Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 10 maart 2025
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Brief regering
Nummer: 2025D12712, datum: 2025-03-25, bijgewerkt: 2025-03-27 13:28, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-31-780).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Beslisnota bij Kamerbrief Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 10 maart 2025
- Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 10 maart 2025
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 31-780 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.
Onderdeel van zaak 2025Z05522:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-03-26 12:44: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-08 11:00: Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 14 en 15 april 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-04-08 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 780 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2025
Hierbij ontvangt u het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 10 maart jl. te Brussel. Tevens wordt een korte update gegeven over de onderhandelingen over herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
Op de agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 10 maart jl. in Brussel stonden een beleidsdebat over het Europees Semester en de aanname van diverse stukken gerelateerd aan het Herfstpakket die voortkomen uit het Europees Semester op de agenda.
Naast de plenaire Raadsbijeenkomst had ik een aantal bilaterale ontmoetingen met collega-Ministers uit andere lidstaten. Tijdens deze gesprekken heb ik onder meer de Nederlandse prioriteiten op het sociaal- en werkgelegenheidsgebied onder de aandacht gebracht, waaronder het in goede banen leiden van arbeidsmigratie in de EU. Hiermee geef ik mede invulling aan de motie Bikker1 en de motie Van Kent/Ceder2.
Agendapunt: beleidsdebat Europees Semester
De Raad hield een beleidsdebat over het stimuleren van arbeidsparticipatie van ouderen. Tijdens het beleidsdebat is gesproken over de uitdagingen die vergrijzing met zich meebrengt voor de Europese arbeidsmarkten. De focus lag op het stimuleren van langer werken en het waarborgen van een inclusieve arbeidsmarkt voor ouderen. Alle lidstaten benoemden het belang van het investeren in scholing en een leven lang leren om zo de inzetbaarheid van ouderen te vergroten. Ook vroegen veel lidstaten aandacht voor duurzame inzetbaarheid en kwaliteitsbanen, zodat werkenden in goede gezondheid actief blijven op de arbeidsmarkt. Sommige lidstaten vroegen aandacht voor het gebruik van flexibele pensioenregelingen, waarbij ouderen kunnen blijven werken naast hun pensioen. Ook vroeg een aantal lidstaten aandacht voor sectorale verschillen, aangezien fysieke en mentale belasting van werk varieert per sector.
Namens Nederland heb ik benadrukt dat het verhogen van de arbeidsparticipatie, met name die van ouderen, een belangrijk element is om de vergrijzing van de beroepsbevolking en de tekorten op de arbeidsmarkt te ondervangen. Ik heb toegelicht dat in Nederland de afgelopen jaren verschillende maatregelen zijn genomen om mensen langer door te laten werken, passend bij de stijgende levensverwachting. Een voorbeeld hiervan is de 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting. Daarbij gaat het kabinet uit van een brede aanpak rond gezond langer doorwerken met als stip op de horizon dat uiteindelijk iedereen gezond werkend zijn of haar pensioen kan halen. Die aanpak is in de eerste plaats gericht op duurzame inzetbaarheid, bijvoorbeeld via de subsidie duurzame inzetbaarheid voor bedrijven (MDIEU). Voor mensen met zwaar werk die nog niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd, en die op basis van hun inkomen niet zelf de middelen hebben om eerder te kunnen stoppen met werken, ziet het kabinet ruimte voor een voortzetting van een gerichte regeling vervroegd uittreden. Sinds 1 januari 2016 is het door de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, aantrekkelijker geworden voor werkgevers om werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt in dienst te nemen of te houden. Er is daarmee veel mogelijk voor hen die langer willen doorwerken en voor werkgevers.
Agendapunt: aanname diverse stukken gerelateerd aan het Herfstpakket van het Europees Semester
Op de agenda van de Raad stonden diverse stukken geagendeerd die voortkomen uit het Herfstpakket van het Europees Semester3. De Raad keurde de werkgelegenheids- en sociale aspecten van het voorstel van de Europese Commissie voor de aanbevelingen van de Raad voor het economisch beleid van de eurozone in 2025 en 2026 goed. Hierin worden de gezamenlijke (beleids-)uitdagingen voor het eurogebied geïdentificeerd.
Tevens bekrachtigde de Raad het voorstel voor het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport 2025 en nam de Raad de Raadsconclusies over het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport 2025 aan. Het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport schetst de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid in de lidstaten. De Raadsconclusies onderstrepen de hoofdboodschappen van het rapport en benadrukken het belang van opwaartse sociaaleconomische convergentie.
W.v.t.t.k.: Richtlijnvoorstel Gelijke behandeling buiten arbeid (art. 19 VWEU)
Op verzoek van Frankrijk sprak de Raad over het voornemen van de Commissie om het Richtlijnvoorstel Gelijke behandeling buiten arbeid ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid (COM 2008/426) in te trekken. Dit dossier valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Commissie heeft dit voornemen kenbaar gemaakt vanwege het ontbreken van zicht op een akkoord. Het richtlijnvoorstel stamt uit 2008 en ligt, ondanks meerdere pogingen om tot een akkoord te komen, vanwege de vereiste unanimiteit in de Raad vast door een blokkade van enkele lidstaten. Een grote groep lidstaten (België, Estland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Malta, Nederland, Litouwen, Luxemburg, Slovenië, Spanje en Zweden) heeft aangegeven grote waarde te hechten aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Deze lidstaten hebben de Commissie opgeroepen om de intrekking te heroverwegen of om een alternatieve aanpak te schetsen om de doelstellingen van de Richtlijn te kunnen verwezenlijken.
Update: Herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
Zoals vermeld in de Geannoteerde Agenda van deze Raad, was het Poolse voorzitterschap voornemens de herziening van Verordening 883/2004 te bespreken tijdens een Coreper-overleg. Deze bespreking heeft plaatsgevonden op 19 maart jl. Het overleg, dat oriënterend van aard was, bood lidstaten de gelegenheid richting te geven aan het verdere proces4.
Voorafgaand aan het overleg werd een brief gedeeld van twaalf lidstaten: Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Estland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië en Spanje. In deze brief onderstreepten zij het belang om tot een akkoord te komen en riepen zij het voorzitterschap op om een nieuw Raadsmandaat te formaliseren om de onderhandelingen met het Europees Parlement voort te zetten in de triloogfase.
Nederland heeft aangegeven dat het huidige voorstel tekortschiet in het bereiken van de gewenste modernisering. Sinds de totstandkoming van het herzieningsvoorstel, is de arbeidsmarkt significant veranderd door factoren zoals flexibilisering, digitalisering en de toename van grensoverschrijdend werk. Dit leidt tot een toename van het aantal en de complexiteit van grensoverschrijdende sociale zekerheidsvraagstukken. In dit kader heeft Nederland verwezen naar haar non-paper met daarin een eerste set aan knelpunten en oplossingsrichtingen voor een toekomstig voorstel5. Daarnaast heeft Nederland ingebracht niet te kunnen instemmen met de voorgestelde verruiming van de export van werkloosheidsuitkeringen. Daarbij heeft Nederland ook het belang benadrukt van effectieve afspraken over de begeleiding naar werk en controle op de rechtmatigheid van de geëxporteerde uitkering.
Het voorzitterschap beraadt zich nu op vervolgstappen. Het krachtenveld blijft vanuit Nederlands perspectief zeer uitdagend. Bij verdere ontwikkelingen wordt u nader geïnformeerd.
Kamerstukken II, 2024/25, 36 410, nr. 118.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 26 448, nr. 805.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 21 501-07, nr. 2087.↩︎
Graag verwijs ik u naar de Steering Note nr. ST 6157 2025 INIT, beschikbaar op het Delegates Portal. Dit document heeft de markering «Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking van het document, of onderdelen daarvan, het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het «Delegates Portal» wanneer de documenten het niveau van Coreper hebben bereikt.↩︎
Zie voor verdere toelichting: Kamerstukken II, 2024/25, 29 861, nr. 158.↩︎