Inbreng verslag schriftelijk overleg over de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32813-1251)
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D12842, datum: 2025-03-25, bijgewerkt: 2025-03-25 16:31, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: C.M. Teske, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z03442:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-03-04 15:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-04 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-03-20 12:00: Uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32813-1251) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (đ origineel)
32813 Uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32813-1251)
Nr. Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld [..]
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de minister voor Klimaat en Groene Groei voorgelegd over haar brief inzake de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32813, nr. 1472).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 maart 2025 aan de minister voor Klimaat en Groene Groei voorgelegd. Bij brief van âŠâŠzijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie,
Teske
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel belangstelling het rapport âTrue Pricing van consumptiegoederenâ gelezen. Deze leden constateren dat een echte kabinetsreactie ontbreekt. Hoe reflecteert de minister op dit onderzoek? Welke concrete vervolgacties gaat de minister ondernemen aan de hand van dit rapport?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de afbouw van fossiele subsidies een belangrijk onderdeel is van âtrue pricingâ. Immers, fossiele subsidies verhinderen rechtstreeks dat de externe kosten van fossiele brandstoffen in de prijs worden verwerkt. Deelt de minister deze analyse? Wat is de stand van zaken rondom het afbouwen van fossiele subsidies?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de âtrue price gapâ bij duurzame varianten van consumentengoederen veel kleiner is dan bij niet-duurzame consumentengoederen, omdat er sprake is van een lagere klimaat- en milieu-impact. Duurzame alternatieven staan hiermee op een achterstand waardoor niet wordt voldaan het âvervuiler betaaltâ-principe. Hoe is de minister van plan deze achterstand te verkleinen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het onderzoek naar âtrue pricingâ en in welke productgroepen hier wel en geen sprake van is. Zij danken de minister voor het uitgebreide onderzoek dat is uitgevraagd en de onderzoekers voor het goede en informatieve rapport dat is opgeleverd. Zij hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de minister in hoeverre zij de beweging naar een systeem van âtrue priceâ ondersteunt. Het regeerprogramma besteedt hier namelijk geen aandacht aan. Deze leden vragen om een kabinetsreactie op dit rapport, dat helaas niet bij de aanbieding van het rapport zat.
De leden van de D66-fractie zien als voornaamste conclusie in het rapport dat bij veel productgroepen geen sprake is van âtrue pricingâ, wat betekent dat de kosten elders worden afgewenteld. Vindt de minister dit een verrassende conclusie? Hoe reageert de minister op het feit dat de productgroepen vlees, zuivel, meubels, kleding en apparaten een hoge milieu-impact hebben, maar deze kosten niet in de consumentprijs verwerkt zitten? Deelt de minister de opvatting dat het betekent dat de consumentenprijzen van deze goederen daarmee eigenlijk kunstmatig laag liggen? Waar denkt de minister dat de werkelijke kosten van deze productgroepen neerslaan en wie betaalt daarvoor? Kan de minister ingaan op de vraag hoe eerlijk het is dat anderen opdraaien voor de gemaakte kosten? In hoeverre vindt de minister dat het principe âde vervuiler betaaltâ breed toegepast zou moeten worden in onze economie? Tevens vragen deze leden hoe de minister verklaart dat de mate waarin milieukosten zijn geĂŻnternaliseerd en de mate waarin er informatie beschikbaar is voor de consument zo verschillend is tussen de productgroepen (p. 7-8). Hoe kan het dat bij vlees en zuivel geen enkele milieu-impact wordt geĂŻnternaliseerd, terwijl bij alle andere productgroepen op zân minst sprake is van een oranje kwalificering? Is de minister bereid om hier acties aan te verbinden, zodat vlees en zuivel op zijn minst een oranje kwalificering kunnen krijgen? Voor energie en elektrische apparaten doen we dat immers ook. Kan de minister ingaan op de energiebelasting: is die bij toeval vrijwel gelijk aan de externe kosten, of wordt daar doelbewust op gestuurd? Indien het dat laatste is, hoe verklaart de minister dat, omgerekend naar energetische waarde, de energiebelasting op elektriciteit, dat in Nederland voor 50% hernieuwbaar wordt opgewekt en daarmee een lagere milieu-impact heeft, hoger is dan de energiebelasting op gas?
De leden van de D66-fractie lezen met interesse hoofdstuk 3 van het onderzoek, waarin verschillende vormen van kosteninternalisatie uiteen worden gezet. Aan welke vorm(en) geeft de minister de voorkeur? Wat zou er moeten gebeuren, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst, maar ook in kennisontwikkeling, om een âtrue pricingâ-benadering te hanteren? Hoe zou een âtrue pricingâ-benadering op een rechtvaardige manier kunnen worden vormgegeven? Hoe kan de minister ervoor zorgen dat er wel sprake is van een âtrue pricingâ-benadering en het principe dat de vervuiler betaalt, zonder dat dit betekent dat de minst kapitaalkrachtige mensen (die lastiger kunnen verduurzamen) uiteindelijk met de hoogste kosten overblijven? Hoe kijkt de minister naar vrijwillige internalisatie? Deelt de minister de opvatting van de onderzoekers en van de leden van de D66-fractie dat het oneerlijk, niet effectief en ongemakkelijk is om de consument voor deze keuze te stellen?
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van een systeem van âtrue pricingâ, maar zien ook dat sommige producten daardoor duurder kunnen worden. Dat geldt vooral voor producten die nu een kunstmatig lage prijs hebben, omdat de kosten worden afgewenteld op mensen in de productieketen, het milieu of toekomstige generaties. Deelt de minister de opvatting van de leden van de D66-fractie dat het hanteren van âtrue pricingâ daarom gepaard moet gaan met drie ontwikkelingen: 1) prijsverlagende maatregelen voor duurzame producten, bijvoorbeeld het verlagen van kosten voor duurzame keurmerken en administratieve lasten, 2) de opbrengsten van âtrue priceâ-belastingen inzetten voor het versterken van de koopkracht van lage inkomens en middeninkomens, en 3) de opbrengsten van true price-belastingen inzetten voor verduurzaming in productketens? Zo ja, kan de minister ingaan op concrete maatregelen die genomen kunnen worden om deze drie ontwikkelingen te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie zien dat er ook vraag moet ontstaan naar producten en diensten die werken met âtrue pricingâ. De overheid zou hierin een âlaunching customerâ kunnen zijn door middel van inkoop en aanbestedingen. Deze leden hebben hierop ook eerder een toezegging gekregen van de minister. Hoe staat het met de uitwerking hiervan? Wat zijn de plannen en de doelen hiervoor? Wanneer mogen we verwachten dat de overheid uitsluitend inkoopt bij bedrijven die een eerlijke prijs rekenen?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de minister om voortvarend aan de slag te gaan met het onderwerp âtrue priceâ en om dit rapport het startschot te laten zijn voor beleidsontwikkelingen in de goede richting. Het zou enorm zonde zijn als de nieuwe kennis en inzichten uit dit rapport niet gebruikt worden voor het bouwen aan een sterke, duurzame, eerlijke economie. Graag ontvangen deze leden een reactie van de minister hierop.
II Antwoord / reactie van de minister