andere departementen als IenW en
OCW. Je moet echt breed kijken naar wat er allemaal kan.
De heer Van Nispen zei: omarm dat manifest. De motie is Kamerbreed
aangenomen, dus zo er al enige aarzeling was, dan was die op dat moment
wel weg. Maar die aarzeling was er niet, want het is iets dat we van
harte omarmen. Ik vond het echt een heel inspirerend gesprek. Het komt
terug in heel veel overleggen die ik op het ministerie heb. Het is een
onderwerp dat echt leeft en dat ook met andere ministeries wordt
opgepakt. We liggen op schema. Ik ben niet alleen blij met de inzet van
andere departementen, maar ook van de sportsector, vanuit de VSG, vanuit
de wetenschap. Het is heel mooi om te zien wat er kan gebeuren als de
krachten worden gebundeld. Ik heb inmiddels al bijdrages gekregen vanuit
IenW, OCW en Binnenlandse Zaken. Voor het kerstreces vragen wij aan onze
kennispartners en het RIVM om daarop te reageren, want we willen de
effecten van de interventies kunnen inschatten. We willen richting 2040
een routekaart maken, waarbij we niet alleen kijken naar sport, maar ook
naar bouwen, naar infrastructuur en naar vergroening van steden. Dat is
wat ik u graag in april 2021 wil voorleggen.
Mevrouw Diertens vroeg mij om het verband tussen een lage
sociaal-economische status en minder bewegings- en sportactiviteiten
nader te onderzoeken. Ook de heer Kerstens refereerde aan dat onderwerp.
Het begint inderdaad met het gedetailleerd in kaart brengen van
verschillen. Dat doet het RIVM in opdracht van het ministerie, in het
kader van de Kernindicatoren Sport en Bewegen. Verdieping wordt geleverd
door verschillende onderzoekers in de onderzoekswereld van de sport. Ik
denk wel dat het onderzoek naar een verband een langdurige effectstudie
zou moeten zijn.
Op de vraag van de heer Von Martels of we in gesprek gaan met
zorgverzekeraars en gemeenten over regionale preventiefondsen wil ik het
volgende aangeven. We hebben al verkennende gesprekken met verzekeraars
en gemeenten over meer inzet op preventie. Ik trek hierin samen op met
de staatssecretaris van VWS, om te kijken of het opzetten van een
regionaal preventiefonds een van de mogelijkheden is. Ik denk dat dit
een onderwerp is dat later deze week bij de begrotingsbehandeling
terugkomt.
Mevrouw Westerveld trok het ook breed op het gebied van leefstijl. Het
is niet alleen belangrijk voor de gezondheid van mensen, maar ook voor
de weerbaarheid en het tegengaan van eenzaamheid. Ik herken dat en ik
proefde het in verschillende bijdragen van de Kamerleden terug. Ik denk
dat dit een belangrijk aspect is om mee te wegen als we kunnen gaan
kijken naar versoepeling van de maatregelen. Ik vind het in ieder geval
fantastisch dat heel veel sportverenigingen, ondanks wat er niet kan,
toch proberen het cement dat ze zijn voor heel veel wijken, dorpen en
steden vorm te blijven geven.
Ik heb net al wat gezegd in de richting van mevrouw Diertens over mensen
met een lage SES, om het maar even in jargon te zeggen. Ook mevrouw
Westerveld vroeg wat het hebben van een minder hoog inkomen doet voor
sportdeelname. Dat is helaas bekend. Dat weet ik uit mijn eerdere
portefeuille. Wat wij willen doen, zeg ik ook tegen de heer Kerstens, is
zo veel mogelijk financiële drempels wegnemen. Het is een aandachtspunt
in het Nationaal Sportakkoord. We werken daarbij samen met het
Jeugdfonds Sport en Cultuur en de Stichting Life Goals, die beide
partners zijn in de alliantie "Sporten en Bewegen voor Iedereen".
Daarnaast willen we het Volwassenenfonds Sport en Cultuur gaan steunen.
De doelstelling is dat sport voor iedereen bereikbaar wordt. Ik weet ook
dat er vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met
het Jeugdfonds Sport en Cultuur nadrukkelijk wordt ingezet op de
participatie van kinderen bij sporten.
Over de leefstijlinterventies wil ik richting mevrouw Diertens nog
aangeven dat die inderdaad van belang zijn. We zien dat steeds meer
mensen een en ander weten te vinden. We zijn nu op zoek naar de
verbinding met de sportsector. Nu al spelen buurtsportcoaches een
belangrijke rol bij het begeleiden van mensen met een GLI, zoals zij het
noemen, naar sport- en beweegaanbod. Zij kunnen ook stimuleren dat
iemand daarna blijft bewegen. Ik ga verkennen hoe dat kan worden
ingebracht in de sportopleiding. Ik ga niet zelf over het curriculum,
maar ik ben wel bereid om deel te nemen aan de volgende gesprekken over
doorontwikkeling hiervan.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vraag dit ook omdat er volgens mij heel goed geleerd kan worden van
een sportschool in Arnhem, die in een achterstandswijk heel goed werk
doet en negen GLI'ers in dienst heeft. Daar wordt dus vanuit de
sportschool een aanbod gedaan. Als je bij de huisarts bent, is het vaak
al te laat en heb je al een achterstand. Dus als sportscholen
gecertificeerd zijn en aan alle kwaliteitseisen voldoen, zou het een
heel mooie uitbreiding van het aanbod kunnen zijn voor mensen met een
gewichtsprobleem. Of een gezondheidsprobleem, want zo zou ik het liever
definiëren dan aan fatshaming te doen.
Minister Van Ark:
Ik ben ook altijd meer van de positieve wenken. Dit is natuurlijk iets
wat op heel veel plekken hoog op de agenda staat; gelukkig maar, zou ik
zeggen. Je ziet nu een aantal experimenten of probeersels, zou ik het
bijna noemen, waar je preventie, sport, wetgeving in het sociale domein
en de Zorgverzekeringswet met elkaar in verband kunt brengen. Er zijn
voorbeelden bekend van huisartsenpraktijken waar men in plaats van een
pil voorschrijven zegt: ga eens naar het buurthuis. Dan komt men dus met
een soort welzijnswerk als recept. Ik denk dat dit heel positieve
ontwikkelingen zijn. De heer Von Martels had het daar ook al over.
Mevrouw Diertens vroeg ook of je doelstellingen uit het Preventieakkoord
en het Sportakkoord meer complementariteit kunt geven. Ik denk dat zij
gelijk heeft met de opmerking dat de sportsector en het preventieve
GLI-aanbod dichter bij elkaar zouden kunnen komen. Ik ben het daarmee
eens. Ik denk ook dat de buurtsportcoach daar een rol in kan spelen,
omdat er in bijna alle gemeenten van Nederland zo'n buurtsportcoach is.
Die is daarmee ook echt een verbindende schakel. Ik denk dus dat dit
echt een positieve ontwikkeling is waar muziek in zit, om het maar zo te
zeggen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik begrijp dat u niet gaat over de curricula van het onderwijs, maar ik
wil toch graag mijn ervaring meegeven. Voeding en bewegen liggen heel
dicht bij elkaar. Ik vind dat wel heel erg belangrijk, ook omdat ik zelf
natuurlijk een dergelijke opleiding achter de rug heb. Mensen op een
sportkundeopleiding of op een mbo-opleiding krijgen daar ook een heel
deel voeding bij. Nu hoor ik dat een aanbieder een GLI-certificaat kan
behalen en dat mensen daar dan naartoe moeten om ook het vinkje te
krijgen dat ze die opleiding hebben gedaan, terwijl ze eigenlijk zeggen:
ik heb daar niets nieuws gehoord. Ik vind het belangrijk om dit heel
duidelijk te adresseren, omdat met een kleine aanpassing in het
curriculum een afstudeervariant leefstijlcoach wellicht wel heel erg
goed mogelijk is zonder heel diep ingrijpende veranderingen. Ik zou het
heel erg op prijs stellen als de minister dat verder zou kunnen brengen,
omdat dit wel heel belangrijk zou kunnen zijn en ook geld gaat besparen,
met name voor mensen die anders geen les kunnen geven of mensen niet
kunnen begeleiden.
Minister Van Ark:
Ik zal dit meenemen bij de volgende gesprekken over de doorontwikkeling
van de GLI.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik kom nog terug — uiteraard, gelet op mijn bijdrage — op het punt van
de mensen met een smallere portemonnee, om het simpel te zeggen, die
minder sporten en minder bewegen dan mensen die financieel wat ruimer in
hun jasje zitten. De minister geeft terecht aan dat daar in het verleden
al afspraken over zijn gemaakt, bijvoorbeeld twee of drie jaar geleden
in het Sportakkoord. Maar uit het onderzoek over sport en corona dat
vorige week verscheen, bleek dat die verschillen niet kleiner worden
maar groter worden. Dan zou je kunnen zeggen: dat toont nog eens te meer
de noodzaak aan om er iets aan te doen. Maar wellicht is het ook wel een
aanleiding om ook te kijken of er een tandje bij kan. Dat is eigenlijk
waar ik de minister om gevraagd heb.
Minister Van Ark:
In organisatorische zin zeker, denk ik. Ik heb geen signalen dat het qua
financiële ondersteuning nu spaak loopt. Maar ik denk wel dat het echt
van belang is. Daarom vind ik de beweging rondom Bewegen, het nieuwe
normaal echt een kans. Want als het eindelijk lukt om bijvoorbeeld ook
de buitenruimte te betrekken bij de manier waarop we omgaan met
gezondheids- en vitaliteitsvraagstukken, dan hebben we echt wel een
flinke stap gezet. De heer Kerstens stelt eigenlijk een hele brede
vraag, qua beantwoording. Je kunt namelijk gaan kijken hoe je het voor
gezinnen met een smalle beurs in ieder geval financieel mogelijk kunt
maken om te sporten, tot en met hoe je een wijk inricht, en alles wat
daartussenin zit. Volgens mij moet je bij dit soort vraagstukken op de
lange termijn het denken niet stilzetten, maar moet dat je er niet van
weerhouden om op de korte termijn actie te ondernemen.
De heer Kerstens (PvdA):
Dat ben ik helemaal met de minister eens. Het ene doen betekent niet het
andere nalaten. Maar kijk naar de monitoring of tussenevaluatie van het
Nationaal Sportakkoord die deze zomer is verschenen, en dan met name met
betrekking tot het eerste deelakkoord, over inclusief sporten, waar dit
een onderdeel van is. Dan zie je bijvoorbeeld dat er relatief weinig
wordt gedaan om ervoor te zorgen dat mensen met een smalle beurs meer
mee kunnen doen aan sport en bewegen. Als ik het heb over intensiveren,
dan heb ik het over het intensiveren van activiteiten. Dan zeg ik niet
dat er meer geld bij moet, want dat is lang niet altijd de oplossing.
Mijn vraag is: doe er nu een tandje bij, nu je ziet dat het ondanks alle
afspraken uit het verleden slechter wordt onder invloed van de
coronacrisis, want volgens mij kom je er niet met blijven doen wat je
deed.
Minister Van Ark:
Eens, hoor. Dat is ook een van de redenen waarom we het Volwassenenfonds
willen ondersteunen. Dat willen we niet alleen omdat je dan hopelijk
meer bereik hebt in financiële zin, maar ook omdat je bijvoorbeeld bij
het Jeugdsportfonds ziet dat het bereik letterlijk groot is. Zij hebben
namelijk ook de mogelijkheid om te adverteren of partnerschappen te
zoeken. Je moet dus zo veel mogelijk mensen bereiken. Ik ben het daarmee
eens.
Voorzitter. Ik heb nog een hele berg diverse vragen, allemaal zeer
relevant. Ik kijk naar de klok. Ik ga aan de Kamer vragen of ik daar een
beetje snel doorheen kan gaan, anders snoep ik al uw tijd op.
De voorzitter:
Laat ik dan het voorstel doen dat we dat laten doen door de minister en
dat wij onze vragen tot het eind bewaren. Dan weten we ook even hoever
we zijn. De minister.
Minister Van Ark:
Als ik er geen enorme inleidingen over houd of het belang ervan niet
onderstreep, dan zegt dat niks over de relevantie van het onderwerp. Dat
wou ik maar gezegd hebben.
De heer Heerema heeft aangegeven dat de evenementenstrategie loopt tot
2030. Hij vroeg hoe flexibel dat is en of dat jaartal optelt; we willen
niet in 2028 vastlopen. Dat ben ik met hem eens. De strategie geeft
richting aan beleid tot 2030 en ontwikkelt zich daarna door. Gedurende
de looptijd van de strategie ontwikkelen we al nieuwe
beleidsinstrumenten, die we dan ook steeds weer kunnen aanpassen. Dat
wordt dus heel flexibel en dynamisch.
Wat het binnenhalen van sportevenementen betreft, is het ook de
bedoeling dat we dat zo flexibel mogelijk kunnen doen. De samenwerking
die we nu zoeken met elkaar is vanuit het structurele karakter bedoeld
om initiatieven beter op elkaar af te stemmen. Je kan dan makkelijker
schakelen tussen partijen en afspreken wat iedereen bij kan dragen. Dat
staat dus in het nieuwe evenementenbeleid centraal.
De heer Heerema noemde een flink aantal evenementen waarvan het water je
in de mond liep. Hij vroeg of dat allemaal wel te doen is met de nieuwe
strategie. Laat ik daarover in ieder geval dit zeggen, want ik kan hier
niet allerlei voorschotten gaan nemen, maar mijn positieve grondhouding
wil ik graag uitgesproken hebben. Wij kijken naar de ondersteuning die
wij kunnen geven, afhankelijk van de ondersteuning die de organisatoren
nodig hebben. Het goede nieuws is dat ze straks bij een coördinatie- en
informatiepunt terecht kunnen — ik weet dat dat een diepe wens is van de
heer Heerema — het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen
(CIT). Dan gaan we kijken welke partijen, niet alleen vanuit de sport,
er een bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming van het
evenement.
De heer Heerema vroeg ook naar de Formule E als innovatief element. Het
is misschien goed om daar even apart bij stil te staan, want alle
evenementen die een bijdrage leveren aan het promoten van de
inspirerende waarde van topsport, passen in de strategie. Het is goed om
dat hier ook uit te spreken. Overigens sluit ik ook geen partners uit.
Ik denk dat het in dit geval goed is als ook het ministerie van IenW,
vanwege de infrastructuur, en het ministerie van EZK, vanwege het
klimaat, meekijken. Misschien moet ik de feestvreugde wel een klein
beetje temperen: niet alle strategische elementen krijgen automatisch
financiële ondersteuning vanuit VWS, omdat we natuurlijk specifieke
evenementen willen ondersteunen. Maar dat moge duidelijk zijn.
De European Para Championship was een voorbeeld dat de heer Heerema
noemde. Dat vind ik een mooi idee dat concreet uitwerking kan geven aan
een aantal afspraken uit deelakkoord 6. Ik stel me voor dat ik met de
andere partners van het sportakkoord ga bekijken of en hoe dit
initiatief een plek kan krijgen in de strategische evenementenagenda.
Dat neem ik mee in de toezegging die ik in de brief heb gedaan dat ik uw
Kamer voor het AO Sport in 2021 zal informeren over de vorderingen in
het doorontwikkelen van de paralympische topsport.
De heer Von Martels vroeg naar de World Police and Fire Games en of ik
daar welwillend tegenover sta. Ik heb daar kennis van genomen en vind
het sowieso fantastisch dat mensen bereid zijn om dit te organiseren.
Het is doorgestuurd naar de beoordelingscommissie van de Sportraad, die
bekijkt of het voldoet aan de criteria. Het advies wordt verwacht in
januari. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Maar ook hier lijkt het mij
goed als we ook breder kijken, want dit zijn natuurlijk politie- en
brandweermensen die een sportieve prestatie leveren. Het lijkt mij goed
om daar breed naar te kijken. Ik kan niet vooruitlopen op het oordeel in
januari, maar ik weet wel dat het bij het loket ligt.
Voorzitter. Mevrouw Diertens heeft vragen gesteld over de
buurtsportcoaches. Daarover heb ik volgens mij al in antwoord op andere
onderwerpen wat gezegd. Ik zal dit onderwerp in ieder geval meenemen bij
de VSG en NOC*NSF en het met hen bespreken.
Mevrouw Westerveld vroeg naar het wegvallen van de bijdrage die nodig is
voor mensen met een handicap om te kunnen sporten. Ik was me er niet van
bewust dat de bijdrage die nodig is voor mensen met een handicap om te
kunnen sporten, was weggevallen. De buurtsportcoaches kunnen daar ook
een inzet voor leveren. Voor zover ik weet, gebeurt dat in zo'n
driekwart van de gemeenten, 72%. Zij kunnen ook opgeleid worden door
middel van bijscholing.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Misschien ter verduidelijking: het ging over een bijdrage aan Uniek
Sporten, een platform. Daar ging mijn vraag over. Zij hebben kennelijk
een aanvraag gedaan, maar die is afgewezen.
Minister Van Ark:
Daar kom ik zo op, voorzitter.
Voorzitter. Dan de evaluatie van de Brede Regeling Combinatiefuncties.
In de richting van de heer Von Martels zeg ik dat er inderdaad is
afgesproken dat er in 2021 een eindevaluatie zal plaatsvinden. Ik wil
daarin kijken op welke wijze de brede regeling aansluit bij de huidige
en de toekomstige doelstellingen van zowel nationaal als lokaal sport-
en beweegbeleid. Op dit moment is er een marktconsultatie gedaan. Op
basis hiervan wordt de onderzoeksvraag aangepast. Op basis van de
evaluatie, de informatie uit de voortgangsrapportages van het Mulier
Instituut en de gegevens uit de communitiy of practice gaan we verder in
gesprek over de toekomst van de regeling en over hoe die aansluit bij de
doelen die we nationaal en lokaal willen bereiken. Als u bepaalde wensen
of behoeftes heeft voor de opdrachtverlening, dan ben ik heel erg
geïnteresseerd om die van u te vernemen. Wij zijn voornemens om de
opdracht eind december, begin januari te publiceren. Als alles goed
verloopt, zal de opdracht in maart worden verleend en kan ik uw Kamer in
het eerstvolgende AO een update geven over de opdrachtverlening en het
verloop van het onderzoek.
De voorzitter:
Ik onderbreek u even heel kort. Mevrouw Diertens, wilt u even het
voorzitterschap van mij overnemen? Ik moet even mijn handen
wassen.
Voorzitter: Diertens
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nee, ik moet even mijn handen wassen!
Minister Van Ark:
Mevrouw Diertens heeft gesproken over de professionaliteit van de
sportsector en de arbeidskansen. Ik zou bijna willen zeggen "uiteraard",
want dat is voor haar een aangelegen punt. Zij refereerde aan de moties
die ze heeft ingediend. We hebben in augustus en september van ruim 80
stakeholders input gekregen over het doel van de Human Capital Agenda en
over mogelijke oplossingen voor de geïnventariseerde vraagstukken. Dat
wordt op dit moment uitgewerkt. U kunt daarbij denken aan thema's als
een betere afstemming tussen onderwijs en werkveld, het verbeteren van
ontwikkelmogelijkheden en oplossingsrichtingen voor snippercontracten.
Voor de zomer van 2021 deel ik de Human Capital Agenda met concrete
oplossingsrichtingen, die samen met de sector is opgesteld, en kan ik
die naar uw Kamer sturen.
De heer Von Martels heeft gevraagd naar de bijdrage aan het fonds voor
sporthulpmiddelen. Hij vroeg of dat voldoende is om sporters met een
beperking aan sporthulpmiddelen te helpen. Ik zal de Kamer hierover
informeren bij het eerstvolgende AO over de eerste zes maanden. Ik zal
vervolgens het wetgevingsoverleg gebruiken om een jaarlijkse update te
geven.
De heer Jansen en ook mevrouw Westerveld vroegen naar de steun voor het
platform Uniek Sporten. We hebben een gesprek met hen gehad over de
gewenste steun. We hebben afgesproken om te investeren in twee trajecten
die onder het platform Uniek Sporten vallen, namelijk het
hulpmiddelenfonds van Uniek Sporten en de thuistrainer.
Mevrouw Diertens vroeg naar de beschikbaarheid van voldoende
sportprotheses voor kinderen. Naast de regelingen die er zijn vanuit de
Wmo en de Zorgverzekeringswet werken we aan een werkwijze om
sporthulpmiddelen beschikbaar te krijgen voor mensen met een handicap,
en specifiek voor kinderen. Dat wordt gedaan door de Stichting Special
Heroes. Daarnaast investeren we in het fonds voor sporthulpmiddelen dat
door het Fonds Gehandicaptensport is opgezet. Dat doen we met 1 miljoen
euro tot en met 2022. Dat fonds ondersteunt kinderen en volwassenen die
geen bijdrage krijgen via de Wmo, de Zorgverzekeringswet of de Wet
langdurige zorg, zodat zij een sporthulpmiddel kunnen aanschaffen,
waaronder een sportprothese, als dat noodzakelijk is om te kunnen
sporten en bewegen. Afgelopen vrijdag is het Uniek Sporten
Hulpmiddelenfonds live gegaan. Daarnaast ben ik in gesprek over de
Zorgverzekeringswet — waarbij ik wel zie dat het echt langdurige
processen zijn — en wat de extra relevantie is van het fonds voor de
sporthulpmiddelen. Dat is dan een soort van vangnet, zou je kunnen
zeggen, totdat we het geregeld hebben in de Zorgverzekeringswet en in de
Wmo.
De heer Van Nispen vroeg: moet je niet eigenlijk gewoon één loket
hebben? Ja, dat is dus het doel. Maar omdat we dat niet op korte termijn
hebben, doen we het op de korte termijn een beetje praktisch, op deze
manier.
Voorzitter: Rudmer Heerema
Minister Van Ark:
Mevrouw Diertens vroeg naar de jonge asielzoekers en of zij kunnen
blijven sporten. Ik deel haar mening dat het uitsluiten van jonge mensen
onwenselijk is, maar de regels die de FIFA heeft gesteld, dienen
natuurlijk wel een bepaald doel, namelijk dat je de transfers van jonge
voetballers wilt reguleren en dat je mensenhandel en uitbuiting van
minderjarige spelers wilt tegengaan. Dat moet met elkaar in verbinding
worden gebracht. Wat ik van de KNVB begrijp, is dat zij in gesprek zijn
met de FIFA en dat zij proberen een uitzonderingspositie te krijgen voor
internationale overschrijvingen en de eerste registratie van
minderjarige spelers. Als zij die uitzonderingspositie krijgen, hebben
ze geen toestemming meer nodig van de FIFA voor een internationale
overschrijving. Maar het is nog wel onzeker of de KNVB die
uitzonderingspositie krijgt. Dus ik stel voor dat ik uw Kamer op de
hoogte houd van de voortgang en de resultaten.
Mevrouw Diertens (D66):
Mijn concrete vraag aan de minister is of zij de KNVB kan ondersteunen
naar de FIFA toe. Het gaat hier niet om heel talentvolle voetballers,
maar gewoon om kinderen die graag willen voetballen in
verenigingsverband en in een asielzoekerscentrum wonen of opgevangen
worden.
Minister Van Ark:
Ik ben natuurlijk altijd van harte bereid om ergens te zeggen dat ik ook
iets belangrijk vind, dus bij dezen. Maar ik moet even kijken of het
toegevoegde waarde heeft als ik dat op schrift doe. Daar kom ik in
tweede termijn graag even op terug.
De voorzitter:
Dank. U vervolgt.
Minister Van Ark:
Mevrouw Westerveld vroeg naar de stand van zaken van de lokale
sportakkoorden. In 305 van de 355 gemeenten is er een gesloten. Dat is
dus hartstikke mooi. In heel veel gemeenten wordt er nog aan gewerkt. Er
zijn een aantal hoofdthema's die we terugzien. Dat zijn inclusief
sporten en bewegen — dat zal mevrouw Westerveld goed doen — de vitale
sport- en beweegaanbieders en vaardig in het bewegen. Ik moet er eerlijk
bij zeggen dat we wat vertraging hebben gehad in de uitvoering van de
lokale akkoorden. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met het
afgelopen jaar. Maar er is wel een stevig fundament neergelegd om de
uitvoering te versnellen zodra het kan. Ik zie het als mijn rol om samen
met de uitvoeringspartners NOC*NSF en VSG ervoor te zorgen dat alle
randvoorwaarden goed geregeld zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld over het
uitvoeringsbudget en dat we iedereen enthousiast houden om door te gaan.
Dat kun je onder andere doen door met elkaar te leren van wat er goed
gaat.
Mevrouw Westerveld vroeg ook nog naar de schade bij het koppen bij
voetballen voor kinderen. Zij vroeg of je de bewijslast kon omdraaien.
Ik moet wel zeggen dat ik de voetbalbond kan volgen als ze zeggen: als
je het verbiedt en ze gaan het later toch doen, dan kun je ze niet leren
hoe ze ermee moeten omgaan. Dan ben je er op latere leeftijd dus extra
kwetsbaar door. Maar door bijvoorbeeld het gebruik van zachtere ballen,
kleinere veldjes en instructies aan jeugdtrainers wordt er wel inzet op
gepleegd. Als je kijkt naar de richtlijnen die de Europese bond heeft
gesteld, dan gaat de KNVB er wel zorgvuldig mee om. Ze hebben ook een
polikliniek in samenwerking met het AMC en de VU geopend, speciaal voor
voetballers die een hersenschudding hebben opgelopen. Laat ik in ieder
geval dit zeggen. Het omkeren van de bewijslast vind ik echt ver gaan,
maar ik heb de vragen die mevrouw Westerveld heeft gesteld hierover,
natuurlijk ook gezien. Ik denk dat het van belang is dat het onderzoek
goed uitgevoerd blijft worden. Ik heb zelf geen signalen dat het
onderzoek er een is van de categorie "wij van wc-eend". Daar let ik ook
op. Ik vind ook dat het onderzoek moet doorgaan, want ik vind het een
belangrijk onderwerp. Ik heb nu geen signalen dat het niet goed gaat,
maar ik houd er zeker aandacht voor.
Voorzitter. Het zijn stuk voor stuk onderwerpen waarover ik ontzettend
graag lang met uw Kamer van gedachten zou wisselen, maar ik vlieg er een
beetje doorheen.
Ik kom bij het manifest buitenspelen, dat de heer Van Nispen heeft
gegeven. Vorige week had ik een overleg met de Kamer over onder andere
het gehandicaptenbeleid. Dat is ook een belangrijk element van dit
manifest. Daar heb ik aangegeven dat dit ook bij het speelakkoord dat is
gesloten, een ongelofelijk belangrijk onderwerp is. Ik wil de SP, maar
ook Jantje Beton danken voor dit manifest. Vorig jaar was dat aspect van
het manifest ook een belangrijk onderdeel van het debat over het
VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het is ook
een onderwerp waar ik mij persoonlijk mee verbonden voel, omdat ik in de
tijd dat ik wethouder was, ook wethouder was voor speeltuinen en
speelplaatsjes. In mijn gemeente was er een groep vrijwilligers die een
speeltuin wilde aanleggen waarin ook kinderen met een beperking op alle
apparaten konden spelen. Ik vond dat altijd een hele mooie gedachte. Ik
ben er heel trots op dat die door die vrijwilligers zo tot stand is
gebracht. Eigenlijk zou je dat gewoon in elke gemeente willen. Ik ben
het met de heer Van Nispen eens. Uit eigen ervaring weet ik dat je ook
een speeltuintjesbeleid kunt voeren waarbij je kijkt naar doelgroepen
kinderen en naar de afstand tussen de speelplaatjes en ervoor kunt
zorgen dat je eraan bijdraagt dat kinderen buiten kunnen spelen. Kijk je
alleen al naar de provincie Zuid-Holland en het aantal kinderen dat
nooit buiten speelt, dan zie je dat die cijfers inderdaad zorgwekkend
zijn.
Ik denk dat de coalitie De Buitenspelers, die dit jaar is opgericht,
echt voor de langere termijn een duurzaam verschil wil maken. Dat zij
buiten spelen en bewegen zien als onderdelen van de gezonde levensstijl
is, denk ik, heel goed. We maken dan ook met plezier deel uit van die
coalitie, want dat belang is echt heel erg groot. Op dit moment bevindt
die coalitie zich in een opstartfase. Ik zal het manifest ook betrekken
bij de gesprekken met de coalitie.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, dat zijn mooie woorden over dat manifest. Maar er is
inderdaad wat zorgwekkends aan de hand. Ongeveer in 2003 was er in het
beleid veel aandacht voor buiten spelen. Toen hebben we gezien dat dit
doorsijpelde naar de gemeentes. Toen dat weer was weggeëbd, zag je dat
meteen terug in de cijfers. Daarom denk ik dat landelijke aandacht heel
goed is. Komt de minister nog een keer uitgebreid schriftelijk terug op
de voorstellen die in dit manifest worden gedaan? Ik kan haar nu niet
vragen om alle voorstellen over te nemen, want dat is, denk ik,
ingewikkeld. Maar ik mag de minister wel vragen om een uitgebreide
schriftelijke reactie en om de voorstellen die zij kan gebruiken, naar
het beleid te vertalen.
Minister Van Ark:
Zeker. Ik reageer schriftelijk. Ik zie daarin ook een aantal elementen
die in "Bewegen. Het nieuwe Normaal" voorkomen. Dus wellicht is er ook
gewoon meerwaarde te behalen. Maar ik zal schriftelijk reageren op het
manifest.
De heer Jansen heeft gevraagd naar VoetbalTV en de Autoriteit
Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens is natuurlijk een
onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op het gebruik van
persoonsgegevens en dat onafhankelijk optreedt. Ik moet mij dus wel
onthouden van een oordeel over de wijze van functioneren van de
Autoriteit Persoonsgegevens. Ik kan de heer Jansen er wel op wijzen dat
de rechter VoetbalTV vooralsnog gedeeltelijk gelijk heeft gegeven, maar
dat weet hij ongetwijfeld zelf ook.
Voorzitter. Dan de schrapsessies waar de heer Von Martels aan
refereerde. Hij is er niet. Dan wacht ik even totdat hij er weer
is.
Mevrouw Diertens vraagt mij om een reflectie op het rapport van de
Sportraad. Laat ik vooropstellen dat ik de Sportraad zeer erkentelijk
ben voor het opstellen daarvan. Zij hebben daar ongelofelijk veel tijd
aan besteed. Ik wil de reactie op dit rapport dus niet afdoen met even
een korte reflectie omdat we nu een beetje onder tijdsdruk staan. Wat ik
zeer waardeer — dat is ook goed voor de discussie — is dat zij echt een
aantal scherpe keuzes hebben gemaakt. Dat is natuurlijk iets wat soms
ook wel wat maatschappelijke discussie vereist, want soms stellen zij
ook wel traditionele structuren ter discussie en leggen zij nieuwe,
prikkelende stellingen neer. Ik noem bijvoorbeeld een sportbed. Ik heb
me voorgenomen om mezelf de discipline op te leggen daar niet al van
alles van te gaan vinden, maar vooral na te gaan waarom zij die nou
hebben neergelegd. Zij zijn op zoek naar verbinding zowel tussen
overheden op het niveau van het Rijk als met decentrale overheden en de
diverse partners. Ik vind het een heel interessant advies en dat geldt
ook voor de aanbevelingen die eruit komen. Ik denk dat er een aantal
grote vraagstukken uit komen die een plek moeten krijgen in wat een
nieuw kabinet gaat doen. Wat interessant is, is ook hoe de komende tijd
de gesprekken over dit advies met de diverse stakeholders lopen. Men
heeft er 200 gesproken, dus echt heel veel.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik haakte ook even aan op het feit dat ik u op de radio hoorde zeggen
dat onze sportinfrastructuur met al die verenigingen uniek in de wereld
is, bijna een soort werelderfgoed. Dat sprak mij ook vanuit mijn
achtergrond enorm aan, omdat ik weet dat in deze moderne tijd alle
aanbieders in de sport belangrijk zijn. Het is niet zo dat ik dat coûte
que coûte wil behouden, maar het zou heel jammer zijn als we die unieke
positie niet behouden. Met u zoek ik naar manieren om dit een goede plek
te laten behouden in een moderne tijd.
Minister Van Ark:
Je moet geen veranderdrift hebben om te veranderen. Maar wat ik heel
goed vind, is dat men echt in de spiegel heeft willen kijken en het
gesprek open, zonder taboes, wil aangaan. Dat vind ik echt een kracht
van de sector. Volgens mij moeten we gewoon kijken wat de vervolgstappen
zijn. Ik denk dat dat grotendeels aan een nieuwe kabinet zal zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Hoever bent u?
Minister Van Ark:
Ik ben bijna aan het eind, voorzitter.
De voorzitter:
Hartstikke goed.
Minister Van Ark:
Voorzitter. De heer Von Martels vroeg naar de schrapsessies. Er lopen
trajecten en er is de proeftuin met de maatschappelijke diensttijd. Ik
zal uw Kamer daarover informeren voor het komende AO Sport.
De heer Van Nispen vroeg naar de 40 miljoen voor de BOSA voor 2020. De
BOSA kent haar oorsprong als compensatie voor de btw. Het is een
subsidie die voor veel sportverenigingen van groot belang is. Er moet
voor het hele jaar geld beschikbaar zijn. De uitputting is inmiddels
verder opgelopen. Vorig jaar zagen we in de laatste maand echt een
stormloop en ik verwacht ook dit jaar een grote uitputting. We passen de
regeling jaarlijks aan in samenspraak met de sportsector om ervoor te
zorgen dat ze beter aansluit op de wensen van de sector.
De heer Van Nispen (SP):
De stand van de subsidieaanvragen per 25 november is dat er 47 miljoen
van de beschikbare 94 miljoen is aangevraagd. Natuurlijk kan er in
december nog van alles gebeuren — dat geloof ik graag — maar wat gebeurt
er met het geld als er onderuitputting is voor het budget voor 2020? Ik
vind dat relevant omdat we hier met z'n allen spreken over de grote
financiële problemen van verenigingen en topsporters. Het kan misschien
als dekking dienen voor relevante voorstellen die ik heb gedaan. Ik wil
dus graag weten wat er gebeurt als er op 31 december nog onderuitputting
is.
Minister Van Ark:
Ik ben bang dat daarvoor de reguliere begrotingsregel geldt. Geld dat
niet wordt uitgegeven, valt vrij voor de begroting. Het is uiteindelijk
natuurlijk het huishoudboekje van de overheid.
De heer Van Nispen (SP):
Exact. Dat zou dan ook betekenen dat als wij als Kamer in meerderheid
een andere keuze zouden kunnen maken, bijvoorbeeld om de reddingsbrigade
volgend jaar te laten bijdragen aan minder verdrinkingen en te laten
professionaliseren et cetera. Dat kunnen wij als Kamer met elkaar
uitspreken: wij willen dat een bepaald deel van het budget dat
overblijft, naar iets anders gaat. Dan maken wij een andere keuze dan de
begrotingsregels van de regering voorschrijven. Dat is immers geen wet.
Daar is een andere keuze op mogelijk. Dat zou een politieke keuze kunnen
zijn.
Minister Van Ark:
Ja, behalve dan dat die politieke keuze ook is vastgelegd in een
regeerakkoord: hoe gaan we om met de financiën? Dat gezegd hebbende,
zoom ik nog even wat in op deze BOSA, die een dakpansystematiek heeft.
In 2020 hebben we ook middelen gebruikt voor 2019. Dat voorzien we ook
voor 2021 en 2020. Er zit een overloop in vanuit eerdere jaren. Dat wil
ik wel gezegd hebben. Maar ik kom straks nog even op de reddingsbrigade.
Laat ik gewoon even eerlijk zijn. Soms komen er van die vragen op je
bureau en dan denk je: "Wat? Moeten mensen contributie betalen om lid te
zijn van de reddingsbrigade?" Dan duik je zo'n systeem en denk je: "Ja,
ik snap het als je het me zo uitlegt, maar als ik het andersom moet
uitleggen, is het inderdaad heel gek." Laat ik dat maar gewoon even heel
eerlijk zeggen. Toen ik in het begin, in juli, op het ministerie van VWS
kwam, was dit een van de eerste vragen die ik op mijn bureau aantrof,
van de heer Van Nispen. Laat ik ook maar gewoon heel eerlijk zijn over
hoe ik hier in zit: ik vind het gewoon niet een goede situatie. Wat je
wel ziet — de heer Heerema zei het ook al — is dat je een dubbelloop
hebt. Het is een sportbond, maar ook bij IenW ligt er een taak. Ik heb
niet direct het bedrag beschikbaar. Ik zou graag het volgende willen
doen. Ik wil met de reddingsbrigade in gesprek, maar ik wil vooral ook
met mijn collega van IenW in gesprek. Ik vind ook wel dat we hierin
gezamenlijk moeten optrekken, maar tegelijkertijd ... Al mag een
organisatie er geen last van hebben, vind ik, als je twee ministeries
hebt die over je gaan. Sterker nog, het zou eigenlijk logischer zijn dat
je daar een beetje profijt van zou hebben. Dat hoeft misschien ook weer
niet, maar je hoeft er in ieder geval geen last van te hebben. Ik denk
dat het net te kort dag is om wat dat betreft ook te reageren op het
amendement van de heer Van Nispen, maar wat ik wel zie, is dat de vraag
die er voorligt, natuurlijk gaat over 2021. Dat snap ik. Dat is van
belang. Maar wat je eigenlijk wil, wat ik eigenlijk zou willen, gezien
wat hier voorligt, is dat we dit gewoon netjes regelen voor de langere
termijn. Ik zoek even naar een manier daarvoor, zeg ik maar gewoon even
in alle transparantie. Ik zoek daar gewoon even een manier voor. Dat kan
ik niet in m'n eentje. Dat moet ik samen met de collega van IenW doen.
Ik kan er niet eens een garantie voor geven, maar ik ben zeker bereid om
me daar heel hard voor te maken, want ik deel de onvrede die de Kamer,
in ieder geval de heer Van Nispen en de heer Heerema, maar volgens mij
leeft het ook breder, erover voelt.
De voorzitter:
De heer Van Nispen en daarna de heer Jansen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind dat een mooie houding en ik stel dat heel erg op prijs, maar we
hebben wel te maken met een hele vervelende zomer van 2020, waarbij het
werk echt over de schoenen liep bij de mensen van de reddingsbrigade,
die ze trouwens niet aan hadden. Het is dus niet alleen die contributie
die ze moeten betalen die ons een doorn in het oog is, maar ook echt die
verbeterslag om zo'n ernstige zomer te voorkomen. Er liggen heel veel
ideeën. Daar willen ze mee aan de slag. Dat snap ik heel goed, want zij
willen het strand veilig houden. Maar lang verhaal kort: het staat
allemaal toegelicht in het amendement. Dit wordt inderdaad te kort dag.
Ik stel dus de toezegging van de minister op prijs, maar hoe gaan we nu
om met dit amendement? Want wij moeten er binnenkort over stemmen. Stel
dat de minister zegt: "1 miljoen is te veel voor mijn ministerie. Dat
kan ik niet ophoesten." Wat kan er dan wel? En welk deel gaan we dan bij
Infrastructuur en Waterstaat halen? Want ik vind echt dat we iets moeten
doen. Als we die lange termijn kunnen regelen, is dat hartstikke mooi.
Ik wil ook best geloven dat de minister zich daar heel hard voor wil
maken, maar wij moeten ook iets doen voor volgend jaar, want we kunnen
na de zomer van 2021 niet zeggen: jammer dan, hadden we maar meer
gedaan. Dat kunnen we niet maken.
Minister Van Ark:
Ja, dat begrijp ik. Laat ik het zo zeggen: ik voel ook gewoon echt de
druk van de Kamer hierbij — dat bedoel ik positief, hoor! Maar ik vind
ook echt wel, en dat moet ik toch gezegd hebben, dat ik hier echt even
over in gesprek moet met mijn collega van IenW. Dat moet ik wel doen.
Dat is dus de eerste stap die ik wil nemen. Ik wil best kijken of ik dat
op heel korte termijn kan doen, maar dat is wel de eerste stap die ik
moet zetten, ook met de bestuurlijke verantwoordelijkheid die ik
heb.
De voorzitter:
De heer Van Nispen niet meer? Jawel.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, want dan hoor ik graag wanneer we daar dan iets van horen. Kijk, het
is fijn dat de minister nu die afspraak wil maken met IenW, maar dat had
natuurlijk ook gekund naar aanleiding van de motie die wij al vóór de
zomer van 2020 hebben ingediend. We hebben er nog Kamervragen over
gesteld. Nu naderen we het moment dat we over de amendementen en de
begrotingen moeten stemmen. Voor ons is dat het laatste moment om iets
aan die begroting te kunnen veranderen, want anders moeten wij toch
tegen die organisatie en tegen al die mensen die aan de stranden in de
problemen gaan komen, zeggen: jammer, het is ons niet gelukt.
Minister Van Ark:
Ik kom hier aan het begin van mijn tweede termijn even op terug.
De voorzitter:
De heer Jansen had ook nog een vraag.
De heer Jansen (PVV):
Heel kort, voorzitter. Kan de minister dan misschien ook een bruggetje
maken naar het zwemonderwijs? Verschillende partijen hebben daar ook
iets over gevraagd.
De voorzitter:
Kan de minister iets zeggen over het zwemonderwijs? Daar is een vraag
over gesteld.
Minister Van Ark:
U zegt het. Ik herken hem, maar ik heb die even niet bij me. Vindt u het
goed als ik daar in tweede termijn op terugkom?
De voorzitter:
Zeker.
Minister Van Ark:
Excuus aan de heer Jansen, maar ik kom daar zo graag op terug.
Ik heb nog één vraag over het aanvalsplan tegen racisme, waar de heer
Von Martels naar vroeg. Het is inderdaad iets meer dan een jaar geleden
dat die beruchte voetbalwedstrijd plaatsvond, die ons allemaal wakker
schudde. Op dit moment zitten we volop in de uitvoering van de
maatregelen. Ik wil de Kamer begin volgend jaar informeren over de
voortgang. Er zijn een aantal goede voorbeelden van wat reeds is
gebeurd. De denktank is van start gegaan. De meldapp Meld discriminatie
NU wordt momenteel aangepast aan het voetbal en zal begin 2021 worden
gelanceerd. De strafmaat voor discriminatie is verhoogd in het
tuchtrecht. Er zijn ook zes gespecialiseerde aanklagers aangesteld,
waarvan een hoofdaanklager. Er gebeurt dus het nodige. Ik hoop dat het
een bijdrage mag zijn.
De voorzitter:
Dank. Voordat we overgaan naar de tweede termijn, kijk ik even of er nog
vragen zijn. Mevrouw Westerveld geeft aan dat een aantal van haar vragen
nog niet beantwoord zijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik had nog een vraag over de lokale sportakkoorden, en dan met name over
een motie die collega Bruins-Slot een paar jaar geleden met een aantal
van ons heeft ingediend. In die motie wordt de regering verzocht om
regionale voorbeeldregio's te onderzoeken waar experimenteerruimte is,
met als doel dat de regionale sportakkoorden een succes zouden worden.
De minister is daar nog niet op ingegaan. Ik had ook nog een vraag
gesteld over de turnsport en meer specifiek over trainers die
beschuldigd zijn, maar nu op een andere plek weer verdergaan. Ik had de
minister gevraagd om daarop te reageren.
Minister Van Ark:
Ik zeg even heel eerlijk dat ik het niet kan vinden. Mag ik daar aan het
begin van de tweede termijn op terugkomen?
De voorzitter:
Dat lijkt me verstandig. Dan kijk ik nog een keer rond. De vergadering
wordt voor vijf minuten geschorst. We gaan om 13.30 uur verder. Dan
hebben we nog een halfuur de tijd voor onze tweede termijn. Ik wil
iedereen dus vragen om te proberen om aan wat zelfreflectie te doen en
kort en bondig te zijn in de tweede termijn.
De vergadering wordt van 13.25 uur tot 13.31 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, het begint jolig te worden. Laten we beginnen met de
tweede termijn. De heer Jansen van de PVV is de eerste spreker in tweede
termijn. Ga uw gang.
De heer Jansen (PVV):
Dank, voorzitter. Ik zal de zeven minuten niet volpraten, om de rest ook
nog een kans te geven. De minister zegt: kijk naar de mogelijkheden
vanuit het grotere geheel. Ja, daar zijn wij het mee eens. Ja, we
snappen de dilemma's. Maar er is één probleem: daarmee is de sport nu,
op dit moment, niet genoeg geholpen.
De minister zegt veel over wat ze gaat doen, maar doet nu in onze ogen
te weinig. Wees concreet. Bied echt perspectief aan de sport voor de
lange termijn, maar vergeet alstublieft de korte termijn niet. Op deze
manier gaat de hele sportsector simpelweg naar de verdommenis. Het duurt
te lang en het gaat te traag. Volwassenen stoppen noodgedwongen hun
lidmaatschap. We horen de verhalen rondom de sportverenigingen. We
krijgen mailtjes. Kinderen zullen noodgedwongen moeten stoppen.
Sponsoren trekken zich noodgedwongen terug, a omdat ze het financieel
zelf moeilijk hebben, maar b omdat ze uiteindelijk zeggen dat de
exposure gewoon weg is. Wie wil dit op zijn geweten hebben? Wij in ieder
geval niet. Oneerlijkheid en ongelijkheid in de maatregelen en in de
behandeling van verschillende sportsectoren is niet uit te leggen.
Probeer dit dan ook niet. Recht praten wat krom is, klopt gewoon niet.
Het gaat om het nu. Het gaat uiteindelijk om een groot deel van de
sportverenigingen, die kapotgaan als ze niet geholpen worden. Met alle
respect, we kunnen niet tegen ouders van kinderen tot een jaar of 13
zeggen: blijf niet op die parkeerplaats staan. Dat is volkomen
irrealistisch. Sterker nog, als ze heen en weer moeten, is het aantal
bewegingen juist groter. Dat is dus niet de oplossing.
Concreet vraag ik om iets meer duidelijkheid over maatwerk zoals
bijvoorbeeld voor scholen of kerken. Waarom kan dat in de sport niet
plaatsvinden? Waarom geen pilots? Kijk ook naar andere landen. Daar is
in de eerste termijn al door een aantal partijen aan gerefereerd en wij
zien dat punt ook.
Daarnaast zouden we graag van de minister willen weten welke
verbeteringen zij ziet voor de sportsector in een best- en
worstcasescenario, kijkend naar de routekaart. Kan daar iets meer
specificatie in zijn?
Vaccinatie. Als dat vaccin er is, hebben we het over 4,2 tot 5,8 miljoen
mensen, afhankelijk van het type vaccin dat het eerste beschikbaar komt,
maar dan praten we over het eerste jaar.
Wat het zwemonderwijs betreft ben ik zeer benieuwd waar de minister nog
mee komt.
De turnsport. Wij zijn er met name bang voor dat er een papieren
werkelijkheid lijkt te zijn ten opzichte van de verschrikkelijke, echte
wereld waarin we op dit moment zitten en waarin deze dames zijn
terechtgekomen. Ik hoor heel graag in tweede termijn van de minister hoe
dit zit.
Voorzitter, als laatste. We zijn blij met het antwoord over de drafbaan
in Groningen. We zouden alleen natuurlijk wel nog blijer zijn als de
minister in ieder geval even een berichtje richting de provincie en de
gemeente kan sturen, dan wel een kort gesprekje kan voeren om het belang
voor de regio te onderstrepen. Dus graag nog een korte reactie
daarop.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het voorzitterschap heel even aan mevrouw Diertens,
zodat ik mijn moties kan indienen.
Voorzitter: Diertens
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording door de minister. Er is
perspectief, alleen, we zullen tandenknarsend moeten wachten tot dat
perspectief ook binnen handbereik komt, omdat we eerst moeten kijken
naar die daling van de besmettingen. Maar ik ben blij dat goed wordt
bekeken welke mogelijkheden er komen voor verenigingen. Ik heb twee
moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het misbruik in de turnwereld verschrikkelijk is en dat
dit nooit meer mag gebeuren;
constaterende dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven er ook voor
slachtoffers van misbruik in de sport is, maar het met de huidige
criteria niet mogelijk is om deze turnsters te kunnen helpen omdat zij
niet binnen de huidige criteria vallen;
overwegende dat er alles aan gedaan moet worden om de turnsters de zorg
te bieden die zij nodig hebben;
verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om het
Schadefonds Geweldsmisdrijven open te stellen voor de slachtoffers van
misbruik in de turnsport van de afgelopen jaren, en de criteria aan te
passen zodat de turnsters de hulp kunnen krijgen die nodig is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43 (35570-XVI).
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als gevolg van corona sportbonden geconfronteerd
worden met een terugloop van sponsorgelden, dat evenementen met
bijbehorende inkomsten geen doorgang kunnen vinden en dat de afdracht
van verenigingen onder druk staat omdat competities al een tijd
stilliggen;
constaterende dat daarmee de eigen bijdrage van sportbonden aan de
topsport- en talentprogramma's in het geding komt;
overwegende dat niet alleen in aanloop naar de Olympische en
Paralympische Spelen in Tokio, maar ook in de aanloop naar Beijing 2022
en Parijs 2024 het van het grootste belang is de continuïteit in de
programma's van onze topsporters te waarborgen;
verzoekt de regering te bekijken hoe een eenmalige tegemoetkoming aan
sportbonden met één of meer topsport- en/of talentprogramma's de
financiële druk als gevolg van corona op deze programma's kan
verlichten;
verzoekt de regering tevens daarvoor in 2021 5 miljoen euro incidenteel
beschikbaar te stellen vanuit het beleidsartikel 3.1
Volksgezondheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Diertens en Von
Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 44 (35570-XVI).
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dan ben ik aan het eind van mijn termijn.
Dan neem ik het voorzitterschap terug. Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter: Rudmer Heerema
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik vind
het mooi om van de minister te horen hoe de verhalen van de turnsters
haar hebben aangegrepen. Het is inderdaad dapper dat zij hier zaten en
dat zij hun verhalen in de media hebben gedaan. Dat doen ze niet voor
zichzelf, maar omdat ze willen dat er een oplossing komt, ook voor de
volgende generaties turnsters. Ik vind het heel fijn om ook van de
minister te horen dat zij hun verhalen serieus neemt en erkent dat er,
zeker in het verleden, zaken mis zijn gegaan.
Ik wil er nog een paar dingen over zeggen. Ik begrijp best dat de
minister zegt dat het Centrum Veilige Sport Nederland nazorg moet
bieden. Maar er zit ook een andere kant aan, namelijk dat veel turnsters
aangeven dat zij nog niets hebben gehoord van het Centrum Veilige Sport.
Er zit natuurlijk ook de kant aan dat de schade voor veel van deze
turnsters heel erg groot is. Dat is ook niet zo gek, als je jarenlang te
maken hebt gehad met stelselmatige mishandeling en vernedering en als je
weet dat je al een aantal jaren geleden aan de bel hebt getrokken, maar
dat rapporten onder de tafel zijn geschoven. Dan zit er natuurlijk ook
wantrouwen jegens de sportbonden en NOC*NSF, waar het Centrum Veilige
Sport onderdeel van is. Ik vraag de minister om dat mee te nemen in haar
overwegingen en haar antwoorden, want het is heel logisch dat dit
wantrouwen er is. Deze turnsters hebben zo veel meegemaakt. Daarom wil
ik dadelijk twee moties indienen.
Ik wil nogmaals benadrukken dat het relevant is dat er snel hulp komt.
Ik noem het volgende voorbeeld. Ik zei het net: ik ben ook woordvoerder
jeugdzorg. Wij hebben anderhalf jaar geleden een rapport overhandigd
gekregen door de commissie-De Winter. Een heel dik rapport, met heel
veel verhalen over geweld en mishandeling in de jeugdzorg. Daar keken de
slachtoffers toen ook naar uit en zij hoopten dat er daarna snel hulp
zou komen. Dat heeft nu anderhalf jaar op zich laten wachten en pas in
december praten wij in de commissie VWS over dat rapport. Ik wil echt
voorkomen dat wij nu hetzelfde zien gebeuren met de turnsters. Voor hen
zijn heel veel verhalen de afgelopen zomer weer naar boven gekomen en
dat heeft opnieuw trauma's met zich meegebracht. Daarom wil ik echt
benadrukken dat er snel duidelijkheid moet komen. Daarover heb ik twee
moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er momenteel onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek
wordt gedaan naar de misstanden in de turnsport;
constaterende dat veel (oud-)turnsters kampen met vaak chronische en
levenslange lichamelijke en psychische schade, met grote gevolgen zoals
levenslang immateriële schade en materiële schade;
verzoekt de regering om in de kabinetsreactie op dit onderzoek ook een
voorstel te doen voor een schadefonds voor (oud-)turnsters die kampen
met chronische en levenslange klachten ten gevolge van psychische en
fysieke mishandeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van Nispen, Kuiken
en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 45 (35570-XVI).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er meer dan 100 meldingen zijn over psychische en
fysieke mishandeling bij jonge turnsters, zoals vernedering,
manipulatie, misbruik, indoctrinatie, negeren en isolatie;
constaterende dat veel (oud-)turnsters kampen met de gevolgen, en vaak
chronische en levenslange lichamelijke en psychische klachten
hebben;
overwegende dat er signalen zijn dat soortgelijke situaties ook in
andere sporten aan de orde zijn;
overwegende dat adequate hulp niet voorhanden lijkt te zijn en/of
behandelingen niet worden vergoed;
verzoekt de regering om in overleg met (oud-)turnsters te onderzoeken
wat mogelijk is om te voorzien in acute en adequate hulp aan
(oud-)sporters die te maken hebben gehad met psychische en fysieke
mishandeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van Nispen,
Diertens, Kuiken en Jansen.
Zij krijgt nr. 46 (35570-XVI).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan had ik nog een aantal vragen openstaan.
De voorzitter:
Zeker, die zijn opgenoemd. Dank. Dan gaan we naar de heer Von Martels
van het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil de minister hartelijk dankzeggen voor
de heldere beantwoording. De minister geeft heel duidelijk aan dat het
een zware beslissing is om sporten te beperken. Het voelt soms
behoorlijk tegenstrijdig en is niet in alle gevallen uit te leggen. Ik
weet niet of de minister het rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit
en van het Zorginstituut al gelezen heeft, maar beide instellingen
zeggen dat de zorg onbetaalbaar dreigt te worden. Over twintig jaar
moeten we mogelijk de helft van ons bruto inkomen afstaan aan zorg. Dus
nog meer inzetten op sport is het devies. Dat zullen we hier denk ik
allemaal onderstrepen.
Ik zie het als een toezegging van de minister dat zij duidelijk zegt:
kunnen we niet kijken of we sportclubs meer ruimte kunnen bieden om te
trainen? Ik ben benieuwd hoe dat vorm zal gaan krijgen. Op korte
termijn, hoop ik dan ook. Wat dat betreft ben ik het helemaal met de
heer Jansen eens dat er concretere maatregelen genomen moeten worden en
dat we moeten kijken naar wat wel mogelijk is, in plaats van naar wat
niet mogelijk is. Dit allemaal om corobesitas te voorkomen natuurlijk,
want die 50 miljoen kilo ... Ik heb dat wel gehoord vandaag, maar ik was
er ook niet van op de hoogte. Het kan voor een deel wel worden
voorkomen, als we met z'n allen erop inzetten aan de voorkant. Het
draait dus allemaal om preventie en het draait allemaal om leefstijl.
Dat is ook de reden dat ik twee moties wil indienen, die beide eigenlijk
gaan over preventie en leefstijl. De eerste luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het er sterk op lijkt dat overgewicht en obesitas tot
een ernstiger ziekteverloop van COVID-19 leiden;
constaterende dat een gezonde leefstijl juist tijdens de coronapandemie
nog weleens verwaarloosd wordt, zeker bij kwetsbare groepen;
verzoekt de regering om spoedig met een leefstijlcampagne te starten om
zodoende het effect van een gezonde leefstijl nog meer onder de aandacht
te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Kuik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 47 (35570-XVI).
Gaat u verder met de tweede motie.
De heer Von Martels (CDA):
De tweede luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat investeren in preventie, waaronder het tegengaan van
bewegingsarmoede, van groot belang is voor het welzijn van kwetsbare
mensen, maar dat dit nog onvoldoende gebeurt;
constaterende dat door een onduidelijke rolverdeling tussen gemeenten,
zorgverzekeraars en zorgkantoren onvoldoende geïnvesteerd wordt in
preventieve interventies;
constaterende dat daarnaast financiële schotten verhinderen dat
geïnvesteerd wordt in preventie;
van mening dat in regionale preventiefondsen gemeenten, zorgverzekeraars
en zorgkantoren participeren;
verzoekt de regering met de VNG en zorgverzekeraars in overleg te gaan
welke randvoorwaarden voor regionale preventiefondsen nodig zijn, en de
Kamer hierover voor het notaoverleg Preventie te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Kuik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 48 (35570-XVI).
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Van Nispen. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik blijf grote zorgen houden over de sport,
want verenigingen hebben het zwaar en mensen haken af. Dat leidt tot
minder beweging en meer zitten, met mogelijk grote maatschappelijke
schade als gevolg. Volgens mij moeten we sport in Nederland nou juist
gebruiken om ons allen mentaal en fysiek gezond te houden, juist nu.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het coronavirus de sportsector hard raakt, zowel
maatschappelijk als financieel;
spreekt uit dat onze unieke sportinfrastructuur overeind moet blijven,
omdat het belang van sport en bewegen bijzonder groot is;
verzoekt de regering voldoende financiële middelen ter beschikking te
stellen aan de sportsector gedurende de coronacrisis en belemmeringen
voor de sportsector zo veel mogelijk weg te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49 (35570-XVI).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat medewerkers van zorgverzekeraars en gemeenten in het
kader van de Wmo veel aanvragen voor sporthulpmiddelen onterecht
afwijzen of doorverwijzen;
overwegende dat voornoemde partijen over onvoldoende kennis en criteria
beschikken en daardoor te grote variatie aan vergoedingen van
sporthulpmiddelen veroorzaken;
verzoekt de regering één landelijk loket te ontwikkelen dat medewerkers
van zorgverzekeraars en gemeenten voorziet van informatie en kennis over
de vergoeding van sporthulpmiddelen, om zo tot een eenvoudigere
verstrekking van sporthulpmiddelen te komen, en de Kamer te informeren
of dit doel is bereikt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Diertens. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50 (35570-XVI).
U heeft nog één motie?
De heer Van Nispen (SP):
Ja.
De voorzitter:
Dat gaat u net redden. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering er vanuit de begroting van VWS én IenW in te
voorzien dat er in 2021 een miljoen euro extra beschikbaar wordt gesteld
aan de Reddingsbrigade om de continuïteit van de brigades te waarborgen,
de strandveiligheid te verbeteren en de lifeguards vrij te stellen van
contributie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 51 (35570-XVI).
Net binnen de tijd. Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Diertens. Gaat
uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister voor de heldere en
betrokken beantwoording. Ik teken mee met een aantal moties, maar ik heb
er zelf ook drie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het potentieel van gecombineerde leefstijlpreventie
(GLI) nog altijd het bestaande aanbod overstijgt;
constaterende dat GLI evenals de vergoeding ervan via het basispakket
nog vaak onbekend is bij uitvoerders, verwijzers en potentiele
deelnemers;
overwegende dat het tijdig inzetten van GLI onnodige zorg en daarmee
gemoeide kosten kan voorkomen;
overwegende dat de sportsector hier een aanzienlijke bijdrage kan
leveren aan genoeg aanbod van GLI-trajecten;
verzoekt de regering met de sector te onderzoeken in hoeverre het
mogelijk is om opleidingen tot GLI-coaches onder te brengen bij
bestaande mbo- en hbo-sportopleidingen en hoe de sportsector in grotere
mate kan bijdragen aan het aanbod van GLI,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kerstens, Von Martels
en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 52 (35570-XVI).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat rapporten en adviezen uitwijzen dat er nog veel terrein
te winnen is in de professionalisering van de sportsector;
van mening dat het goed is om de sportsector te ondersteunen in een
professionaliseringsslag;
overwegende dat professionalisering onder andere speelt op het gebied
van gedrag en het beschermen van de jeugd als het gaat om de mentale en
fysieke gezondheid later, maar ook de arbeidsomstandigheden en het
arbeidsperspectief in de sportsector;
verzoekt de regering om met vertegenwoordigers van de sportbranche een
gezamenlijk plan op te stellen voor het professionaliseren van de
sportsector en hierbij lopende trajecten als de human capital agenda te
betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kerstens en
Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 53 (35570-XVI).
Uw laatste motie.
Mevrouw Diertens (D66):
Mijn laatste motie:
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er voor het jaar 2021 grote sportevenementen gepland
staan in Nederland, zoals het EK voetbal, de Invictus Games, de TT in
Assen en wielerevenementen;
spreekt de ambitie uit dat deze sportevenementen doorgang vinden;
overwegende dat er binnenkort experimenten gepland staan om evenementen
op een zo veilig als mogelijke manier te organiseren middels testen en
gedragsregels;
verzoekt de regering om een taskforce of werkgroep in te stellen met
experts om de organisatie van deze met name grote sportevenementen te
kunnen ondersteunen met de opgedane kennis zodat deze op een veilige
manier door kunnen gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kerstens, Von Martels
en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 54 (35570-XVI).
Dan is het woord aan de laatste spreker in tweede termijn, de heer
Kerstens. Gaat uw gang, u heeft twee minuten.
De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin natuurlijk met de minister te bedanken
voor de antwoorden die zij gaf en voor de openheid die zij daarbij aan
de dag legt. Zo ken ik haar ook, maar dat stel ik zeer op prijs.
Ik heb twee moties en die gaan over twee onderwerpen waar ik dieper op
ben ingegaan in mijn eerste termijn.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sporten en voldoende bewegen een positief effect hebben
op zowel het lichamelijk als geestelijk welzijn van mensen;
constaterende dat sommige groepen, die daar wellicht het meest baat bij
zouden hebben, om diverse redenen juist minder sporten en bewegen
(waarbij onder meer valt te denken aan mensen die sociaal-economisch
niet zo'n sterke positie hebben);
constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de al bestaande verschillen
tussen inkomensgroepen als het gaat om sporten en bewegen tijdens de
coronacrisis nog groter zijn geworden;
verzoekt de regering om bij de gesprekken met de sportsector in het
kader van corona daar expliciet aandacht aan te besteden, te bezien op
welke wijze in dezen al bestaande activiteiten kunnen worden
geïntensiveerd, en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2021 te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 55 (35570-XVI).
De heer Kerstens (PvdA):
Het was even duwen en trekken, zag ik. Mijn tweede motie is een stukje
korter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sport van onschatbare waarde is voor het lichamelijk en
geestelijk welzijn van mensen;
constaterende dat de sportsector hard geraakt wordt door de
coronamaatregelen, waardoor het overeind blijven van de
sportinfrastructuur onder druk staat;
verzoekt het kabinet bij het treffen of voortzetten van
coronamaatregelen als het om de sportsector gaat te streven naar meer
maatwerk alsook de diverse sportsectoren daar nadrukkelijker bij te
betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 56 (35570-XVI).
Dan schors ik de vergadering voor maximaal vijf minuten. Dan zullen we
waarschijnlijk hooguit ietsjes uitlopen, denk ik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, mag ik u vragen om aandacht voor de minister? Zij zal
eerst de vragen beantwoorden en daarna overgaan op de appreciaties. De
minister.
Minister Van Ark:
Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen openstaan van de Kamer. Dank
voor de gelegenheid om die nu te beantwoorden.
Allereerst de vraag van mevrouw Westerveld over de trainers die
beschuldigd zijn en toch turntraining kunnen gaan geven. Ik vind dat
inderdaad een ongemakkelijke situatie. Dat is een persoonlijk noot van
mijn kant, maar vanuit de rol die ik heb, geef ik aan dat het nog
onderzocht wordt. Als er gedurende het onderzoek aanleiding blijkt voor
een ordemaatregel, dan moet die ook worden doorgevoerd. Dat zal ook
gebeuren. Momenteel is er bij de topsporttrainingen extra
toezicht.
Dan vroeg mevrouw Westerveld of er nou sporters tussen wal en schip
vallen. Ik refereer even aan de vraag die zij stelde over turners die
zeiden: dat Centrum Veilige Sport is mij niet gelukt. Laat ik
vooropstellen dat ik vind dat niemand tussen wal en schip mag vallen,
zeker niet als het gaat over dit soort zware gebeurtenissen. Ik herken
zelf niet de signalen waar mevrouw Westerveld het over heeft, maar zij
heeft ze wel degelijk genoemd. Het lijkt me belangrijk om daar wel wat
over te zeggen. Het is van belang dat sporters zich zelf melden. Dat kan
bij het Centrum Veilige Sport. Daar is een telefoonnummer en een website
voor. Aan elke melding die daar wordt gedaan, wordt navolging gegeven.
Ik ben het met eenieder eens die zegt dat het centrum aan bekendheid mag
winnen. Dat is iets waar ik hard aan ga werken. Ik denk dat dit
onderwerp ook zeker terugkomt in het plan van aanpak dat wij gaan maken
in navolging van onderzoek dat in het voorjaar van 2021 komt.
Dan misschien toch even dit, want zo ken ik mevrouw Westerveld ook: het
probleem dat zij aankaart, is niet op te lossen met "hier is het
telefoonnummer, hier is het mailadres". Ik kan mij ook voorstellen dat
er mensen zijn die gewoon helemaal niks meer te maken willen hebben met
iemand die hoe dan ook gerelateerd is aan sport, in brede zin. Ook in
dat geval vind ik het van belang dat mensen geholpen worden. Dan kun je
ultimo naar de politie gaan, maar dan is er ook nog het Centrum Seksueel
Geweld. Dat is de Kamer natuurlijk ook bekend, maar ik checkte het even
bij de ondersteuning, omdat ik de naam wel goed wil hebben, voor als er
nu mensen luisteren. Dat is een onafhankelijke organisatie waarbij je
altijd terecht kan in een situatie waarin je melding wilt maken, maar
niks meer te maken wilt hebben met de sport.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Jansen over de drafbanen die het
zwaar hebben. Ik herken dat. Zij kunnen gebruikmaken van een rijksbreed
pakket en ik wil ze ook graag verbinden met het juiste loket. Als ik dat
kan doen met een brief waarin ik ze ook een hart onder de riem kan
steken, dan ben ik zeker bereid om dat te doen.
De heer Jansen vroeg mij ook nog naar de zwemvaardigheid. Hoe voorkomen
we dat die terugloopt in verband met de sluiting van de zwembaden?
Gelukkig, zeg ik erbij, zijn de zwembaden maar twee weken dicht geweest.
Ik maak mij er zelf hard voor dat ze nu open blijven, maar goed, ik ben
niet helemaal degene die hierover gaat, want het is vooral het virus dat
daar heel veel invloed op heeft. Dat is gewoon afhankelijk van corona,
maar de uitvoering van het actieplan zwemonderwijs is in volle gang. Ik
acht het echt absoluut noodzakelijk dat kinderen leren zwemmen; dat is
géén extraatje. Gelukkig heeft 96% een diploma, maar ook in het licht
van de problematiek die de heer Van Nispen aankaartte, is dat echt van
belang. We moeten niet achteroverleunen bij 96%.
Voorzitter. Mevrouw Westerveld vroeg nog naar de stand van zaken van de
lokale sportakkoorden. Ik heb daar wel het een en ander over beantwoord
in de vragen. U heeft nog van mij tegoed dat er per 8 november 345
uitvoeringsbudgetten zijn aangevraagd en dat er in een aantal gemeenten
ook nog wordt gewerkt aan een lokaal sportakkoord. Ik kan me voorstellen
dat ik daarover een passage opneem in de volgende schriftelijke
periodieke verantwoording die ik naar de Kamer stuur.
Voorzitter. Ik kom bij de moties en zal proberen om de appreciaties kort
te houden, vanwege uw tijd. De motie van de heer Heerema op stuk nr. 43.
Dat gaan we onderzoeken met JenV. De criteria voor het fonds ken ik
niet. Ik kan geen garanties geven, maar ik geef de motie oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 43: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 44. Ik begrijp de zorgen die de heer Heerema
heeft. Ik vind het echt van belang dat onze topsporters zich optimaal
kunnen blijven voorbereiden, niet alleen op de aankomende Olympische
Spelen, maar ook op die daarna. Ik zal dus met NOC*NSF in gesprek gaan
en wanneer er duidelijkheid is uw Kamer daarover terugkoppelen. Daarmee
geef ik de motie als appreciatie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 44: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
Ik zou mevrouw Westerveld willen vragen of zij de motie op stuk nr. 45
zou willen aanhouden. Nee, sorry, ik ga iets te snel. Ik begin opnieuw.
Over de motie op stuk nr. 45 van mevrouw Westerveld wil ik graag gezegd
hebben dat we gelukkig acute hulp kunnen regelen via het CVS of via de
KNGU. Als ik uw motie mag betrekken bij de aanbeveling van het
onderzoek, kan ik haar oordeel Kamer laten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 45: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. ...
De voorzitter:
Dit wordt de motie op stuk nr. 46, als het goed is.
Minister Van Ark:
Excuus, waar ik "nr. 45" zei, bedoelde ik "nr. 46". Over de motie op
stuk nr. 46 heb ik dus gevraagd of ik de motie kan betrekken bij de
aanbeveling van het onderzoek. Dan kan ik die oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 46 krijgt dus oordeel Kamer. Het oordeel over de
motie op stuk nr. 45 moet nog komen.
Minister Van Ark:
Ik zou mevrouw Westerveld willen vragen of ze de motie op stuk nr. 45
zou willen aanhouden. Ik zou graag de uitkomst van het onderzoek
afwachten. Dat is best wel een heel ingewikkeld proces. Ik wil dat graag
zorgvuldig doen, met ieders verantwoordelijkheid. Ik heb overigens een
positieve grondhouding bij de aanbeveling om dit in het actieplan uit te
werken met de sector. Ik zou dus willen verzoeken of die motie
aangehouden kan worden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind dat toch wat ingewikkeld. Ik schetste net het rapport van de
commissie-De Winter, dat anderhalf jaar geleden uitkwam en waar we nog
steeds niet over hebben gesproken met de Kamer. Ik vind het wat
ingewikkeld, omdat ik echt wil voorkomen dat we hier straks dezelfde
situatie hebben. We hebben straks ook nog de verkiezingen en de hele
formatie daarna. Het kan dus zomaar gebeuren dat het nog heel lang duurt
voordat we hier stappen in hebben gezet. Ik vraag niet om nu al met een
kant-en-klaar voorstel te komen. Ik vraag alleen aan de minister om een
voorstel te doen over een schadefonds wanneer het onderzoek eenmaal is
uitgekomen. Daarin staan ook meer gegevens en wordt meer duidelijk over
aard en omvang. Dat kan aansluiten bij wat de heer Heerema voorstelt,
allemaal prima, maar ik wil vooral niet dat we hier nog heel lang op
moeten wachten.
Minister Van Ark:
Ik begrijp het, maar ik moet echt dat onderzoek afwachten, omdat het
best wel een heel ingewikkeld verhaal is. Als mevrouw Westerveld de
motie niet wil aanhouden, moet ik die, vrees ik, helaas ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 45: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 47.
Minister Van Ark:
De motie op stuk nr. 46 is een motie ...
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 46 heeft u gehad. Nu de motie-Von Martels/Kuik op
stuk nr. 47.
Minister Van Ark:
Sorry, ja, de motie op stuk nr. 47. Ik kijk nu mee met uw telling. Deze
motie geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 47: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
De volgende motie van de heer Von Martels gaat over de preventie. Dit
betreft ook wel heel erg de portefeuille van mijn collega Blokhuis. Ik
zou de heer Von Martels willen vragen of deze motie aangehouden kan
worden tot de begroting van deze week, want ik denk dat die daar een
plaats heeft. Dan kan ik het daar aan de orde stellen. Ik wil er graag
even met de collega over overleggen, omdat het ook over preventie
gaat.
De heer Von Martels (CDA):
Prima, geen enkel probleem. Of het nou vandaag of het eind van deze week
gebeurt, maakt niet uit, dus dan doen we dat gewoon.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Von Martels stel ik voor zijn motie (35570-XVI,
nr. 48) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Ark:
De motie op stuk nr. 49 van de heer Van Nispen spreekt iets uit over
voldoende financiële middelen, wat uiteraard aan de Kamer is. Ik ben in
gesprek met NOC*NSF en de sportsector om dit te monitoren. Ik houd een
vinger aan de pols, maar ik vind het lastig om op voorhand te spreken
over voldoende financiële middelen. Het klinkt een beetje als een blanco
cheque. Dat vind ik er lastig aan. Dit is natuurlijk wel de inzet. We
zien ook dat we niet 100% kunnen compenseren. Daarom aarzel ik en moet
ik de motie voorzichtigheidshalve ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 49: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 50.
Minister Van Ark:
Ja, dan de motie op stuk nr. 50. Daar had ik eigenlijk een ... O, die
mis ik. Heeft iemand die voor mij? Ik heb haar. Die motie kan ik oordeel
Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 50: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
Dan krijgen we de motie op stuk nr. 51. Daarbij zou ik aan de heer Van
Nispen willen vragen: is die er dan in plaats van het amendement of
naast het amendement?
De heer Van Nispen (SP):
Die is naast het amendement. Maar nog voordat de minister aan mij gaat
vragen om deze aan te houden, kan ik nu al zeggen dat ik bereid ben om
dat te doen, omdat ik graag wil weten wat er uit het gesprek komt van
deze minister met de minister IenW. Dat neemt niet weg dat ik zo
dadelijk graag nog de discussie voer over het amendement, want daar
komen we natuurlijk ook nog op terug.
Minister Van Ark:
Dat zou inderdaad het verzoek zijn dat ik zou doen aan de heer Van
Nispen. Maar ik vind het ook wel van belang, ook voor het amendement dat
hij heeft ingediend, dat ik helaas ook ga ontraden ... Ik zou willen
voorstellen dat ik voor de stemmingen over de amendementen duidelijkheid
geef over de motie. Dan hebben we wellicht ook nog genoeg tijd om
daarnaar te kijken. Dat amendement ligt er dan namelijk, want een
amendement kun je natuurlijk niet aanhouden. Maar ik beloof dat ik voor
de laatste stemming over de amendementen duidelijkheid geef, wat bij de
stemming over de motie betrokken kan worden en dan wellicht ook een
licht laat schijnen op het amendement.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, kort.
De heer Van Nispen (SP):
Dat stel ik op prijs. Maar dan doe ik echt nogmaals een dringend beroep
op de minister: het kan best zo zijn dat het bedrag in het amendement,
dat 1 miljoen euro vraagt, naar beneden kan worden bijgesteld, als daar
een duidelijke intentie of bijna een belofte of een stevige
inspanningsverplichting van de minister tegenover staat dat ook IenW
eraan gaat bijdragen om het tot het miljoen te vullen — laten we het zo
zeggen. Die bereidheid heb ik al. Die bereidheid heb ik ook ten aanzien
van de dekking. Dus als de minister zegt dat ze deze dekking ongeschikt
vindt en ze doet een suggestie voor een andere, dan ben ik ook bereid om
het aan te passen. Het gaat me echt om het doel. Volgens mij moeten we
daar allemaal echt ons best voor doen, om die zomer van 2020 te
voorkomen en bij te dragen aan de zwemveiligheid.
Minister Van Ark:
Ik heb de heer Van Nispen goed gehoord. Ik ga mijn best doen. Ik ga in
ieder geval duidelijkheid geven. Ik zeg er eerlijkheidshalve bij: het
kan ook nog steeds nee zijn. Maar die duidelijkheid over de amendementen
komt voor de stemmingen.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 52 over de GLI-coaches.
Minister Van Ark:
Ja, de motie op stuk nr. 52. Die motie geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 52: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
De motie op stuk nr. 53 gaat over de professionalisering. Even kijken,
hoor. We zetten op dit moment natuurlijk al een aantal stappen. Het is
ook een belangrijk thema in het sportakkoord. Wij faciliteren dat proces
op die manier. Als ik het zo mag zien, geef ik haar oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 53: oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr.
54.
Minister Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 54, over de taskforce. Ik moet eerlijk zeggen:
op dit moment hebben we al veel contact met NOC*NSF, KNVB en Fieldlab.
We nemen veel maatregelen om evenementen veilig te organiseren. Het is
nu een loket, straks een informatiepunt voor evenementen. Als ik de
motie zo mag lezen, eigenlijk langs de lijn van deze structuur, dan kan
ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 54: oordeel Kamer.
Minister Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 55 van de heer Kerstens. Die geef ik oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 55: oordeel Kamer. Dan de laatste motie, de motie
op stuk nr. 56.
Minister Van Ark:
De motie op stuk nr. 56 geef ik ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 56: oordeel Kamer. Dan hebben we nog twee
amendementen van de heer Van Nispen.
Minister Van Ark:
Nog twee amendementen. Op het amendement op stuk nr. 41 wil ik niet
vooruitlopen, dus die geef ik het oordeel: ontraden.
Het amendement op stuk nr. 40 over de reddingsbrigade moet ik op dit
moment ontraden, maar dat kan dan wellicht veranderen richting de
stemmingen.
De voorzitter:
Dank. De heer Van Nispen heeft een vraag over een van beide
amendementen. Beide zijn ontraden.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is natuurlijk zeer spijtig, maar ik heb een vraag over het
amendement op stuk nr. 41. Ik begrijp niet dat de minister zegt dat zij
daar niet op vooruit wil lopen. Het doel van dit amendement is om eraan
bij te dragen door middel van het SamenSpeelAkkoord, een initiatief van
Jantje Beton en het Gehandicapte Kind, opdat er uiteindelijk in elke
gemeente één speelplek komt voor kinderen met een beperking. De minister
ontraadt dat amendement, terwijl er onderuitputting is voorzien in die
regeling. Dat vind ik jammer, dus ik snap niet waarom de minister dit
amendement, dit voorstel, ontraadt.
Ik moet mijn fractie ook stemadvies geven over de motie op stuk nr. 44.
Die motie krijgt in drie woorden oordeel Kamer, terwijl die gaat om 5
miljoen extra vanuit een beleidsartikel, namelijk 3.1 Volksgezondheid,
dat gaat over preventie. Voordat ik mijn fractie adviseer om voor deze
sympathieke motie van de heer Heerema te stemmen, wil ik wel weten ten
koste waarvan dat gaat. Als ik merk hoe moeilijk het is om bijvoorbeeld
iets te doen om verdrinkingen te voorkomen of om speelplekken voor
kinderen met een beperking van de grond te krijgen, vind ik het een
beetje warrig worden als ik eerlijk ben.
Minister Van Ark:
Over de motie op stuk nr. 44 heb ik aangegeven dat ik erop terugkom na
de gesprekken die ik ga voeren. Bij het amendement op stuk nr. 41 geldt
weliswaar dat er onderuitputting is, maar dat daar nog niet het finale
oordeel over is gegeven vanwege de dakpanconstructie. Bovendien is het
wel een verantwoordelijkheid van gemeenten hoe je omgaat met
speelplaatsjes. Daarnaast heb ik aangegeven dat ik nog schriftelijk
terugkom op het manifest van Jantje Beton en de SP, waarbij ik heb
aangegeven dat ik denk dat ik die kan invlechten in wat we met "Bewegen.
Het nieuwe normaal" gaan doen. Daar zitten bijvoorbeeld ook dit soort
thema's bij. Dat ik het amendement in deze vorm ontraad, betekent niet
dat het thema daarmee helemaal van tafel is.
De heer Van Nispen (SP):
Het is gewoon een serieuze vraag waar dan die 5 miljoen euro van
beleidsartikel 3.1 vandaan komt. Dat is voor mijn fractie van belang om
te weten of we voor deze sympathieke motie kunnen stemmen. Ik heb
geleerd dat als je hier een voorstel indient, je een deugdelijke dekking
moet maken en je als Kamerlid moet weten ten koste waarvan het dan gaat.
Anders kun je er niet voor stemmen.
Minister Van Ark:
Ik heb gezegd dat ik in gesprek ga met NOC*NSF en dat ik de Kamer
daarover ga terugkoppelen. Dat zal ook in die terugkoppeling een plek
moeten krijgen, want ik ben het met de heer Van Nispen eens dat je een
keuze pas kunt maken als je weet wat de andere zijde van die keuze is.
In de appreciatie zit ook dat ik de Kamer daarover terugkoppel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik deze beraadslaging sluiten. We gaan volgende
week, dus niet morgen, stemmen over de moties. Over de amendementen
wordt gestemd bij de reguliere stemmingen over de amendementen. Waar
kunnen we de toezeggingen terugvinden? Die kunt u terugvinden in de
registratie van de commissie, zegt de griffier. Die kunt u dus zelf
terugvinden. Dan sluit ik bij dezen de vergadering en dank ik u allen
voor uw inbreng over het prachtige onderwerp sport. Ook dank aan de
minister.
Sluiting 14.14 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 51 (2020-2021) van 30 november 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |