Lijst van vragen inzake Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Kamerstuk 32824-448)
Integratiebeleid
Lijst van vragen
Nummer: 2025D08860, datum: 2025-03-04, bijgewerkt: 2025-03-06 08:58, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D08860).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z02334:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- : Debat over de Actieagenda Integratie en de open en vrije samenleving (Plenair debat (debat)), TK
- 2025-02-11 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-18 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-03-04 14:00: Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-03-27 18:30: Buitenlandse inmenging en beïnvloeding (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-04-03 13:14: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-22 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-05-28 10:00: Integratie (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
2025D08860 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Kamerstuk32 824, nr. 448).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Nr | Vraag |
1 | Kunt u zo precies mogelijk aangeven welke positieve ontwikkelingen er allemaal te zien zijn, het liefst cijfermatig onderbouwd, bijvoorbeeld op gebied van onderwijs, arbeidsparticipatie etc.? |
2 | Kunt u zo precies mogelijk aangeven op welke punten de integratie niet goed verloopt, het liefst cijfermatig onderbouwd? |
3 | Kunt u aangeven welke maatregelen/investeringen het best zouden kunnen helpen op de punten waarop de integratie nu nog niet goed verloopt? |
4 | Gaat het om strafbare feiten wanneer wordt gesproken over intolerante en onverdraagzame gedragingen? |
5 | Om welke concrete gedragingen gaat het wanneer wordt gesproken over intolerante en onverdraagzame gedragingen? |
6 | Welke definitie van buitenlandse inmenging hanteert u in uw onderzoek? |
7 | Gaat het bij buitenlandse inmenging om financiering of is de term breder van toepassing? |
8 | Op welke manier krijgt de verbondenheid tussen migratie en integratie precies vorm in het nieuwe integratiebeleid? |
9 | Met wie heeft u samengewerkt om deze Actieagenda op te stellen? |
10 | Kunt u specificeren welke groepen worden benoemd als doelgroep van deze Actieagenda? |
11 | Wat is de noodzaak van deze Actieagenda? Kunt u specifieke wetenschappelijke bronnen benoemen die dit onderbouwen? |
12 | Hoe waarborgt het kabinet dat integratiebeleid niet uitsluitend nieuwkomers betreft, maar ook sociale cohesie tussen alle Nederlanders bevordert? |
13 | Op welke manier zorgt het kabinet ervoor dat het beeld van Nederlanders met een migratieachtergrond niet wordt gereduceerd tot een «integratieprobleem»? |
14 | Wat is de definitie van een nieuwkomer? |
15 | Hoelang beschouwt u iemand als nieuwkomer? |
16 | Op welke manier zijn maatschappelijke organisaties betrokken bij het opstellen van deze Actieagenda? Kunt u specifiek toelichten op wat voor manier er is samengewerkt? |
17 | Op welke manier worden Nederlanders met een migratieachtergrond actief betrokken bij de totstandkoming van het integratiebeleid? |
18 | Hoe verhoudt de Actieagenda zich tot eerdere integratiebeleidsplannen? |
19 | Hoe wordt bepaald welke groepen als «integratie-uitdaging» worden bestempeld en op basis van welke objectieve criteria gebeurt dit? Kunt u dit beantwoorden met wetenschappelijke onderbouwing? |
20 | Kunt u aangeven welke specifieke uitdagingen/spanningen u bedoelt? |
21 | Waar baseert u op dat de vrijheden in Nederland onder druk staan? |
22 | Kunt u toelichten wat u bedoelt met het «onder druk staan» van de vrijheden in Nederland? |
23 | Wat is de definitie van integratie? |
24 | Betekent deze Actieagenda dat mensen die in Nederland geboren en getogen zijn, ook moeten integreren? |
25 | In hoeverre vindt u dat dit plan rekening houdt met de zorgen van mensen met een migratieachtergrond? Waar kunnen zij terecht wanneer ze het gevoel krijgen dat ze er niet bij horen? |
26 | Hoe voorkomt het kabinet dat de nadruk op «grip op migratie» leidt tot onbedoelde negatieve effecten op bestaande migrantengemeenschappen? |
27 | Hoe beïnvloedt specifiek migratie en integratie de sociale samenhang in Nederland? Wat is het effect hiervan? |
28 | Wat kan de groep Nederlanders zonder migratieachtergrond specifiek doen om de sociale samenhang te bevorderen in Nederland, gezien het feit dat de bevolking steeds diverser zal worden? |
29 | Kunt u toelichten hoe in de Actieagenda meer gefocust wordt op problemen in plaats van successen met betrekking tot integratie? |
30 | Welke rol speelt u in het corrigeren van onjuiste informatie en framing in het maatschappelijke debat over integratie? |
31 | Hoe voorkomt het kabinet dat deze Actieagenda impliciet een tweedeling kan creëren tussen Nederlanders met en zonder migratieachtergrond? |
32 | In hoeverre zijn de doelen van deze Actieagenda afgestemd op aanbevelingen van wetenschappelijke studies over succesvolle integratie? |
33 | Kunt u met cijfers onderbouwen hoe u van plan bent de omvang van migratie drastisch te beperken? |
34 | Kunt u aangeven welke factoren, indicatoren en achtergrondskenmerken een verhoogd risico vormen voor vrouwen en meisjes om in situaties terecht te komen waarin ze niet hun eigen keuzes kunnen maken? |
35 | Kunt u uiteenzetten waarom de oververtegenwoordiging van bepaalde strafbare feiten onder specifieke groepen migranten is opgenomen in de brief, als deze oververtegenwoordiging is terug te voeren op algemene factoren zoals gemiddelde jongere leeftijd en de lagere opleidings- en inkomensniveau van migrantengroepen en niet op etnische-specifieke kenmerken? Waarom is deze informatie nuttig voor de integratieagenda? |
36 | Om welke bepaalde strafbare feiten gaat het en welke specifieke groepen zijn daarin oververtegenwoordigd? |
37 | Wat zijn op dit moment de mogelijkheden om de spanningen in het grijze gebied weg te nemen? Wordt er gewerkt aan een juridisch kader om dit grijze gebied helder te krijgen? |
38 | Welke middelen zijn beschikbaar voor het uitvoeren van deze Actieagenda? Zijn er binnen de Actieagenda middelen beschikbaar voor initiatieven die sociale ontmoetingen tussen nieuwkomers en Nederlanders stimuleren? |
39 | Hoe onderbouwt u de oververtegenwoordiging van verdachten van bepaalde strafbare feiten onder specifieke groepen migranten, wanneer onderzoek toont dat er geen etnisch-specifieke verklaring is volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (Jaarraport Integratie 2020)? |
40 | Hoe impactvol is deze 0,8%-punt in de Nederlandse samenleving momenteel? Kunt u beschrijven waarin dit terug te zien is? |
41 | Denkt u dat de oververtegenwoordiging van de groep met buiten-Europese achtergrond in de verdachtencijfers nog verder zal afnemen, ook als dit niet is met behulp van deze Actieagenda? |
42 | Blijkt uit analyses (zoals Risbo, Erasmus Universiteit, 2023, Ontwikkeling in Integratie) dat deze oververtegenwoordiging voornamelijk te maken lijkt te hebben met algemene factoren en niet met de achtergrond van deze mensen? |
43 | Hoe kijkt u ernaar dat de evenredigheid toeneemt en er steeds minder afwijking te zien is tussen groepen met migratieachtergrond en zonder migratieachtergrond? |
44 | Op welke manier wordt bepaald of bepaalde gedragingen als «problematisch» worden gezien binnen de Nederlandse samenleving, en specifiek met betrekking tot integratie? |
45 | Kunt u een lijst sturen van «problematische gedragingen»? |
46 | Hoe wordt voorkomen dat algemene beleidsmaatregelen voor integratie leiden tot disproportionele maatregelen tegen specifieke groepen? |
47 | U benoemt dat er te veel vrouwen en meisjes zijn in Nederland die niet hun eigen keuzes kunnen maken, gaat dit over vrouwen en meisjes met een migratieachtergrond? Zo ja, in hoeverre verschilt dit van vrouwen en meisjes zonder migratieachtergrond? |
48 | Waarop baseert u dat nog te veel mensen de Nederlandse taal onvoldoende beheersen? Om welke mensen gaat dit? Heeft u hier cijfers van? |
49 | Kunt u een overzicht in de vorm van een uitputtende lijst sturen van de Nederlandse waarden en normen zoals benoemd in de Actieagenda? |
50 | Maken Nederlanders zonder migratieachtergrond die zich niet houden aan deze normen en waarden ook onderdeel uit van deze Actieagenda? |
51 | Op welke manier wordt balans gezocht tussen integratie en het behouden van Nederlandse waarden zoals u die onderschrijft? |
52 | De oververtegenwoordiging van de groep met buiten-Europese achtergrond is sinds 2005 afgenomen van 2,4%-punt naar 0,8%-punt, hoe beoordeelt u dit? |
53 | Worden ook bredere sociaaleconomische factoren meegenomen bij de beoordeling van «geslaagde integratie»? Zo ja, welke factoren, en hoe ziet dat eruit? |
54 | Hoe wordt bepaald of iemand de Nederlandse normen en waarden voldoende onderschrijft? Kunt u stap voor stap vertellen hoe dit proces eruit zal zien? |
55 | Kunt u uiteenzetten wat voor voorstellen u en het kabinet doen om het onderwijs aan nieuwkomers te verbeteren, gezien daar volgens u een belangrijke sleutel ligt? |
56 | Gaat u ook een bredere analyse maken van geweld tegen vrouwen naast het eergerelateerd geweld en de Actieagenda uitbreiden op basis van een dergelijke bredere analyse, ook als deze oorzaken niet gerelateerd blijken te zijn aan een migratieachtergrond? |
57 | Is er een actieagenda eergerelateerd geweld in de maak op dit moment? |
58 | Wanneer worden vrijheden van anderen ingeperkt? Kunt u specifieke situaties schetsen? |
59 | Hoe wordt gewaarborgd dat de bescherming van vrijheden niet selectief worden toegepast op specifieke gemeenschappen? |
60 | Hoe wordt de vrijheid van geloof beoordeeld in relatie tot de wens van de overheid om bepaalde culturele normen te bevorderen? |
61 | Hoe beoordeelt u de toegenomen moslimdiscriminatie, specifiek van de vrouwen en meisjes die een hoofddoek dragen, wanneer u het heeft over dat iedereen zichtbaar zichzelf zou moeten zijn? |
62 | Hoe voorkomt het kabinet dat het begrip «Nederlandse normen en waarden» een instrument wordt voor uitsluiting in plaats van inclusie? |
63 | Hoe bent u specifiek van plan nieuwkomers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren? |
64 | Hoe bent u specifiek van plan niet-nieuwkomers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren? |
65 | Wat doet de overheid om de netwerkkansen voor Nederlanders met een migratieachtergrond te bevorderen? |
66 | Wat doet het kabinet om de wederzijdse aanpassing te bevorderen, waarbij ook de ontvangende samenleving een rol speelt? |
67 | Erkent u dat nieuwkomers moeite ondervinden bij het vinden van een baan in verband met vooroordelen van werkgevers? Zo ja, hoe gaat u dit stimuleren zodat zij toch de kans krijgen om sneller te integreren? |
68 | Vindt u het de verantwoordelijkheid van het kabinet om een bijdrage te leveren aan het welkom laten voelen van de nieuwkomers? |
69 | Hoe beoordeelt u het feit dat nieuwkomers moeite ervaren met integreren omdat zij beperkt worden in mogelijkheden? Zijn daar specifieke maatregelen voor mogelijk? Zo ja, welke maatregelen heeft u in gedachten? |
70 | Hoe wordt gemonitord of deze beleidsmaatregelen voor het versterken van de «open samenleving» daadwerkelijk zullen bijdragen aan integratie? |
71 | Kunt u toelichten hoe u beide kanten van de medaille evenredig heeft benoemd? |
72 | Welke maatregelen worden genomen om discriminatie bij stages en leerwerkplekken actief te bestrijden? |
73 | Hoe moet «vermoedelijk eermotief» gelezen worden? Kunt u met zekerheid zeggen dat deze gevallen inderdaad een eermotief als basis hadden? |
74 | Hoe beoordeelt u dat uw bron (het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld) alleen gevallen registreert van mensen met een migratieachtergrond? |
75 | Wie registreren praktijken zoals femicide? |
76 | Wie registreren praktijken zoals huiselijk geweld? |
77 | Bij welke instanties kunnen vrouwen zonder migratieachtergrond terecht in gevallen van femicide/eerwraak/huiselijk geweld? |
78 | Erkent u dat partnergeweld, kindermishandeling en femicide breed voorkomen in Nederland, ook bij Nederlanders zonder migratieachtergrond? |
79 | Op welke «monoculturele, hechte of gesloten gemeenschappen» doelt u? |
80 | In hoeverre maakt u onderscheid tussen gemeenschappen van nieuwkomers en gemeenschappen die al langer in Nederland zijn, zoals bijvoorbeeld orthodox-christelijke gemeenschappen, waar vrouwen en meisjes ook beperkingen worden opgelegd? |
81 | Wat zijn precies de normen en waarden die ons land kenmerken? |
82 | Vindt u de confrontatie met polarisatie en extremistische denkbeelden in de Nederlandse samenleving alleen een zaak voor allochtone Nederlanders of hebben autochtone Nederlanders hier ook een rol in? |
83 | In hoeverre vindt u dat er een vertekend beeld ontstaat wanneer u het alleen heeft over gevallen bij Nederlanders met migratieachtergrond, en dit te correleren met de integratie? |
84 | Ziet dit kabinet ook de noodzaak om meisjes en vrouwen in hechte of gesloten gemeenschappen met christelijke invloeden te beschermen? Hoe bent u dit van plan te doen? |
85 | Hoe bent u concreet van plan huwelijksdwang en genitale verminking te bestrijden? |
86 | Hoe beoordeelt u het gegeven dat in de beslisnota’s is opgenomen dat er geen ambtelijke overeenstemming is bereikt over het opnemen van specifieke landen wanneer het gaat om buitenlandse inmenging? |
87 | Zijn er signalen bij u bekend over Israëlische beïnvloeding die de Nederlandse democratische rechtsorde beïnvloeden? Zo ja, hoe gaat u hiermee om? |
88 | Kunt u toelichten wat specifiek bijdraagt aan de polarisatie in Nederland? |
89 | Hoe bent u van plan de polarisatie te laten afnemen? Welke concrete stappen zijn daarvoor nodig? |
90 | Hoe wordt de invloed van discriminatie op de arbeidsmarkt structureel gemeten en welke sancties staan hierop? |
91 | Wat zijn de mogelijkheden met de Digital Services Act om algoritmes aan te pakken? |
92 | De actieagenda stelt dat onder andere het achterblijven van een relevant netwerk leidt tot achterblijvende participatie van statushouders, wat wordt er gedaan om het relevante sociale netwerk van statushouders te vergroten? Op welke manier draagt de Actieagenda hieraan bij? |
93 | Kunt u aangeven in hoeverre de mate van integratie van een nieuwkomer in de samenleving wordt beïnvloed door het al dan niet hebben van Nederlanders in zijn of haar sociale netwerk? |
94 | Kunt u alle verklarende factoren die het meest bijdragen aan de oververtegenwoordiging in de bijstand voor statushouders benoemen? |
95 | Welke ongelijke kansen ziet u op de arbeidsmarkt voor statushouders en mensen met een migratieachtergrond? Welke impact hebben deze effecten? |
96 | Wat voor maatregelen gaat u treffen om de arbeidsdiscriminatie tegen te gaan? |
97 | Welke initiatieven stimuleert het kabinet om werkgevers actiever te betrekken bij de integratie van statushouders en Nederlanders met een migratieachtergrond? |
98 | Kunnen buitenlandse diploma’s sneller en eerlijker worden erkend, zodat migranten niet onnodig onder hun niveau werken? |
99 | Op wat voor manier gaat u ervoor zorgen dat de competenties van statushouders meer erkend worden? |
100 | Hoe wordt voorkomen dat statushouders slechts in laagbetaalde, flexibele en onzekere banen terechtkomen? |
101 | Hoe zorgt het kabinet ervoor dat werkgevers niet enkel symbolische diversiteitsmaatregelen nemen, maar ook echt inzetten op gelijke kansen? |
102 | Hoe wordt voorkomen dat de nadruk op arbeidsparticipatie van statushouders niet leidt tot uitbuiting? |
103 | 83. Welke strategieën heeft het kabinet om negatieve beeldvorming en discriminatie (op o.a. de arbeidsmarkt) van Nederlanders met een migratieachtergrond tegen te gaan? (p.5) |
104 | Wat is er bekend over de invloed van sociaal contact tussen Nederlanders en nieuwkomers op: de kansen van nieuwkomers op de arbeidsmarkt; de kennis van nieuwkomers over taal, culturele normen en waarden en het gevoel van polarisatie in de samenleving? |
105 | Welke waarden en normen van de open vrije samenleving versterkt deze Actieagenda precies? |
106 | Welke concrete acties gaat u ondernemen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt en bij het zoeken naar een stage van mensen met een migratieachtergrond? |
107 | Kan een overzicht gegeven worden van alle subsidies die op dit moment verstrekt worden op het gebied van zelfbeschikking en gesloten gemeenschappen? |
108 | Kan geschetst worden op welke wijze maatschappelijke partners, waaronder uit betrokken gemeenschappen, betrokken zullen worden bij de uitwerking van de Actieagenda? |
109 | Op basis waarvan komt u tot de conclusie dat specifieke groepen bevordering van «zelfbeschikking» nodig hebben? Kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen? |
110 | 71. Welke specifieke groepen heeft u het over? Kunt u ze benoemen? |
111 | 72. In hoeverre is de bevordering van «zelfbeschikking» nodig binnen specifieke groepen, en niet breder in de samenleving? |
112 | Hoe garandeert de overheid dat vrouwen met een migratieachtergrond niet dubbel benadeeld worden door zowel gender- als etnische discriminatie? |
113 | Zijn er onderzoeken gedaan naar de problemen rondom zelfbeschikking? Kunt u verder toelichten hoe groot dit probleem is? |
114 | Zijn problemen rondom zelfbeschikking uitsluitend een probleem onder allochtone groepen? |
115 | Kunt u uiteenzetten hoe u tot nu toe heeft bijgedragen aan het tegengaan van polarisatie? |
116 | Welke acties gaat u ondernemen om uitingen van intolerantie en onverdraagzaamheid jegens vluchtelingen en migranten tegen te gaan? |
117 | Hoe wordt het bereik van het Meerjarenplan Zelfbeschikking vergroot? Op welke maatregelen wordt ingezet? |
118 | Worden resultaten uit onderzoeken gebruikt om bepaalde groepen of wijken te targetten? |
119 | Is het kabinet voornemens om, als onderdeel van de Actieagenda Integratie en de versterkte inzet op zelfbeschikking, de brede subsidieverstrekking op het gebied van integratie tegen het licht te houden? |
120 | Is het kabinet voornemens om daarnaast een landelijk afwegingskader vorm te geven waarmee wordt besloten of subsidieverlening aan een organisatie past binnen de doelen van de Actieagenda Integratie? |
121 | Welke beleidsopties worden verkend op het gebied van genitale verminking om de preventie en pakkans van daders te vergroten? Bent u daarbij bereid te kijken naar opties als extra controles op risicovluchten, uitbreiding strafbaarstelling, voorbeelden uit andere landen implementeren zoals het Verenigd Koninkrijk? |
122 | Op welke termijn verwacht u de resultaten van de verkenning naar het bieden van tegenwicht tegen ondermijnende gedragingen te kunnen publiceren? |
123 | In hoeverre is er al financiering geregeld voor het uitbreiden van holocausteducatie voor inburgeraars? |
124 | In hoeverre is zelfbeschikkingsproblematiek een migratiegerelateerde kwestie? Kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen? |
125 | Welke initiatieven zijn er opgezet om de economische zelfstandigheid van migrantenvrouwen te versterken? |
126 | Hoe wordt voorkomen dat maatregelen tegen religieuze onderdrukking resulteren in een bevoogdende houding tegenover migrantengemeenschappen? |
127 | Hoe zorgt het kabinet ervoor dat meisjes en vrouwen in gesloten gemeenschappen daadwerkelijk toegang hebben tot hulp en ondersteuning, wanneer hun zichtbaarheid zo gering is? |
128 | Hoe voorkomt u stigmatisering wanneer het gaat om bestrijding van huiselijk en eergerelateerd geweld in migrantengemeenschappen? |
129 | Hoe wordt gewaarborgd dat maatregelen tegen schadelijke praktijken ook gedragen worden door de gemeenschappen zelf? |
130 | Wat is de rol van onderwijs in het bevorderen van zelfbeschikking, in zowel gesloten gemeenschappen als de Nederlandse samenleving? |
131 | Hoe wordt gezorgd dat religieuze vrijheid niet in strijd komt met individuele rechten binnen migrantengemeenschappen? |
132 | Hoe wordt gecontroleerd dat Nederlandse wetgeving en handhaving effectief genoeg zijn om schadelijke praktijken te bestrijden? |
133 | Welke lessen acht u te trekken uit het integratiebeleid van Zweden? |
134 | Welke specifieke maatregelen neemt het kabinet om sociale cohesie tussen nieuwkomers en de bredere samenleving te bevorderen buiten werk en onderwijs om? Welke organisaties zijn hierbij betrokken? |
135 | Op welke sporen wordt gewerkt om burgerschap te versterken? Vallen hier ook scholen onder? Zo ja, op welke manier? |
136 | Met welke maatschappelijke partners wordt er samengewerkt om buitenlandse inmenging tegen te gaan? |
137 | Op welke momenten in het traject over het OBI1-meldpunt wordt de Kamer meegenomen? |
138 | Welk traject wordt voorzien om de versterking van burgerschap vorm te kunnen geven? |
139 | Is er, naast het onderzoek dat regulier door Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) wordt uitgevoerd, een voornemen om ook breder onderzoek naar waardeoriëntaties onder de gehele bevolking uit te voeren vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)? |
140 | Wat doet het kabinet om institutionele discriminatie binnen overheidsinstanties actief tegen te gaan? Kunt u voorbeelden geven? |
141 | Hoe bent u van plan discriminatie op de woningmarkt aan te pakken, zodat de eerlijke kansen voor Nederlanders met migratieachtergrond gewaarborgd kunnen worden? |
142 | Hoe wordt voorkomen dat werkgevers statushouders slechts aannemen als goedkope arbeidskrachten, zonder duurzame contracten? |
143 | Welke concrete sancties zijn er mogelijk voor bedrijven die discrimineren bij werving en selectie? |
144 | Hoe gaat u onderzoeken of bepaalde beleidsmaatregelen, zoals benoemd in de Actieagenda, impliciete discriminatie in de hand werken? |
145 | Wat doet de overheid om de rol van media in negatieve beeldvorming over integratie te reguleren? |
146 | Hoe zorgt het kabinet ervoor dat meldpunten voor discriminatie toegankelijker en effectiever zijn? |
147 | Hoe worden politie en justitie getraind om discriminatie en etnisch profileren te voorkomen? |
148 | Wat voor aanwijzingen heeft u ontvangen over buitenlandse invloeden die de democratische rechtsorde hebben ondermijnd? Kunt u specifieke voorbeelden toelichten? |
149 | Hoe wordt gegarandeerd dat maatregelen tegen buitenlandse beïnvloeding niet resulteren in discriminatie van bepaalde migrantengroepen? |
150 | Hoe wordt gecontroleerd of meldingen van buitenlandse inmenging terecht zijn en niet worden gebruikt om gemeenschappen te stigmatiseren? |
151 | Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de maatregelen tegen buitenlandse financiering niet selectief worden toegepast op islamitische organisaties (weekendscholen)? |
152 | Hoe bent u van plan migrantengemeenschappen te betrekken bij de aanpak van buitenlandse inmenging? |
153 | Hoe wordt privacy en veiligheid gewaarborgd voor de organisaties waarvan u vermoedt dat deze te maken hebben met buitenlandse inmenging? |
154 | Zijn regels rondom versterkte gebedsoproepen niet een lokale aangelegenheid die thuishoren in de Algemene Plaatselijke Verordening? |
155 | Wat is op dit moment de stand van zaken rondom de Nederlandse imamopleiding? Lopen er al weer nieuwe gesprekken met nieuwe instellingen voor een imamopleiding? |
156 | Hoe ziet u de uitwerking van een «slim verbod» voor zich? |
157 | Op welke momenten in het traject over de versterkte gebedsoproepen wordt de Kamer meegenomen? |
158 | Is het herzien van de mogelijkheden voor toelating van buitenlandse imams onderdeel van de doelen bij het opzetten van de imamopleiding? |
159 | Op basis van welke gegevens wordt een Nederlandstalige imamopleiding als noodzaak gezien? Kunt u dit onderbouwen? |
160 | Hoe wordt voorkomen dat de overheid zich te veel bemoeit met religieuze opleidingen en hiermee de scheiding tussen kerk en staat schendt? |
161 | Welke garanties kunt u geven dat de imamopleiding breed gedragen zal worden binnen verschillende islamitische stromingen in Nederland? |
162 | Hoe wordt de samenwerking met hoger onderwijsinstellingen vormgegeven? In hoeverre mogen islamitische organisaties hierbij betrokken worden? |
163 | Hoe wordt gecontroleerd dat imams die in Nederland zijn opgeleid een positiever effect zullen hebben op de integratie en participatie in vergelijking met een imam die in het buitenland een opleiding heeft gevolgd? |
164 | Op welke manier wordt voorkomen dat een imamopleiding in Nederland leidt tot uitsluiting van imams met buitenlandse ervaring en expertise? |
165 | Wat is het beleid ten aanzien van imams die al in Nederland actief zijn, en hoe verhoudt dit zich tot de plannen voor een imamopleiding? |
166 | Wat is de concrete aanleiding om wetgeving rondom versterkte gebedsoproepen te herzien, en welk probleem wordt hiermee opgelost? |
167 | Heeft u cijfers en statistieken omtrent burgers die overlast of ongemak ervaren door gebedsoproepen? |
168 | Wat wordt verstaan onder «betere regels» voor versterkte gebedsoproepen? Welke specifieke maatregelen overweegt dit kabinet? |
169 | Hoe wordt ervoor gezorgd dat regels rondom gebedsoproepen consistent worden toegepast en niet specifiek gericht zijn op islamitische oproepen? |
170 | Worden ook beperkingen overwogen voor andere religieuze of openbare geluiden, zoals kerkklokken of festiviteiten, om uitsluiting van specifieke gemeenschappen te voorkomen? |
171 | Hoe worden de signalen gemeten rondom overlast en ongemak met betrekking tot islamitische gebedsoproepen? |
172 | Hoe worden gemeenten en religieuze gemeenschappen betrokken bij het opstellen van nieuwe regels rondom gebedsoproepen? |
173 | Wat zijn de juridische kaders om gebedsoproepen aan banden te leggen zonder in strijd te zijn met het recht op godsdienstvrijheid? |
174 | Hoe verhoudt het Nederlandse beleid over gebedsoproepen zich tot andere (Europese) landen, en zijn er voorbeelden waar dit kabinet zich op baseert? |
175 | Waarom worden zogenoemde «oudkomers» in de Actieagenda niet gestimuleerd de Nederlandse taal te leren? |
176 | Waarom kiest u voor het vasthouden aan de generieke taaleis als uit de evaluatie van deze taaleis in 2019 blijkt dat juist maatwerk de integratie en participatie op de arbeidsmarkt bevordert? |
177 | Hoe wordt ervoor gezorgd dat de erkenning van buitenlandse diploma’s sneller en efficiënter verloopt? |
178 | In welke asielzoekerscentra in Nederland hebben asielzoekers de mogelijkheid om vroegtijdig deel te nemen aan de arbeidsmarkt? |
179 | Zijn er gevallen bekend waarbij asielzoekers al aan het werk waren onder een tewerkstellingsvergunning en uiteindelijk toch niet mochten blijven? Zo ja, heeft dit al geleid tot rechtszaken? |
180 | Is het aannemelijk dat het lukt om de herziene Opvangrichtlijn voor 12 juni 2026 te implementeren? Zo ja, wat is het tijdspad dat het kabinet voor zich ziet? Zo niet, waarom niet? |
181 | Op welke termijn wordt meer duidelijk over de nieuwe vormgeving van de taaleis en zal een dwingender kader richting gemeenten om hierop te handhaven daar onderdeel van zijn? |
182 | Hoe wordt voorkomen dat statushouders en Nederlanders met een migratieachtergrond vast blijven zitten in laagbetaalde en tijdelijke banen zonder doorgroeimogelijkheden? |
183 | Hoe wordt gezorgd dat statushouders niet alleen in sectoren met een personeelstekort terechtkomen, maar ook kunnen werken in hun eigen vakgebied? |
184 | Hoe voorkomt de overheid dat vrouwen met een migratieachtergrond extra belemmeringen ondervinden bij het vinden van werk, bijvoorbeeld door het dragen van een hoofddoek? |
185 | Hoe wordt gegarandeerd dat de taalcursussen voldoende beschikbaar en toegankelijk zijn voor iedereen die zijn taalvaardigheid wil verbeteren? Wat kunt u doen voor de statushouders die hier meer moeite mee ervaren? |
186 | Welke ondersteuning krijgen werkgevers om bij te dragen aan de taalscholing van werknemers met een migratieachtergrond? Kunt u concrete middelen opnoemen? |
187 | Welke specifieke verbeteringen worden overwogen om het leren van vaktaal te integreren met werk, zodat statushouders sneller kunnen meedraaien in hun sector? |
188 | Hoe wordt voorkomen dat de taaleis in de Participatiewet leidt tot uitsluiting van bepaalde groepen, in plaats van deze groepen te ondersteunen bij hun integratie? |
189 | Hoe voorkomt u dat een statushouder in een startbaan blijft hangen en niet doorgroeit naar een duurzame baan die aansluit bij zijn of haar ervaring, capaciteiten en/of wensen? Kunt u een leerlijn garanderen? Hoe zorgt u ervoor dat uitbuiting wordt uitgesloten? |
190 | Hoe verhoudt het verlagen van de bijstandsuitkering (Participatiewet-uitkering) bij het weigeren van algemeen passende arbeid zich tot het nieuwe wetsvoorstel «Participatiewet in balans» – waarbij er onder andere meer focus moet komen op vertrouwen in plaats van wantrouwen? |
191 | In hoeverre is het wenselijk dat Oekraïense jongeren in Nederland geen aanspraak kunnen maken op studiefinanciering en hoge collegegelden moeten betalen als zij klaar zijn met hun middelbare school? In hoeverre biedt hen dat kansen om goed mee te kunnen doen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt? |
192 | Hoeveel procent van de statushouders heeft op dit moment een bijstandsuitkering? Kan dit worden uitgesplitst naar land van herkomst? |
193 | Hoeveel procent van de bijstandsgerechtigden is op dit moment statushouder? Kan dit worden uitgesplitst naar land van herkomst? |
194 | Welke werkgeversorganisaties zijn al betrokken bij het opzetten van programma’s om statushouders aan het werk te helpen? Worden uitzendbureaus betrokken? |
195 | Is er speciale aandacht in de uitwerking van de agenda om de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders te verhogen? |
196 | Wordt er onderzocht welke structurele barrières vrouwelijke statushouders ervaren bij toegang tot werk? |
197 | Wordt er samengewerkt met maatschappelijke organisaties om de emancipatie van vrouwelijke statushouders te bevorderen? Zo ja, met welke organisaties wordt er samengewerkt? Zo niet, waarom niet? |
198 | Hoe wordt voorkomen dat deze maatregelen leiden tot extra bureaucratische lasten voor gemeenten en werkgevers? |
199 | Bent u bereid een doelstelling te formuleren voor een percentage van uitkeringsafhankelijkheid voor statushouders als stip op de horizon? |
200 | Blijft het kabinet statushouders financieel ontzorgen in natura in plaats van met uitkeringen? Hoe kan het financieel ontzorgen ingezet worden om statushouders te prikkelen om aan het werk te gaan? |
201 | Gaat het kabinet landelijk vergunningen en procedures schrappen om uitzendbureaus, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en werkgevers toe te staan om ter plaatse op asielzoekerscentra statushouders naar werk te begeleiden? |
202 | Zijn er Europese Unie (EU)-landen die statushouders korten op hun uitkering als zij weigeren te werken? Zijn er andere gronden waarop statushouders op hun uitkering gekort worden in EU-landen? |
203 | Zijn er EU-landen die differentiëren tussen uitkeringen voor statushouders en staatsburgers? Zijn hier juridische grondslagen voor? |
204 | Klopt het dat Frankrijk een wet heeft ingevoerd die de toegang tot sociale zekerheid voor immigranten beperkt? Hoe verhoudt dit zich tot het Europees en internationaal recht? Ziet u mogelijkheden om dit in Nederland toe te passen? |
205 | Klopt het dat Zweden een wet heeft ingevoerd die de toegang tot sociale zekerheid voor immigranten beperkt? Hoe verhoudt dit zich tot Europees en internationaal recht? Ziet u mogelijkheden om dit in Nederland toe te passen? |
206 | Wordt er als onderdeel van het breder toepassen van startbanen naar gekeken om verlaging of stopzetten van een uitkering als gevolg van weigeren van een startbaan zo breed mogelijk toe te passen? |
207 | Wat kenmerkt precies de startbaan die de Staatssecretaris voor ogen heeft? Uit welke elementen bestaat deze en wat zijn de matchingscriteria? Welke ondersteuning wordt geboden vanuit de gemeente? |
208 | Hoe wordt voorkomen dat lange wachtrijen voor het verkrijgen van een bsn-nummer of werkvergunning statushouders belemmeren om snel aan de slag te gaan? |
209 | Hoe wordt voorkomen dat het beleid rondom bijstandsverlaging bij het weigeren van het werk niet leidt tot gedwongen arbeid onder slechte omstandigheden? |
210 | In hoeverre wordt er bij de evaluatie van de Actieagenda gekeken naar de psychologische impact van onzekerheid over werk en verblijfsstatus op statushouders? |
211 | Hoe wordt gemonitord of programma’s zoals «regionale verbinders statushouders» daadwerkelijk bijdragen aan een hoger arbeidsparticipatiepercentage? |
212 | Hoe wordt voorkomen dat de Actieagenda leidt tot een eenzijdige focus op verplichtingen voor nieuwkomers, in plaats van op structurele verbeteringen in gelijke kansen? |
213 | Welke initiatieven worden ondersteund om ontmoetingen en samenwerking tussen mensen met en zonder migratieachtergrond te bevorderen? Kunt u voorbeelden geven? |
214 | Welke maatschappelijke organisaties zijn betrokken bij de uitvoering van deze Actieagenda? |
215 | Hoe wordt uw stelling dat er in het maatschappelijke debat meer overeenkomsten dan verschillen zijn concreet vertaald naar beleid dat door alle groepen als eerlijk en effectief wordt ervaren? |
216 | Wat is de balans tussen het stellen dat de integratie steeds succesvoller verloopt, maar tegelijkertijd een strenger beleid willen voeren alsof de integratie mislukt is? |
217 | Klopt het dat u het wenselijk acht dat Nederlanders met een migratieachtergrond moeten integreren? |
218 | Hoe zorgt u ervoor dat gemeenten niet overbelast raken door de extra verantwoordelijkheden die voortvloeien uit dit beleid? |
219 | Hoe wordt voorkomen dat politieke overwegingen zwaarder wegen dan feitelijke gegevens bij het opstellen en uitvoeren van deze Actieagenda? |
220 | Hoe weegt u de adviezen van experts en onderzoeksinstituten af tegen politieke en maatschappelijke druk? |
221 | Wanneer beschouwt u het integratiebeleid in de vorm van de Actieagenda als geslaagd? Hoe kan dit gemeten worden? |
222 | Hoe gaat u voorkomen dat «integratie» en «probleem» te veel met elkaar verbonden raken? |
223 | Hoeveel middelen zijn er bij de Voorjaarsnota geclaimd voor uitvoering van de Actieagenda? |
224 | Kunt u al meer zeggen over de slagkracht van de Actieagenda en het afschalen van bestaand beleid, gelet op de aankomende taakstelling (en inkrimping ambtelijk apparaat)? |
225 | Kunt u toelichten waarom u het advies om maatschappelijke samenhang niet uit de titel te verwijderen niet heeft overgenomen? |
226 | Kunt u toelichten waarom u het advies om maatschappelijke samenhang niet uit de titel van de agenda te halen niet hebt opgevolgd? |
227 | Kunt u toelichten waarom u de passage over discriminatie in de probleemstelling hebt verwijderd? |
228 | Kunt u toelichten waarom u het advies om de passages over opvattingen rondom gelijke rechten, gemengde sociale contacten en de integratieparadox niet te schrappen, niet heeft opgevolgd? |
229 | Kunt u antwoord geven op de vraag wanneer iemand geïntegreerd is? |
230 | Bent u het eens met de stelling dat zowel nieuwkomers als gevestigde groepen nodig zijn om samen leven tot een succes te maken? |
231 | Kunt u toelichten waarom er in de Actieagenda nog wel een passage over oververtegenwoordiging in criminaliteit is opgenomen terwijl in de beslisnota wordt uiteengezet dat de oververtegenwoordiging niet wordt verklaard door culturele achtergrond en/of mate van integratie? |
232 | Wat zijn de beweegredenen om de Wet toezicht informeel onderwijs door te zetten, terwijl wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat er buitenlandse invloeden zijn die de democratische rechtsorde ondermijnen? |
233 | Heeft u overeenstemming bereikt met de Minister van Justitie en Veiligheid om cijfers over criminaliteit op te nemen over de Actieagenda? |
234 | Waarom heeft u ervoor gekozen eerst de Actieagenda op te stellen en daarna pas de samenwerking op te zoeken met beoogde samenwerkingspartners? |
235 | Waarom heeft u ervoor gekozen niet in de Kamerbrief op te nemen dat buitenlandse financiering slechts sporadisch voorkomt en dat na gericht onderzoek niet blijkt dat deze gericht is op beïnvloeding? Schept u daarmee een realistisch beeld van de problematiek? |
OBI: ongewenste buitenlandse inmenging↩︎