[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid White over de zorgwekkende staat van het funderend onderwijs op Curaçao

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D13462, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-27 16:48, versie: 3 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1747).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z03570:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1747

Vragen van het lid White (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de zorgwekkende staat van het funderend onderwijs op Curaçao (ingezonden 26 februari 2025).

Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 27 maart 2025).

Vraag 1, 2 en 3

Hoe verklaart u dat de Inspectie van het Onderwijs in haar nieuwste rapport een zorgwekkend beeld over het funderend onderwijs op Curaçao moet schetsen?1

Klopt het beeld dat dit het derde rapport is in korte tijd, en één van de vele in de afgelopen tien jaar, die structurele problemen blootleggen, maar dat desondanks concrete veranderingen lijken uit te blijven? Zo ja, wat betekent dit voor de toekomstkansen van kinderen en jongeren die opgroeien op Curaçao?

Geldt zo’n zorgwekkend beeld ook in deze mate voor het funderend onderwijs op Aruba en Sint Maarten?

Antwoord 1, 2 en 3

Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn autonome landen binnen het Koninkrijk en onderwijs is zodoende een landsaangelegenheid van de Caribische landen. Het is hierdoor niet aan het Ministerie van OCW om uitspraken te doen over rapporten over het onderwijs in Curaçao die zijn opgesteld door de Inspectie van het Onderwijs van Curaçao of één van de andere landen. Desalniettemin werken we onder andere via de Landspakketten en in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW (M4LO) op vrijwillige basis samen met de Caribische landen aan verbeteringen en hervormingen in het onderwijs.

Vraag 4

In hoeverre is deze zorgwekkende situatie ook een specifiek punt van aandacht geweest bij het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW (M4LO) 2024, waarbij de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland elkaar – ditmaal niet in persoon, maar schriftelijk – ontmoetten?2

Antwoord 4

De staat van het funderend onderwijs op Curaçao zoals genoemd in het inspectierapport is geen specifiek punt van aandacht geweest bij het M4LO. De M4LO-structuur met de bijbehorende ambtelijke stuurgroep en werkgroepen is gebaseerd op continue vrijwillige samenwerking en kennisdeling tussen de vier landen binnen het Koninkrijk, met de gelijkwaardigheid van ieder land als uitgangspunt. Onderwerpen die urgent zijn voor alle landen binnen het Koninkrijk kunnen door elk van de landen worden geagendeerd en worden bij instemming van de andere landen gezamenlijk opgepakt. Het Ministerie van OCW werkt nauw samen met Curaçao en ook Aruba en Sint Maarten op onder andere de lerarenopleiding, taal, de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, doorstroom en verbetering van het studentsucces van Caribische studenten in het Koninkrijksbrede programma Strategic Education Alliance (SEA).

Vraag 5

Kunt u puntsgewijs uiteenzetten in hoeverre de Slotconclusies Onderwijs en Wetenschap november 2024 Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland kunnen en moeten meehelpen om deze problematiek op Curaçao aan te pakken?3

Antwoord 5

In de Slotconclusies van het schriftelijke M4LO van november 2024 hebben de landen van het Koninkrijk een aantal afspraken gemaakt die bijdragen aan het oplossen van de door u beschreven problematiek.4 Via het samenwerkingsverband Kibrahacha wordt gewerkt in het kader van samen opleiden aan de lerarenopleidingen op de benedenwindse eilanden. Het netwerk Nederlands als Vreemde Taal (NVT) Carib draagt bij aan meertaligheid in de klas. Ook werken de landen via de werkgroep Rode Draden Doorlichting waar mogelijk samen aan het opvolgen van de aanbevelingen uit de doorlichtingen van het onderwijs, uitgevoerd in het kader van de landspakketten

Vraag 6 en 7

In hoeverre wordt uw gezamenlijke aanpak van de problematiek ondersteund met specifieke aandacht voor goed onderwijs op de BES-eilanden?

Hoe gaat u de uitvoering van de motie White c.s. over een plan van aanpak om het onderwijs in Caribisch Nederland te verbeteren betrekken bij de Koninkrijksbrede afspraken voor het M4LO 2025?5

Antwoord 6 en 7

In het M4LO worden de Caribisch Nederlandse eilanden vanwege hun status als bijzondere gemeenten van Nederland vertegenwoordigd door het land Nederland. De onderwerpen in het M4LO zijn (ei)landoverstijgend en zijn dus ook van belang voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Tevens vanwege de regionale verbondenheid werken we nauw samen met de landen om ook het onderwijs op Caribisch Nederland te verbeteren, met name door middel van de programma’s Kibrahacha en SEA. Aangezien OCW voor Caribisch Nederland een andere verantwoordelijkheid heeft dan voor de landen vragen sommige onderwerpen om een andere aanpak dan agendering in het M4LO. Met Bonaire, Saba en Sint Eustatius werken we onder andere samen aan de uitvoering van de derde onderwijsagenda per eiland6.


  1. Caribisch Netwerk, 20 februari 2025, «Onderwijsrapport Curaçao luidt noodklok: «We lopen structureel achter»», https://caribischnetwerk.ntr.nl/2025/02/20/onderwijsrapport-curacao-luidt-noodklok-we-lopen-structureel-achter/↩︎

  2. Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 164↩︎

  3. Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 164, bijlage: Slotconclusies Onderwijs en Wetenschap november 2024 Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland↩︎

  4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VIII, nr. 164↩︎

  5. Kamerstuk 36 600 IV, nr. 14↩︎

  6. Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VIII, nr. 13↩︎