Uitstel beantwoording vragen van het lid Ceder over de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder «eerste aflossing»
Mededeling (uitstel antwoord)
Nummer: 2025D03014, datum: 2025-01-28, bijgewerkt: 2025-01-28 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1134).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Mede namens: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z00611:
- Gericht aan: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Gericht aan: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1134
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder «eerste aflossing» (ingezonden 17 januari 2025).
Mededeling van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 28 januari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder «eerste aflossing» in het kader van een buitengerechtelijke schuldenregeling zoals bedoeld in artikel 285 eerste lid onder f en artikel 349a lid 1 Faillissementswet ECLI:NL:HR:2024:1913?1
Vraag 2
Bent u het eens met de stelling dat de antwoorden van de Hoge Raad van grote invloed zijn op de huidige praktijk van (gemeentelijke) schuldhulpverlening?
Vraag 3
Op welke wijze borgt u dat deze nieuwe toepassing zowel in beleid als uitvoering in alle gemeenten beschikbaar is, zodat mensen in een minnelijk schuldhulpverleningstraject erop kunnen vertrouwen dat dit traject in overeenstemming met de antwoorden van de Hoge Raad wordt uitgevoerd? Op welke wijze worden medewerkers in de schuldhulpverlening en het bredere werkveld geïnformeerd en geïnstrueerd over de juiste interpretatie van deze wet- en regelgeving, conform de antwoorden van de Hoge Raad?
Vraag 4
Wordt bij de verdere ontwikkeling van de basisdienstverlening rekening gehouden worden met de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad? Zo ja, op welke wijze?
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het verschil van inzicht tussen de «Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen» en de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad?
Vraag 6
Zou het – in het vervolg – niet beter c.q. zorgvuldiger zijn wanneer dusdanig concrete uitwerking van wet- en regelgeving wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), zodat het onder directe democratische controle staat, in plaats van in een richtlijn van Recofa? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Bent u het eens dat deze uitspraak er niet toe moet leiden dat de schuldhulpverlener geen maatregelen meer treft om een loonbeslag tegen te gaan binnen het minnelijke traject om de gelijkheid van schuldeisers te waarborgen?
Mededeling
Het lukt helaas niet om de op 17 januari jl. ingediende Kamervragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan mij en de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid over «de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder «eerste aflossing»» binnen de gestelde termijn van drie weken te beantwoorden, omdat voor zorgvuldige beantwoording verdere (interdepartementale) afstemming nodig is.
De beantwoording wordt, mede namens de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid, zo spoedig mogelijk aan u toegezonden.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:1913↩︎